Kerkvergaderingen uit de tweede duizend jaar van de geschiedenis der Kerk: uitdrukkingen van levenskracht BEVEILIGING VAN DE GELOOFSVERKONDIGING 5-JARIG MEISJE WEES SPOOR NAAR BELANGRIJKE MUNTENVONDST Lage waterstand berokkent de rivierscheepvaart moeilijkheden WOENSDAG 10 OKTOBER 1962 DE LEIDSE COURANT H.....1JNA 4 ACHT CONCILIES had de Kerk gekend, toen de christenheid de tweede duizend jaar van haar geschiedenis inging. Acht concilies in het Oosten, bijeengeroepen door keizers van het Romeinse en later Oostromeinse rijk. Tot nu toe waren het voornamelijk problemen geweest, die het Oosten beroerden en de pau sen hadden nog geen overwegende rol ge speeld. Op 16 juli 1054, een rampjaar voor de hele christenheid, scheidde het Oosten zich van het Westen af. Een betrekkelijk onbelang rijke ruzie om de jurisdictie in Zuid-Italië veroorzaakte onder patriarch Caerularius de definitieve breuk. Op die 16e juli legden de pauselijke legaten Humbert, Frederik van Lo tharingen en Peter van Amalfi op het altaar van de Aya Sophia in Constantinopel de ex communicatiebul neer met de woorden: „God moge toezien en oordelen". Hoewel nadien de belangrijke kwestie van de hereniging met het Oosten niet werd vergeten, toch stond zij niet meer op de voorgrond. Meer en meer waren het de religieuze en kerkpolitieke vraag stukken van het Westen die behandeld wer den en de pausen stonden in het middelpunt. Tegelijk met de macht en de glorie van het pausdom werd de figuur van de paus het voorwerp en middelpunt van verwarring en onenigheid in de Westerse Kerk. De reeks der westelijke concilies werd geopend door vier kerkvergaderingen, die alle plaats hebben in het paleis van Lateranen in Rome, reeds duizend jaar lang de residentie van de Romeinse bisschop. Op het eerste concilie van Lateranen (1123) werd een oplos sing gevonden voor de netelige kwestie tussen paus en keizer van het benoemingsrecht der bisschoppen in het Duitse rijk; de kruisvaarders kregen een aflaat van tijdelijke zondestraffen en de aartsbisschop van Canterbury en York maakten en passant van de ge legenheid gebruik hun meningsverschil over de voor rang aanhangig te maken. NIEUWE SCHEURINGEN KORT DAARNA, reeds in 1139, maakte een schisma een nieuw concilie noodzakelijk. Petrus Pierleoni, af komstig uit een joodse familie, werd in 1130 tot tegen paus gekozen als Anacletus II. De rechtmatige paus Innocentius II werd pas algemeen erkend na de dood van „de paus uit het ghetto" en hij riep een kerkver gadering bijeen. De aanhangers van Anacletus moesten Houtsneden uit het Concilium-Buch van de burger van Konstanz UIrich von Richental: ontmoeting van paus Johannes XXIII (later afgezet) en keizer Sigis- mund in Lodi (1414). Boven de afbeelding van de keizer staat de vraag: „Heilige vader, gaat u akkoord met Konstanz?" - boven die van de paus staat: „Mijn dierbare zoon, ik ga akkoord met Konstanz". hun bisschopsstaven, pallia en ringen afgeven; tot groot verdriet van Bernardus van Clairvaux trof dit lot ook diens beschermeling kardinaal Peter van Pisa. Opvallend ook was hier canon 7, die huwelijken van clerici (vanaf subdiaken) en monniken ongeldig ver klaarde, en niet slechts, zoals tot dan toe, ongeoorloofd. Verder traden de vaders op tegen dwaalleren over het huwelijk, de kinderdoop, het priesterschap, en het bezit van goederen door de Kerk. Men trof hier reeds de voorboden aan van de dwalingen, die honderden jaren later het christendom opnieuw en nog gruwe lijker dan tevoren zouden scheuren. In 1179 kwam het derde Lateraanse concilie tot stand. Om schisma's te voorkomen, werd voor de toekomst vastgelegd, dat voor de keuze van een paus van nu af een- tweederde meerderheid vereist was. Ketterijen werden zwaar gestraft, omdat deze voor de middel eeuwen niet alleen als dwaling in het geloof werden gezien, maar