i <- IN DE KRANTENTUIN Het knutselhoekji 9 s V 1 7Y HET RIJMENDE PAARD 1 Varen zonder zeelui ZATERDAG 6 APRIL 1963 DE LELDSCHE COURANT PAGINA 7 Beste vriendjes en vriendinnetjes OP 'N MORGEN „KOBENHOF" Ondertussen is er weer nieuw le ven in de brouwerij gekomen. De jonge kinderen, die nog door het machtige wekken van vader zijn heengeslapen, zijn onderhand van zelf wakker geworden, wat meestal vergezeld gaat van een kussenge vecht, althans in de afdeling jon gens. Dat is tevens zowat het mo ment, waarop vader voorgoed ten tonele verschijnt. Hij heeft zich n.i. de huiselijke taak aangemeten, om 's morgens zelf koffie te zetten. Toen ik het ouderlijk huis verliet, om naar de kweekschool te gaan, deed hij dat nog steeds en hij was toen al rhidden vijftig. Als die zette rij gebeurd was, werden er prompt iedere morgen 2 eieren geklutst, één voor moeder en één voor hem zelf. Die gingen met suiker onder veel geroer door hun eerste kopje koffie heen. Moeder moest het niet wagen uit haar bed te stappen, voordat pa pa het haar aan haar bed gebracht had. Dan begon hij, terwijl hij zijn kopje met voorzichtige teugjes leeg dronk, een onnoemelijk aantal sne den brood te snijden. Dat deed hij nog steeds met een half uitgesleten broodmes, dat eerst op een mooi-ge- lijke tree van de trap gewet was. Als jullie de zelfgebakken broden rogge en witte thans zouden zien, gingen je kijkers ongelooflijk wijd open van verbazing. De opper vlakte van hun doorsnee was zo groot, dat je er tweemaal met het mens langs moest, dus telkens 2 sne den ontstonden, één met platte rug en de ander met ronde rug. Mijn oudste zus maakte intussen op een zijtafel in de hoek bij 't raam de boterhammen' 'voor de school- klantj es klaar. Deze werden met ei gen gemaakte boter gesmeerd maar niet belegd, behalve 's zondags. Ze werden wel bestrooid met hagelslag, als die er was, of met suiker of een ander strooisel, 's Morgens kregen de jongeren geen koffie, maar melk bij hun brood. Als het jonge volkje dan netjes gewassen en gekamd was, moest 't even op dé knietjes voor een kort morgen- en tafelgebedje en dan was het „aanvallen geblazen". Dan werd het even rustig in dat hoekje. Intussen had een andere zus of soms ook een broer 't deeg gemaakt voor de boekweit-pannekoek met spek. Als er 4 of 5 stuks gebakken waren, werden ze op 'n schaal mid den op de grote tafel gezet. Ze wer den eerst allemaal in 5 of 6 stukken gesneden, die elk een „herst", (een gebakken stukje spek) bevatten. Dat spek srieed je op een roggesnee in fijne reepjes legde er een snee witte"- brood overheen of een reep van een stuk pannekoek. Ik kan na meer dan 50 jaar nog watertanden, als ik aan dat heerlijke, krachtige morgeneten denk! Als er ergens haast bij was, dan werd er geen pannekoek gebak ken en werd er slechts een grote pan „hersten" gebakken. Deze pan werd dan op een van tenen gevlochten schaal neergezet, zodat ieder er bij kon om zich te bedienen van het spek en van het spekvet, dat je over je lege snee uitstreekop de andere lagen je reepjes spek De kinderen, die naar de kerk, schoolmis of school moesten, waren intussen klaar en na zich even te hebben laten inspekteren, of alles schoon en in orde was, hoepelden zij op, dikwijls echt hoepelend. -Geluk kig behoefde hen toen nog niemand aan hun huiswerk te herinneren, want dat bestond in mijn jeugd nog niet, althans niet op de dorpen. Oh, zalige tijd, als je alleen maar aan je hoepel, aan je tol, aan je knikkers of ander speelgoed hoefde te den ken! Als het maal der groteren was af gelopen, dan hield vader zo nodig nog even beraad over het werk dat er te doen viel. Daarna verspreidde het gezin zich naar de taak, die elk die dag had, de meisjes binnenshuis, de jongens op de akker of de weide. Moeder, die niet al te sterk meer was, was dan ook ten tonele ver schenen en samen met vader konden zij dan rustig van hun morgenmaal genieten. CORRESPONDENTIE Gé van Harteveld, Leiden. Wat heb jij 'n leuk indianenverhaal gemaakt. Daar zullen de jongens wel van ge nieten. En dan zo lang: Hier komt het: KLEINE AREND EN BLAUWE TUN IK De zon zakt weg achter de rood kleurige rotsen. Moe en suf van het spelen zitten Kleine Arend en Blau we Tunik in het gras dat te rusten, tot Kleine Arend opspringt. „Daar komt een ruiter aan!" zegt hij. Bij het kamp gekomen springt de ruiter hals over kop van zijn paard en rent naar de twee jongens, die hij al dadelijk gezien had. „De andere boodschapper is door de blanken vermoord!" roept hij. Snel verspreidt dit slechte nieuws zich door het kamp. De boodschap per meldt zich bij het opperhoofd en vertelt hem wat er gebeurd is. 