C 1 NC )E KRANTENTUIf I Het knutselhoekji HET RIJMENDE PAARD ZATERDAG 11 MEI 1963 DE LEIDSCHE COURANT PAGINA 5 DE CLUB VAN AVONTUUR De volgende morgen werd Marjo lein vroeg wakkei'. Ze keek naar de slapende Ellen en naar het lege bed van Jetteke. Ze kleedde zich aan en liep naar beneden. Daar was tante bezig in de keuken. „Weet u waar Jetteke is"?, vroeg ze. „In bed natuurlijk", antwoordde tante lachend. „Nee tante daar is ze niet hoor, bo ven is ze niet te vinden". Tante keek naar buiten. „Misschien is ze wat gaan wandelen". „Mag ik haar gaan zoeken?" „Natuurlijk, maar eet eerst wat". Marjolein at een boterham en ging toen naar buiten. Jette was nergens te vinden. „Ze komt straks wel opdagen", stel de tante haar gerust. „Jet loopt niet in zeven sloten tegelijk hoor". Marjolein ging weer verder zoe-' ken en toen ze Frank zag holde ze naar hem toe. „Jette is verdwenen", riep ze. „Ik maak me erg ongerust". „Dat hoeft toch niet", zei Frank rustig. „Ik moet aan mijn werk, maar je nichtje komt wel weer terug hoor". Marjolein liep terug naai- huis en aan haar gezicht zagen de anderen wel dat ze niets gevonden had.^ „Mag ik u even spreken, baas" Frank stond in de deuropening. „Ik kom". Oom Theo stond op en ze spraken samen buiten. Toen oom Theo teurg kwam stond zijn gezicht heel ernstig. „Jette is vannacht verdwenen". „Vannacht verdwenen?" Ze her haalden het allemaal. „Ja, want Frank heeft een voor werp van haar gevonden. Het was het lintje dat ze 's avonds in haar haar heeft. Het lag tussen de strui ken en het was bedauwd dus moest ze daar vannacht geweest zijn". Het was even stil in de keuken. Toen zei tante met een angstige stem: „Jullie moeten ze gaan zoeken, Theo al je knechten moet je mee nemen". „Niet allemaal, Dick blijft hier met de brommer, hij moet ons waarschu wen als ze terug is". Frank had de boer dit aangeraden. Dick was een van de veedieven, het kon dus dat die haar ontvoerd had den of zoiets. De kinderen gingen ook zoeken, maar tante moest werk loos thuisblijven, ze was erg ongerust. Omstreeks twee uur was iedereen weer terug. Niemand had ook maar een spoor van haar gezien. Frank was naar de dichtsbij zijnde stad ge gaan en kwam met zestien politie agenten terug, 's Middags ging het zoeken weer verder. Tom en de an dere kinderen moesten thuisblijven. Dick, die ook op de boerderij was, werd door hen in de gaten gehou den. Opeens kwam Tom, die zich bij de oprijlaan verborgen had gehouden, bij hen terug en zei: „Jongens, Dick is weg, hij is met een reusachtige man met zwart haar meegegaan. Ik ga hen achterna. Blijven jullie hier". Weg was Tom en Marjolein keek hem nog na. „Wie zou die donkere man wezen?" vroeg Mark. „Vast een zigeuner", stelde Peter vast. „Ben je raar, hier zijn geen zigeu ners", zei Marjolein, die terugkwam slenteren. Tom was na een uurtje weer terug. „Kom mee", zei hij hijgend. „Neem touwen mee, vlug". De kinderen gingen in de schuur touwen halen en gingen achter Tom aan. Die leidde hen door het bos heen naar een open plek. Daar lag Jette op de grond en de reusachtige kerel zat er naast. Dick was nergens te zien. „Dick is weg, naar de hut", fluis terde Tom. „We moeten die man overmeesteren. Hoe weet ik niet". „Dat lukt ons nooit, fluisterde Mark ontmoedigd. „Tuurlijkwel", bemoedigde Ellen. Tom deed de roep van een koekoek na. Jette luisterde ingespannen, ze lag hier wel gebonden maar nu wist ze dat Tom in de buurt was. Om hem te laten zien dat ze het gehoord had schoof ze een eindje op. „Liggen blijven", zei de aanvoer der, want dat was die zwarte man. „Blijven jullie hier", fluisterde Pe