DE WILDE WELDOENER ZATERDAG 16 DECEMBER 1961 DE LEIDSE COURANT PAGINA Wat een naastenliefde Hij was in het dorpje, nauwelijks gro ter dan een gehucht, algemeen bekend onder de naara van Arie, zonder een bij voeging. Behalve koster van het kerkje, was hij ook de „scheerbaas". Van deze beide beroepjes leed hij met zijn enig kind, een meisjes van een jaar of 14, in stille armoede. Zijn vrouw en zijn twee oudste dochters waren binnen 4 jaar tijds allen aan dezelfde ziekte gestor ven. En nu lag zijn laatste kind, zijn An neke, in het achterkamertje ook alweer ziek. De dokter zei wel, dat ze er best door zou komen, als ze maar genoeg ver sterkende middelen kreeg. Het kind droeg haar ziekte met een blijmoedig ge duld. Nooit klaagde zij, ja een groot deel van de dag lag ze zelfs allerlei liedjes te zingen, maar vooral Marialiedjes. Arie verzorgde haar met hartroerende liefde, maar daarbij kon hij haar niet geven, wat ze het allermeest nodig had om te kunnen genezen. Hij spaarde alles uit zijn mond, wat hij niet dringend no dig had. Vriendinnetjes en buren brach ten wel eens wat lekkers of hartigs mee, maar dat droeg niet aan. Nu woonde er aan de landweg even buiten de kom van het dorpje een scheerklant van Arie. Het was een schat rijke oude boer, die met zijn zuster van hun renten leefde. De dorpsbewoners beweerden, dat ze minstens een half miljoen bezaten en desondanks waren ze buitengewoon gierig. Ze leefden zelf zui nig, ja haast armoedig. Van nood en el lende van anderen trokken ze zich niets aan. Het enige, wat boer Klaas - zo zul len we hem maar noemen - weggaf elke zondag een halve cent in het kerkebakje - dat zou nu niet meer gaan! -. Zijn zus maakte het zelfs nog erger; ze deed meestal, alsof ze het ding niet opmerkte. Eenmaal in de week op zaterdagmor gen kwam de boer zich laten scheren. Bij het binnenkomen zei hij een droog „gedag", ging zitten en zei verder alleen maar wat, als één der aanwezigen hem iets vroeg. Hij had zo'n straffe, harde baard, dat Arie hem wel tweemaal zolang moest in* zepen als de anderen en bovendien twee maal moest scheren om zijn rauwe ge- zicht weer een beetje glad te krijgen. Als dit dan eindelijk gebeurd was, stond Klaas op, haalde een stuiver uit zijn knip, lei die op het „kaptafeltje" en na zijn stuurse „gedag" verdween hij weer en kloste op zijn ongelooflijk grote „blokken" huiswaarts. Al zo dikwijls had Arie gedacht: „Zo'n rijke boer zonder zorgen zou voor Anne ke toch best wel voor wat versterkende middelen kunnen zorgen. b.v~ iedere dag een litertje melk en een paar eieren en zo nu en dan eens een stukje vlees. Hij heeft het zelf allemaal en hoeft er dus geen cent voor uit te geven. Op een zaterdagmorgen trok Arie na lang aarzelen de stoute schoenen aan. Dag aan dag had hij het met bang hart aangezien, dat zijn meiske alsmaar ble ker en magerder werd. Hij had al zoveel leed gehad, het zou toch te erg zijn, als ook Anneke hem zou ontnomen worden. Toen de oude vrek geschoren was en de deur achter zich dichttrok, vloog de scheerbaas hem achterna, want wat hij vragen wilde kon hij niet doen in het bijzijn van anderen. De boer hoorde hem, keecde zich om en vroeg: „Is er wat?" „Ja boer Klaas ik zou graag eens met u praten als het kan vanavond nog. Komt 7 uur u gelegen?" „Nou, als het dan moet en zo'n haast heeft, om 7 uur precies". Met loden benen sloeg Arie die avond het weggetje in naar boer Klaas. Zus met haar eeuwig zuur gezicht van ge rimpeld perkament deed open. „Ik wou je broer gesproken hebben" „Zo, kom binnen". In de huiskamer zat de broer naast de trommelkachel. Zijn zus zette zich aan de andere zijde en Arie werd een plaats gewezen ver van de kachel op 'n stoel tegen de muur. „En wat wou je bepraten met mij?" „Ja, als het niet zo erg nodig was, zou ik niet gekomen zijn. Maar ons Anneke is er zo slecht aan toe, omdat