BON In de Krantentuin Het knutselhoekje Zó'h dub pl ■IS HET HONDENPARADIJS 'N KLEINE HELD j BS ZATERDAG 20 JANUARI 1962 DE LEIDSE COURANT PAGINA 9 *t Had in Polen lang en hard gevro ren. Daarbij lag er bijna een halve me ter sneeuw. De wolven, die er nog in hele troepen leefden, bezorgden de be woners van de dorpen veel last en scha de. De hongerende dieren die in de bos sen geen prooi meer vonden, drongen vaak, zodra de duisternis gevallen was, de dorpen binnen en roofden allés, wat maar binnen hun bereik kwam en eetbaar was. Zelfs de mensen waren niet meer veilig en slechts in groepjes en gewapend met bijlen en knuppels durfden zij zich bij avond op straat te wagen. Er ging haast geen dag voorbij, zon der dat de krant melding maakte van één of meer brutale overvallen van de ongure beesten. De gesprekken aan de haard liepen 's avond haast uitsiuitend over allerlei gebeurlijkheden, waarbij wolven betrokken waren. Zo zat ook 't gezin Joblonsky op 'n avond te praten over 'n inbraak van wolven in een schaapskooi, waarbij wel 10 dieren door de vraatzuchtigen ge dood en verslonden waren. De klein tjes waren reeds naar bed, maar een jongen van een jaar of 10, Gregor ge naamd, was nog op en hij luisterde met gespannen aandacht naar het bloedig verhaal. Dit sprak des te meer tot zijn verbeelding, omdat zij ook 'n paar scha pen en geiten in een stalletje hielden Vader was wel houthakker, maar voor de wol en de melk voor z'n gezin hield hij er, net als bijna alle bewoners van 'n dorpje, enkele schapen en geiten op na. Vandaar dat iedere avond de stal met bijzondere zorg werd afgesloten Op 'n avond, toen vader en moeder nourzakelijk van huis moesten wegens 't ernstige ziekte van één der grootou ders, zei Gregor: „Vader, wat moet ik nu doen, als er vanavond een wolf zou binnendringen?" - „Nou. maak je geen zorgen, jongen. Ik heb alles extra-goed nagekeken en af gesloten, zodat een wolf geen enkele kans heeft om binnen te dringen". Voor de grap voegde Joblonsky er nog bij: „Als er nu toch eentje binnen zou komen, dan stoot, als hij op je af zou komen en je zou willen bijten, op het laatste moment je vuist in zijn strot, dan kan hij op de eerste plaats niet bij ten en stikt vervolgens binnen weinige ogenblikken". Vader en moeder gingen gerust van huis en Gregor mocht nog een poosje blijven lezen, voor hij naar bed moest. Maar al spoedig kreeg hij last van de warmte en viel over zijn boek in slaap. Aldra echter werd hij gewekt door een angstig geblaat vanuit de stal. Hij stak de stallantaarn op en ging onbevreesd op onderzoek uit. In het eerste moment zag hij alleen, dat schapen en geiten angstig in 'n hoek van de stal^ opeen gedrongen waren. De deuren waren nog goed gesloten. Wat kon er dan toch zijn? Toen hij even de stallantaarn naar boven liet schijnen, werd hij plots koud van schrik. Een wolf had een gat we ten te maken in het rieten dak en was op 't punt naar beneden te springen. Gregor rende naar 't vooreinde van de stal, waar 'n riek stond. Maar voor hij er mee terug was, had de wolf de sprong reeds gewaagd en zich op 't dichtsbij- zijnde schaap geworpen. In de ene hand de lantaarn en in de andere de riek ging de dappere jongen onmiddellijk de rover te lijf. Toen de wolf de scherpe prikken van de riek voelde, liet hij t schaap los en ging Gregor te lijf. Met één slag van zijn klauw sloeg hij de jongen de riek uit zijn hand en met wijd geopende muil vloog hij vervol gens zijn aanvaller naar de keel. Op dat ogenblik echter herinnerde Gregor zich, wat zijn vader gezegd had en met gebalde vuist stiet hij de arm met kracht in de gapende muil. Zo diep was hij in de strot van de wolf gedrongen, dat het eerst geen kans zag