ter. „Ik ga Frank halen, ik weet denk ik, wel waar hij is." Peter verdween en de kinderen bleven roerloos liggen. Al met al duurde het toch een half uur voordat Peter terug was. Frank met nog een agent waren bij hem. De agenten en de kinderen wisten precies wie Frank was, de anderen wisten het niet. Frank en de agent haalde ieder een revolver tevoorschijn en toen zei Frank terwijl hij naar voren liep: „Handen omhoog". De aanvoerder wilde eerst nog weglopen maar toen hij zag dat er wapens waren hield hij wijselijk stil. Jette werd losgemaakt en Frank deed de boef handboeien aan. Wat was Jette blij en omdat ze erg moe was draagde Tom en Pe ter van hun handen een stoeltje en werd Jette naar huis gedragen. De agent hield met zijn revolver de boef in bedwang en zo kwam het zonder linge groepje bij huis aan. Frank was onderwijl de zoekers gaan waarschu wen. (Slot volgt). CORRESPONDENTIE Er liggen nog goede oplossingen van: Adrie de Prie Roelofarendsveen, Peter v. d. Waard Voorschoten, Jero- ma Oostdam Noordwijk, Rina Straat hof Zoeterwoude, Truus de Jong Zoe- terwoude, Annie v. d. Ploeg Leiden, Anneke de Graaf Leimuiden, Hannie Schapen Alphen, Toosje v d. Mey Leiden, Marian Zuidwijk Koudekerk, Willy Oliehoek Stompwijk, Ria Wes- selman Roelofarendsveen, Lia v. d. Akker Leiden, Annie v. d. Ploeg Ter Aar, Willy v. d. Ploeg Ter Aar, Ria van Leeuwen, Voorschoten, Greetje van Oiemen Nieuw Vennep, Ineke v. d 'Akker Leiden, Ria Borst Rijpwete- ring, Casper Hoogenboom Hoogmade, Marian v. d. Salm Zoeterwoude, Fiet- je v. Leeuwen Voorhout, Ineke Ver- degaal Noordwijkerhout. Roza Harte- veld Langeraar, Toos Verhage Lei den, Hannie Vork Rijpwetering, A- drie Oudshoorn Rijpwetering. Marian Jansen, Stompwijk Carla was een lui en ontevreden meisje. Als haar moeder zei: „Carla nu moet je naar bed", dan zeurde ze als steeds ,,'t is pas acht uur" Zo gebeurde het ook eens, het was al half negen, dat moeder weer zei, dat ze naar bed moest. Het was weer hetzelfde liedje. Ze bleef maar zeu ren. Toen ze eindelijk op bed lag, was het tien uur. 's Morgens liep de wekker om 7 uur af, maar Carla hoorde niets, ze bleef maar doorslapen. Toen moeder haar riep, was het al half negen. Gauw wassen en aankleden. Ze holde van de trap en viel er natuurlijk af. Gauw een stukje brood in haar mond en naar school. Toen ze bij de school kwam, waren alle kinderen al binnen.- „Zou ze dan maar bellen"? Er zat niets anders op. Het hoofd van de school deed zelf open. „Waar kom je vandaan?" Nu moest Cairla wel vertellen, dat ze zo lui geweest was. „Om half vier blijven" zei hij streng. Alle kinderen mochten om half 4 naar huis, behalve Carla. Ze moest tot half vijf strafwerk maken. Van vader kreeg ze ook nog een gedücht standje. Zo komt loontje om zijn boontje. Thea Bakker, Roelofarendsveen: MISLUKT Isegrim, de wolf, zuchtte. Isegrims vrouw, Pruillip, zuchtte, Isegrims kinderen, Hollemaag, Grabbelgraag en Wollenkraag zuchtten. „Het is een schande, zei Isegrim. „We zitten nu al 4 dagen zonder eten", en Isegrim keek naar de brood- pan, die in 4 dagen al geen werk had gedaan. Opeens begonnen de ogen van Pruillip te schitteren. „Ik heb een pracht-idee", riep ze. „Als je eens een ijscokarretje maak te en er mee langs de huizen liep, dan komen er heus wel klanten en die stop je dan in de kar. Je kunt er een heleboel in doen". „Jemineetje, dat je dat niet eerder hebt gedacht". „Het schoot me ineens te binmen", zei Pruillip. Isegrim begon er meteen aan. Hij had nog een paar oude wielen en hout haalde hij uit een paar oude theekisten. Vlak voor de zon onder ging, had hij het wagentje