's Nachts slopen er groepjes van 3 rond de Drakenstein Burcht. Maar dit liep op niets uit. Eén van de wachters van de Burcht zag een in diaan, rende naar de alarmtrompet en galmde „alarm". De wachten werden verdubbeld. De soldaten ver zamelden zich op de binnenplaats en vulden hun geweren. Maar intussen zaten de indianen ook niet stil. Ze waren nog maar 25 meter van de Burcht af en nu en dan schoten ze pijlen. Ineens begonnen de soldaten te schieten. De indianen schoten terug, maar de overmacht was te groot. Kleine Arend, die al les gehoord had, had zich onder 'n struik verborgen. Een schot weer klonk. Alles werd donker, nog één beweging. Au! Bewusteloos bleef de Kleine Arend liggen. Op dat ogen blik sloegen de indianen op de vlucht. De soldaten kwamen naar buiten om dé gewonden op te halen en gevangen te nemen. Ook Kleine Arend was daar bij en hij werd naar de Burcht gebracht. Tegen de och tend kwam hij bij en bemerkte dat hij in een bed lag. Een ciokter haal de de kogel er uit en daarria werd hij vastgebonden en naar een ka mertje gebracht. Hier lag hij uren. Hoe zou hij hier weg kunnen ko men? Daar ontdekte hij een spijker en daar probeerde hij mee zich los te maken. Dat lukte op het laatst. Net was hij los of hij hoorde voet stappen. Vlug sprong hij overeind en ging achter de deur staan. Nu moet je weten, dat dit de man was die de gevangenen het eten bracht. De man opende de deur, Kleine Arend gaf 'n geweldige trap tegen de deur. Zodat de man met het bedienblad en al achterover tuimelde de trap af. Kleine Arend maakte van deze ge legenheid gebruik en vluchtte de ka mer uit. Hij tolde op zijn benen maar met inspanning van al zijn krachten kwam hij ongezien bij de poort. Daar stonden de wachten. Hij sloop dus over de balken, gelukkig was het donker, en even later was hij vrij. De eerste die hij tegenkwam was Blauwe Tunik. Wat was hij blij zijn vriendje terug te zien. Samen slo pen zij verder tot ze bij het kamp waren. Thuis waren ze ook blij de jongens weer te zien. 'n Paar maan den gingen voorbij en op een dag moest er een nieuwe boodschapper gekozen worden. Maar wie zou dat mogen worden? Wie had er al een heldendaad verricht? Op een dag kwam er een vreem deling in het kamp om hulp te vra gen voor een zieke, die in de Burcht lag. Kleine Arend vertrouwde hem niet. Hij sloop hem na en zag dat hij een verrader was. De Burcht was weer vol soldaten die een aanval op het kamp wilden doen. Snel ging Kleine Arend naar het kamp terug om de vrouwen te waarschuwen, dat ze met de kinderen naar de bergen moesten vluchten. De mannen ble ven het kamp bewaken. Het werd 'n harde strijd, waarbij het opperhoofd sneuvelde. Veel soldaten werden door de indianen gevangen genomen. Wat zou men met die blanken doen? De medicijnman wou dat ze onmid dellijk doodgeschoten werden, maar dat vond de stam niet goed. Na een vergadering werden er 6 indianen uitgekozen, die een paar blanken, als straf op de moord van het opperhoofd, zouden doodschieten. Daar klonk het bevel: „schiet". Maar geen van de indianen ver roerde een vinger. Stijf van schrik zagen ze op de berg, de geest van het opperhoofd. Wat was er gebeurd? Kleine Arend had zich getooid met de kleren van het opperhoofd. Van daar de schrik. Iedereen vluchtte. De stam was Kleine Arend dankbaar en met algemene stemmen werd hij tot boodschapper gekozen, want op hem kon je rekenen als er gevaar was. Mar joke Witte, Leiden: Met plezier heb ik je lange verhaal gelezen. En dan zo keurig getypt. We zullen het als vervolgverhaal in de krant plaat sen. Het is te lang voor één keer. Je moet de eerstvolgende