ik haar niet kan geven, wat voor d'r genezing nodig is. Nu kwam ik vragen of u niet elke dag voor een paar eieren en een liter melk zou willen zorgen. Misschien zou u er mijn meiske mee redden en jullie zullen er niet arm van worden". Alvorens te antwoorden keek Klaas even maar naar zijn zuster. De waar schuwende blik uit haar ogen vertelde hem, wat hij te antwoorden had. Hij stond opeens bruusk op, stapte naar de deur, trok ze open en wees met zijn wijsvinger naar buiten. Het gebaar was zo'n duidelijk antwoord, dat Arie ter stond opstond en vertrok. Zonder ver wijt en slechts spijtig met zijn hoofd schuddend schoof zijn trieste figuur het tuinhek uit. Thuisgekomen zette hij zich in de scheerkamer om Anneke niet te storen. Maar toen hij haar zachtjes hoorde zin gen, ging hij naar haar toe, nam heel teder haar wasbleek gezichtje tussen zijn handen en vroeg: „Hoe gaat het met mijn kindje?" Ze hief haar lichtblauwe sterrenoogjes naar zijn zorgelijk gelaat op en trachtte op vrolijke toon te zeggen: „O, vadertje, ik ben best tevreden". De volgende morgen zat boer Klaas voor het raam in de grauwe mist te tu ren. Iets in zijn gezicht en wat nerveus beweeg van zijn mond verraadde, dat er wat in hem gaande was. Opeens stond hij op en ging naar het kippenhok. Even week hij om, of hij wel onbespied was, reikte toen naar het legnest, haalde er een ei uit en stak het in zijn boezeroen. Dan riep hij in de keuken dat hij even weg moest. Met grote, trage passen - want hU was zeer groot - hield hij op 't kostershuis aan. Hij trof de deur open en riep dus „vollek". Met de scheerkwast in de hand verscheen Arie. „Wel, kom binnen boer". „Nee, waarvoor ik kom, kan ik aan de deur wel af". Meteen haalde hij het ei uit zijn boezeroen. „Kijk eens, dit is voor Anneke. Voortaan zal ik elke za terdag een ei voor d'r meebrengen, maar dan moet ge me streng beloven, dat mijn zus het nooit te weten komt". „Dank je wel, boer Klaas, van mij zal niemand het ooit vernemen". „Betalen hoefde gij het niet. Maar met iets listigs in zijn diepliggende ogen voegde hij er aan toe: „Maar wel reken ik erop, dat ge me voortaan voor nie mendal scheert. Gedag". Wat kunnen hebzucht en gierigheid 'n mens toch hard en harteloos maken! CORRESPONDENTIE EEN DOM VROUWTJE In een klein dorp woonde een vrouwtje. Ze heette Klaartje. Ze was wel heel mooi, maar jammer genoeg heel erg dom. Het vrouwtje hield veel van bomen en ze wou altijd graag zelf een boom zijn. Op een dag was het zo, dat 't ook gebeurde. Het vrouwtje was in haar huisje bo ven aan het werk en toen ze naar bene den ging zei ze weer hardop: „O, was ik toch maar een boom!". Nauwelijks had ze het gezegd of zie, daar gebeurde het. Midden in de kamer stond plotseling een boom. Haar benen waren de stam en armen, vingers, tenen, mond, ogen enz. waren allemaal takken. Toen de kruidenier er aan kwam en later de bakker eri de slager, schrokken ze heel erg. Ze stotterden: „Isis dat Klaartje? Maar dat kan toch niet". Het vrouwtje kreeg er gauw spyt van en dacht maar steeds: „O, had ik het maar niet gezegd". En zie, ineens stond er weer 'n Klaartje voor de bakker, slager en kruidenier. Nu zei ze nooit meer: „O, was ik maar een boom". Joke Castelijn, De Kwakel. Goed je best gedaan Joke. Ansje Heemskerk, Roelofarendsveen. Dat zag er goed uit, met die mooie ver siering en keurig geschreven. Ella en Willie Olierook, Hazerswoude. Leuk Willy dat je ook met ons meedoet voortaan. Hebben jullie een fijne ver jaardag gehad, zo met z'n tweeën? Schrijf er eens wat van. Misschien wordt het dan wel een verhaaltje en dan zet ik het in de krant. Dag meiskes! Riet van Ruiten, Noordwükerhout. Je moet nu weer gaan denken over een verhaaltje voor Kerstmis. Harry Volwater, Leiden vertelt over een spannende VOETBALWEDSTRIJD Ons schoolelftal ging naar de speel tuin om te voetballen