klaar. Toen zette hij er met rode en witte verf op: „Isegrims ijsco's overtreffen alles" 5, 10, 15 cent. Ja, Isegrim was een handige man. Laat in de avond was alles af. Min der treurig dan anders, ging de hele familie naar bed. Isegrim droomde over eendepasteitjes en over 'n mals varken. Pruillip droomde over pa trijzen en malse fazanten. Isegrims kinderen droomden ook over heerlij ke boutjes. Vroeg in de morgen stond Isegrim op en zong een vrolijk deuntje van: „Alle eendjes braden in 'n pannetje". Hij hing nog een bel aan het karre tje en ging op weg. In het begin ging het niet al te best, want hij had een schorre stem. Kijk daar kwam Bobbelbroek, het eendje, aan. „Zeg geef maar er eentje van 5". „Ja hoor!" zei Isegrim en meiteen pakte hij het eendje beet en stopte hem in de kar. „Tatata!" gilde het eendje, „ik zal het tegen mijn vader zeggen, versta je!" „IJsco's 5, 10 en 15 cent!" riep Ise grim. „Daar kwam Hangwang, het var ken. „Geef mij er eentje van 10!", riep hij. „Ja hoor", zei Isegrim weer en ge lijk stopte hij hem in de kar. Het varken knorde: „Laat mij er uit!" „Daar kwam juffrouw Kakelbont, de kip, aan. „Geef mij er zes van 10", zei ze. „Wat zal het vandaag warm worden". „Ja", zei Isegrim, „het zal vandaag erg heet worden". Ondertussen stopte hij haar in de kar. Daar kwamen opeens een hele boel dieren uit hun huisje gelopen. „Uitverkocht! Uitverkocht!" riep Isegrim. Daar kwam Bruintje, de veldwach ter van het bos, aangelopen. „Geef mij er een paar van 10", zei hij, „wat heb ik het warm". „Uitverkocht! Uitverkocht!" zei Ise grim. Daar begonnen de dieren in het wagentje herrie te maken. „Zeg vriend, dat komt uit jouw wagentje". Meteen wou Isegrim het op een vlucht zetten maar Bruintje pakte hem beet en bracht hem naar het raadhuis. Jullie begrijpen wat er nu gebeurde. De dieren werden vrij ge laten en de magen van Isegrim en zijn vrouw bleven „grrr, grrr" doen. De kinderen speelden met het ijsco- karretje. Henri Timmermans, Leiden: NAAR DE DIERENTUIN Het was zondagmiddag. Van te vo ren had vader al gezegd dat we naar de dierentuin zouden gaan. En nu was het zo ver. We gingen naar de Artis in Amsterdam. Vader kocht de kaartjes en we zijn er in hoor! Eerst zagen we de wol ven. Als je een wolf goed bekijkt, zie je een donker puntje aan zijn staart. We gaan verder naar de apen. Vader koopt apenootjes. Kijk die jort- ge chimpansee een aan 'n ring han gen. Nu krijg ik een flesje cola. We gaan verder naar de zebra's en dan naar de kamelen. Ik mag de kame len brood geven. Die bulten die ze hebben bevatten reserve voedsel want in de woestijn is meestal geen voed sel of water. En kijk eens wat een vogels. Daar zit ook een arend, de koning der vogels. O, wat zit hij nu opgesloten. De leeuw, ook een koning zit ook opgesloten in een ijzeren kooi, met dikke tralies. We zien ook een vos met een prachtige pels. Wat een dieren toch: olifanten, apen, vogels, vissen, enz. Maar nu is het uit met de pret. Het is tijd om naar huis te gaan, maar eerst koopt vader nog twee boekjes over dieren. Marieke Goosen, Leiden: MIJN POES Wij heben thuis een spierwitte poes. Zij is natuurlijk niet helemaal spier wit, zij is ook wel eens vies. Ze heet Vlekje. Waarom heet ze nou Vlekje? Dat zal ik je vertellen. Vroeger had den we thuis nog een andere poes, die Miepie heette. Miepie kreeg kleine poesjes. Er was een wit poesje bij, maar die was toch niet helemaal wit. Ze had een klein zwart plekje op haar kopje. Nu is ze groot en Miepie is dood gegaan. Maar Vlekje leeft nog en haar vlekje is weg. We zouden haar nu eigenlijk Witje moeten noe