bovendien als een aanslag op Kerk en maatschappij; men veroordeelde niet alleen de leer, maar vernietigde ook de verkondigers en aanhangers van die leer. CONCILIES IN VOGELVLUCHT DE KRONIEKSCHRIJVER van Stade in Nedersaks^n vertelt, dat op het concilie twee Engelsen en twee Schotten door de paus tot bisschop werden gewijd, van wie er een met slechts één paard, de ander te voet met een begeleider naar Rome gekomen was. Er was ook een Ierse bisschop, die zei, voor zijn levensonder houd drie melkkoeien te hebben; „als ze geen melk meer gaven, kreeg hij van zijn diocesanen drie an dere Het middeleeuwse pausschap bereikte zijn hoogste macht onder Innocentius III (11981216). St. Frans van Assisië was een tijdgenoot van deze paus, een onaanzienlijke broeder, die voor de geschiedenis van de Kerk evenwel van veel groter belang was dan dit pontificaat. Het vierde concilie van Lateranen, bijeen geroepen door Innocentius III in 1215, telde meer dan 400 bisschoppen en bijna 800 abten; het was het groot ste concilie der middeleeuwen. Tot de genomen beslui ten behoren het nu nog geldende gebod van biecht en communie met Pasen. KARDINALEN IN CONCLAAF GEDWONGEN In Lyon werden vervolgens twee kerkvergaderingen gehouden (1245 en 1274). Op het tweede concilie werd met vertegenwoordigers van de Griekse kerk een her eniging bereikt, nadat zij de voorrang van de Stoel van Rome hadden erkend. Deze hereniging (door het Oosten om politieke redenen gezocht) duurde niet lang. De pauskeuze zou voortaan plaats hebban in een z.g. conclave, in strenge afzondering. Als het conclaaf langer dan vijf dagen duurde kwamen de kardinalen op water en brood te ziten. De maatregel was niet zo vreemd als men bedenkt, dat de laatste keuze twee jaar in beslag had genomen! De burgers van Viterbo, waar de kardinalen vergaderden, sloten de kardinalen ten einde raad in het pauselijk paleis op. Ze metselden zelfs boos het dak dicht en ze hadden succes. In 1311 werd het concilie van yienne geopend. Men sprak voornamelijk over de toenemende macht van de staat en de groeiende centralisatie van de pauselijke curie, welke vooral voor de zielzorg funeste gevolgen had. HET WESTERSE SCHISMA AAN HET EINDE van de 14e eeuw ontstond het Wes terse Schisma. Groepen van kardinalen kozen elk een paus, een te Rome en een te Avignon. Om deze schan de uit de wereld te helpen werd een nieuwe paus gekozen, maar de twee andere waren niet bereid hun zetels op te geven. Er waren drie pausen en niemand wist uiteindelijk wie de rechtmatige was. Alleen een concilie zou aan deze situatie een einde moeten maken, dacht men. In 1409 kwamen de kar dinalen en bisschoppen in Konstanz bijeen. Van de drie pausen was alleen Johannes XXIII, een weinig scrupuleuze figuur, naar Konstanz gekomen. Het con cilie achtte zich in deze zaak - begrijpelijk - boven de paus(en) te staan. Johannes XXIII probeerde te vluch ten en werd meteen afgezet. Gregorius XII trok zich terug, maar zijn overgebleven „mede-paus", Bene- dictus XIII, weigerde af te treden, maar verloor al zijn aanhang. Inmiddels had het concilie de dwaalleer van Hus veroordeeld en de ketter aan de wereldlijke macht overgeleverd door welke Hus gevonnist werd. Ook werden er weer besprekingen geopend met de Grieken. Al bij al was het 1417 geworden. De kar dinalen kozen in dat jaar Martinus V en enkele maan den later werd dit langste concilie in de Kerkgeschie denis beëindigd. CONCILIE-MOE Toen in 1431 te Bazel weer een kerkvergadering be legd werd, waren de bisschoppen nog zó concilie-moe, dat er bij de opening maar één bisschop aanwezig was. Er kwam geen vader opdagen en het concilie werd door Eugenius IV opgeheven. Maar dit nam het con cilie plotseling niet. Twee jaar duurde het geharrewar: opheffen of niet. De paus gaf toe en trok de opheffing weer in, alleen verplaatste hij