zich te bevrijden en onmogelijk nog kan ademhalen. Nog geen minuut later was het beest ge stikt en kon Gregor, hoewel met grote moeite en niet zonder schrammen zijn arm terugtrekken. Voor allezekerheid plofte hij vervolgens de riek nog 'n paar maal in het lichaam van de inslui per. sleepte hem vervolgens uit de stal en haastte zich toen naar binnen om zijn wonden uit te wassen en te ver binden. Maar op dat ogenblik knarste de sleu tel in de huisdeur en verscheen va der en moeder op de drempel. „Maar jongen, wat is er gebeurd, je ziet er zo gespannen en ontdaan uit! En wat betekenen die schrammen op je arm?" „Nou, moeder, verbind u die maar gauw, dan zal ik daarna wel vertellen, wat er heeft plaats gehad. Maar vader wil ik alvast bedanken voor zijn goede raad, die mij het leven gered heeft" Vader begreep er niets van, maar toen de jongen even later zijn schokkende belevenis verteld had, beschouwde hij zijn als een grapje bedoelde raad als een ingeving des Hemels. Met z'n drie tjes dankten ze God hartelijk voor deze wonderlijke redding, die nog jaren als een haast ongelooflijk en toch waar ge beuren door heel 't land steeds weer als 'n heldengeschiedenis verhaald werd. CORRESPONDENTIE We gaan nog steeds verder met onze verhaaltjes. Theo Bruuc, Leiden komt met: ZEEROVERS IN ZICHT John, de smid, stond die morgen op met een prettig gevoel. „Hè, 3 weken niet smeden, 3 weken vakantie heerlijk! 3 weken niet meer die nare stad zien", zo zong het in zijn hoofd. De smid zou met zijn boot 3 weken op zee gaan varen. Hij begon z'n koffers te pakken en blikjes eten klaar te zetten. Daar kwamen opeens zijn twee zonen 'Gerrit en Jan aanhollen. „Vader mogen we mee?" vroegen ze. „Geen sprake van. We kunnen op zee zeerovers tegenkomen en dat is heel ge vaarlijk". „Dan nemen we wapens en harpoenen mee", lachte Gerrit. „Denk er om geen grapjes". Eindelijk vond vader het goed dat ze meegingen tenminste nadat ze beloofd hadden geen domme dingen te doen. Ze hadden alles ingepakt en ze ver trokken om 2 uur. Gelukkig was het prachtig weer en alle drie genoten ze van de mooie tocht. Op een ochtend, toen Gerrit met de verrekijker de zee stond af te turen, zag hij een vreemde boot in de verte. Hij waarschuwde zijn vader. Deze keek en verbleekte van schrik, want hij zag dat het een zeeroversboot was. .Jongens er zijn zeerovers in zicht". Gerrit en Jim mochten ook eens door de verrekijker kijken. Vader verander de van koers en met de snelle motor konden ze ontkomen aan de zeerovers. De zeerovers bleven steeds meer achter en de boot van de smid landde geluk kig behouden in de haven. Ze waren wel vermoeid maar erg blij weer thuis te zijn. Frits van Tongeren, Leiden. EEN ONGELUK Er was eens een jongetje dat Pietje heette. Pietje was 6 jaar. Hij zat in de eerste klas. Hij had voor zijn verjaar dag een stepje gehad en nu wilde hij graag met die sten naar school. Zo stapte hij op een dap - naar school op zijn step. Hij kee uit en zag de auto niet, die aan jden. De auto rem de nog, mas- or, hij kwam toch nog met het w.-.-je van zijn stepje on der de auto. Een meneer belde een zie kenauto open al gauw lag Pietje in het ziekenhuis met een gebroken been en de tanden door zijn lip en zijn stepje was ook nog naar- de maan. Vader er moeder kwamen hem bezoeken. De zuster kwam Pietje een slaappilletje brengen en toen ging hij slapen. Suusje v. d. Ham. ELLY EN NEL Elly en Nel waren een tweeling van 9 jaar. Op een ochtend werden ze wak ker. „Hè heerlijk vakantie", riep Nel. „Ja, fijn! Wat zullen we gaan doen?" „We kijken wel straks". Ze hadden geen zusjes en broertjes, dus alleen maar saampjes. „Komen jullie beneden", riep moeder. Ze sprongen uit bed, wasten