i IN DE KRANTENTUIN
WIE PUZZELT ER MEE?
Het knutselhoekje
HET HONDENPARADIJS
aan-
ZATERDAG 5 MEI 1962
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 8
HET GOUDEN PAD
Korte tijd na de vergeefse tocht van
Arno's broer verscheen er weer een
prachtig uitgedoste ruiter aan de voet
van de hoogte, waarop het slot der
prinses lag. Het was zijn andere broer,
die, ondanks de mislukte poging van
de eerste, hoopte het er beter van af
te brengen. Ook hij, die een nog ster
kere gelijkenis met zijn broer had,
hoopte daardoor zich in de plaats van
Arno te kunnen schuiven. Als hij
maar eenmaal door de prinses ontvan
gen werd, vertrouwde hij er vast op,
dat zijn plan zou slagen. Hij had Ar
no's verhaal met alle bijzonderheden
goed in zijn geheugen gepompt, zodat
hij het best zou kunnen doen voor
komen, alsof hij het allemaal had be
leefd. Een schoon klinkend liefdesver
klaring en een belofte van onwan-
kebare trouw had hij gedurende zyn
reis voortdurend gerepeteerd.
De oprit naar het paleis zoekend,
ontdekte hij het gouden pad. Alleen
de laag edelmetaal, die deze smalle
weg bedekte, vormde al een ongeloof
lijke rijkdom. Welk een schatten zou
den er verder nog ter har er beschik
king staan! Als hij die verwerven
mocht, was hij stellig een der rijkste
vorsten van Europa.
Maar ook hij vond het zonde en
jammer om zulk een kostbare weg
door met zware ijzers beslagen hoe
ven van zijn paard te laten beschadi
gen en evenals zijn broer, verkoos
hij liever een omweg te maken naar
de poort van het slot, dan mogelijk
de boosheid van de prinses op te wek
ken.
Voor de poort aangekomen, liet hij
de gouden klopper vallen, waarop de
poortwachter riep: „Wie is daar?"
„Doe snel open, ik ben prins Arno,
de prinses verwacht me".
Maar met een spotlach antwoordde
de wachter:
„Ga heen en probeer uw listen bij
een andere prinses, want hier zijt ge
niet welkom".
En hoe de schurk ook raasde en
dreigde, hij kon onverrichter zake
de lange terugreis aanvaarden.
Weer korte tijd later verscheen de
werkelijke prins Arno. Hij was niet
als een koningszoon uitgedost, maar
droeg slechts een eenvoudig jagers-
costuum. Maar daarover maakte hij
zich geen zorgen. Toen hij het gouden
pad zag, begon zijn hart sneller te
kloppen. Hij dacht: „Oh. dat heeft de
prinses voor mij laten maken, om me
te tonen, hoe welkom ik ben en om
mij te eren als haar aanstaande ge
maal." Zonder aarzelen stuurde hij
zijn paard het schone pad op. En zie:
op hetzelfde ogenblik klonk van de
hoogste toren van het paleis vrolijk
trompetgeschal als een blijde wel
komstgroet. Tegelijk werden op vier
hoeken van het slot vlaggen gehesen
als by een feestelijke gebeurtenis. En
toen prins Arno voor de poort ver
scheen, stond deze reeds wagenwijd
open en tussen een dubbele rij van
beambten en bedienden trad hij op de
ingang van het paleis toe. Daar stond
op de bovenste trede stralend van
schoonheid en vreugde de prinses.
Haar koninklijk gewaad deed hem 'n
ogenblik verlegen denken aan zijn
doodgewone jagerscostuum. Zij zag
zijn verlegenheid en onmiddelijk trad
zij hem tegemoet met de woorden:
„Wees welkom, mijn trouwe prins,
al ben je niet in het gewaad van een
koningszoon gestoken, je bent even
welkom om je trouwe liefde en edel
moedigheid aan mij betoond. Voor
taan zullen mijn hart en mijn rijk
je voor altijd toebehoren. Voor jou
alleen was het gouden pad bestemd,
waarvan je de zin zo goed begrepen
hebt. Zo was het geen ijdele verkwis
ting maar een wonderlijke doch wijze
ingeving des hemels.
