Favela's even triest als de economie ii Waarom werd ik bovenop de Corcovado, het meest riante punt van Rio de Janeiro, waarop het veertig meter hoge betonnen Christusbeeld staat, vervuld van een plotselinge verontwaardiging? Ik weet het nu. We waren langs een tropisch oerwoud, radend door wolken banken over een gladde kronkelende asfaltweg, eindelijk boven gearriveerd. Onderweg was dc auto enkele malen ge stopt, om ons een uitzicht te laten bewonderen, zo grandioos, zó adembenemend, zó beklemmend zelfs, dat we eerst juich ten van bewondering en daarna verrukt bleven kijken. „God schiep de wereld in zes dagen, de zevende dag rustte Hij. „Dat is niet waar," zegt de Carioca, de inwoner van de schoonste stad ter wereld: „De zevende dag rustte Hij niet, toen schiep Hij met almachtig kunstgevoel Rio." Het mag dan een wat profaan grapje zijn, een feit is het, dat Rio onvoorstelbaar mooi is. Boven gekomen liepen we langs het gigantische betonnen monument en kwamen wij bij de balustrade. We keken naar beneden en daar lag de stad, groots, zegevierend bijna, met wonderlijk gevormde bergen, ronde baaien, brede avenida's, duizenden slanke wolkenkrab bers. Het leek een enorme speeldoos; de mensen waren zó klein, dat ze niet te zien waren, de auto's leken miniatuur- dingen. „Ja, dit is onbeschrijflijk mooi," zei iemand naast mij. En toen kwam ineens die verontwaardiging in mij omhoog, zó hevig, zo als in een kramp van pijn, dat ik er zelf van schrok. Want, terwijl hij dat zei, had ik de f a v e 1 a's ontdekt, krotten- dorpen schuin tegen de morro's, de heuvels van Rio opge bouwd. Zelfs op zo'n verre afstand zagen ze er afschuwelijk uit en geen kind zou dat gedeelte in zijn speeldoos willen hebben. Overal zag je wegen en straten, behalve in de favela's. Overal zag je stenen huizen, behalve in de favela's, die afgrij selijke puist van ellende van de mooiste stad ter wereld. Jgn nu weet ik wel, dat de Zuid-Amerika-kenner, die dit leest, onmiddellijk zal zeggen: „Begint hij óók al weer. Kan hij het ook niet laten Het wordt bijna mode om over de favela's te schrijven". Goed, als u zo argumenteert, zal ik uitleggen waarom ik over de favela's schrijf. Niet uit sen satie-zucht, niet omdat het zo heerlijk is om over de negatieve zaken van een land te schrijven, niet omdat het mijzelf zulk een genoegen doet het onderwerp aan te roeren, maar omdat je er gezien de economische en poli tieke situatie van het land niet aan kunt ontkomen. Want even triest als de favela's is de economische situatie van het land. Van de week wisselde ik mijn dollars in voor 650 Cru zeiro voor één dollar, nadat je het vorige Jaar 190 Cruzeiro er voor kon krijgen en in het begin van dit jaar 300. Het is een on gelooflijke inflatie. Het land zou al lang bankroet zijn als dat bij een land mogelijk zou zijn. Maar hier gaat alles verder. Zo op het eerste gezicht zie je niets van de bijna onmogelijke situatie waarin Brazilië verkeert, maar als je er langer bent gaan je ogen lang zaam open. Waarom staken de elektriciteits-arbeiders in Nite-, roy, de stad aan de overzijde van de Guananbara-baai Waarom staken de journalisten en komen er al dagenlang geen kranten uit? „Ik ben confuus", zei iemand me onlangs, „volkomen confuus. Er moet iets gebeuren, maar het lijkt of de mensen met geld zien de blind zijn. Hun leventje gaat gewoon door. Ze lezen geen pro gressieve kranten, ze praten niet met mensen die anders denken dan zij, ze interesseren zich eenvoudig niet voor de nood, die het land omklemt in een wurgen de greep". President Goulart doet dat wel. Hij, zelf groot-grondbezitter, weet dat de enige weg die h(j kan