„Leef mee-deel mee
7
□1+1=2
i
Denk goed aan de Wereldmissiedag der kinderen op 22
Jongelui dit is jullie pagina!
mei
9f
Wereld-
missiedag
BEKIJK DEZE 4 PLAATJES EENS GOED
Wat je verder moet doen:
Wat je ermee kunt winnen!
35 prijzen
een prachtige
fiets
leef I
meel
deel!
mee|
Inderdaad: jullie pagina! Een feestelijke pagina, complee» met
een aantrekkelijke wedstrijd. Je leest er over jongens en meisjes
„ergens" op onze wereld, die jullie steeds beter leren kennen. Als
je die vier verhaaltjes gelezen hebt, zoek dan welk plaatje bij elk
van de verhalen hoort. Dat is niet moeilijk. Probeer ook een mooie
vierde regel bij het rijmpje te maken. Lees maar eens goed hier
onder. hoe je het allemaal moet doen en.veel succes!
Zoals je intussen hebt gehoord, is woensdag 22 mei JULLIE dag.
Het is de jaarlijkse dag, dat alle jongens en meisjes meer dan
anders denken aan de negenhonderd miljoen (900.000.000!) kin
deren overal op de wereld. Ze willen allemaal blij ravotten en
spelen zoals jullie, maar.meer dan de helft (500.000.000) heeft
nü jullie hulp nodig om straks blije en gezonde mensen te zijn.
Op 22 mei DE WERELDMISSIEDAG DER KINDEREN
is onze grote slagzin:
LEEF MEE DEEL MEE!
Zet je hart wijd open voor de
kinderen van alle rassen over
heel de wereld. Het zijn alle
maal Gods kinderen. We bid
den dat ze allemaal de Vader
leren kennen. We leven mee
met hun armoede en ziekte,
waar ze zelf niets aan kunnen
doen. Vanzelfsprekend delen
we dan mee. We geven iets van
Bekijk dus goed de tekeningen A, B, C en D. Lees heel goed de
verhaaltjes 1, 2, 3 en 4. Schrijf dan op een briefkaart welke teke
ning bij welk verhaaltje hoort. Dus om een voorbeeld te noemen:
A—2, B—1, C—4, D—3.
Dit is een voorbeeld en dus beslist
niet goed, want de echte oplossing
moeten jullie zelf vinden. Als je het
moeilijk vindt, vraag dan of een
ouder broertje of zusje, of dat vader
en moeder je helpt bij het invullen
van de briefkaart.
Nu lees je goed dit versje:
Samen leven, samen delen,
Ook al zijn we met zovelen.
Kinders hier en kinders daar,
Allen honden van elkaar.
Leef mee, deel mee,
Zeg je ja of zeg je nee?
Ik weet zeker: juist vandaag
atz J&etjausert.
Hopfdsteaat-Z
Plaa+snaan\
IRIEFKAART
JHacesaaa
-Missiebureau.
„Ecstfeus
_Haafsoaatu_
A 2.
6 1
C 4
O =3
Scbrijr hier ]e versrege/ffe.
leeftijd. ../'aar
De laatste regel staat er niet. Die mag
je zelf Invullen. Zelf dus een regel
maken, die rijmt op het woord „van
daag".
Die regel schrijf je onder je oplossing
op de briefkaart. Daaronder schrijf je
hoe oud je bent.
Op de adreszijde vul je duidelijk je
naam, adres en woonplaats in. En dan
stuur je je briefkaart naar het adres
van het bisdom, waarin je woont.
Thuis en op school weten ze dat wel.
Of ben je zelf al zo knap? Goed uit
kijken, hier zijn de adressen:
voor het bisdom:
Den Bosch: Diocesaan Missiebureau
Ruwenbergstraat 26
ST. MICHIELSGESTEL
Groningen: Diocesaan Missiebureau
R.K. Pastorie WIJTGAARD (F.)
DOE MEE. DOE HET VLUG WANT JE MOET VÓÓR 22 MEI
JE OPLOSSING HEBBEN INGESTUURD!
met als hoofdprijs
In elk bisdom worden prachtige
prijzen gegeven aan de win
naars. Hier noemen we ze en je
zult zien dat het de moeite
waard is er je best voor te doen.
een step, een paar rolschaatsen,
een (eugdvaetbal of pop, een
schooltas, een verkeersspel
En wie het allerbeste is, die
krijgt voor zijn oplossing een
NATIONALE HOOFDPRIJS.
EEN JONGENS-
OF MEISJESFIETS.
En nu aan de slag. Wij wachten met spanning naar je brief
kaart. Om alle misverstand te voorkomen, willen we nog even
zeggen, dat je géén extra postzegels hoeft op te plakken. Je gift
voor de Wereldmissiedag der Kinderen doe je in de envelop, die
je hebt gekregen, of nog zult krijgen! Veel succes!
U Kinderen zoals wij
Het zijn echt kinderen zoals
wij, in dat verre Zuid-Amerika.
