JAMAICA Geef ons toch land, anders sterven wij!" DE LEIDSE COURANT BEVRIJDE SLAVEN ZEIDEN: 99 NAZATEN V-AN VERKOCHTE AFRIKANEN THANS BOEREN OP JAMAICA Zeerovers, slavenhalers, ne ger-oproeren, oorlogen men senveilingen kleurden vroeger Jamaica's geschiedenis rood en goud. Pas na 1865 werd dit anders. Pas toen brak er een betere tijd aan voor de donkere Ja- maicanen. DE bevolking van Jamaica is vlijtig en goedlachs. Dit treft iedere bezoe ker van het eiland. Aan die beide goede eigenschappen is het voor een groot deel te danken, dat Jamaica in betrekelijk korte tijd zo'n grote voor uitgang kon boeken. Doch vóór die vooruitgang een aanvang kon ne men, schreef de geschiedenis menige donkere bladzijde in het hoofdstuk Jamaica. Wil men het Heden be grijpen, dan moet men een indruk hebben van die bladzijden. Cromwell veroveraar DRIE eeuwen geleden maakten de Engelsen zich meester van Jamaica. Dat was in 1655. Het initiatief ging uit van Cromwell. In de zeventiende eeuw vonden zowel de Fransen en de Nederlanders als de Engelsen het .vanzelfsprekend' om de Spanjaarden zoveel mogelijk te beroven van hun Caraïbische gebieden en rijkdommen. Wat de bevolking dier streken er van vond, werd, als onbelangrijk, gene geerd. Oorlogsbuit en zeeroverij gol den toen als .normaal'. In 1654 kwam Oliver Cromwell, toen Lord Protector van Engeland, op grond van hem verstrekte advie zen tot het (onjuiste) inzicht, dat het weinig moeite zou vereisen om alle Spaanse bezittingen in de Caraïbische Zee en op het vaste land van Midden- Amerika te veroveren.Derhalve rustte het Engelse .staatshoofd een expeditie uit. De schepen en de zee lieden waren in orde, doch aan de soldaten en hun bevelhebbers ont brak wel het een en ander. Dit bleek, toen de vloot in de Caraïbische Zee aankwam en een aanval deed op His- paniola (Haïti). De verovering van dit grote eiland faalde volkomen. Na deze mislukking zetten de sche pen koers naar Jamaica, omdat men aan de weet gekomen was, dat het Spaanse garnizoen daar zwak was. Op 10 mei 1655 kwamen de Engelsen voor het tegenwoordige Kingston Harbour. Troepen gingen aan land. De tegen stand was zwak. Na dagenlange onderhandelingen capituleerde de Spaanse gouverneur. Jamaica was Brits geworden. .Bij de vrede van Madrid van 1670 verwierf Engeland Jamaica officieel. Welvaart INMIDDELS was er, na het herstel der monarchie in Engelahd in 1660, een bloeitijd aangebroken voor Ja maica. Die periode begon met zee roverij, met de opkomst der ver maarde Boekaniers, die loerden op de Spaanse schepen met goud en andere kostbaarheden. Roof en plun dering kwamen veelvuldig voor. Wil de tonelen speelden zich af in de wateren nabij Jamaica. Bloed en goud drukten een zwaar stempel op de geschiedenis van die tijd. Geleidelijk Tevens ontplooide de suikercultuur zich, die het eiland tot een der rijkste van West-Indië maakte. De plantage eigenaars verdienden reusachtige sommen. Nog heden ten dage zijn er Britse vermogens, die ontstonden in en door de Jamaicaanse suiker van weleer. In de achttiende eeuw ging het min der goed dan in de zeventiende. De plantages wierpen slechtere re sultaten af dan voorheen. Sociale on rust, vooral in de vorm van slaven oproeren, stoorde een rustige ont plooiing van de economische moge lijkheden. Bovendien vreesden velen, dat Jamaica zijn plaats in de zon niet zou kunnen behouden, wijl in Europa reeds hier en daar geageerd werd tegen de slavernij, en Jamaica (meen den zij) zonder slaven niet zou kun nen concurreren. Inderdaad verklaarde het Britse Parlement in 1807 de slavenhandel onwettig. In 1833 kwam het in het Parlement tot afschaffing van de slavernij. Deze christelijke en humane beslissing deed echter nieuwe pro blemen ontstaan op Jamaica, proble men, welker oplossing meer dan een eeuw zou vergen. De slavernij COLUMBUS zelf was het, die in 1494 Jamaica ontdekte. Hij plantte er de Spaanse vlag en nam het eiland voor de Spaanse Kroon in bezit. Evenals elders in West-Indië duurde het niet lang, alvorens er op Jamaica scheepsladingen zwart arbeidsvee' aankwamen. In de moordende hitte, verstoken van vrijwel alle menselijke zorg, werden de negers aan het werk gezet op de plantages. De komst der Engelsen bracht daarin geen wijzi ging. De negers bleven in krotten wonen. Hun lot en hun leven lagen in handen hunner eigenaars. Hun gezinnen werden herhaaldelijk uit eengerukt. Mede hierdoor