Een maand later werd in de prach
tig versierde slotkapel met grote luis
ter het huwelijk voltrokken tussen de
beide vorstenkinderen.
En het mooie slot is hier: zij leef
den lang en gelukkig en werden ge-
eerd en bemind door heel het volk,
dat zij met wijsheid bestuurden.
EINDE
kamp uit naar het bos. De poortwachter
groette hem vriendelijk maar hij zei
niets terug en liep gewoon door. Nau
welijks was hij in het bos of daar schoot
hij een pijl af. zo maar zonder doel. Op
hetzelfde ogenbik viel er een dolk voor
zijn voeten neer. Hij keek om zich heen
of hij iemand zag. Ja, daar zag hij op
een meertje een bootje met twee men
sen. Het opperhoofd bedacht zich niet
lang en mikte de dolk naar de twee
mannen. Het waren boeven.
Eén van de boeven begon te schieten,
maar het opperhoofd dook lenig en
snel omlaag. Het schot was mis. Hij
keerde naar zijn kamp terug.
Jan Blokhuizen, Leiden.
Jij met je 140 woorden, hebt reuze je
best gedaan. Het is knap gedaan hoor!
Loes Cranssen, Leiden.
Die inzending van jou mag er ook
zijn. Vooreerst die 60 heel goede woor
den en dan die mooie versiering. Jam
mer dat je geen prijs won.
Willie van Noort, Voorhout.
Goed zo Willy, dat heb je knapjes ge
daan en zo goed geschreven. Je bent ze
ker nog een eerste klassertje?
Ton van Kalkeren, Leiden
Hier is nog een verhaaltje van je
VISSEN
Joop en Bram gingen vissen. Joop had
zelf een hengel gemaakt van een stok en
twee takken. Bram mocht de hengel van
zijn vader. Ze gingen eerst wormen
zoeken in de tuin en na een kwartier
hadden ze een potje vol. Toen gingen
ze op weg. Ze gingen naar de polder. Ze
zochten eerst een mooi plekje en toen
ze dat gevonden hadden kon het vissen
beginnen.
„Joop zet de emmer tussen ons in.
Waar is het brood?"
„Het brood zit in de emmer".
Ze maakten van het brood deeg en
sloegen ieder een stukje er van aan het
haakje.
„Kijk Joop mijn sim gaat heen en
weer".
„Joh Bram sla op".
Bram sloeg op en een aardige riet
voorn spartelde aan het haakje. Even
later kreeg Joop ook beet. Het was zo'n
wilde vis, dat Joop moeite had zijn
heneel vast te houden.
„Het is vast een snoek", gilde Bram.
Er lag over de sloot een omgevallen
boom. Daar ging hij op staan en haalde
toen zijn hengel binnen. Warempel het
was een snoek.
Ze vingen later op de middag nog 'n
paar visjes. Thuisgekomen, braadde
moeder de vissen en de jongens smulden
er van op hun boterham.
Ton Jansen, Leiden maakte voor ons:
PETERS VERJAARDAG
Peter had voor zijn verjaardag een
fiets gekregen. Hij was acht jaar ge
worden en zat in de derde klas. Peter
ging er die middag natuurlijk al een
eindje op fietsen. Op het laatst durfde
hij al met losse handen te rijden. Daar
kwam zijn vriendje Jaap aan.
„Ha die Jaap!" riep Peter.
„Wat heb jij een mooi fiets. Is die van
jou?" vroeg jaap.
„Ja, voor mijn verjaardag gehad".
„Mag ik een eindje fietsen".
„Nee Jaap. ik mag er geen ander op
laten rijden".
„Och kom, die fiets is toch van jou,
daar heeft je vader niks mee te maken".
„Nou goed, een klein eindje dan.
Maar als mijn vader het ziet, ben ik nog
niet gelukkig".
Daar reed Jaap, zo trots als een pauw,
op de mooie fiets. Maar wie kwam daar
aan? Peters vader. Hij zag dadelijk dat
Jaap op Peter zijn fiets zat.