tegen een school elftal uit de 3 Oktoberstraat. Toen we er aankwamen was de andere school er al. We gingen vlug onze voetbalspullen aan trekken en toen begon de wedstrijd. Het eerste doelpunt werd gezet door de andere school dus: 1-0. Na een tijdje kwamen zij weer in de aanval toen nog een schot door een jongen met mislukte voetbalbeentjes en het was 2-0. Dat lie ten we zo niet doorgaan. We gingen in de aanval en al gauw zetten wij ook 'n punt, 2-1 voor de andere school. Na lange tijd werd het gelijk spel 2-2, daar na 3-2 voor de andere school en geluk kig slaagden wij er ook in een punt te zetten dus weer gelijk spel 3-3. Nu maakte ik een loeiend schot, maar jam mer tegen de paal. De bal schoot terug terwijl de keeper op de grond lag. De tegenpartij maakte hiervan gebruik en het werd 4-3. En zo bleef het tot het einde. Cor Bakker, Leiden komt met: DAT WAS LEUK Ik liep met mijn vader op straat toen we een muziekkorps tegen kwamen. „Zou jij daar ook aan willen?" vroeg vader. „Dat zou ik best fijn vinden". Vader informeerde hoe laat en waar de repetities waren en op donderdag om half acht was ik present in het re petitiezaaltje. Ik ging naar de voorzitter en vroeg of ik met het korps mee mocht doen. „Eh, ja, wat wil je worden?" „Bazuinblazer", zei ik. Zo werd ik de jongste bazuinblazer en ik kreeg les van een meneer. Op een avond dat we weer aan het repeteren waren had ik een plastic ei meegenomen en die stilletjes in de trompet van mijn leermeester gedaan. Toen we gingen bla zen kreeg hij geen geluid uit zijn trom pet en ik begon in eens te lachen. Hij blies weer en toen kwam er het ei uit geschoten precies tegen een ander zijn hoofd. „Au!" riep hij. We lachten alle maal. Nu kan ik al heel goed blazen. Ik ken al verschillende marsen uit mijn hoofd: de taptoemars, de Franse mars, de jubi leummars, de Dienstmars enz. Iedere keer als er een afwezig is, mag ik invallen enook trommelen, want dat kan ik ook. We hebben flie morgen fijn gevist, het ging goed. Later op de dag gingen we zwemmen in de Braassemermeer. Het was koud, maar ik was er gauw doorheen. We gin gen naar een vlot zwemmen. Na een poosje moesten we er uit en ons aan gaan kleden. Toen gingen we ballen met een jongen die net uit school kwam, want daar moesten ze 29 augustus weer naar school. Na het eten gingen we naar huis. Op de terugweg reden we langs het zwem bad van Leiderdorp, toen de brug over en verder over de Hoge Rijndijk langs de Nieuwe vaart naar huis. DENKT AAN DE VOGELS EEN LEUKE VOETBALWEDSTRIJD Het was op een zaterdagmiddag dat we moesten voetballen. De jongens waren allemaal om 2 uur bij de school, want het was ons schoolelftal. We gingen naar 't voetbalterrein. Om 3 uur zou de wed strijd beginnen. Toen we ons allemaal verkleed hadden, moesten we in een rij gaan staan van de keeper tot de midden voor. Wij waren gekleed in het mooi helder blauw-wit gestreept. We gingen eerst 'n beetje de keeper inschieten. De scheids rechter floot dat we ons op moesten stellen. We gingen tossen maar dat ver loren we; de andere kregen de uitbal. We waren nog geen 5 minuten bezig of het stond 1-0 voor die andere partij. Onze aanvoeder zei:,, Dat hindert niets" Even later kwamen we op dreef. On ze tegenstanders waren echter het meest bij ons doel. Bart van Kempen, van de andere partij, kreeg de bal goed voor zijn schoenen, schoot, maar gelukkig net er overheen. We speelden nog een half uur en toen was het rust. Na de rust hadden wij de aftrap en vlak voor het einde maakte Wim v. Luyk het 1-1. Ellen Hummel, Leiden heeft gemaakt: EEN PRETTIGE VAKANTIEDAG Het was erg warm, zó warm, dat het niet uit te houden was. En toen zei mijn moeder: „Lekker weertje voor de was!" Nou dan wist ik het wel, het was weer thuisblijven, bah!! „Nou dan ga ik maar naar het strand", zei ik. Maar ja, wat doe je er aan, moeders