en kleed den zich en holden naar beneden. „Dag mam1." riepen ze alle twee. Moeder zat al aan tafel. Vader was naar zijn werk. Ze aten hun beschuit en de boterhammen op. „Moeten we afwassen?" vroeg Elly toen ze klaar waren. „Nee hoor, gaan jullie maar spelen". Ze liepen naar boven naar hun ka mertje. „Wat zullen we gaap doen?" vroeg Nel. „Eerst even voor 't raam kijken". Daar zagen ze Willy en Ienke langs komen. „Komen jullie buiten?" riepen *ze. „We gaan op 't veld spelen". Elly en Nel hadden daar wel zin in en even later waren ze met hun vieren verstoppertje aan het spelen. Ze bleven de hele pchtend spelen, 's Middags gin gen ze zwemmen en het was heerlijk want ze konden alle vier zwemmen. Ze mochten ook een ijsje kopen, 't Was een fijne middag, 's Avonds in bed zei den ze tot elkaar: „Wat is het een heer lijke dag geweest". Ria Strijk, Leiden. HET GOUDEN BLOEMPJE Op een dag ging Simon de plantjes water geven, maardaar zag hij een bloem, een prachtige bloem, er tussen staan. Simon ging vlug naar moeder. Moeder kwam kijken. „O, o", zei moeder. „Het lijkt wel goud, echt goud". Ans kwam er nu ook bij. Zij vond het schitterend. „Laten we het er uit halen", riep zij. Vader kwam thuis en ook hij stond verbaasd te kijken toen hij het bloemp je zag. „Hoe komen jullie aan dat gouden vroeg hij. „Simon ging de planten water geven en toen zag hij het". „Nu gaan we zeker feest vieren" vond vader. „Ben je mal", zei moeder. „Wat zeggen jullie er van, kinderen?" „Vooruit", zei moeder, „laten we dan eerst tante Jo opbellen, misschien komt zij dan ook wel". „Maar laten we eerst de tafel dekken, des te eerder kunnen we feest vieren". Jopie de Romijn, Leiden. JOOP EN BRAM GAAN VISSEN Daar kwam Joop aan. „Ga je mee vissen?" vroeg hij aan Bram. „Jö, ik heb m'n huiswerk nog niet af". „Dan zal ik je wel helpen, dan zijn we eerder klaar". „Jij kan die som toch niet maken". „Dat zullen we zien, misschien dat ik hem wel ken". Ja hoor, hij kende hem. Vlug de som gemaakt en toen naar de waterkant. Eerst had Joop beet. Hij sloeg er een klein visje uit. Bram schaterde het uit. Ze hadden die middag dikwijls beet en toen het donker werd gingen ze naar huis met een emmer grote en kleine vis sen. Moeder bakte ze, ze waren erg lek ker. Wim Hensing, Leiden. NAAR KATWIJK Ik ben in de vakantie naar Katwijk geweest op een kampeerterrein en het was daar toch zo leuk. We zijn daar met de hele familie ge weest, zes weken lang. We hadden daar een huisje gehuurd. Daar hebben we met zand gespeeld. We hebben een heel ho ge berg gemaakt en daar hebben we op staan stampen. We gingen er over „bok- kie springen" en kopje duikelen, 't Was allemaal heel fijn. Maar weet je wat er niet zo fijn was? Dat we niet zo'n mooi weer gehad heb ben. Van de zes weken, hebben we maar 1 week goed weer gehad en konden we de hele dag naar het strand gaan. Op de regendagen gingen we naar het dorp winkelen en boodschappen doen. Ook deden we thuis veel spelletjes. Marian v. d. Poel, Leiden. DE LOPENDE BLOEM Er was eens een mooie rode bloem, die kon lopen. Op zekere dag, toen het bloempje weer buiten in de tuin stond, vond hij het in de tuin niets leuk. Hij wou wat van do wijde wereld zien en ging op stap. Hij liep drie dagen en drie nachten achter elkaar door en kwam toen in een heel koud land. „Brr" zei hij, „wat is het hier koud". Toch liep hij maar door, maar toen hij ergens midden op het land gekomen was. kreeg hij het zó koud, dat hij naar huis verlangde. „O, o, was ik maar nooit weggegaan", jammerde hij. Nu zag hij hoe warm het thuis wel was en hoe koud hier. Maar wat was dat? Hij kon opeens niet meer lopen en moest nu wachten tot de winter voorbij was. Daar stond