„Jaap geef die fiets maar hier en jij
Peter, ga dadelijk naar huis", zei vader
„Het is een geluk dat je vandaag ja
rig bent, anders had je een flink pak
slaag gehad".
Voorlopig leende Peter zijn fiets niet
meer uit.
Van Jan Goddijn, Leiden ligt er nog:
PIMMETJE VERDWAALT
Het was woensdagmiddag. Pimmetje,
een kleine jongen van vijf jaar, wist niet
wat hij doen zou. Het was pas half 2.
Ineens hoorde hij een draaiorgel. Wacht,
daar zou hij naar toe gaan.
„Moeder ik ga naar het draaiorgel".
Dat is goed. Maar niet te ver met dat
ding mee".
„Nee moeder!", riep Pim en liep al
naar buiten.
Daar was hij al bij het orgel en hij
dacht er niet meer aan wat hij zijn
moeder beloofd had. Hij liep mee de ene
straat in en de andere uit. Het was on
dertussen al 4 uur geworden en nog
liep Pimmetje maar achter het orgel
„Zeg jongetje moet je niet naar huis?
vroeg de draaiorgelman, die had be
merkt dat Pimmetje maar steeds achter
hem aan liep.
„Het is allaat 's kijken 6 uur.
„Oooo!" riep Pimmetje. „Ik ben ver
dwaald".
„Waar woon je?"
„In de Loggestraat".
„Ja, dat is hier heel ver vandaan".
Daar kwam een agent aan.
„Zeg agent, dat ventje is verdwaald.
Hij woont in de Loggestraat".
„Kom maar hier, dat maak ik wel in
orde".
De agent nam Pimmetje mee naar het
bureau en belde de moeder van Pim
metje op. Een kwartier later kwam zijn
vader hem al halen. Het was onderhand
al 8 uur geworden. Op het bureau had
hij al een paar boterhammen en een be
ker melk gehad.
Dag kinder^, tot de volgende weêk.
TANTE JO EN OOM TOON
MAAR EVENTJES TWEE MAANDEN maakt toch nog 150 slagen p. min.. Maar
VASTEN de allerkleinste vogel n.l. de kolibrie,
beweegt zijn vleugels per minuut liefst
3000 maal op en neer, dat is 50 maal per
seconde. De spreeuw 450 en de merel
340 vleugelslagen per minuut.
WIST JE DIT AL?
Correspondentie
Joke Fransen, Ter Aar.
Je verhaaltje over „die vervelende
vlieg" is niet zo erg duidelijk. Je hebt
de boel een beetje door elkaar gehaald
en ook in de namen heb je je vergist.
Weet je wat je moet doen Joke? Je moet
je verhaaltje altijd eerst goed overlezen,
voor je het weg doet, dan zie je zelf de
fouten. Afgesproken?
Betsie Noordman, Zoeterwoude.
Die rij woordjes zag er keurig uit met
die mooie gekleurde hoofdletters.
Corrie Roomen, Lisse.
Je woordjes waren heel erg goed ge
vonden en je briefje zag er netjes uit.
Nellie van Eyk, Langeraar.
Ook jij krijgt een pluim voor de goede
woordjes. Blijf maar meedoen, dan win
je misschien ook wel eens het boek.
Els van Niekerk, Leiden.
Die woordjes zoeken was voor jou
toch echt niet zo moeilijk. De kleintjes
uit de tweede klas vonden ze wel. Hier
komt je verhaaltje Els.
EEN KLEIN VRIENDINNETJE
Als ik uit school kom en ik heb geen
huiswerk dan ga ik met mijn vriendin
netje wandelen. Ze is pas twee jaar en
ik elf. Als ik het paadje op kom, ziet ze
me al aankomen. Dan gaat ze naar haar
moeder en roept: „Mama Elsje is er".
Dan neem ik haar mee naar de zandbak
en daar speelt ze fijn. Als het tijd is dan
zeg ik tegen haar: „Rineke ga je mee
naar huis", maar dan zegt ze altijd
„neeee!" en dan gaat ze door met spe
len. Na een tijdje gaat ze dah wel mee.