de vergadering uit fi nanciële overwegingen naar Florence. Een tegenpaus was hier het gevolg van. Het is een ingewikkeld relaas, lezer; ook te Ferrara werd beraadslaagd, samen met Eugenius als wettige paus. Hier werd een her eniging bereikt met het Oosten. Helaas was de afkeer van de Griekse clerus van de Latijnen groter dan hun angst voor de Turken; praktische gevolgen had de hereniging niet Wel kon Eugenius IV spoedig een einde maken aan het laatse schisma in de geschiedenis der pausen. Het vijfde concilie van Lateranen (15121517) be oogde een ingrijpende kerkhervorming. Het doel werd Het concilie van Trente (15451563), het concilie van de grote ommekeer. Op de afbeelding een concilie vergadering in de kerk van Maria Maggiore; schilderij van Elia Maurizio (1633). niet bereikt. Een half jaar na afloop van de vergade ring sloeg Luther zijn stellingen aan in Wittenberg. De grote scheuring in de westerse christenheid was een feit. De eis, „het gericht te beginnen in het huis des Heren zelf" bleef onvervuld. TRENTE KWAM TE LAAT HELAAS TE LAAT kwam, na vele mislukte pogingen daartoe, het lang verbeide concilie van Trente bijeen in 1545. Met twee onderbrekingen duurde deze kerk vergadering van „de grote ommekeer, het gewetens onderzoek van de Kerk", tot 1563. Er werd veel werk verzet. Uitspraken werden gedaan over de verhouding Schrift en Traditie, de leer der erfzonde en van de rechtvaardigmaking, over de sacramenten, de heiligen verering, het vagevuur en de aflaten. De Kerk gaf in •Trente een antwoord op de reformatie. Drie eeuwen teerde, men toen op de contra-reformatorische kerk geschiedenis voordat er weer een algemeen concilie werd gehouden, maar dit begon op een punt, waar Trente een leemte had laten voortbestaan: bij de leer over de Kerk. HET TWINTIGSTE CONCILIE tenslotte, dat het Va ticaans concilie werd genoemd, werd pas op 8 decem ber 1869 onder Paus Pius IX geopend. Het werd lange tijd voorbereid en is vooral bekend om zijn dogmati sche uitspraak over het primaatschap en de onfeil baarheid van de paus. Doordat de Frans-Duitse oorlog een spaak in het concilie-wiel stak, kwam men niet verder met een belangrijk onderwerp: de plaats van de bisschoppen in de Kerk. Verwacht mag worden, dat dit vraagstuk op het komende 21ste concilie diep gaander ter sprake zal komen. Maar welke problemen straks in Rome ook aan de orde mogen komen, het staat vast, dat vooral het nieuwe concilie een uit drukking zal zijn van de levenskracht van de Kerk in onze moderne tijd, een wereldomvattende getuige nis ook van de noden en zorgen van de Kerk, van haar zwakheden en haar kracht. Schat van geldstukken uit Romeinse tijd MEDEDELINGEN VAN „BODEMONDERZOEK" knop van een deksel en een stuk van een kookpot met dekselgeul, en wat scherfjes van inheems-Romeis aarde werk. Nog nieuw De geldstukken vormen ongetwij- gaatje bevindt, diam. 3-2 mm. Het feld een gesloten muntvondst (schat- stuk weegt 218.25 gram. ongetwijfeld vondst), hoewel geen sporen ontdekt hebben we hier te maken met een ge- zijn van een of andere omhulsel waar wicht uit de Romeinse tijd, en wel in ze geborgen kunnen zijn geweest, een bes (of bessis) (218.30 gram) Opvallend is dat de meeste munten Naar van de zijde van de Rijks- g unciae 2/3 as of libra (Romeinse zeer goed geconserveerd zijn en wei- dienst voor het Oudheidkundig Bo- p0nd). nig sporen van slijtage vertonen, ze demonderzoek te Amersfoort wordt in de opgeworpen grond bevonden zijn zeker niet lang in omloop ge vernomen, worden sinds enige tijd in zich verder - naar alle waarschijn- weest. Het ziet er voorlopig naar uit, opdracht van het waterschap „Het ïjjkheid zonder enig rechtstreeks dat het betreffende geld in de grond stroomgebied van De Dommel" verband met de munten - dierenbeen- is terechtgekomen tussen 273 en 275 werkzaamheden uitgevoerd