DIERLIJKE MEDEDELINGEN
OV/ER MOOIE BONTJASSEN
Indianen en Eskimo's
op het pelzenpad
DE LEIDSE COURANT
Twaalfduizend koperen spelden en zes
tien km. draad voor één nerz-mantel
Er zijn miljoenen bontjassen op de
wereld. Werkelijk mooie bontjassen zijn
minder talrijk. En mooie, sprekende
bontjassen? Van deze soort bestaat er
maar één. Een gelukkig toeval wilde, dat
een onzer medewerkers die weet, wat
pelsdieren zijn die sprekende jas in de
hal van een hotel aantrof. Daardoor was
hij in staat de dramatische geschiedenis
,Van Dierenpels tot Damesmantel' te
schrijven.
EEN beetje verveeld zat ik in de hal van
een groot hotel. Ik had een kopje koffie besteld
en rookte een ,pijp. Ik keek naar de mensen
om mij heen. Zakenlieden met vertoon van
papieren en in drukke gesprekken gewikkeld.
Vacantiegangers, die het er prettig van namen.
Geruisloze kellners. Een drietal Franse kinde
ren. Enige dames. Terwijl ik keek, gingen mijn
gedachten terug naar mijn jonge jaren, toen
ik veel doolde door grote bossen en over de
vlakten. Ik dacht aan de schoonheid en de rust
der ongerepte natuur, aan lange ritten te paard,
aan jachtpartijen.
Bij 't tafeltje naast het mijne zonk een dame
neer in een fauteuil. Zij was" elegant en zeer
verzorgd. Zij liet haar bontjas van haar schou
ders glijden. Plotseling stond ze op met een blij
gezicht. Snel ging ze op een oudere dame toe.
Al spoedig zat ,mijn mevrouw' (zo zal ik haar
nu maar gemakshalve aanduiden) in druk ge
sprek in een hoekje van de hal met de oudere
dame. Ik rookte door en peinsde verder over
het verleden.
Verbazing
EENSKLAPS schrok ik op uit mijn gepeins.
Naast mij klonk uit de kort tevoren door ,mijn
mevrouw' verlaten fauteuil een stem. Toch zat
er niemand in die stoel. Maar de stem was echt!
„Denkt U aan de vlakten, oude jager, waar
ook ik vroeger rondzwierf? Toen dekte ik een
rank en rap vosselijf. N u dat van een deftige
mevrouw. Ja, geloof mij, de weg van dierenpels
tot damesjas is lang. Toch ben ik hem tot het
einde toe gegaan en nu sta ik hoog in aanzien.
Toch verlang ik nog wel eens terug naar die
wijde vlakten en ongerepte landschappen."
Verbouwereerd keek ik naar de plaats, waar
het stemgeluid vandaan kwam. Neen, er zat
werkelijk niemand. Het was de bontkraag die
sprak.
„Inderdaad", zei ik wat onzeker, „daarginder
in Canada was het mooi, heel mooi, maar soms
toch ook erg koud."
„Koude doet mij niets", zei de kraag een
beetje snibbig, „ik houd van de koude, want
ik word er mooier van. Zonder koude had ik
geen recht van bestaan. Koude is het element,
waarin ik graag leef en het meest tot mijn recht
kom. Ik kom namelijk uit het noorden van
Canada. U weet wel, daar, waar de Hudson
Baai Maatschappij vroeger zo'n grote pelshandel
dreef. Nu nog, geloof ik. U kent toch het devies
van die maatschappij? Propelle cutem. Dat wil
zo ongeveer zeggen: Maak jacht op de huid.
Nu, de maatschappij heeft mijn huid, beter: de
huid van mijn vos gekregen. Daarom zit ik nu
hier."
„Deed het pijn, toen U gescheiden werd van
Uw vos?", vroeg ik, nog steeds een beetje
bedremmeld.
„Pijn? Wat een vraag! Natuurlijk deed het
pijn. Of dacht U soms, dat de Indianen en
Eskimo's op het pelzenpad erg zachtzinnig zijn?
De operatie kostte mijn vos het leven. Voor mij
luidde hij een nieuwe levensperiode in
„Maar tegenwoordig", viel ik in de rede, toen
de sprekende bontkraag mijn vroegere jacht
gezellen hekelde, „is er toch veel anders dan
vroeger. Ik bedoel: de Eskimo's en Indianen
zijn niet meer zoals de wilden van weleer. Zo
herinner ik mij een gezin van Cree-Indianen.