gaan, naar links is. Hij, die het politieke testament bezit van de ex-dictator Getulio Vargas en de veelbesproken Janio Quadros goed kende, al was hij dan geen vriend van hem, probeert met een progressieve politiek klaar heid te brengen in een aantal zaken. Hoe is de situatie in het land Er bestaan drie klassen: de groot-grondbezitters, de groot-industriëlen en de zg. capitalistas de middenstanders (te laag betaald) en de intellectuelen de arbeiders van wie een groot deel nog analfabeet is. In Brazilië bezit 1/1000 van de bevolking 60% van het bebouw bare land, waarvan, schandalig genoeg, slechts 4% in produktie is. Het grootgrondbezit drukt in onmenselijke pacht- en dienst verhoudingen het kleine eigen dom dood of zuigt het uit. Wat daaruit volgt aan sociale ellende is nauwelijks voorstelbaar. En nu komt het merkwaardige. Bra zilië zou een vijf maal zo grote bevolking kunnen voeden als het beiit. De 20 miljoen ha, die in 1955 over het gehele land bezien bebouwd werden, maken slechts 2% van het grondoppervlak uit en 5% van het agrarisch bruik bare land. Een-zesde daarvan is echter koffie-plantages, terwijl voor de voornaamste voedings middelen van een hongerend volk niet is gezorgd. Vandaar m'n diepe teleurstel ling daar boven op die Corco vado. Want waar komen de be woners van de favela's vandaan? Voor het overgrote deel uit de noordoostelijke staten van Brazilië waaruit ze ontvluchten, heel eenvoudig omdat ze niet meer te eten hebben. Uit datzelf de noordoosten waar Bahia ligt met zijn bijna 365 kerken, waar Recife ligt en waar wij straks een bezoek zullen brengen aan dokter De Ruyter, die dappere Nederlander, die het aandurft om hier het gezondheidsprobleem aan te pakken. Men noemt het probleem van de favela's hier met een mooi woord: urbanisatie. Er zijn ge tallen van. In 19491950 trok ken meer dan één miljoen men sen naar Rio en Sao Paulo. In een rapport stond het zo: „In Rio moeten er ongeveer een mil joen mensen in favela's wonen. De eenvoudige, onervaren, on ontwikkelde maar meestal niet bedorven mensen van het bin nenland worden gemakkelijk een revolterend, decadent grote- stadsproletariaat". Dat is eigenlijk een verschrik kelijke waarheid, maar nog ver schrikkelijker is het als je het gezien hebt. In een ander artikel wil ik op de sociale achtergron den van deze favela's nader te rugkomen, voorlopig wil ik er alleen dit van zeggen. Gisteren kwam voor het eerst sinds veer tien dagen de zon op. Voordien was Rio een trieste stad geweest De mensen hadden treurige ge zichten, de paraplu's werden een onafscheidelijk deel van het stadsbeeld en in de favela's, waar geen riolering en geen andere afvoer is, was de modder iets afschuwelijks. Maar gisteren konden we voor het eerst op een der terrasjes langs het Copaca- bana-strand zitten. Iedereen scheen vrolijk. De mooiste meis jes van Rio paradeerden er in de modernste badpakken. Ze had den leuke hoedjes op, werden nagekeken door zonnende man nen en op de terrasjes dronk men iets kouds. Ook wij zaten er te genie ten van de zon, de zee, de golven, de drukte en de vro lijkheid. Maar plot seling was het gedaan met onze vreugde. Want om de hoek kwam een treurige stoet vader, moeder en een aantal in smerige vodden geklede kinde ren. Ondanks hun zichtbare el lende zagen ze er niet als bede laars uit en toch bedelden ze. Van een man kreeg één van hen een broodje; van ons kregen ze geld en ik vroeg hen waar ze vandaan kwamen. „Van Juazei- ro bij Bahia, senor". De man keek me treurig aan. Ik keek naar zijn kostuum, dat er grauw, versleten en vuil uit zag, naar zijn ongewassen han den, zijn baard en zijn smerige