Beleg en ontzet van de stad Leiden
J^^dunum^atd^yoruTfi (§>bsuLione(Sinctum
2-v
Leiden diende als proefkonijn voor nieuwe
Spaanse strategie
MAANDAG 2 OKTOBER 1961
DE LEIDSE COURANT
'dtqqe'^an.ijtr JtëJe fanLtyd*
tytrontTGcren.
TcyUnjjbtn.
,tftT..rtóT u
J-(urM
"ttWmeifr
\p\JfurUJj Votl
Cornel m4sCm-~> 'P t*
N S 5ti"i
lorum
DeftfcJcuisenyiiren
doordte naeft qheleo
"Ben- nitwen
J^u/Jfthderu A
ZJUedde)
T>u
IxJiSii
&ÜI?uït
tiurlcuh
Cccpiteyn
Deze tekening van de heer Doeve kunnen wij publiceren dank zij de wel willende medewerking van het tijdschrift „Het Nationale Kompas", uitgave van de Nationale Levensverzekering Bank n.v. te Rotterdam.
J^EIDENS ONTZET is niet slechts een stedelijke feestdag. Na
tuurlijk het ontzet van 'de uitgeteerde en voor een vijfde
gedeelte uitgestorven stad gaat op de eerste plaats de moedige
veste aan, maar de ontwikkeling van de historische vrijheids
strijd juist na de bevrijding van Leiden kan even goed een
nationale viering rechtvaardigen.
se koning en hij stuurde in november
1573 Valdez op Leiden af om het
nieuwe middel te gaan proberen. De
bedoeling was duidelijk: wanneer
Leiden weer in Spaanse handen zou
zijn, moest Delft aangepakt worden.
De opstand in Holland zou dan ge
broken zijn; voornamelijk ook omdat
prins Willem de gelden voor de oor
logvoering van de welvarende Hol
landse steden moest ontvangen. (Am
sterdam en Haarlem waren in Spaan
se handen).
Nadat de Spaanse leg.ers onder
aanvoering van Valdez over de glib
berige wegen een veilig heenkomen
hadden gezocht naar Den Haag leek
de strijd van prins Willem de Eer
ste niet langer een wanhopige strijd.
De overige van de 17 Nederlanden
(Zeeland en het grqotste gedeelte van
Zuid Holland waren in handen van
de opstandelingen) begrepen na het
roemruchte voorbeeld van de Lei-
denaars, dat de krijg altijd nog be
ter te verkiezen was boven een vre
de, die Philips n op voorwaarde van
trouw aan zijn gezag en de kerk
voorhield. Hoe zou het met de strijd
vergaan zijn als Leiden gevallen was?
Is het niet aannemelijk dat de weer
stand van de opstandelingen een ge
voelige, misschien zelfs wel een fa
tale klap had gekregen. Vast staat
wel, dat het verzet na Leidens bevrij
ding allerwege heftig oplaaide en dat
velen hun scepticisme over de op
stand hebben laten varen.
Prof. Fruin bespeurt in de spring
vloed in september 1574 wel dege
lijk het keerpunt ten goede in de na
tionale vrijheidsstrijd.
GEVOCHTEN is er niet door de Lei-
denaars, geen krijgshaftige ver
richtingen op de muren waren nodig
om de Spaanjaarden neimelijk de af
tocht te laten blazen. Leiden is dan
ook niet belegd in de eigenlijke zin
van het woord. De Spaanse veldheer
Valdez heeft zijn kanonnen geen
bres laten schieten en op de Leidse
muren is geen stormloop onderno
men.
Alva had voor Alkmaar leergeld
betaald met belegeren „oude stijl".
Met groot verlies aan manschappen
was hij door de bewoners afgeslagen
en alles bij elkaar had het de schat
kist kapitalen aan munitie gekost.
„Uithongeren was het nieuwe
strijdmiddel", schreef Al va na de
nederlaag bij Alkmaar aan de Spaan
/"\M LEIDEN de hongerkuur te laten
ondergaan diende op de eerste
plaats de stad geïsoleerd te worden.
