L 1
Nt
>E KRANTENTUI
N
Drie jongens op vakantie
in Bretagne
Het knutselhoekje
DE WILDE WELDOENER
ZATERDAG 23 SEPTEMBER 1961
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 9
Na de maaltijd voelde ieder alleen nog
maar behoefte aan slaap, 't Was trou
wens intussen avond geworden en de
vuurtorens langs de kust slierden reeds
hun lange lichtbundels over zee. Elk der
Jongens verzamelde een bundel droge
varens en maakte daarvan ieder voor
zich een bed in de tent. Ze deden geza
menlijk 'n kort gebedje, wensten elkaar
„bonne nuit" g.n.) en weldra waren
ze „buiten westen", ondanks 't eeuwige
geklots der golven.
Maar helaas, hun nachtrust werd al
te gauw verstoord. Kees kreeg last van
allerhande klein gedierte, dat langs zijn
benen krieuwelde. Met Henk liep 't al
helemaal fout. Hij werd opgeschrikt
door een warme ademtocht in zijn nek,
die vergezld ging van een aai van 'n
sik. Meteen vluchtte een geit, die die
nachtelijke stoornis verwekte, de tent
uit, wat Kees, die z'n zaklantaarn had
aangeknipt, nog net kon vaststellen.
Na 'n hindernis voor de tentopening te
hebben opgesteld, probeerden onze
vrienden andermaal de slaap te vatten.
Wat gelukte gelukkig al weer gauw en
ditmaal werd hun rust niet meer ge
stoord.
Kees werd 't eerst wakker en op z'n
horloge kijkend, werd hij verrast door
't feit dat 't al 9 uur was.
„Hela, jongens' 't is tijd voor de eer
ste gymnasiumles." Nog half versuft ant
woordde Henk heel benauwd: „Oh, daar
zal wat opzitten, de eerste dag al te
laat komen!"
Kees barstte in 't schaterlach uit: „Nee,
stel je maar gerust hoor, ouwe makker,
je hoeft vandaag nog niet naar school.
Maar staan jullie toch maar op, 't is
welletjes, we hebben de klok rond ge
slapen!"
Na zich nog eens heerlijk uitgerekt te
hebben, daalden ze af naar 't meertje om
zich lekker te wassen. Daarna deden ze
hun morgenmaaltijd met brood en een
flinke homp kaas, ruimden de tent zo
goed mogelijk op en togen toen op on
derzoek uit langs de rotsige kust. Ze wil
den namelijk hun verzameling schelpdie
ren nog graag wat uitbreiden.
Nauwelijks waren ze aandachtig speu
rend een half uur bezig, of Ton stak z'n
neus in de wind. „Hé, ik voelde 't drup
pel regen, we zullen toch geen bui krij
gen?" Nauwelijks had hij dit gezegd of
de druppels namen zienderogen in aan
tal toe en nog geen minuut later leek 't
of er pijpestelen uit de lucht vielen. Nu
werd 't „haasje, rep je" naar de tent te
rug. ,,'t Zal toch maar een bui zijn" hoop
te Henk nog, terwijl ze neer hurkten on
der 't lage tentdak. „Dat had je maar ge
dacht" zei Ton 'n beetje mistroostig,
„hoor maar eens, 't gaat steeds harder
en de lucht ziet er nog niet naar uit, dat
't gauw zal ophouden".
Met steeds zwaarder gekletter vielen
de dikke druppels op het tentdoek neer,
zodat 't al spoedig bedenkelijk begon
door te buigen. De plekken, waar hel
verstel was, bleken al gauw verre van
waterdicht. Met fijne straates en dikke
druppels begon het „dak" te lekken, zo
dat 't niet bepaald meer beschuttend was.
Tot pvermaat van ramp stak er ook
nog een hevige wind, die hun zwakke
tent bedenkelijk heen en vreer schudde.
„Nou Kees, je hebt ons een reuze idee
aan de hand gedaan om te gaan kam
peren. Wat is dat toch gezellig!"
„Jo, doe niet zo flauw. Jullie waren 't
er toch mee eens en bovendien schijnt
over 'n kwartier de zon misschien weer".
„Maak je maar niet boos, hoor. Ik be
doelde 't maar als 'n grapje, maar toch
hoop ik, dat je gauw gelijk krijgt". Hier
mee stopte het gesprek, want ieder had
genoeg te doen om zich met de dekens
zo goed mogelijk tegen 't gesjjpel van
boven te beschermen.