zijn nou eenmaal altijd ongerust, als je alleen weg wilt gaan. Moeder zei dan ook dadelijk: „Dan ga ik wel mee". „Nou vooruit dan maar", zei ik. „Hoe eaan we? Toch zeker niet met de bene wagen, want dat gaat niet, het is een behoorlijk eind lopen, van Leiden naar Katwijk". Op de landkaart is het maar een eindje van een centimeter. Ben je mal", zei moeder. „We gaan met de bus". We waren dan eindelijk aan het strand. Net had ik mijn badpak aan of ik rende naar de zee. Ik nam een duik en brr, was dat even koud. Maar ja, ik was er gelijk helemaal door. Ik was een tijdje aan het zwemmen of daar kwam een kwal aandrijven, maar dat wist ik nog niet. Ik wou hem oppakken, maar ik kon nog net mijn hand terugtrekken en het vieze ding kwam maar achter me aan en ik maar rennen, als een paard op acht poten. Toen kwam ik bij mijn moeder aan. „Hè, hè, een beetje kalmer kan ook wel. Ik ben nog lang niet bruin genoeg". Ja. ja, die vrouwen met dat bruin worden. Ze kunnen beter naar Afrika gaan, dan ben je gelijk een nikker. Toen ben ik maar van een helling af gaan rollen, keihard. Ik rolde byna tegen moeder aan. „Kom ga maar een ijsje halen". Nou dat hoefde ze niet twee keer te zeggen. Ik was gelijk weg. Jan Berk, Leiden. NAAR ROELOFARENDSVEEN We gingen om tien uur weg op de fiets. We gingen over smalle landweggetjes. Mijn broertje was vooruit gegaan om simmetjes te halen, want we zouden gaan vissen. Sint - peen - eend - kind - ukki - lans - amen - ader - spar. De drie gelukkige winnaars zijn: Bep van Rijn, Dorpsstraat 89, War mond. Wim v. d. Meer, Javastraat 19, Oegst- geest. Cobie v. d. Krogt, Sporthoflaan 17, Sassenheim. Arie Droogh, Leiden, Nelleke v. d. Valk, Zoeterwoude, Marijke van Ruiten, Sassenheim, Lia Zwetsloot, Warmond, Maria Bunnik, Aarlanderveen, Joke v. d. Kamp, Lisse, Marry van Leyden, Ter Aar, Jan v. d. Meer, Noordwyk Zee, Lia van Haasteren, Leimuiden, Gaby de Gruiter, Rijpwetering, Betsie Veldhui zen, Bodegraven, Plonie Haagen, Zoeter woude, Greet Haagen, Zoeterwoude, Freddie van Diemen, Nieuw Vennep, Gerda v. Lans, Lisse, Ina Peschier, NoordwUk, Joke v. d. Aa, Wassenaar, Coby Zwetsloot, Warmond, Trees Oost- dam en Stina Haagen, Zoeterwoude, Hans v. d. Ploeg, Leiderdorp, Dokie Beyk, Sassenheim, Corrie Jansen, Nw. hout, Gé Wassenburg, Langeraar. Dag kinders, de groetjes van TANTE JO EN OOM TOON Wanneer in de winter de vorst zijn intrede doet, vinden de meeste vogels nauwelijks nog voedseL Maar jullie kunnen ze helpen door een voerhuisje voor ze te bouwen. Over dit modelletje zullen mezen en vinken zich stellig verheugen. Je neemt een middelgrote conservenbus, niet te diep. Snijd de bodem er met een blik opener uit'. Zijn de randen wat ruw, dan klop je ze met een hamer netjes glad en verf het blik vervolgens met olieverf of lak. Hang het als de verf droog is op de wijze als in fig a. is aangegeven op. Een aan beide zijden uitstekend stokje biedt de gasten ook nog een zitplaats. En nu het voer erin. Maar welk? Hier 2 recepten: 1. Neem b.v. een pond niervet of rund- vet, draai dit door 't vleesmolentje tot 't heel fijn is en meng het vervolgens met een kopje vogelzaad en 3 eetlepels gemalen pindanootjes. 2. Smelt in een keteltje een stuk rund- vet (misschien kun je dit moeder liever laten doen). Wanneer het gesmolten vet is afgkoeld, schudt men er wat zonne bloempitten, gerstekorrels en hennepza den doorheen. Roer dit alles door elkaar tot er een dikke brei ontstaat. Vóór je 't voer nu in het blik d-oet en stevig aan drukt, haal je weer een touwtje (niet te dun!) door het blik, waaraan je het dan kunt ophangen. Ook het zitstokje niet vergeten! EEN VOERBAKJE UIT EEN SIGARENKIST DE VUILNISMAN MET ZIJN WAGEN De 2 tekeningen lijken oppervlakkig volkomen gelijk. Maar toch mist de 2e figuur bij aandachtig kijken 7 dingen, die op de eerste wel voorkomen. Probeer ze maar