Aan de noordkant leverde de isolatie
weinig bezwaren op. Vanaf Leiden tot
Amsterdam en Haarlem was het
overal Spaans. Valdez richtte daarom
zijn krachten naar het zuiden. Toen
men zich in Leiden enigszins onge
rust begon te maken en de eerste
honger zich deed gevoelen, trok Val
dez weg met zijn troepen, daar zijn
aanwezigheid vereist werd op de
Mookerhei, waar prins Willem met
een Duits leger in aantocht was. Vijf
maanden precies had de eerste bele
gering geduurd. We schreven: de
eerste honger. Aan voedsel was in
Ledien tijdens het eerste beleg geen
gebrek omdat in Leiden nog al het
voedsel, vooral veel koren, lag opge
slagen, waarmee men Haarlem had
hopen te voeden. Na de val van
Haarlem bleef alles in Leidse pakhui
zen liggen.
De Leidenaars waren zo verheugd
over hun herwónnen vrijheid en de
betrekkelijk goede afloop - er was
geen druppel bloed gevloeid - dat zij
na het vertrek van Valdez volkomen
verwaarloosden nieuw voedsel bin
nen de muren te brengen. Na de
snelle nederlaag van de prinsgezin
de troepen op de Mookerhei ging
direct de mare, dat Caldez zich op
maakte het beleg van Leiden te her
vatten. Leiden leefde echter als in
een feestroes. Men stuurde het gar
nizoen de stad uit en slechts op ern
stig aanraden vam de prins hamster
de men een klein voorraadjelang
niet genoeg zoals later zou blijken.
DLOTSELING voor de Leidenaars
keerde Valdez in de nacht van 25
op 26 mei mei in zijn kwartieren in
het versterkte Leiderdorp terug. De
poorten van Leiden gingen voor de
tweede keer dicht en de rampspoe
den begonnen. De enige officier, die
Leiden in dienst had Andries Allertz
sneuvelde reeds de eerste dag, toen
een troep verkenners onder zijn aan
voering in een hinderlaag viel.
De Spaanse bevelhebber trok nog
dezelfde dag van Leiderdorp langs
de Weipoortseweg, via Stompwijk
en Leidschendam naar Voorburg en
Den Haag. In al deze plaatsen leger
de Valdez een klein garnizoen. De
cirkel rond Leiden was aldus op een
dag voor de helft gesloten.
Vanuit Haarlem werden de volgen
de dag Noordwijk, Rijnsburg en Val
kenburg door Spaanse troepen be
zet. Hoewel in Valkenburg vijf vaan
dels Engelsen lagen in dienst van de
stad Leiden, was het zien van de vij
and reeds voldoendt om hen op de
vlucht te jagen in de richting van
de Witte Poort. De Engelsen wer
den echter niet in de stad toegelaten,
want zo redeneerde men: aan solda
ten, die geen schot op de vijand dur
ven lossen, had men in Leiden geen
gebrek. Bij de schans Ter Wadding
gaven de Engelsen zich aan de Span
jaarden over. Slechts enkelen, die
verzet boden aan de aanstormende
Spanjaarden, werden in de stad op
genomen en bij het vaandel Leidse
vrijbuiters ingelijfd, dat na de dood
van Allertz onder leiding stond van
de heer van Noordwijk, Jan van der
Does.
Bij Alphen betoonden de Engelsen
meer moed. Het kostte Valdez in eigen
persoon heel wat kruit en mensen
levens voor hij het fort te Alphen
had veroverd en de Engelse bezet
ting krijsggevangen had gemaakt of
verspreid.
p\E KRIJGSMACHT, die Valdez no-
dig gehad heeft om Leiden her
metisch af te sluiten wordt geschat
op negen of tien duizend man. De
globale ring rond Leiden veranderde
tenslotte door verschansingen aan
het Galgenveld, De Kwakel (Poel
geest), Dwarswetering, De Kaag en
Oude Wetering en de Rijnschansen
in een net, door de mazen, waarvan
slechts 's nachts nog wel eens een
enkele bode kan glippen, maar aan
voer van voedsel onmogelijk was.
In het zuiden legde Valdez boven
dien nog een tweede ring van Aar
denschansen ten zuiden van Ter
Wadding en een derde vestinggordel
diende om eventueel ter ontzet toe
snellende troepen uit Rotterdam en
de Maassteden te stuiten. Deze lijn
begon in Den Haag en liep via Voor
burg, Leidschendam, Wilsveen, Zoe-
termeer, Zegwaard, benthuizen naar
Zoeterwoude. Al deze dorpen wa
ren verschanst en van garnizoenen
voorzien.