Plotseling kwam er een hevige wind
stoot, die tent, touwen en paaltjes mee
de lucht in nam en ze 'n 25 meter ver
der weer neer smeet. Radeloos stonden
ze in de neergutsende regen. Wat nu te
doep?
,,Kom mee", riep Kees, „er is hier 'n
vissersherberg in de buurt".
Terwijl hun doorweekte kleren om him
lijven flodderden, 't water in hun schoe
nen knerste en de regen hun gezichten
striemden, sleepte 't trieste trio zich
naar de herberg.
Toen de waard en de aanwezige gasten,
meest vissers, hen zagen binnenkomen,
konden zij inauwelijks hun lachen be
dwingen. Maar de waardin had medelij
den met de jongens en kwam haastig
met handdoeken en warme koffie aan en
hoewel 't zomer was, lei ze maar even
een vuurtje aan, waarbij de „nathalzen"
zich konden drogen. Toen ze in- en uit
wendig een beetje bekomen waren, be
stelden de „jongeheren" tot verbazing
van de vissers elk een uitsmijter en sa
men een fles landwijn. Nou, daar kikker
den ze van op en daarmee keerde ook
de vrolijke stemming snel terug.
„Wie zou dat gedacht hebben, dat een
mooie morgen zo snel kan veranderen in
zulk petweer", peinsde Ton halfluid.
„Nou", zei 'n oude visser, ,,'t kleinste
kind hier zou je met 'n versje kunnen
vertellen, hoe dat komt.
Ochtendrood
Brengt water in de sloot
Avondrood
Maakt de plassen droog.
De zon stapte vanmorgen uit een
rood bed en dat voorspelde regen".
„Zo", zei Henk, „dat weten we dan
voor een volgende keer."
(Wordt vervolgd.)
Correspondentie
Elly v. d. Berg, Noordwijk. Je versje
heeft zeker al een poosje liggen wachten
op een plaatsje, maar dat komt door de
vakantie. Nu gaat alles weer gewoon.
DE DWERGEN
Er waren zeven dwergen
Onder aan die hoge bergen.
Er was ook een ree,
Ze waren heel gedwee.
Ze speelden met elkander.
Al in dat dwergenland,
En als er weer een feest was,
Dan daansten ze hand in hand.
Als van de grote koning.
Zijn stem klinkt uit zijn woning,
Dan zijn ze allemaal weer blij,,
Want er komt weer feest: „Hopla,
hei!"
DE GEMENE HEKS
Peter en Max waren twee leuke jon
gens. Zo woonden met hun vader en
moeder in een groot bos. Ze wisten niet
dat er aan de andere kant van het bos
een gemene heTcs woonde. Ze had al 107
dieren genomen en betoverd. Op een
middag toen ze aan het spelen waren zei
Peter: „Max ga je mee wandelen en bloe
men plukken?"
„Ja", zei Max,, „Ik ga mee".
En ze gingen wandelen. Toen ze een
heel eind gewandeld hadden zei Max:
„Ik ga terug, want moeder weet niet dat
we hier zijn". Ze gingen terug. Opeens
zei Peter: „Hier waren we toch zo net
niet langs geweest."
Max keek rond. „Nee, ik vind de weg
ook vreemd, Maar wacht daar zie ik tus
sen de bomen een huisje, daar zullen
we eens gaan vragen".
,,Mij best". Doch toen ze dichterbij
kwamen, zei hij:: „O, wat een vies huis,
allemaal spinnekoppen, brrr".
Opeens hoorden ze gesuis door de
lucht. Ze keken naar boven en wat za
gen ze daar? Een bezem met een oude
vrouw er op. Ze droeg een puntdoek en
had een grote spitse neus. Ze schrokken
zich een hoedje en liepen hard weg,
maar te laat, want voor hen stond een
vies oud vrouwtje met dezelfde hoed, be
zem en neus.
„O, dat is de heks!" riep Max.
„Ja, dat ben ik zeker. En gaan jullie
nu maar gauw mee. Jullie kunnen goed
hard werken. En jij, hoe heet Jij?"
„Ik heet Max".
„O. jij wordt lekker vet gemest en op
gegeten".
Een paar dagen later, toen het weer
etenstijd was, kreeg Max een heel bord
met eten en Peter een half bordje. Weet
je wat Max deed? Hij gooide alles op
de grond onder de stoel van de heks. Dat
ging zo iedere dag.
De vader van de twee jongens, was
dadelijk gaan zoeken naar de jongens,
maar hij vond ze nergens. Toen ging de
vader naar de koning en vroeg een paar
soldaten om het hele bos de doorzoeken.