Ik breng haar dan thuis en als ze dan
zoet aan het spelen is, ga ik intuSBen
stilletjes naar huis.
Martlen Out, Hazerswoude.
Je moet me de volgende keer eens
vertellen in welke klas je zit. De woord
jes heb je heel goed gevonden.
Heb je samen met Kees gedaan; die
had ook alles goed.
Thea en Piet van Leeuwen, Zoeter
woude.
Goed je best gedaan, alle twee.
R'Veen. Hier heb ik 20 heel
goede woordjes die uit Roelofarenös-
veen komen, maar de naam is vergeten.
Het postpapier was heel mooi.
Ineke Verdegaal, Noordwijkerhout.
Je hebt niet goed gelezen wat er ge
vraagd werd. Je moest 20 woorden ma
ken van de letters van het woord: Kleu
terschool. En jij hebt woorden gemaakt
met samenstellingen van de woorden:
kleuter en school. Dat is lang niet het-
Alda Vink, Noordwijk.
Maar kindje, wat heb jij veel woord
jes gevonden, maar liefst 170. Een
pluim hoor. Het is prachtig.
Maria Koeleman, Ter Aar.
Ook veel meer woordjes dan er ge
vraagd werd. Je verhaaltje krijgt van
daag een beurt.
EEN GRAP
„Hier ben ik dan weer", zei de met
selaar, terwijl hij zijn fiets neerzette,
zijn Jasje uittrok en over het stuur hing.
„Kijk", Antiio tocfpti haar mnorlor
„Hij is éi
zei Annie tegen haar moeder
er weer" vroeg moeder, die
in de keuken bezig was, verstrooid.
„De metselaar".
Wacht ik zal hem eens beetnemen,
dacht ze. Stil pakte ze moeders naaidoos
en haalde daar het nodige uit. Ze ging
naar het schuurtje waar de fiets stond,
pakte het jasje en naaide de mouwen
dicht.
De metselaar gaat naar huis. Hij loopt
naar het schuurtje en trekt zijn jasje
aan.
Hé, wat is dat??? Die mouw, daar is
wat mee. Dan opeens hoort hij een scha
terlacht. Hij kijkt om een Annie komt
naar buiten.
Het was maar een grapje hoor! Kom
ik zal hem losmaken. Even later pakt
de metselaar zijn fiets en dan rijdt hij
rustig naar huis.
Jan v. d. Meer, Hoogmadc.
Je leest zekere graag en veel India
nenverhalen. Jammer dat je korte ver
haaltje niet helemaal af is. Je had er
best een aardig slot aan kunnen maken.
HET KAMP
Het gebeurde in een Indianendorp in
het Wildwesten. Het ging over het op
perhoofd.
Op een goede morgen had het opper
hoofd geen goede bui. Toen hij wakker
werd gromde hij tegen iedereen en dat
was een teken, dat hij geen goede bui
had. Hij bleef lang in zijn bed liggen.
Daar werd gebeld, maar deed net alsof
hij niets hoorde en draaide zich nog
eens om. Toen er voor de tweede keer
gebeld werd, riep hij: „Kom er maar in".
Een Indiaan kwam hem eten brengen.
Met een nors gezicht bekeek hij het eten
en zei boos: „Neem maar weer mee. Het
is niet goed. Ik wil vlees".
De man ging weg om ander eten te
halen. Ditimaal was het beter en het
opperhoofd at alles op. Na het eten
pakte hij zijn pijl en boog en liep het
De laatste Jaren heeft men de levens
gewoonte van de keizerpinguins veel be
ter leren kenen. Hij legt zijn ei, als de
Zuidpoolwinter begint. Een nest maakt
hij niet, hij draagt zijn ei gedurende
de hele lange broedtijd op zijn voeten.
Het ei en later ook het jong worden door
een laag veren op de buik der moeder
verwarmd. Wat wonderlijk is, de pin
guïns broeden zo ongeveer 20 km van de
zee verwijderd, die toch hun voedsel-
verschafster is. Dat betekent dus, dat zij
in hun broedtijd niet eten en dus in staat
zijn twee maanden aan één stuk te vas
ten.
