DE GRUYTER MARIA 8 weken klant bij DE GRUYTER en hoera! ruim 14 gulden verdiend aan de kassabons! EN HAAR TIMMERMAN Broeder Odo kijkt op noch om, als hij in zijn blauwe landwerkspij, langs Gieleke komt gestapt met zeist en spaai. Maar dat wil nog niet zéggen dat broeder Odo nooit meer denken zou aan 't onnozel vertelsel van Gie leke; toen, na de hoepteen-verpach ting in „De Roos van Jericho". Vader abt zit met pater cellerier over de boeken gebogen, te zuchten om het levensonderhoud van zijn zorgeloze kinderen. Gieleke zit ten avond op de lattenbank en naast hem Maria, vredig als de zomer avond zelf. Even floddert er wat ge rucht; 't is dit keer geen vleermuis, maar broeder portier, die nachtlogies komt bespreken voor een dame. Stuur d'r maar, zegt Gieleke, we blij ven nog effies op. Ze zitten nog maar weinig tijds in deze vredigheid op de bank en daar is het volk van de abdij al. Een da nig slank en slap vrouwspersoon in zijden doekjes, 'n Wolkje blommetjes- geur. Maria staat op en schiet in haar klompen. Dag mevrouw. Dag meisje. Is het hier dus, broeder portier? Hier kunt u vernachten. Wel te rusten, God behoede u. Kom je effies bijzitten, juffer? vraagt Gieleke. Maria, jij naar boven om alles verrig te zetten. Honger heb je ze ker niet hè; zó van de paters af. Neen honger heeft ze niet. Wel een beetje onrust. Ze veegt met een ba tisten doekje haar droge ogen af, zoekt rap naar poederdoos en dons, dan weer naar iets voor de nagels en ten leste veegt ze, met het doekje, haar ogen weer eens af. Maria hoor je boven wat stommelen, alles hoor je in Meerlo in de avond. Gieleke be komt weinig aanspraak. Ja, ze vindt het een mooie kloosterkerk. De abdij erg armelijk en de kleding wél in drukwekkend, maar hoe lomp. Gieleke vertelt haar, dat ze achter in de zompen zo nauw niet kijken. Is z'n eigen kiel niet bont van de verstellappen? 't Is Meerlo maar, juffer. Ja, en heel erg eenzaam. En daarmee is 't discours uit. Je hoort alleen nog maar het natte truttelen van Gieleke's gouwenaar. Hij dampt welbehaaglijk: een mens kan 't niet nauwer vérteren dan door een pijpe- steel. En als Maria daar weerom komt denkt Gieleke piep ik er tussen uit, want veel gezelligheid kan ie niet vinden aan dat dunne vrouws persoon. Ze heit wat tegen de abdij, denkt hij zonder oorzaak, 'n stil wa tertje. Daar is Maria, met een blauw bontje voor, galgen over de rug. Klaar vader, zegt ze en knoopt haar schort af. Alsof ze wist wat Gieleke heeft zitten uitbroeien al naast het stadse vrouwtje, zegt ze: Nou ga jij zeker slapen waar vader? Neem je m'n schort mee? Hij klopt z'n pijp uit. Dat stinkt aangenaam. Daaraan weet ze, dat de dag voorbij is, dat vader bij haar is en gezond en wel z'n pijp heeft gerookt. Anders dan onderlest, toen smaakte hem de pijp niet en was ze onrustig. De mevrouw zegt eerst dat ze geen mevrouw is, ze is juffrouw. Maria neemt dat over en vraagt de juffrouw of ze lang blijft. Neen, zegt ze, ik ga morgen maar weer weg. En omdat toen de stilte ging wegen, zei ze gedachten- loos: 't Is hier eenzaam. We zijn dat gewoon juffrouw, we weten niet beter. Ginder slapen ze zeker al? Allang juffrouw. Er is alleen nog maar iemand in de poort, maar ook niet lang meer. 't Zijn stille ge- buren, goeie geburen. Word jij nooit bang meisje, al tijd dat uitzicht op zo'n muur. Bang? Nee nooit. Daar wonen toch de paters. 't Is hier zo stil. Dat komt omdat alles slaapt. Waarvoor zouden we bangen? Van dieverijen hoor je dees kant uit nooit. Ik bedoel, ja, maar je begrijpt dat toch niet. Toen vroeg Maria niet wijder. Ze docht: de juffrouw wil we ten, of ik bang ben van de stilte hier, neen en zo kinderachtig was ze niet meer. Vroeger is ze wél bang in don ker geweest, maar alleen binnenshuis. Dat is voorbij gegaan. Waarom zou de juffrouw bang zijn van de stilte? Is de stilte niet van 't aangenaamste, dat er bestaat? De juffrouw fiemelt wat aan haar houten kralen ketting, net een ro zenkrans. Ze kijkt lang naar Maria en zegt: Ik wou wel rustig zijn als jij, meisje. Blijf dan wat bij ons, slaat Ma ria voor. Er komen dukkels mevrouwen, die wat rust nodig hebben. Hier? Tegenover die muur? En altijd dat zicht op die poort? Neen kind, hier zou ik niet rustig worden. Nooit, nooit! Maar jufrouw Je heet Maria, waar meisje. Neen Maria, morgen ga ik weg; gauw hier vandaan! Maria hield zich stil. Ze kreeg er voorgevoel van, dat de juffrouw ver driet had, om iets dat de abdij aan belangde. .Dat was toch maar lee. Ieder die hier kwam, en slapen in „De Roos", was altijd van diepe ge negenheid voor de paters en hun kluis vervuld, zoals ook vader en zij. Wat hebben ze u aangedaan? wou ze vragen. Het wipte van haar hart naar haar lippen, ze is dwars door haar medelijden heen, er schrikkelijk nieuwsgierig bij. Maar geeft zoiets te vragen pas? Wilt u slapen gaan? vraagt zé zacht. De juffrouw zwijgt en veegt overnieuw haar droge ogen af. Of.... ja tóch.eindelijk tranen. Maria, zegt ze, hoe oud ben je, meisje? Achttien naaste maand, juf frouw. Ach, kind. Achttien is je moeder dood? Ja jufrouw, derdehalfjaar. Ben je alleen, of nog broers en zusters? Allemaal in 't klooster en ge trouwd. En jij, Maria? Ik blijf bij vaders. Ze praat nou maar wat, om niet te hoeven huilen, denkt Maria. De juffrouw moest slapen gaan; alleen zijn, dat ware beter. Maar ze zit doorlopend te frutselen aan die kra len, en ze praat maar en vraagt maar Maria geeft netjes bescheid. Gie leke, in z'n bedstee, weet al van de wereld niet meer. (Wordt vervolgd) MAANDAG 2 OKTOBER 1961 DE LEIDSE COURANT PAGINA 10 ést U hoeft heus niet zo'n groof gezin fe hebben om iedere weet 18 gulden bij De Gruyter te besteden. Dat is in 8 weken 144 gulden.en dan 10% van De Gruyter.... RUIM 14 GULDEN ZELF VERDIENDl De Gruyter betaalt EEN GULDEN CONTANT uit voor elke tien gulden aan kassabons. Iedere dag. Iedere week. tedere maand. Het hele [aar door. Winkeft U graag bij De Gruyter? Bent U tevreden over de bediening Geef dan blijk van Uw waardering door de kassabon uit deze advertentie te knippen en in Uw De Gruyter-winkel af te geven. DEZE KASSABON HEEFT WAARDE VOOR ONZE VERKOOPSTERS!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1961 | | pagina 10