te vinden en verge lijk ze dan maar met de oplossing el ders. EEN WINTERS ZOEKPLAAT JE Dit huis, in het winterse land schap, is niet onbewoond. De bewo ner is op het ogenblik niet in huis, dat zien we aan de sporen in de sneeuw. Hij is wel in de buurt. Wie vindt hem? Oplossing elders in deze krarc Behalve het sigarenkistje heb je 4 even lange latje nodig, die je in de 4 hoeken vastspijkert Ik vergis me bo ven even, want 2 latjes moeten iets kor ter zijn. zodat het dakje straks iets schuin komt te liggen. Daarom moet je de latjes ook schuin afzagen - allen in dezelfde richting! - De regen kan dan afvloeien en het dakje gaat veel langer mee. Als nu de latjes goed vast zitten, moet het dak op het huisje. Neem voor al dunne spijkertjes, want dit hout splijt heel licht. Heb je nog wat verfrestjes, zet het huisje dan netjes in de verf en laat deze goed opdrogen, vóór je het geval buiten gaat ophangen. Zoek daarvoor 'n plaats je, waar de katten er niet bij kunnen. De vogels zullen het kastje spoedig ontdek ken en zich dagelijks komen vergasten aan de etensrestjes. broodkruimels, ha vervlokken (mout) en kleine stukjes spek, die je op de bodem voor hen neerlegt. Filmvoorlichting tijdens Rotterdams begrotingsdebat De raadszaal van het Rotterdamse stadhuis was gisteravond enige tijd in een „bioscoopzaal" veranderd. Dit was het gevolg van een voorstel in gediend door he raadslid J. G. v. d. Ploeg (PvdA), die bij de behande ling van het hoofdstuk openbare wer ken de besprekingen over de bouw activiteit in de stad vergezeld wilde doen gaan van „aanschouwelijke" voorbeelden, speciaal wat de hoog bouw in Rotterdam betreft. Hoewel de burgemeester zich niet bepaald enthousiast toonde over dit voorstel, werd het met 22 tegen 17 stemmen door de raad aanvaard. Eni ge tijd heeft men binnenskamers nog overlegd, of men niet in strijd zou handelen met de wet op de film keuring, die openbare vertoningen niet toestaat zonder dat de bertef- fende commissie er haar fiat aan ge geven heeft. De leden van de gemeenteraad hebben beelden op het witte doek te zien gekregen, die paste bij de discussies over de bouwactiviteit. Vier volle trams in Oost-Ber- lijn moesten donderdagochtend meer dan een kwartier wachten omdat de conductrice van de voorste tram in rij ging staan voor sinaasappelen. Te gen de passagiers had zij gezegd, dat de sinaasappelen altijd uitverkocht waren wanneer haar werktijd om was. JACKENDEBONESTAAK Alles verliep als de vorige maal, alleen viel 't hem dit keer moeilijker de vrouw van de reus om te praten. Maar tenlaat- ste bracht zij Jack weer naar de keuken en verstopte hem in een grote koperen ketel. Toen de reus binnenkwam, riep hij als gewoonlijk: „Vrouw, vrouw, ik ruik mensenvlees". Tot Jacks ontzetting begon hij, zonder het antwoord van zijn vrouw af te wachten .alles te doorzoeken. Hij keek in de oven, wierp stoelen en tafels om, zo dat er een vreselijke wanorde ontstond. Tot slot lei hij zijn reusachtige vuist op het deksel van de koperen ketelen Jack dacht dat zijn laatste uur geslagen was. Maar gelukkig scheen de reus op dat ogenblik het zoeken moe te zijn. Hij zette zich bij het vuur en riep om eten en wijn. Toen hij klaar was met eten, gebood hij zijn vrouw: „Haal de harp!" De vrouw haalde ze en legde ze voor de reus op tafel. „Speel harp!" zei de reus op gebie dende toon. En meteen begon de harp vanzelf te spelen. De muziek deed reus en vrouw al spoedig in slaap vallen, Jack, die af en toe het deksel tot een kiertje optilde, had dat alles gehoord en gezien. Hij kroop voorzichtig te voor schijn om de harp te pakken. Maar deze was betoverd en zo gauw Jack haar aan raakte, riep ze: „Meester, meester!". De reus sprong op met luid gebrul en zette Jack achterna. Deze liep voor zijn leven en (wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1961 | | pagina 9