Eindelijk vonden ze de jongens. Ze wa
ren juist in het voortuintje. Max en Pe
ter zagen er bleek en vermagerd uit. De
saldaten wenkten om te komen. Ze gin
gen er heen en vertelden toen alles. De
heks hield zich schuil in haar huisje
maar de soldaten stapten er binnen en
namen de heks gevangen. Ze lieten de
dieren los, die weer vrolijk door het bos
liepen. Max en Peter werden naar huis
gebracht. Wat waren hun ouders blij. Er
werd een hele dag feest gevierd.
Er liggen nog goede oplossingen van:
Truss en Margo de Jong, Thea Verde-
gaal, Zoeterwoude, Hennie v. Galen,
Zoetermeer, Lieneke de Koning, R. a.-
veen, Maria Edelaar, Alphen, Jos v. d.
Berg, Noordwijk, Joke Wisenburg, Lei
derdorp, Cobie Zwetsloot, Warmond, Nel
lie v. d. Geest, Leiden, Maria Detmers,
Zoeterwoude, Beppie Morsch, Lelden,
Gemma v. d. Meer, Bodegraven, Nnie
Casper, Stompwijk, Jan van Haastregt,
Rüpwetering, Nellie v. d. Zon, Hazers-
woude, Arnold Llndenhof, Leiden. Fred
dy v. d. Zwet, R.a.veen, Joke v. Pola-
nen, Leiden.
Heel onder in m'n la vond ik nog een
paar opstellejtes. Dat van Joke is het
eerst aan de beurt.
MIJN VERJAARDAG
Op een morgen werd ik al heel vroeg
wakker en ik dacht: lekker jarig van
daag. Ik sprong uit m'n bel en riep: „Lek
ker jarig". Ik ging naar beneden en wat
zag ik daar? Vader en moeder waren al
op.
„Treesje, je wordt vandaag weer een
jaartje ouder. Hartelijk gefeliciteerd en
doe maar eens gauw open. We hebben
iets leuks voor je bedacht".
Vader duwde me een groot pak in de
hand. 't Leek wel een mandje. Vlug deed
ik het touw er af en daar lag een aller
liefst klein hondje in het mandje. Wat
was ik daar blij mee. Ik kreeg ook nog
een pop in een kinderstoel maar 't hond
je vond ik het liefste. Gelukkig was het
zondag, dus kon ik de hele dag met hem
spelen en ravotten.
„Mam, hoe zullen we hem noemen?"
bedacht ik opeens. Even denken. „Ik
weet het al! Irene, net als de prinses".
De vriendinnetjes moesten natuurlijk al
lemaal Irene zien.
De volgende morgen moest ik naar
school. Irene vond het niets leuk, maar
ik trok vlug de deur dicht en rende naar
school.
Vlak achter mij kwam een slager, die
liet de deur openstaan enfloep Irene
achter mij aan. Ik kwam net op school.
De juffrouw stond aan de deur. Ze zei:
„Laat hem er voor deze keer maar in".
De kinderen vonden het maar wat fijn.
We hadden tekenles en nu mochten we
Irene natekenen. Onder het speelkwartier
ging de juffrouw heel even weg en kwam
terug met een lekker kluifje voor Irene.
Later mocht ik trakteren en zo was die
heerlijke ochtend vlug om; maar Irene
mocht niet meer meekomen, ,,'t Is geen
hondenschool", zei de juf. Dat begrepen
alle kinderen wel.
Annemieke Montanus, Leiden.
NAAR DE DUINEN
Toen ik met vakantie was, regende het
vaak. Dat gaf niets, Op een dag zei mijn
oom: „We gaan lopen naar Katwijk, door
de duinen". Het was wel vier weer, maar
we gingen toch. Robert, mijn broertje,
wou ook mee, maar dat mocht niet. Er
gingen 5 kinderen mee. Hans, Lex, Pe
ter en Frans en ik en mijn oom en tante.
We moeste allemaal onze regenjas aan.
Het was een heel eind, maar toch wel
leuk. We hadden onderweg véél plezier.
Eindelijk kwamen we bij de duinen. Daar
begon het nog harder te regenen. We wa
ren zowat op de helft, toen Peter be
gon te huilen. We waren zo nat, dat we
allemaal wel konden huilen. In Katwijk
werd het wat droger. We zagen de Rijn
stromen langs hoge stenen muren. Er
was ook een brug. We liepen nog ver
der, tot het eindpunt van de bus. Daar
moesten we lang op de bus w»chten.
Thuis moesten we ons helemaal verkle
den. 't Was zo nat geweest.
Arnold van Dijk, Leiden.