genoten de slavenveilingen van weleer zulk een treurige vermaardheid en waren zij bronnen van nameloos leed. Het valt waarlijk niet te verwonderen, dat zo nu en dan bloedige slaven oproeren uitbraken. Alleen, zij brach ten geen uitkomst, doch veeleer ver groting van de ellende der .zwarten'. Wij weten, dat slavernij een mens onterende instelling is. Vroeger dacht menigeen daar anders over, zelfs lang, nadat in 1833 in Engeland de slavernij verboden was. Een enkel voorbeeld. Een in zijn tijd vooraan staand politicus in het Zuiden der Verenigde Staten Alexander H. Stephens was zijn naam zei nog in het jaar 1861: „Slavernij is voor de negers een natuurlijke toestand en ik kan er niet aan twijfelen, dat dit uiteindelijk zal worden ingezien in de gehele beschaafde en verlichte wereldNaar mijn mening staat de negerslavernij nog slechts in de kinderschoenen Stephens ver giste zich .Eén jaar later maakte de overwinning van de Yankees op de Zuidelijke Staten de afschaffing der slavernij in Uncle Sam's land moge lijk. Doch Stephens' woorden zijn niettemin opmerkelijk genoeg, wijl zij een geestesgesteldheid weergeven, die, zeker in de achttiende eeuw nog, de meeste plantage-eigenaars ken merkte. geschiedenis van Jamaica is een typisch voorbeeld van geschiedenis van tal van vroegere slavenlanden. Daar- i is zij belangwekkend. IN 1833 begon het voor de neger slaven op Jamaica te dagen. Even wel, de afschaffing der slavernij be tekende nog niet, dat de toestand der Het probleem Ewart Johnson, timmerman op een teren van de conflicten tussen heren' coöperatief landbouwbedrijf, maakt en .knechten' uit de slaventijd, al van Wokken cederhout (kostbaar ^hgetei^k een beter begrip ontwikkeld tussen de nazaten der materiaal!) dakpannen voor nieuwe slaven en de nazaten der slaven huizen en schuren houders. De nieuwe tijd bevrijde slaven beter werd. Er was namelijk door die afschaffing een nieuw negerprobleem ontstaan. Dit luide, bondig gesteld: Hoe verkrijgen de bevrijde negers voldoende grond om rond te komen? De planters wa ren over het geheel niet van zins om grond af te staan. De regering aar zelde ook. Men bedenke, het betrof een paar honderdduizend primitieve mensen, analfabeten, proletariërs van de onderste plank. En toch moest er grond beschikbaar komen. Van ne gerzijde stelde men het probleem scherp, toen men, in de toen veelal door hen gebruikte-, verbasterde En gelse taal zeide: „Ef yer dun gib us de land, reckon de ole massas 'II starb de niggahg". Want zo was het inder daad: Als de blanken de zwarten geen land zouden geven, betekende dit, dat de (voormalige) meesters, de plan ters dus, de (voormalige) slaven, de negers, aan de hongerdood zouden prijsgeven. Zo ontstond met de afschaffing der slavernij in vele slavenlanden, ook op Jamaica, de strijd om de grond. Men kan die strijd, de gebruikte middelen, de tegenstellingen en het verloop slechts begrijpen, als men hem ziet tegen de historische achtergrond van slavenschepen en slavenmarkten, van heren' en .lijfeigenen', van .blank' en .zwart', van plantersrijk dom en arbeidersellendeen als men bedenkt, dat vroeger het leven „van zo'n zwartje" niet zo heel erg zwaar telde, kortom, als men hem beoordeelt naar de normen van die tijd. Nog kan men in sommige (vroe gere) slavenlanden de echo's beluis- Na de wervelstorm van 1944 werden ■eer veel nieuwe holten gebouwd. JAMAICA heeft op het ogenblik een bevolking van ruim 1.500.000 zielen. Hiervan zijn er zowat 1.200.000 volbloed negers, ongeveer 250.000 van gemengden bloede, terwijl het restant bestaat uit Europeanen en Aziaten (China, India). Een eeuw geleden lagen die cijfers natuurlijk lager, maar niettemin leren zij, dat het verre van gemakkelijk was en is om de (min of meer) donkere meer derheid der bevolking een passende plaats te bezorgen in het sociaal- economisch bestel. Met de vervulling van die taak was en is niet slechts het geluk der bevolking, doch tevens de rust in het land gemoeid. Een gelukkige omstandigheid was het (en is het trouwens nog), dat Jamaica door zijn bodemgesteldheid en klimaat zeer geschikt is voor agra rische bedrijven. Het lag dus voor de hand om te proberen, de nazaten der slaven zoveel mogelijk een be staan te geven in de landbouw. Tal van kleine boerenbedrijven ontston den, vooral in deze eeuw. Sommige produkten kunnen echter het best in grote bedrijven worden gekweekt. Daarom