Het enige, dat de Leidenaren ver
mochten was, dat de Spanjaarden
zich er wel voor wachten al te dicht
bij de wallen huisvesting te zoeken.
Binnen het bereik van de kanonnen
op de muren kon men het vee laten
grazen en nog enige groenten be
trekken uit de tuinen aan beide zij
den van de Steenstraat.
Een gevaarlijke schans van de
Spanjaarden was gelegen aan de
Boshuizerbrug, van waar men door
de korte afstand zelfs wachters op de
muren kon treffen. Om deze schans
neer te halen, beraamden men 29
juli een grote uitval. Het krijgsvolk,
moe en blakend van strijdlust stortte
zich onder aanvoering van Jan van
der Does naar buiten. Ter ondersteu
ning voer een drijvend fort de stad
uit de Rijn op met een afdeling mus
ketiers. De Spaanjaarden snelden
van alle kanten toe en bewerkten,
dat het drijvende gevaarte zich weer
binnen de stad moest terugtrekken.
Toch behaalden de belegerden de
overwinning. In nog geen kwartier
lag de schans tegen de vlakte. De
zestig soldaten in de schan: waren
gedood of zwaar gewond. Het bleek
evenwel niet mogelijk na dit succes
verder te gaan. Men trok zich binnen
de stad terug en het laatste wapen
feit van Leidse zijde was achter de
rug.
IJet gevaar voor de belegerden
kwam niet alleen van buiten of
door de honger. Een gedeelte van de
inwoners van^ Leiden, een stad van
ongeveer 14 a 15 duizend mensen
was de nieuwe beginselen van kerk
en staat van harte toegedaan. Velen
waren er ook, die paus en koning
trouw gebleven waren en verder 'n
groep, meestal de aanzienlijken, die
tegenover de opstand vrij onver
schillig stond.
Naarmate de honger toenam wer
den de gelederen van de laatsten in
niet geringe mate versterkt.
De stugge verzetsgeest werd op
de eerste plaats belichaamd in Jan
van der Does, lid van de Staten van
Holland, en zijn neef Jacob van der
Does, Jan van Hout, secretaris van
de vroedschap en Pieter Adriaansz.
Vermeer, Zeemtouwer of Van der
Werff.
Van der Werff, ten tijde van het
beleg presiderend burgemeester had
zich reeds enkele jaren voor het be
leg bij prins Willem onderscheiden
vanwege zijn houding bij de opstand.
Van der Werff kwam ook voor op de
proscriptielijsten van Alva en gerui
me tijd ontliep hij de arm van de
Spaanse justitie door uit te wijken
naar het buitenland. Nadat hij zich
weer in Holland gevestigd had als
handelaar in huiden en zeemleer,
werd hij op aandringen van de prins
gekozen in de vroedschap. Toen in
1573, kort voor het eerste beleg een
plaats openviel in de burgemeesters
kamer, werd hij, vermoedelijk weer
door zijn hoge bescherming, als bur
gemeester van Leiden gekozen. In
november traden zijn drie medebur
gemeesters, Van Noorden, Van Zwie-
ten en Halfleiden, af en werd Van
der Werff als laatst gekozene de eer
ste burger van Leiden.
OP 27 AUGUSTUS kwam het tot
het eerste oproer in de stad.
Een groep soldaten drong het stad
huis binnen en eiste voedsel of een
paspoort. Het stadsbestuur koos het
laatste. Men verstrekte paspoorten en
een gedeelte van de morrende groep
trok de hongerende stad uit, waar
ondertussen ook nog de pest was uit
gebroken.
Terwijl men in Leiden met alles,
dat eetbaar leek probeerde om de
hongerdood te ontlopën (het vuilnis
werd zorgvuldig nageplo- -~) en ter
wijl de vijand voor de poort aanlok
kelijke voorstellen deed (algemeen
pardon) en met broden zwaaiden
voor de hol-ogigen op de muren, en
terwijl burgemeester Van der Werff
zijn lichaam als voedsel bood aan
oproerige vrouwen, beijverden uitge
weken Leidenaars (glippers) de stad
over te halen het verzet op te geven:
„Het verzet was zinloos. De prins lag
zwaar ziek en men vreesde voor zijn
leven. Van zijn kant behoefde men
geen hulp te verwachten. De Span
jaard beloofde daarentegen de stad
te zullen sparen".