1. dat een schorpioen geen insekt is?
2. dat er tussen Frankrijk en Spanje
nog een kein landje ligt dat Andorra
heet?
3. dat je steeds rechtuit lopend op
een gegeven ogenblik in tegenover
gestelde richting loopt? „Nee, dat kan
niet", zul je zeggen. Toch is dat zo.
Als je b.v. recht naar de Noordpool
loopt, dan loop je van hier uit in
Noordelijke richting. Maar zodra je
de Noordpool overschrijd, beweeg je
je in zuidelijke richting.
4. dat alle jaargetallen* die je door 4
kunt delen, niet alle schrikkeljaren
zijn? De jaartallen, die op 2 zullen
eindigen zijn nl. geen schrikkeljaren.
5. dat de helft evenveel is als 2/3
deel van 3/4? Beide zijn 6/12 en dat
is evenveel als Vs.
Hor. 1. Hakwerktuig, 3. vogel, 9.
soort hond, 11. zijtak Wolga, 12. tel
woord, 15. dorp in N. Brabant bij
Eindhoven, 16. meisjesnaam, 18. be
kende afkorting, 20. voorzetsel, 21.
eind, 22. uitroep, 23. maling, 25. drie
regelige vijfvoetige strofe, 29. fami
lienaam, 30. dof, 32. stad in Engeland,
33. scheepsvloer, 35. speelgoed, 37.
morsdoekje, 38. lichaamsdeel, 40 ne
venschikkend voegwoord, 41. teve
42. voor, 43. voorzetsel, 44. lijkvaas,
45. zijtak Donau, 47. lichaamsdeel,
49. deel van het gelaat, 50. pluim van
een vogel, 52. houten bakje, 54. hard-
bevroren aardkorst, 55. godin van de
landbouw, 57. waterplant, 59. voor
zetsel, 60. achting, 61. oude Spaanse
munt, 63. muzieknoot, 64. stok met
voettreden, 66. inhoudsmaat, 68. glij-
voertuig, 69. de 12 machtige goden
der Germanen, 71. korte kous, 72.
slaafs kruipend, 73. opening.
Vert. 2. Bevroren water, 3. ge
reedschap van de kunstschilder, 4.
water in N. H., 5. knaagdier, 6. meis
jesnaam, 7. op enige plaats, 8. tand-
vormig bovendeel van een kasteel
muur, 10. jongensnaam, 11. deel van
d: helm, 13. plechtige gelofte, 14.
huid, 17. oude benaminig van liter,
19. waterkering, 22. deel van een
schoen, 24. hoofddeksel, 26. buiten
haven, 27. rangtelwoord. 28. meisjes-
DE VLEUGELSLAG
Probeer eens, hoe vaak je in één minuut
je armen op en neer kunt bewegen. Als
het 50 keer gelukt, ben je beslist behoor
lijk moe, ondanks het feit, dat je toch
heel wat langzamer was dan de peli
kaan en die maakt van alle vliegende
vogels nog het kleinst aantal vleugel
slagen per minuut n.l. 78. De reiger die
toch ook een rustige indruk maakt,
EEN BOOTJE VOOR BROERTJE van fig d. Trek het schuifblaadje uit het
ene doosje. De ene korte zijde Is stevi-
Met 2 lage lucifersdoosjes, dat kar- ger dan de andere, omdat ze uit een
ton, papier, garen, kleefpleisters, lijm en dubbel laagje dun hout bestaat. Trek
een paar stokjes, knutsel je het bootje die uit elkaar en vorm er de voorsteven
naam, 29. afgelegen, 31, gramschap,
33. gem. in Utrecht, 34. visje, 36.
nachtgewaad, 38 bid (Lat.), kt .Ie,
44. vogel, 45. water in Utrecht, 46.
sportterm, 48. patroon. 49. hoofddek
sel, 50. tegenzin, verveling (Z. N.),
51. onbeslist geëindigde partij (van
schaakspel), 53. dikke boterham, 54.
fraaie zangvogel, 55. ten dele, 56.
houten klepper, 58. jongensnaam, 60.
gravure, 62. voorzetsel, 65. voorzet
sel, 66. Bretonse en daarna oud
franse zang, 67. meisjesnaam, 70.
volksnaam voor de ka"w.