hoed. Veel tijd voor ons had hij niet want hij moest zien geld bij elkaar te krijgen. Ik durfde hem niet te vragen waar hij 's nachts sliep. Dat zou wel in de openlucht zijn, misschien in een portiek. Was hij gevlucht voor de droogte Ik geloof het niet Waarvoor dan wel Het ant woord is in zijn simpelheid zo mensonterend, dat men er bijna bang van wordt. Hij was gevlucht voor de honger, die hem en zijn gezin bedreigde. Honger in een land dat een der vruchtbaarste is ter wereld. Toen ik 's middags in mijn hotel terugkeerde, vond ik een broodje, dat ik vergeten had op te eten. Het was helemaal uitgedroogd. Desondanks heb ik het gegeten, denkend aan de man die het uit mijn handen zou hebben gerukt. 's Avonds was ik bij een Ne derlander op bezoek. Op zeker ogenblik werd er gebeld. Er stond pen zwarte man voor de deur. Hij vroeg een fles water omdat hij zo ziek was, ja, water, gewoon leidingwater, hetzelfde leidingwater, dat wij niet drin ken, omdat je er ingewandstoor nissen van kunt krijgen. Het is daarom, dat je tijdens het week end Rio, de wonderbaarlijkste stad, ontvlucht. De rijken gaan naar Petropolis, dat boven in de bergen ligt, maar zeker zo pret tig is de stad Niteroy, 250.000 in woners, dat aan de overzijde van de Guanabara-baai ligt Je kunt er gemakkelijk komen met een pont, want er varen er tien, die op werkdagen ongeveer 120.000 mensen heen en terug brengen. Die ponten zijn een belevenis op zichzelf. Er varen auto-ponten en voetgangers-ponten. Van de laatsten wordt het meest gebruik gemaakt. Wie in Nederland regelmatig met een pont moet oversteken, weet hoe moeilijk en langdurig het wach ten is. Dat is in Rio ook het ge» val. Geduldig staan de Carioca's in lange rijen, soipmigen lezen Een javela in Rio de Janeiro hun krantje, anderen converse ren wat met elkaar. Eindelijk komt de pont. De grootste heeft de oudste stoommachine ter we reld, die nog uit 1860 moet da teren. Een vette rookpluim kon digt zijn komst aan en de massa komt in beweging, zwart, bruin, en blank. Je gaat zitten op lange houten banken en een ogenblik komt de vreemde gedachte in je op, dat je een bioscoop-voorstel ling gaat bijwonen. En misschien is dit ook wel zo. Want als de pont eindelijk begint te varen en de 2000 mensen een plaats hebben gevonden, zie je het vliegveld voorbijgaan, de wol kenkrabbers van Rio, het oude fort, de schepen, die liggen te wachten op een plaats aan de kade en eindelijk de stad Nite roy, waarboven altijd de aasgie ren vliegen. Er wordt van Niteroy gezegd, dat er in 1895 nog slaven bin nengebracht werden en je ziet er dan ook meer negers dan in Rio. De straten zijn er onvoor stelbaar slecht en bij het vissers haventje, waar tevens de vis markt is, zitten de gieren. Ze Vooruitstrevende politiek enige redding voor het grote Brazilië leven, sterven en vergaan bij de baai, ze krijsen, schreeuwen en vliegen met brede vleugelslag over het water. Ze zyn be schermd, want in wezen zijn het hardwerkende ambtenaren, die alles opruimen en niet doen aan corruptie. Ze trachten er niet on deruit te komen, maar eten de lange tropendag door om tegen zonsondergang te gaan uitrusten op een tak van een boom of een dak van een huis, misschien nog nadromend over de lange, ver rukkelijke dag en de goede men sen van Niteroy, die zoveel afval laten liggen, dat zij er een le venlang van kunnen eten. De favela's zijn heel wat erger dan ponten die niet op tijd ko men. En wat gebeurt er Heb ben de honderdduizenden van Rio al eens actie-comité's opge richt om aan deze schande een einde te maken Doen de land eigenaars iets meer dan hun verfoeilijke aalmoezen geven Het kwaad