TOEN DE NOOD het hoogst bleekj
kwam de tijding van het herstek
van de prins. Een grote vloot was
geformeerd en zou trachten met het
water als bondgenoot de stad te ont
zetten.
Nadat men de 10e september de
Maas- en IJsseldijken ten oosten van
Rotterdam had doorgestoken, voeren
16 galeien en een menigte platboom
de schuiten, geschikt om over het
laag ondergelopen land te varen, be
mand met Zeeuwen, Hollanders en
Walen en Fransen in de richting van
de landscheiding tussen Rijnland en
Schieland.
Nadat men de landscheiding en de
daaropvolgende dagen de Groene-
weg en de Voorweg had doorstoken,
begonnen de schermutselingen met
de samengetrokken Spanjaarden. In
die dagen hoorde men ook in Leiden
het hoopgevende geschut. De aanval
en de rechtstreekse doorstoot bij de
Voorweg mislukten echter jammer
lijk, omdat het water niet hoog ge
noeg wilde rijzen en de galeien vast
dreigden te lopen. Op 18 september
voer de vloot daarom langs bekende
en brede kanalen om Zoetermeer
naar de Segwaartse Verlaat. 21 Sep
tember opende de Geuzen de Seg
waartse Verlaat. Het resultaat even
wel, dat men verwachtte bleef uit.
Het water rees, maar niet voldoende.
De Geuzenvloot onder leiding van
admiraal Boisot baande zich daarom
een weg naar de Noord Aa en van
daar nam men bezit van de Wei-
poortse Vliet.
Voor de Leidenaars moet de aan
blik van de vloot achter de Weipoort
een luchtspiegeling geleken hebben.
De kanonnen, die men nu en dan
hoorden, bevestigen echter, dat het
geen droombeeld was. Aller hoop
vestigde zich op de komende spring
vloed, die de schepen, rechtstreeks
over het land - in de Weipoort lie
pen de koeien nog te grazen - naar
de stad zou kunnen laten varen.
r\E 28STE SEPTEMBER was het
U een prachtige najaarsdag. De
westenwind, waarop men tevens
hoopte, scheen uit te blijven. Met de
avond betrok echter de lucht en uit
het westen stak een flinke bries op.
De volgende dag was die van de
springvloed. De westenwind stuwde
onder aanhoudende regenbuien het
water in de Maasmonding nog eens
extra op en het water in de onder
gelopen polders steeg tenslotte tot 28
duim.
De Spaanse ontreddering was nu
volkomen geworden. Bijna zonder
tegenstand namen de Geuzen de
schansen rond Leiden, een groot
aantal Spanjaarden, dat nog trachtte
te ontkomen, werd op de vlucht ge
dood. Voor Leiden hielden de Span
jaarden het langst stand in het fort
Lammen, dat een verdere doortocht
naar de Rijn onmogelijk maakte.
Boisot liet zijn zwaarste geschut aan
rukken, maar de Spanjaar'-m lieten
het niet tot een gevecht komen. In
de nacht van 2 op 3 oktober ruimden
zij het veld naar Leiderdorp, waar
zij nog even veilig waren en van
waaruit zij enige dagen later, ach
tervolgd door de Geuzen, vluchtten
naar Alphen, Amsterdam en Utrecht.
De derde oktober is bekend. De
weesjongen, Cornelis Joppensz, die
's nachts de lampionoptocht van de
Spanjaarden van Lammen naar Lei
derdorp had waargenomen, liet men
uit de stad. De wuivende muts van
de weesjongen was zowel voor bur
ger als Geus het teken, dat de vijand
het laatste bolwerk voor Leiden had
opgegeven.
De gehele bevolking wankelde naar
de Koepoort en het moet omstreeks
negen uur 's morgens geweest zijn,
dat redders en geredden elkaar om
helsden bij de Vlietbrug.
(Gegevens naar prof. Fruin).