week maar eens in de brievenbus kijken, want zoveel moeite verdient wel een be loning. Dag Mar joke, groeten ook aan je ouders. Jan Kees Megens, Leiden: vertelt: EEN DROOM Op een keer wandelde ik met mijn vader door een groot bis. Het was warm en we waren erg moe. We gin gen op een bank zitten en al heel gauw sliep ik. Ik droomde dat er een page voor me stond. Eerst wist ik dat niet. De man had een fluwelen pakje aan. Hij leek net een grote ka bouter. „Ga je mee naar het kasteel van mijn heer?" vroeg hij. „Goed", zei ik. We gingen langs een smal paadje. Eindelijk zag ik in de verste het kas teel van die heer. „Hoe heet uw heer?" „Mijn heer heet Van Groningen". Nu wist ik meteen dat ik in de omgeving van Groningen moest zijn. We waren intussen het slot gena derd en hoorden dat de heer op jacht was. Fulko, zo heette de page, stelde voor om ook op jacht te gaan. Ik kreeg een pijl en boog, maar we zou den de volgende dag gaan. Het was nu tijd voor de nachtrust. Ik was de volgende morgen vroeg wakker en ging naar de eetzaal. Ful ko was er ook al. Samen gingen we, na de maaltijd, naar de binnenplaats. Ik mocht een paard uitzoeken en toen gingen we over de hobbelende ophaalbrug naar het bos. Bij het bos gekomen, zagen we de herten al dooi de bomen wegvluchten. Ineens stond er een roofridder voor ons. Hij was in een zwart harnas gekleed. „Geef je over of mijn zwaard zal antwoorden!" riep hij bars, „doe jij daarachter met je pijl en boog niet zo raar. Kijk eens naar dit zwaard. Geef die pijl en boog maar hier". We konden niet anders doen, dan de pijl en boog inleveren. „En nu maar vlug weg", riep hij en verdween in het bos. Geschrokken reden we weer op 't kasteel aan. „Ja hier zwerven de laatste tijd veel roofridders. Het zijn gevaarlijke kerels". En daar was ik het mee eens. Ineens was Fulko verdwenen, ook het slot en mijn vader zat gewoon naast me. Hij knikte vriendelijk. „Lekker geslapen Jan-Kees?" vroeg hij. Ik vertelde mijn droom. „Dat was een mooie droom". Ja, dat was waar. Huub Montanus, Leiden heeft voor ons gemaakt: NAAR NOORDWIJK We zouden naar Noordwijk gaan. Het was wel geen zomer, maar nu met die strenge winter, was er iets moois te zien. We gingen met de bus er heen. Vanaf het eindpunt liepen we naar het strand. Daar stond ons wat te wachten. Op het strand lagen grote brokken ijs met zand er over heen. Het leken wel zandblokken, maar die bestaan haast niet zo groot Op het water lagen grote brokken zachte sneeuw. Soms wel 4 meter hoog. Ik ben nog over die brokken sneeuw gaan lopen en zakte er een flink eind in. Mijn schoenen sopten van het water. Mijn vader heeft nog foto's genomen. Op één van die fo to's zit mijn zus op een paal en ik er naast. Wij zijn maar gauw naar huis gegaan, want we waren alle maal nat. Ik was 't natst van alle maal en ook het koudst. In mijn bed was ik nog koud. „Goed om longtonsteking te krij gen", zei moeder. Volgende week uitslag van de raad sels. En we gaan weer verder met de verhaaltjes. Dag allemaal. TANTE JO en OOM TOON. IN WERELDNOOD ONSVASTENOFFER giro 5850 ten name van Bisschoppelijke Vastenactie Utrecht (Advertentie) Het historische Prinsenhuis te Hellevoetsluis, dat voor kort als raad huis in gebruik was, zal worden ge restaureerd. De goedkeurng hiervoor is thans ontvangen. Met de restau ratie is een bedrag van ruim een half miljoen gulden gemoeid. Bin nen enkele dagen zal met de werk zaamheden een begin worden ge maakt. „schouder" naar A en van de andere naar B. Poten, ogen en snuit met snor zijn weer kleine ronde viltstuk- jes, die je opplakt. Heb je geen eier- warmers nodig, dan vul je haasjes en kuikentjes met watten en naai ze van onderen dicht. Je kunt ze dan 'gebruiken als een paasgeschenk voor een kleine jongen of een klein meis- EEN RIJKE KOOPMAN Omstreeks het jaar 1400 leefde in Londen een rijke koopman, genaamd Whittington. Koning Hendrik I was -1 V x\ f* Paaskuikentjes kun je maken met j ij behulp van geldstukjes. Knip ze dan zijn goede vriend; hij had veel geld papier, vilt of gele katoenen stof, van de koopman geleend, dat deze om ze vervolgens op de paastafello- nooit