hij, midden in de kou. Eindelijk, toen het zomer was, kon hij weer lopen en ging gauw naar huis. La ter ging hij nooit meer weg en de men sen zorgden goed voor hem. Loes Gerrits, Lelden. OP DE KABOUTERS Ik ben op de kabouters, daar is het altijd leuk. Hoe ik op de kabouters kwam? Onze overburen hebben vier kin deren, Sjaan, Lia, Tine en Paula. Ze zijn altijd aardig. Paula vooral, maar ik ging toch met Sjaan naar de kabouters. Sjaan is negen jaar en ik acht. Ik speelde veel met die kinderen en zo ging ik ook met Sjaan mee naar de kabouters. We gin gen naar het kabouterhuis en daar speel den we met alle kinderen verstoppertje. Dat was altijd heel leuk, maar als de reja kwam moesten we dadelijk ophou den en even later begonnen we dan. We deden allerlei spelletjes tot half vier en dan gingen we samen naar huis. Mayke Gerrits, Lelden. NAAR HET TOVERFEEST Er was eens een vrouwtje en dat vrouwtje was jarig. Dat vrouwtje was geen gewoon vrouwtje maar een tover- vrouwije. Als ze visite kreeg ging ze altijd to veren, dat vonden de mensen niet altijd leuk, want ze toverde soms griezelige dingen, zoals een heel grote spin of 'n blazende kat. Maar nu was het vrouwtje jarig en er zou veel visite komen. Iedereen dacht, nu zal he tovervrouwtje wel veel lekkers toveren, gebakjes, li monade en snoepjes, maar niks hoor, op haar verjaardag toverde ze niet zei ze. Het werd avond, de mensen gingen naar huis en het vrouwtje ging naar bed. De kinderen, die verhaaltjes gemaakt hebben, moeten niet ongeduldig worden. We gaan de volgende week er mee ver der. Wie wil voor de afwisseling eens een heel leuk papbord hebben. Voor de aardigheid kun je het ook wel eens doen, als je kindervisite vraagt. I. Knip uit karton een schild-padkop. 4 pootjes en een kort staartje (je kunt dit doen naar een plaatje). Kleur (of schilder de afzonderlijke delen en plak ze onder een bord vast, zodat het net uitziet als een schildpad. II. Ook is het leuk je papbord te be plakken met jongens en meisjeskopjes met armen en benen (zie tekening II) III. Je kunt ook van een bord in een ommezientje een tamboerijn maken. Ver sier het midden met een aardige teke ning (opplakken!) en bevestig langs de rand kleine klokjes of belletjes b.v. van de afgetuigde kerstboom. Hoera voor de Shell Junior dub, die in 1962 vijf jaar bestaatl Er staan de tienduizenden jongens en meisjes die al lid zijn (of worden heel wat plezierige verrassingen te wachten Laat ook üw kinderen, kleinkinderen, nichtjes, neefjes of kleine buurtjes genieten en profiteren. Vul nu onderstaande bon in. U kunt ook een folder met inschrijfkaart bij een Shell-verkooppunt afhalen I Stuurt u mij inlichtingen over de Shell Junior Club. Verzend de bon in open enveloppe (waarop een 4-cents postzegel) aan: Shell Junior Club, Postbus 333, Den Haag. (Advertentie) LEUKE TEKENINGEN OP REKENPAPIER (ruitjespapier) Dag allemaal. TANTE JO EN OOM TOON De winter is leestijd en vanzelf komt men er dan wel eens toe om een boek te lenen in de bibliotheek of bij een vriend je. Die behoren vanzelf weer in goede staat terug bezorgd te worden. Daarvoor nu dient zo'n boekomslag. En die maak je heel eenvoudig zelf uit karton. Leg een opengeslagen boek van ge woon formaat op een stuk karton. Dit moet 2'/t x de hoogte (of lengte) van het boek hebben en 18 cm breder zijn dan het opengeslagen boek. Trek nu langs een liniaal de stippellijnen om 't boek. Tussen de randen van het boek en deze stippellijnen moet een ruimte van ongeveer 2 cm blijven. Daarna teken je de grote „H" en knip er 2 gearceerde vlakker, uit. Vouw nu het geval langs de stippellijntjes, druk daarbij de liniaal eens flink op het karton en ga er dan met de rug van je mes