blijft bestaan. De oplossing Kon men die maar geven. De gouverneur van de Staat Guanabara, Lacerda, doet veel, missionerende congre gaties werken temidden van de armen; dames uit de hogere standen hebben hospitaaltjes op gericht, journalisten schrijven er over, in de kerken wordt er over gepreekt, taxi-chauffeurs willen je er wel heen brengen om te filmen en te fotograferen. Uit vele delen van de wereld komt er geld binnen, neen, heU is zeker niet waar, dat er totaal niets aan gedaan wordt. Maar waarom blijven ze dan bestaan Waarom verdwenen ze niet? Het antwoord is in al zijn verschrikkelijkheid meedo genloos. Ze verdwijnen niet, om dat de honger in 't noordoosten, droogte of geen droogte, blijft bestaan. Omdat het verbond van rijke groot-grondbezitters .wei gert de arbeiders beter uit te be talen. „Wij gaan er in de toe komst toch aan", redeneren ze. „Kijk maar naar deze linkse re- Een van de twee ponten in Niteroy. gering, die landbouwhervorming wil. Kijk maar naar de commu nistische gouverneurs, die wor den gekozen. Wij zullen baas op onze landbouwgronden zijn zo lang we kunnen en heersen zoals we dat altijd hebben gedaan, niet alleen wij, maar ook al onze voorvaders". De honger van het noordoos ten is een kwestie van erfenis. Erfenis van rijkdom, erfenis van armoede. Maar vroeger bleven de arbeiders, omdat er nog geen grote steden waren. Tegenwoor dig beginnen him lange trektoch ten naar de steden, omdat die hun enige hoop zijn. En in die steden verdwijnen ze in de fa vela's. Ze blijven even arm, even onbegrepen, even treurig als eerst, met dit verschil, dat ze nu neerkijken vanaf hun morro's op Rio, de mooiste stad ter wereld. Op warme, zonnige dagen sluit Rio zijn ogen voor de favela's. Dan trekken tienduizenden naar het witte Copacabana-strand, al leen maar in een zwembroekje of zwempak en gaan liggen zon nen aan de oever van de Atlan tische Oceaan. De jeugd speelt er volleybal of voetbal. Als de jon gens het te warm krijgen, sprin gen ze in het heerlijke frisse wa ter. Voor je auto is er geen plaats om te parkeren. De terrasjes zijn overvol, de restaurants heb ben geen plaats onbezet en er wordt gegeten en gedronken dat het een lieve lust is. Je ziet er Brazilianen, maar ook Chinezen, Japanners, Duitsers, Italianen, Nederlanders, Belgen en Noord amerikanen, kijkend naar het Suikerbrood. Kilometers en kilometers lang is dit strand. De duizenden ge kleurde parasols schilderen Co- pacabana tot een verrukkelijk schilderij. Niemand kijkt op of om, zeker niet naar de morro's, waartegen de favela's zijn aan gebouwd. Waarom zou men Is Rio niet de schoonste stad ter wereld Maar in zijn paleis in Brasi lia zit Goulart met diepe zor gen. Hij wenst wéér president te zijn, zoals Vargas of Qua dros en als hij dit bereikt, dan heeft hij zijn plannen. Maar hoe zal het leger daar tegen over staan, het leger, dat naar men aanneemt ook de grote tegenpool van Janio Quadros was, het leger, dat sympathiek staat tegenover de grote conservatieve par tijen? Goulart zal het wel weten, de minister-president professor Hermes Lima even eens. Maar beter dan wie ook beseffen zij, dat alleen een vooruitstrevende politiek dit reusachtige land kan redden, neen, geen communistische, maar een politiek die erop ge richt zal zijn miljoenen Bra zilianen eindelijk eens een redelijk bestaan te verschaf fen. Het wordt hoog tijd en dat weten vele goedwillende Brazilianen ook wel. Het is alleen maar de vraag hoe, want de problematiek is zo hoog als de Corcovado, zo brandend als de zon op het felwitte Copacabana-strand.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1963 | | pagina 10