ter ver- deren, een randfragm. van een terra (of zeer kort daarna), en dat het in bredmg en kanalisering van het Hal- sigillata-bord (He eeuw), enige ruw- een tijd van gevaar met opzet is ver- sche water - de Essche stroom. In wandige. Romeinse scherven,o.m. de borgen, verband hiermee is onder andere door middel van een dragline ten zuiden van de weg Vught - Sint Mi chielsgestel bij de Halse brug de westelijke oever van het Halsche wa ter ongeveer 8 meter naar het wes ten verplaatst, waarbij de verwij derde grond langs de kant is gede poneerd. In deze grond heeft de vijfjarige Rientje Nijssen uit Vught enige Ro meinse munten gevonden, daarna zijn op dezelfde plek door verschillende Noodsituatie op de grote rivieren Diepgangbeperking is noodzakelijk De scheepvaart heeft grote proble- jongens nog tal van dergelijke geld- men door de ongewoon lage water stukken ontdekt. Dank zij een bericht standen, die de Rijn, Waal en IJssel Waal het beste rnTh^SS1 sb"a<!n. Ussel sctoSfdfwaa^er Mgnhet<bestIaf:te de r«L ms n0B bevaarbaar maken. Zo komen. Doch ook op deze drukbeva- de ryks-HBS te s-Hertogenbosch, erg als m Duitsland, waar nu al wa- ren rivier moeten de schenen al be ur* genootschap van Kunsten terstanden worden afgelezen die sinds langrijk onderbevracht varen In en Wetenschappen in Noord-Brabant, het droogtejaar 1959 niet meer zijn JfriSen vanrede^en en s^ewsbe" van een en ander op de hoogte. Men voorgekomen, is het in Nederland nog vrachters worden reeds gesproken heeft aanstonds een nader onderzoek „iet. Doch veel mankeert daar niet ovlr grote schadeposten He S k muntm kondpn er tS T" Cn terwijI de val no* steeds aa^eeps^ u Fj j er tot nu toe 86 ach- doorzet en nog geen regen van bete- en IJssel groot. terhaald worden, bovendien leverde kenis wordt verwacht, bereidt de Rijkswaterstaat is er fel op dat de de vindplaats zelf, die met veler en- binnensci heepvaart zich voor op gro- diepgangbeperkingen worden nage- —heden. |e?l^n&^^efoorTtnndn^ in eSenkpa°kkefz\ndndlttrëmfS Werden De ™eilijkhedvn z«n trouwens al de vaafgeTleutomttóch'SlS-"'en Óntre?n?ed wL Te.n n; beS°nnen- De Rijkswaterstaat heeft varen de schepen dus dichter bij el- zich genoodzaakt gezien diepgangbe- kaar. Wanneer een te diep geladen ^rn11!d2'^?iI%ogpAnt°mnlauI' °n~ PerkinBen in te voeren. Dat moest schip in een vaargeuï aaiTde grond o?llie"df rfi2.!-5 wel, gezien de vele ondiepten die in loopt, is de kans groot dat de hele de rivieren opduiken. Ze komen scheepvaart gestremd wordt. Een der- slechts plaatselijk voor, maar nie- gelijk enorm risico wil men niet lo- Gallienuc OW 9Röi nan#*!,,* V 1 1 U1C 111 «wpt» is ae Kans gro< rmif ?97n" de nvieren opduiken. Ze komen scheepvaart gestremd 275en \fan deGalMsf^p^^nrnatnrin slechjs Plaatselijk voor, maar nie- gelijk enorm risico wil men niet lo- Postumus (259 «Ka p,recieswaar" -Wandelen- pen. Onverbiddelijk worden daarom 270) TeWom T ?27n de ^ndbanken zijn dagelijks pas- te diep geladen schepen naar de wal 11/273) (27°-273> en Tetricus santen op de rivierbodems. Zo zal in gewezen. Overigens zijn er hier in de IJssel tussen de kop bij Wester- Duitsland reeds verscheidene schepen voort én Doesburg en ook in de Rijn vastgelopen. 1 tussen Heveadorp en het Amster- Alleen een langdurige en zware re- TT"i u* j 11 t dam-Rjjnkanaal alsmede in de Rijn genval in Zuid-Duitsland zou de Rijn Uit het zandpakket waarin de mun- by Wageningen, het water reeds door- weer op krachten kunnen brengen ten z^n gevonden, is ook nog te voor- waadbaar zijn. De sterke stroomsnel- en een eind maken aan de schijn gexomen een ronde schijf in heid maakt dit soort wandelingetjes noodsituatie. Doch daar ziet het er het centrum waarvan zich een conisch echter niet raadzaam. bepaald niet naar uit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1962 | | pagina 4