men. Nu krijgt zij ook misschien kleine poesjes. Vlekje is nu dik ge worden. Joost Vermèy, Leiden: DE SNEEUWPOP Piet had met Jan v. d. Ham afge sproken een sneeuwpop te gaan ma ken op het gras. Het sneeuwde nog behoorlijk en er lag al een flinke dik ke laag. Ze waren nu bezig aan het lijf. Jan was een grote bal aan het rollen Opeens boem, daar rolde de sneeuwbal van de stoep. Jan zag dat niet eens en ook niet dat de sneeuw bal brak. Piet schaterde het uit. Jan werd een beetje boos en zei: „Doe jij het maar!" Piet deed het. Toen de sneeuwpop klaar was, kreeg hij nog een oude hoed van Piets vader op en een oude pijp in de mond. Voor de neus, de ogen en de mond namen zij wat kooltjes. Toen kwam de dooi. De sneeuwpop zakte in el kaar en een dag later lag er op het gras een hoed, een pijp en wat kool tjes. Ton van Haastert, Leiden: VAKANTIE Het is 3 uur, vrijdag. De school is uit en alle kinderen stormen naar buiten. Ik spring op de fiets en rij vlug naar huis, want ik had vader beloofd hem te helpen om de koeien buiten te zetten. Ik doe gauw mijn overall aan. Vader is net klaar het hek in de pol der te maken. De tractor was tegen het hek gereden, toen we het weiland aan het bemesten waren. Een voor één gingen de koeien naar de wei. 's Avonds rond zes uur moest ik nog even helpen voer klaar maken. Ein delijk kon ik even gaan rusten. De volgende morgen ging ik met de melkrijder mee naar de melkfa briek, dan kon ik nog wat verdienen met de melkbussen af en op te laden, 's Middags ging ik lekker op 't ande re stuk wei spelen. Volgende week weer verder. Dag allemaal. TANTE JO en OOM TOON Beste vrienden v. d. Teresia-no- vene: Er wordt tegenwoordig zo veel gesproken over „gemeenschap". En toch is dit woord eeuwen oud. Dagelijks immers belijden we: dat we geloven in de gemeenschap v. d. heiligen: dat we ons verbonden en één weten met de heiligen en de za ligen in de hemel. Voor de H. Teresia was dit volle realiteit, vandaar dat zij beloofde „als ik in de hemel ben, zal ik tot u afdalen" Maar laat dit ook voor ons werkelijkheid zijn. Laat in de a.s. novene-dagen ons kontakt met de H. KI. Teresia de vorm aan nemen van echt geloof en 'n harte lijk vertrouwen. Eén met haar in belangstelling voor de H. Kerk, zal ons gebed aller eerst gelden 't welslagen v. 't Con cilie. Maar evenzeer gaat haar belang stelling uit naar uw persoonlijke in tenties. Gaarne worden deze bij ons ingewacht om geplaatst te worden bij 't beeld en relikwie v. d. heilige. Ons gebed en offer zullen wij er in deze novene-dagen geheel aan wij den. Novene-plaatjes worden op aan vraag gaarne toegezonden; evenwel wordt zo mogelijk een kleine ver goeding gaarne dankbaar aanvaard. Zrs. Carmelitessen Egmond a. d. Hoef N.H. Giro no. 39730 MUZIEKINSTRUMENTEN pemeer" heeft gisteren omstreek 10 uur ongeveer veertig mijl ten noorden van het vuurschip bij Le Havre een stuurloos ronddrijvende raceboot ontdekt. Het jachtje werd met de enige opvarende, een totaal uitgeputte Engelsman, aan boord van de kustvaarder gehesen. De Engelsman vertelde dat hij maandag al vertrokken was uit Sou- thamton en vijf dagen hulpeloos rondgedreven had op volle zee zon der de aandacht te kunnen trekken van voorbijgaande zeeschepen. Hij was kort na zijn vertrek uit Enge land in een storm verzeild geraakt, die hem ver de zee op joeg. Al spoe dig geraakt de raceboot zonder ben zine en dreef als een speelbal rond. Zalman Shazar voorzitter van de Joodse raad, heeft zich op verzoek van de regeringspartijen in Israël, kandidaat gesteld voor de presidents verkiezingen, die op 21 mei zullen worden gehouden. Men