Vader, moeder en twee kinderen. In de zomer
waren die kinderen dagelijks een paar uur on
derweg om de school te kunnen bezoeken
„Zeker", zei de kraag, „maar vader Cree
achtte een vossepels toch beslist niet onbelang
rijker dan onderwijs voor zijn kroost. Hij werkte
met verraderlijke klemmen. Als de duisternis
dan heel vroeg inviel in het besneeuwde land,
raakten er heel wat Reintjes in zijn klemmen.
Sommige vossen leden heel lang erge pijnen
vóór vader Cree definitief een einde maakte
aan hun levens. Neen, oude jager, een onver
deeld genoegen is het levenseinde voor zo'n
vos beslist niet. Wel voor de jager natuurlijk."
.Jawel, dat weet ik. Maar tegenwoordig"
probeerde ik die scherpe woorden wat te ver
zachten „hebben de in het wild levende
dieren toch minder kans om gedood te worden
dan vroeger. Er zijn jachtvoorschriften. En dan
moet U de pelsdierenfarms niet vergeten!"
„Die vergeet ik ook beslist niet", antwoordde
de kraag. „Maar U moet niet vergeten, dat
meniEe vossenfarm bij voorbeeld geen boer
derijtje Is met een prikkeldraadafrastering. De
Deze Cree-Indiaan verschalkte een vos
in een zijner klemmen.
Canadese vakmensen moesten advies geven.
Een kleine honderd minks moesten hun vacht
schenken om de jas gereed te kunnen maken.
De knapste bontwerksters, zoals juffrouw
Yvonne en mevrouw Renée-Jeanne, waren er
heel lang mee bezig. Die minkvelletjes hebben
werkelijk carrière gemaakt, een vorstelijke car
rière in de letterlijke zin des woords!"
„Ik heb er eens een voordracht over gehoord,
over zo'n nerzjas, bedoel ik. Geen sprake van
massa-productie! Eén exemplaar vergt 65 tot
100 velletjes. Eerst wordt zo'n jas met spelden
in elkaar gezet. Twaalfduizend koperen spelden
zijn dan nodig. En later zijn ongeveer zestien
kilometer draad nodig om hem in elkaar te
naaien. In de Provincie Quebec komen in het
wild prachtige minks voor. Maar er worden ook
mooie kleuren gefokt op de minkfarms. Canada
voert jaarlijks voor ongeveer f 75.000.000,aan
minkvachtjes uit. Dat is een héél bedrag!"
„Ja", beaamde ik, „de mink heeft werkelijk
carrière gemaakt in deze eeuw. En dat niet al
leen in Canada, want hij wordt ook in een
aantal andere landen tegenwoordig gefokt."
,Och ja, dat is waar. Maar" vervolgde de
kraag „carrière maken eigenlijk alle goede
pelssoorten. Ik herinner me nog, dat ik pas
klaar was als kraag. Toen moest ik naar een
verkooptentoonstelling. Alle mannen keken naar
mij, veel meer dan naar de dames in de zaal
en de mannequins, die mij moesten vertonen.
Dat was een prettig gevoel. En ze boden een
hoge prijs voor mij. En maakt U nu die tas
eens open!"
Ik maakte de tas open, die ,mijn mevrouw' in
haar stoel had laten staan. Eigenlijk was het
niet behoorlijk van mij, maar zo'n sprekende
bontkraag was zo ongewoon, dat ik het toch
deed. Uit de tas nam ik een foto.
„Juist", zei de kraag, „ziet U die dame met
die stola? Dat is een mannequin, die een zusje
van mij moest vertonen. Ik houd niet van een
stola. Een mooie kraag prefereer ik verre. Daar
om ben ik blij, dat ze mij tot kraag hebben
verwerkt, zodat ik nu het sluitstuk en het
pronkstuk ben van de mantel, waarop de bont
werksters mij monteerden."
Ik knikte begrijpend en besefte, dat de vrou
welijke ijdelheid een beetje was overgegaan op
de sprekende bontkraag. Ik zei: „Ik begrijp, dat
U daar blij om bent U bent inderdaad een
juweeltje
Tot mijn verbazing bewoog de kraag even en
zei toen: „Ja, ik zie Uw verbazing wel. Maar dat
is nu juist een der merkwaardigste eigenschap
pen van werkelijk mooie pelzen, te weten, dat
ze een beetje levend zijn. Het is of de levens
krachten der dieren, die zij eens beschermden
tegen de koude, voor een deel in de pelzen
zijn achtergebleven. Daarom zijn vrouwen en
meisjes in de regel dol op een mooie bontjas.