Ver? Welnee, als je nu in het
vliegtuig stapt, kun je ze mor
gen een hand geven. Je zou ze
niet verstaan, want ze spreken
Spaans. Dat Kun je aan hun
namen al horen: Carlos, Juan,
Enrico, Christobai. Maar ook
ai verstond je ze niet, je zou
het best met ze kunnen vinden.
Ze lacnen en zingen; ze spelen
en ravotten. Als je er een tijdje
was, zou je zeker zeggen: „Wat
een leuke, vriendelijke kinde
ren!" En toch er is iets met
ze. Neem maar welke jongen je
wilt. Die met die grote goud
vissenkom en z'n ondeugende
ogen? Of die andere met z'n
weckfles? Het doet er niet toe.
Zullen we hem Juan noemen?
Juan is vanmorgen opgestaan.
Hij woont in een „huis", dat
zijn vader gemaakt heeft van
palen en blikken platen. In dat
huis is geen licht, geen kraan,
geen tafel en stoel. Er zijn een
paar kisten waar je op kunt
zitten. In een hoek ligt stro met
lompen bedekt. Dat is het bed
waar ze allemaal slapen. Juan
doet zijn kleren aan: een ge
lapte broek en een versleten
shirt. Dat zijn z'n goeie kieren,
want hij gaat naar school. En
moeder wil dat haar kinderen
netjes voor de dag komen. Als
Juan straks uit school komt,
doet hij die „mooie" kleren uit
en trekt zijn daagse pak aan.
Hoe dat eruit ziet, kun je nu
wel raden. Juan gaat naar
school, zonder te eten. Natuur
lijk, want er is niets te eten.
Wel neemt hij een pannetje of
een fles mee, want straks wordt
op school melk en brood uitge
deeld. Een gedeelte daarvan
eet en drinkt hijzelf op, de rest
gaat mee naar huis. Daar krijgt
hij ook zijn deel van het mid
dageten. Moeder gaat elke dag
voor enkele centavo's bonen
kopen. Die worden gekookt en
dat is het hele menu. Elke dag
hetzelfde, zondag en door de
week, het hele jaar door. Want
wie zou vlees, aardappelen of
groenten kunnen betalen?
Als er maar enkele honderden
of zelfs duizenden van deze
Juans waren, was het al erg
genoeg. Maar in heel Zuid-
Amerika zijn het er miljoenen.
Deze vrolijke en vriendelijke
kinderen kunnen ook tijdens
hun spel de honger niet verge
ten. Je kunt het van hun ge
zichten aflezen.
Begrijp je nu, waarom ons mee
delen zo hard nodig is?
onze rijkdom. Op school heb je
het zakje van de Wereldmissie
dag gekregen. Help dit jaar
royaal mee om veel kinderen
weer een beetje gelukkiger te
maken.
m
Dat leer je zo
maar niatl
Razna moet erom lachen. Wat
een domme vragen stelt de pas
toor ook. Je sunt wel merken
dat hij niets van jagen weet.
„Breng je vandaag een gri-gri
voor ons mee?" heeft hij ge
vraagd. Een gri-gri is een soort
wilde geit, en die kun je niet
doden met de pijlen die Razna
in de hand houdt. Daarvoor
kunnen de twee korte punten
niet diep genoeg in zo'n groot
dier doordringen. Bovendien is
de droge tijd in India begonnen
en dan trekken de gri-gri's zich
heel ver terug in de jungle,
waar ze nog water kunnen
vinden.
Een tijd geleden is de pater
eens mee op jacht gegaan. Sa
men met een groepje misdie
naars, waarvan Razna er een
is. Och, och, dat was me een
vertoning. De jongens liepen op
hun blote voeten volkomen ge
ruisloos tussen de struiken
door. Door hun donkere huid
waren ze vrijwel onzichtbaar in
het schaduwrijke bos. De pater
probeerde ook zo zachtjes mo
gelijk te lopen, maar voor de
jongens leek het wei of een oli
fant zich krakend een weg
baande door het woud.
Razna wees de pater op spo
ren van allerlei dieren. Deze
knikte wel, maar zag eigenlijk
niet veel bijzonders. Hoe ver
der ze de jungle introkken, hoe
voorzichtiger de jongens wer
den. Ze naderden nu de drink
plaats van de grotere dieren.
De plantengroei was hier, in
deze vochtige grond nog dich
ter. De jongens zorgden ervoor
dat ze steeds tegen de wind in
liepen. Anders zouden de die
ren de lucht van mensen rui
ken en op de vlucht slaan.
Razna gaf de pater een teken
dat hij op de grond moest gaan
zitten. Dat was de blanke heel
welkom. Tevereden ging hij
zitten uitrusten. Hij stak zijn
hand al in zijn zak om een
pijpje te stoppen, maar Razna
duwde die hand vlug weg. Ver
beeld je een pijp roken op
jacht! De pater keek tussen de
bladeren door of hij iets kon
ontdekken, maar alles wat hij
zag was een open plek met een
glinsterende waterpoel. Opeens
zag hij hoe een paar wilde gei
ten behoedzaam uit de struiken
kwamen en naar het water
liepen. Een prachtige bok keek
waakzaam rond. Heel voorzich
tig kwam de pater een beetje
overeind om beter te zien.