terugvroeg. P«r te naaien of te ljjmen- Op een dag kwamen de koning en |;de koningin met een groot gevolg ■•bij Whittington op bezoek. Deze had een prachtige feesttafel doen berei den en tijdens 't maal brandde mid den in de eetzaal een heerlijk ver warmend vuur. Het werd onderhou den met cederhout, sandelhout en geurige kruiden, die een heerlijke geur in het vertrek verspreidden. De koningin uittte haar verbazing erover, dat men zulk waardevol hout liet verbranden, maar Whittington antwoordde: „Majesteit, het vuur zal nog kostbaarder worden" en met een wierp hij alle schuldbrieven van ou b iz-ty Twee paasei-warmers, die men 't denwaarts tot letter x, ga terug en hele jaar door kan gebruiken naai nu bovenwaards langs de stip- pellijn dwars overs de hals en maak Voor 't kuiken gebruikt men geel de eindjes weer vast. Knip nu nog 2 vilt. Knip een papieren model uit zwarte, ronde oogjes uit en plak ze naar het voorbeeld met ruitjes, maar °P de juiste plaatsen vast. De vleu- teken het eerst na in ruitjes (vier- êels naai je met enkele steken vast. kantjes), die dubbel zo groot zijn Het dan verkregen grotere model leg Met de paashaas begin je het zelf- de koning in het vuur. Naar men be- je dan op het vilt en knip het uit. de, de vierkantjes op dubbele groot- weert hadden ze een waarde van te en de figuur natekenen en dan nnn Nu neem je een rood lapje en knip uitknippen. Naai de oren rondom en 60.000 pond sterling, voor die tijd een snavel en kam uit, dan weer van de kop rond. Nu ga je van de ene een fantastische som. het gele vilt 2 vleugeltjes. Leg het snaveltje tussen de 2 gele lapjes en naai nu met geel garen alle 3 de lapjes tot aan de plaats waar het kammetje begint. Schuif dit vervol gens tussen de 2 lapjes en naai dan verder langs het achterhoofd en de hals tot de letter ij. Bevestig de eind jes, begin weer bij de snavel bene- Een nieuw Russisch Diesel schip, dat de rivier de Dnjepr afvaart, wordt genavigeerd door een elektronisch brein en bestuurd door een bemanning van automaten. Het draagt de toepasselijke naam „Laborato rium", aldus meldt de Unes co. Het schip neemt op accurate wijze bochten, gaat zandpla ten uit de weg, verkleint of vergroot op tijd zijn snelheid, berekent de diepte van de ri vier enz. Dit wordt allemaal gedaan door een elektronisch brein aan boord, dat de sig nalen, die van een ontelbaar aantal instrumenten worden ontvangen, verwerkt en onmid dellijk met de goede „bevelen" hierop reageert. Onderzoekers, hydrologen en technici uit Kief, gebruiken de itLaboratorium" voor een uit voerige bestudering van diver se systemen voor automatise ring van de scheepvaart. Zij werken ook aan een elektri sche loods, die werkt volgens een heel simpel principe. Een kabel wordt op de rivierbed ding gelegd en de elektrische stroom, die er doorheen gaat, doet een magnetisch veld ont staan, dat weer door de instru- meten aan boord, die het schip in zijn koers moeten houden, wordt gesignaleerd. ANDROKLUS EN DE LEEUW 7. Androklos bleef bij de leeuw en verpleegde hem, tot zijn poot weer helemaal genezen was. Ze werden goede vrienden. Ze aten en slie pen samen, de leeuw ging op jacht en bracht vlees mee naar het hol, waarna de slaaf het boven het vuur braadde. Zo woonden zij reeds ge ruime tijd bij elkander, toen Andro klos een sterk verlangen in zich op „Is dat niet die slaaf, die onge voelde komen om weer eens mensen veer een jaar geleden het huis van te zien, want met z'n leeuwenvriend onze meester ontvlucht is?", vroeg kon hij natuurlijk geen gesprek voe- de ene. „Ja ik geloof het zeker", ant- ren. woordde de ander. „Kom, laten we o j hem vangen, dan wacht ons beslist <=ir^n AnH^klnï n?t hpf bol Ho eing een flinke beloning". Zij stélden zich i L °P «en hinderlaag en voordat An- op weg naar de stad met de be oe- <jrokios ergens op bedacht was werd hng in de haven een schip te zoeken, en was dus weer een dat hem terug zou brengen naar ™Tagn6egTfepen e" W6er ee" Griekenland. Hij had evenwel geen g g geluk: hij werd door twee Romeinse soldaten herkend. (Wordt vervolgd).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 7