een paar maal langs, waarna je het makkelijk kan om buigen. De beide zijstukken, die de tas sen moeten vormen, voorzie je bij A, B, C. en D. van 4 vijf cm diepe insnijdin gen. Ze moeten precies tegenover elkan der liggen, omdat ze in elkaar moeten grijpen (fig 2). Het boek wordt dan in die tassen opzij geschoven. Wil je een mooier boekomslag hebben, dan beplak je het karton met stof en een omslag naaien. Daarvoor moet het kar ton 16 cm breder zijn als het opengesla gen boek en 4 cm hoger (of langer). Vouw dan precies in het midden van de boekrug op een afstand van 4 cm 2 lood lijnen (de 2 stippellijnen en midden in fig. 3). Maak zo zelfde vouwlijnen op 6 cm van de kanten van het karton. Buig de tassen vervolgens naar binnen om en naai ze overhands langs de horizontale zijde. Neem daarvoor een stopnaald en heel dik garen. Men kan gebouwen zuiver perspecti visch tekenen door enkel maar de ruit jes van het rekenpapier te vullen (hier: zwart te maken). Het best gaat dit met tekeninkt (ook wel met wasverf). Kijk maar eens heel goed naar tekening C en zie maar eens, hoe hierdoor diepte ontstaat, als men sommige ruitjes slechts half invult. Als je enige malen geoefend hebt, kun je op deze wijze al heel gauw, burchten, kerken en steden in tekening brengen enkel op deze doodeenvoudige manier. Mr. J. R. H. van Schaik, minis ter van staat, is gisteren in het R.K. ziekenhuis Joannes de Deo in het Westeinde in Den Haag opgenomen. De heer Van Schaik, die deze maand 80 jaar wordt, heeft een been ge broken. ZEEPOST Met de volgende schepen kan zee post worden verzonden. De data, waarop de correspondentie uiterlijk ter post moet zijn bezorgd, staan, tussen haakjes, achter de naam van het schip vermeld. V.S. van Amerika: ss. Queen Ma ry (21-1), ss. Westendam (25-1); Ar gentinië: ms. Algorab (21-1), ms. Laennec (24-1), ms. Cap Norte (25-1); Australië: ss. Zuiderkruis (21-1), ms. Tamesis (23-1); Brazilië: ms. Algorab (21-1), ms. Laennec (24-1), ms. Cap Norte (25-1); Brits- Oost-Afrika: ms. Gange (22-1); Ca nada: ss. Queen Mary (21-1), ms. Westerdam (25-1); Chili: ts. Leipzig (25-1); Indonesië: verkeer gestaakt; Ned. Antillen: ms. Theron (23-1); Nw-Zeeland: ss. Zuiderkruis (21-1); Suriname: ms. Marathon (24-1); Rep. Z.-Afrika en Z.W.-Afrika: ss. Zui derkruis (21-1), ms. Zonnekerk (23-1). Inlichtingen betreffende de ver zendingsdata van postpakketten ge ven de postkantoren. 11 WAAR KOMT DE THEE VANDAAN? 1. Hoe kwamen de mensen ertoe om thee te gaan drinken? De Chinezen me nen, dat de thee meer dan 4000 jaar ge leden ontdekt werd door keizer Shen- Nung. Deze wilde steeds alleen maar ge kookt water drinken; toen op een dag buiten water voor hem gekookt werd, waaiden er enige bladeren van een thee struik in de waterpan. Men nam het in die tijd niet zo nauw en de keizer dronk evengoed van het water. Hij was zo op getogen over de smaak, dat hij voortaan - en al spoedig ook zijn onderdanen - steeds water met theebladeren erin dronk. 2. De Indiërs echter vertellen er een ander verhaal over. Zij verhalen, dat Dharma, een oude Indische wijsgeer, be sloten had om 7 jaren wakker te blij ven om aan één stuk door over Boedha te kunnen nadenken. Na 4 jaar echter be gon hij zich moe te voelen en om niet in slaap te vallen, plukte hij enkele .bla deren van een struik en begon daarop te kauwen. Ze deden hem zodanig opleven, dat hij de volgende 3 jaar makkelijk wakker bleef, steeds maar weer op thee bladeren kauwende. In Europa drinken de Engelsen de meeste thee. Maar het wereldrecord evenwel heeft Tibet. In doorsnee drin ken volwassen personen er wel een 40 koppen thee per dagl

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1962 | | pagina 9