VISSEN
Eens ging ik uit vissen. Eerst ging ik
wormen zoeken. Toen ik een potje vol
had, ging ik naar huis om een emmer en
een hengel te halen. Ik ging vissen aan
een grote vaart, Ik kreeg al gauw beet
haalde op en er zat een klein visje aan.
Ik haalde hem er af en gooide hem in het
water. Toen zag ik de staart van een gro
te vis. Ik legde gauw in en een halve
minuut later ging mijn dobber onder. Ik
trok, maar ik kreeg hem er niet uit Toen
ging ik heen en weer lopen, dan werd de
vis moe. Daarna trok ik hem naar de
kant en pakte een schepnet. Met een
schepnet haalde ik hem uit het water
't Was een grote vis. Mijn moeder heeft
hem gebakken en ik heb er lekker van
gesmuld.
Ineke Cazande, Leiden.
VAKANTIE
Het was een zonnige dag op het eind
van augustus. De vakantie was al bijna
om. Mijn vriendinnetje en ik besloten
een fietstochtje naar Katwijk te maken,
maar toen ik mijn fiets wou pakken, zag
ik dat hij stuk was. Wat nu? Ik besloot
maar op mijn step te gaan.
Mijn vriendinnetje op de fiets en ik
op de step er naast, zo gingen we naar
Katwijk. Om 2 uur waren we er. Eerst
gingen we pootje baden. Het water was
lekker warm. We hebben een paar kin
deren geholpen met het bouwen van een
kasteel en toen dat klaar was, hebben
we schelpen gezocht, om het kasteel te
versieren. Op de toren hadden we een
klein vlaggetje. Jammer dat de vloed op
kwam en het kasteel midden in het wa
ter kwam te staan. Voor we weggingen
kochten we een ijsje en toen was het 5
uur, tijd om naar huis te gaan. We heb
ben een fijne middag gehad.
Alex Swinkels, Leiden.
PAARDERENNEN
Op een dag in de vakantie mocht ik
bij mijn oom komen.
Mijn oom had een stal met paarden en
ik mocht paardrijden. Tom, de knecht, zei
tegen mij: „ga mee paardrijden op het
weiland?"
Hij maakte een finish en ik het begin.
Mijn neef Jan zou het startschot geven.
„Eén, twee, drie!" daar gingen we. Tom VTFT rvJ OVFN
springt met gemak over een slootje. Ik HIJ KAN HET NIET GELOVEN,
volgen., het lukt, maar de modderspat-
ten vliegen om m'n oren. Daar komen Het is ook helemaal met zo n leuke
een paar lage muurtjes, van balken en ontdekking in de spiegel. Maar er zijn
daar springen we zonder ongelukken nog verdere verrasingen te consta-
over. Jan staat al uit te kijken wie het teren op beide plaatjes. Zo verschil-
eerst bij de eindstreep is. De winnaar lende de twee voorstellingen van el-
zou een gulden krijgen. Oom is er ook kaar op acht punten. Welke zijn
bij gekomen en helpt de balken die om- deze acht punten? Oplossing elders.
gegooid zijn, weer opbouwen. Plotseling
val ik van het paard. Gelukkig geen pijn.
Tom is al aan de eindstreep, maar oom
vindt dat we het nog eens over moeten
doen. Nu gaat het zonder vallen, maar
Tom is er weer eerder. Jammer!
Dag kinders. Wie stuurt nog eens
verhaaltje?
Tot de volgende week.
DE SCHOORSTEENVEGER.
De schoorsteenveger heeft het deze
tijd van het jaar toch zo ontzettend
druk en nu kan hij de weg naar bo
ven ook nog niet vinden. Wie helpt
hem op de kortste weg naar J~
TANTE JO EN OOM TOON schoorsteen? Oplossing elders.
EEN NIEUW SOORT
SPRINKHANEN
waren zü gevlucht in het Gurro-dal in
de provincie Piëmont. Daar sloegen zij
een kamp op en wachtten er de lente af.
Maar de streek beviel hun zo goed, dat
zij besloten er te blijven. Later huwden
zij met Italiaanse vrouwen en stichtten
zelfs een stad.
Niemand dacht er aan, dat de bewo
ners van het dal iets bijzonders over zich
hadden, tot enige jaren geleden een ge
leerde zich erover verwonderde, dat hij
in de kerklijsten zoveel Keltische (Eng.)
namen aantrof. Toen hij de zaak nader
onderzocht, ontdekte hijdat de Italia
nen in Gurro nog steeds aan hun kinde
ren Schotse sprookjes vertelden, dat al
leen de vrouwen nog veel geruite rok
ken droegen en dat in het plaatselijke
dialekt (streektaal) nog over de 800
woorden van Schotse oorsprong voor
kwamen.