Er zit een beetje leven in, weet U, maar de
vrouwen en meisjes weten dat niet. Gelooft U
mij nu maar op gezag! Een bontjas, een pels,
een bontkraag leeft en blijft leven, als hij met
toewijding wordt verzorgd."
„Juist", zei ik. „Ik heb zelf menig pelsdier
geschoten. Ik houd van mijn warme pels. Ik
houd van bont. En nu U mij hebt verteld over
die levenskracht, begrijp ik mijn voorkeur voor
bont veel beter. Maareen sprekende pels
heb ik nooit eerder ontmoet."
„En U zult er ook nooit meer een tegenkomen.
Kijk eens, U bent een oude jager en U komt
maar zelden in een mondaine omgeving. Ik
echter verkeer er vrijwel dagelijks in. Met de
mensen in die omgeving, die niet weten wat
dieren en wildernis en buitenleven zijn, kan
ik niet praten. Maar pas op, daar komt mijn
beschermster aan. Zegt U haar vooral niets,
geen woord, weet U!"
De beschermster
,Mijn Mevrouw' dook weer in haar fauteuil.
Ze sloeg haar bontmantel met een gracieus
gebaar om de schouders. Ik keek naar haar.
Vermoedelijk wat dom en verbouwereerd. Zij
bemerkte het en haalde de schouders op.
Neemt U mij niet kwalijk, mevrouw, dat ik
zo kijk. Maar U hebt zo'n prachtige kraag op
Uw jas. Ik kan het beoordelen als oud-jager en
ik kan niet nalaten het U te zeggen. Mijn com
pliment, mevrouw
Zo begon een gesprek tussen ons beiden over
bont en jacht op pelsdieren. De kraag mengde
zich niet in het gesprek en ik zei tegen de
.beschermster' natuurlijk geen woord over het
spreekgeheim van de kraag.
Een mooie bontmantel is een begeerd en
warm bezit voor iedere vrouw.
dieren lopen vrijwel het gehele jaar vrij rond
in de buurt van de farm. Alleen als er jongen
moeten komen, worden ze tijdelijk opgesloten
in speciale hokken. Dat doet de mens om te
zorgen, dat de moervossen en de kleuters niet
al te grote gevaren lopen. Zo blijft de vossen-
stand op peil. En bovendien: die farms bete
kenen toch voor de dieren uiteindelijk ook een
gewelddadige dood. Ja, de mensen zjjn slim en
berekend", verzuchtte de kraag.
„Dat zijn ze", beaamde ik. „Maar het gaat er
bij al die pelsdieren jagers en -farmers toch
eigenlijk om, de hartewens van zeer veel vrou
wen te vervullen. En het is nu eenmaal zo
dat weet U als mooie bontkraag natuurlijk heel
goed dat de hartewens van een vrouw een
zeer machtige drijfveer is in de mensenmaat
schappij!"
Carrière
„Of ik het weet!", zei de kraag, „daar zou ik U
dingen over kunnen vertellen. En zoals het met
een vossepels gaat, gaat het natuurlijk met de
pelzen van alle mooi-behaarde dieren, tot poe
zen en konijnen toe. Maar ja, wie als ik geknipt
is voor een vossekraag op een dure jas, die ziet
en hoort toch wel bijzonder veel over de gril
ligheid en veeleisendheid der vrouw
„Ontevreden?", vroeg ik een beetje spottend.
„Integendeel", luidde het antwoord, „ik ben
zelfs zeer tevreden. Ik heb echt geboft. Eens
dekte ik de ranke leden van een zilvervos. Nu
leid ik een weeldeleven. Iedereen prijst mij.
Niettemin is er iets, dat ik toch soms wel een
beetje jammer vind, namelijk, dat ik vroeger
niet op een mink of nerz heb gezeten. Was ik
zo'n mink-vachtje geweest, dan had ik nu waar
schijnlijk behoord tot een nerzmantel. U weet
wel, zo'n jas, die de tegenwoordige Engelse
koningin cadeau kreeg van de Canadese rege
ring, toen ze met de hertog van Edinburgh in
het huwelijk trad."
„Weet U (vervolgde de kraag), een oudere
vriendin van mij bevond zich in het atelier,
waar die jas voor de prinses werd gemaakt.
Daar was heel wat over te doen! De beste
Rex is de naam van deze nerts of mink. Hij is een kampioen en behaalde
al veel prijzen.
Twaalfduizend koperen spelden en daarna zestien km garen zijn nodig om een nertsmantel ln elkaar te zetten.