Maar owee, zijn benen waren
een beetje styf en. Opeens ver
loor hij zijn evenwicht en tui
melde om, midden tussen de
struiken met een gekraak
of er een boom geveld werd.
Je begrijpt dat de geiten maak
ten dat ze wegkwamen. De pa
ter vona het vreselijk jammer
en probeerde zijn mannen uit
te leggen dat het „per ongeluk"
kwam. Ja, ja, ze begrepen het
wel en waren niet boos.
Maar een gri-gri kregen ze niet
meer te pakken.
BDe tekening
van Sadako
Ook in Japan moet je naar
school. Sadako heeft zelfs huis
werk opgekregen. „Ga naar de
tempel en teken hem na, zo
goed als je kunt", heeft de juf
frouw gezegd. „De mooiste te
kening wordt ingelijst".
Als Sadako bij de tempel komt
zijn andere meisjes uit haar
klas al druk bezig. Ze lachen en
hebben plezier. Ze vinden het
huiswerk niet moeilijk en ook
niet vervelend. Ze tekenen heel
hun papier vol en kleuren het
met alle krijtjes uit de doos.
Sadako gaat op de grond zitten
en legt het tekenpapier voor
zich neer. „Wat is de tempel
groot en wat ben ik klein"
denkt Sadako. „Hoe krijg ik dat
grote gebouw op mijn papier?"
Ze durft haast niet te beginnen.
Het papier is zo mooi wit en de
tempel zo groot en heilig. „Ik
durf die tempel niet tekenen.
Dat kan ik niet" zegt ze zacht
en zucht diep. Ze begint hele
maal onderaan in een hoekje.
Ze tekent een klein meisje ge
hurkt op de grond voor een
tekenpapier. „Dat ben ik"
schrijft ze er met rode letters
onder.
Dan gaat Sadako al de mensen
tekenen die ze ziet op het plein
voor de tempel. Dat is fijn. Ze
tekent met allerlei kleuren. Het
wordt heel mooi en fleurig.
Sadako kleurt grote en kleine
mensen en ook een hond met
een kwispelstaart! Het hele
papier komt vol met mensen
van het plein. Er is geen plekje
wit meer over. Ei is geen plaats
meer voor de tempel. Sadako
moet stilletjes lachen. Ze weet
wel raad. Met blauwe letters
schrijft ze onderaan: Dit zijn
de mensen op het tempelplein.
En helemaal bovenaan krab
belt ze metgele letters: Hier
begint de tempel maar het pa
pier is op, dus kan ik hem niet
meer tekenen!
Tevreden zoekt Sadako haar
spullen bij elkaar en gaat naar
huis.,,!
Ook in het verre Afrika
Vroeger hoefden ze niet naar
school, de kinderen van dit
Afrikaanse dorp. Er wéls niet
eens 'n school. En als er geen is,
hoef je er natuurlijk ook niet
naar toe te gaan. Je denkt mis
schien: ik zou best in een dorp
zonder school willen wonen.
Dan kon ik fijn de hele dag
blijven spelen.
Maar pas op: dat zou niet goed
zijn. Dat weten de mensen van
Afrika ook. Daarom worden er
steeds meer scholen gebouwd.
Zie je die twee kleine kinders
daar in de bank zitten. Ze gaan
vandaag leren dat een en een
twee is. Ze zullen het gaan tel
len op hun kleine, zwarte vin
gers. Nu moeten ze er nog om
lachen. Het is ook zo vreemd in
zo'n echte schoolbank! Maar ze
weten nog niet, dat er nog veel
meer te leren zal zijn, als ze
goed hun best doen. Later zal
dat jongetje misschien wei dok
ter worden. Of onderwijzer. Of,
en Jat zou mooi zijn, priester!
En dat kleine meisje mag mis
schien wel voor verpleegster
gaan studeren. Of voor school
juffrouw. Het is in ieder geval
te hopen, dat ze heel knap zul
len worden. Dan zullen ze veel
kunnen doen voor de mensen
van hun eigen land. Daar zijn
nog zoveel priesters, dokters,
schooljuffrouwen en verpleeg
sters nodig!
Het is warm in Afrika. Het valt
niet mee om de hele dag stil te
moeten zitten in de klas. De
meester zegt: een en een is
twee. Maar de kleine jongen
gluurt eventjes naar buiten.
Daar staat een palmboom, waar
hij zo lekker in kan klimmen.
En het meisje droomt van het
snoertje rode kralen, dat ze
thuis in een doosje heeft. De
meester ziet het wel. Hij be
grijpt best dat leren moeilijk is.
Maar toch zegt hij: opletten kin
ders. Jullie moeten heel goed
luisteien en niet dromen of
naar buiten kijken. Later, als
jullie groot zijn, moeten jullie
helpen om ons land rijker en
gelukkiger te maken. Maar
eerst moeten jullie nog een
heleboel leren.
Dan gaan ze met hun tweetjes
weer rechtop zitten en doen
hun best om heel goed op te
letten.
En als je vraagt: hoeveel is één
en één? Dan zeggen alle kin
ders: twee! Ook deze twee in
het verre Afrika!