Voor de wekelijkse puzzel stéllen
wij weer twee prijzen van 5.elk
beschikbaar, die worden verloot on
der de lezers, die een goede oplos
sing inzonden. Deze oplossingen die
nen uiterlijk op onze bureau's te zijn
donderdagmiddag a.s. 12 uur. Wij
wensen de lezers veel genoegen.
OPLOSSING VAN VOIIGE WEEK
Hor. 1. Pardel, 6. kanjer, 12. Em-
men, 13. boete, 14. Tp, 15. nis, 17.
ten, 18. uk, 19. tel, 21. gesel, 23. adé,
24. Elis, 26. kan, 27. Ares, 28. kip,
30. Sam, 31. man, 32. por, 34. mot,
36. pol, 39. neen, 41. era, 43. noga,
45. het, 46. lento, 48. man, 49. er, 50.
bik, 53. R.D., 54. idool, 56. linde, 58.
legaat, 59. letter.
Vert. 1. Petten, 2. ampel, 3. R.M.,
4. den. 5. enig, 7. Abel, 8. non, 9. je,
10. etude, 11. rekest, 16. sek, 17. ten,
20. lik, 22. sap, 23. arm, 25. Simon,
27. Aaron, 29. pat, 30. sop, 33. onheil,
34. met, 35. urn, 37. lom, 38. sander,
40. Eerde, 41. eek, 42. Ate, 44. garde,
46. lila, 47. oele, 50. boa, 52. rit, 55.
Og, 57. N.T.
De gelukkigen onder hen, die deze
week de puzzel goed oplosten, zijrt
mej. Duyndam, Off-mweg 31, Noord-
wijk en de heer F. C. N. Breedevéld,
Lauvenstraat 9, Leiden. Dezer dagen
kunnen zij een postcheque van 5.—
verwachten.
mee. Houd hem van voren met wat
kleefpleister bijeen. Leg het schuif
blaadje op een stukje karton, teken daar
op de omtrek af; knip het karton ver
volgens uit en lijm het aan het schuifje
vast.
Schuif hierna de beide schuifblaadje*
in een omhulsel zodat ze het midden
tegen elkaar komen. De schoorsteen is
een opgerold stevig papiertje. De rest
zie je allemaal op de tekening.
3 Thorvaldsen wilde beeldhouwer wor
den en zijn grootste wens was naar Rome
te reizen, waar zich de beroemste kunst
werken uit de Griekse en Romeinse oud
heid bevinden.
Helaas echter was hij nog steeds een
arme jongeman. Zijn enigste kans was
een examen, dat ieder jaar in de kunst
academie gehouden werd. Tijdens dat
examen werden de deelnemende leerlin
gen elk in een afzohderlijk vertrek op
gesloten met klei en gereedschap om een
bepaalde opdracht uit te Voeren. Wie dat
het allerbeste deed, kon een gouden me
daille en een som geld verwerven voor
een reis.
4. Toen Thorvaldsen de opgave las,
vreesde hij haar nooit te kunnen uitvoe
ren en in een kwade bui wilde hij door
een achterdeur naar buiten sluipen.
Maar tot zijn geluk ontmoette hij in de
gang een zijner leraren.
„Waar wil je heen?" vroeg deze hem
en toen moest Thorvaldsen wel beken
nen, dat hij van het examen was weg
gelopen. De leraar sprak hem daarop
moed in en de leerling keerde weer naar
zijn klei en zijn examenkamer terug. In
de korste tijd schiep hij toen een werk
stuk, dat hem de gouden medaille ten
deel deed vallen.
(Wordt vervolgd).
likmmtmiMrtit/tomimt-
ptobifttartm*
ÊJÉML