acht zijn ver kiezing verzekerd. EEN GOEDE BAROMETER Onlangs mocht Piet mee naar een groot concert. In de pauze tekende hij enkele instrumenten na, die de muzikanten op het toneel hadden la ten staan of hangen, maar hij kende de namen van enkele niet. Kunnen jullie hem misschien helpen? Zo niet dan schrijf ik ze voor jullie op, maar in een willekeurige volgorde. En dan moeten jullie dan maar proberen de juiste namen onder de instrumenten te schrijven. Die je niet weet thuis te brengen, die vraag je dan maar aan een broer, die bij de muziek is, of aan meester of juf op school. Zoek daarvoor een klein, vlak, rond deksel b.v. van een doos. Dan ga je een leuke plaat van een clown of van een dier, dat juist op het deksel past, opzoeken. Lijm ze op een stuk carton, teken de omtrek van het dek sel erom heen en knip het plaatje uit. Knip (snijd) met een mesje of een schaartje mond en ogen uit het plaatje en plak het dan op de bodem van de doos vast. Leg daarna een drietal kleine parels (of wat er voor kan doorgaan in de doos en dek ze dan met een stuk gespannen cello faan, dat je onder aan de kanten vast lijmt of met hechtpleisters of een gummiband vastmaakt. En nu maar schudden om de parels op de juiste plaats te krijgen, d.i. waar mond en ogen zijn uitgeknipt. Een Amerikaan had naar een firma geschreven, of ze hem een mooie, kostbare barometer konden leveren. Toen hij het instrument thuis kreeg, stond het op orkaan en hoe hij er ook mee schudde, het bleef halstarrig op orkaan wijzen. Woedend zette hij zich aan de schrijftafel om een klacht in te dienen bij de firma. Toen hij ze geschreven had, stapte hij in zijn auto om ze in de brievenbus te doen. Maar toen hij zag, dat deze pas over 3 uur gelicht zou worden, reed hij naar de naaste stad om ze daar te posten, meestal maar kleinigheidjes zijn, die Toen hij anderhalf uur later terug- op het ene der beide plaatjes ontbre- kwam, waren zijn huis en de kost- Deze vergelijkingsopgave is moei- ken. Probeer toch weer alle 7 de bare barometer verdwenen. Een or- lijker dan de voorgaande, daar het foutjes te ontdekken. kaan had alles weggevaagd. SPELEN OP STRAAT JEANNE D'ARC 1. In het begin der 15e eeuw was er oorlog tussen Engeland en Frank rijk. Het krijgsgeluk was als maar aan Engelse zijde en grote gebieden van Frankrijk waren in hun handen, toen de Franse koning Karei VI in 1422 stierf. Zijn zoon, die ook Karei hette, zou nu de troon bestijgen, maar de En gelsen wilden de kroon geven aan hun eigen, jonge koning Hendrik VI. In werkelijkheid was er voor de jon ge Karei ook nog maar een treurig restje van Frankrijk overgebleven: n.l. de delen van Zuid-Frankrijk en de stad Orleans. De rest van het land was geheel in handen van de Engel sen. 2. Maar de Engelsen wilden ook deze stad in hun bezit hebben en daarom sloegen zij het beleg om die stad. In die tijd leefde er in een dorp je Dom Remi in Champagne een jong meisje, de dochter van een boer. Haar naam was Jeanne. Ze leed er zeer onder, dat haar land voor zo'n groot deel aan de vyend behoorde. Zó zeer hield die treurige gedachte haar be zig, dat zij haast aan niets anders meer denken kon en engelen en hei ligen hoorde praten, die haar zeiden dat zij door God was uitverkoren om Frankrijk te redden. Op een mooie dag, reed zij van huis weg met een paar ruiters, die haar vertrouwden en in haar roeping ge loofden. Zij droeg mannenkleding en begaf zich met haar begeleiders naar koning Karei VII ,om hem om solda ten te vragen, zodat zij met de be vrijding van haar land kon beginnen. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 5