Enige tijd geleden verzamelde een ge
leerde van het zoölogisch (dierkundig)
museum in Michigan (Am.) insecten op
een prairie in Illinois. Tussen verschei
dene dieren, die hij reeds lang kende
vond hij op 'n dag een grote tot dan toe
onbekende sprinkhaan, die met 2ijn lip
pen van verre hoorbare smakkende ge
luiden voortbracht. Hij ving nog enkele
andere van die „nieuwe" sprinkhanen
en bemerkte daarbij, dat hun geluid een
waarschuwlngsseln was, dat door hun
soortgenoten op vele meters afstand be
antwoord werd.
DE WIJFJES WINNEN IIET
SCHATTEN IN ITALIë
In het jaar 1525 leed de Franse koning
Frans I een grote nederlaag in Italië. Tij
dens de slag werd de koning van 'n deel
van z'n leger gescheiden en verloor o.a.
(onder andere) 2 compagnieën Schotse
boogschutters, die in zijn leger dienden.
Men geloofde stellig, dat de Schotten
gedood waren. In werkelijkheid echter
Als je de figuurtjes van d. op witte
papiertjes kalkeert (overdrukt), en in
het midden er een speld in steekt, en ze
dan ronddraait, krijg je allerlei leuke
figuurtjes te zien, vooral als je de door
druk j es nog kleurt.
Maak zelf nog andere figuren en laat
ze dan ook eens draalen, als je de speld
niet precies in het midden steekt.
OPLOSSING: DE SCHOORSTEEN
VEGER.
Eerst om de deur heen, dan eerste
gang omhoog, weer naar beneden en
door de laatste gang omhoog. Daarna
rechts door de onderste gang verder.
De rest vindt men vanzelf.
OPLOSSING: HIJ KAN HET NIET
GELOVEN.
1. onderste tand van de kam in
borstzak kapper, 2. een deel van de
schaar op tafel, 3. blad in het gordijn
(derde van links), 4. kuiltje in kin
van kapper in de spiegel, 5. opschrift
op parfumfles in het midden, 6. vou
wen in broek van kapper, 7. naad in
jas van kapper (bij de mouw),8. nek-
plooi bij klant.
Bij een rattenwedren winnen jonge rat-
tenwijfjes het veruit van hun even oude
mannetjes. Een geleerde in New-York
zette 6 mannetjes en 8 wijfjes in een
kooi met een tredmolen. De dieren kon
den in die tredmolen lopen, als ze wil
den. Na 8 maanden hadden de mannetjes
in doorsnee 360 mijlen afgelegd, terwijl
de wijfjes gemiddeld 2818 mijlen hadden
gemaakt, dus bijna 8 x zoveel als de man
netjes.
Hij vond ook uit, dat de vrouwtjes aan
merkelijk langer leefden dan de manne
tjes. Na deze proef wil men nu ook soort
gelijke onderzoekingen doen met andere
dieren en wellicht ook met mensen om
zo te weten te komen of veel beweging
een lang leven bevordert.
DE GROTE ZEEMAN
Jammer genoeg kwam een der opper
hoofden al spoedig in een conflict met 'n
naburige stam en daar Magelhaens z'n
vrienden beloofd had hen te allen tijde
hulp te zullen verlenen, trok hij mee ten
strijde. Zijn vloot bestond uit drie bo
ten met in 't geheel 60 musketiers en 30
kano's met inboorlingen.
De kust was aldoor rotsachtig en ge
vaarlijk, zodat Migelhaens zijn mannen
in 't water liet springen om te land de
aanval af te wachten. Zij worden er ont
vangen door wel 1500 inboorlingen, die
gewapend waren met speren en bogen
met vergiftigde pijlen.
In den beginne konden Magelhaens en
de zijnen nog stand houden, doordat zij
de beste wapens hadden. Maar al gauw
kregen hun vijanden in de gaten, dat ze
op de onbeschermde benen van hun te
genstanders moesten mikken en van toen
af keerde de krijgskans.
Magelhaens zag in, dat de slag verlo
ren was; hij streed echter dapper verder
om zijn manschappen de mogelijkheid te
bezorgen, zich weer op hun boten terug
te trekken.
(Wordt vervolgd).
rmuxwummi*-
mto&mmouwi-
mum imam
lurmmuum
w/iamkt./tmfj*-
k,mtaknöu>mi
miammta/m-
mm manmit
m.