heeft men sedert 1940 de totstandkoming bevorderd van col lectieve, beter: van coöperatieve boe renbedrijven, om aldus een stabiele, welvarende en tevreden bevolking te behouden. Thans is de .kleine boer', al dan niet in coöperatief verband, een veel voorkomend verschijnsel op Jamaica, zodat men dit eiland terecht als .boerenland' kan bestempelen. De industrie bezorgt eveneens een aantal mensen werk en brood, zij het heel wat minder dan de landbouw. Tijdens de laatste wereldoorlog kwam vooral de sigaren industrie omhoog en nog heden ten dage verlaten jaarlijks miljoenen knastertjes, door vlijtige handen gemaakt, het voormalige JUnn-Eiland'. De beste manier om Jamaica te zien is vanuit de trein. Een rit van King ston naar Port Antonio, op de noord kust, onthult u enkele van de lief lijkste tonelen, die dit eiland te bieden heeft. Deze foto toont u een diesel die de tussen de heuvels van Jamaica gelegen vallei passeert. Wervelstormen NIET onverdeeld gunstig is de na tuur de Jamaicanen gezind. Wervel stormen treken namelijk jaar in jaar uit over de Caraïbische Zee. Als zij komen boven een der vele eilanden plegen zij dood en verderf te zaaien. Jamaica heeft in de loop der eeuwen schrikbarende ervaringen opgedaan met zulke natuurrampen. Die van 1944 was, naar mensenheugenis, de verschrikkelijkste van alle. Immers, in dat jaar ging de tornado niet langs de kusten, doch trok hij kris-kras over het eiland. In sommige stadjes veroorzaakte hij grote schade. Gehele dorpen werden met de grond gelijk gemaakt. Duizenden hectaren land, beplant met klappers en bananen (twee der belangrijkste gewassen) werden verwoest. De economische schade was zeer groot. De overheid deed wat zij kon om het leed te ver zachten en de schade te herstellen. Het zwaarst getroffen werd het plaatsje Bonnet Hill. Wij vermelden dit, omdat van Bonnet Hill tevens de victorie begon. Regering en par ticulieren, heren' en .knechten' sloe gen de handen ineen. En zo werd de ramp, die Bonnet Hill trof, de aan leiding tot een manifestatie van de nieuwe geest, van de nieuwe stromin gen en denkbeelden, die vooral na 1940 op Jamaica vaste voet konden vatten. Het was de geest van demo cratie en samenwerking, die Jamaica toen definitief veroverde. Naar zelfbestuur OOK vóór 1940 waren er reeds aan wijzingen, welke koers Jamaica's ontwikkeling zou nemen. Na de op heffing der slavernij rees, aanvan kelijk als nevenprobleem, de vraag omtrent de politieke status en rech ten der negers. De bevrijde slaven hadden natuurlijk geen begrip van democratie en staatkundige activiteit. Men kan zonder overdrijving zeggen, dat van 1833 tot 1865 een toestand be stond, die men als .halfslavernij' zou kunnen kenschetsen. In 1865 kwam er echter een kentering. De nood was hier en daar zo hoog gestegen, dat bloedige onlusten uitbraken. Na die onlusten traden er enige krachtige gouverneurs Sir John Peter Grant en Sir Henry Blake op. Zij legden met vaste hand de grondslagen voor een democratisch bestel. Van die tijd af is Jamaica in poli tiek, economisch en sociaal opzicht de weg naar betere toestanden en naar zelfstandigheid gegaan. Aanvan kelijk was 't tempo langzaam. Pas i. d. laatste tientallen jaren werd het aan merkelijk versneld. Groot waren de moeilijkheden, die overwonnen moes ten worden, maar zij werden over wonnen. In 1944 kreeg de bevolking het algemeen kiesrecht en een grond wet. Een hogeschool volgde een paar jaar later. Wat er in de twintigste eeuw op hygiënisch, medisch en on derwijsgebied bereikt werd, is alge meen bekend. Wij kunnen volstaan met te zeggen, dat vele tropische landen en onder hen Jamaica op die terreinen veel te danken heb ben aan het koele Westen. Maar al heeft het Westen, het Britse moederland vooral, Jamaica de laatste eeuw veel geholpen, toch is het leeuwendeel van de vooruitgang te stellen op rekening van de Jamai canen zelf. Na de laatste wereld oorlog ontstond het streven naar de vorming van een Caraïbische Fede ratie, waarin Jamaica met andere tot het Britse Gemenebest behorende West-Indische eilanden een plaats wilde krijgen. De federatie kwam te gen het einde der jaren vijftig tot stand. Hij heeft, binnen het Britse Gemenebest, de status van dominion (evenals India, Pakistan, Canada, Australië, Ceylon en Zuid-Afrika), dus van een zelfstandig en onafhan kelijk land. En dan te bedenken, dat Jamaica in vroeger eeuwen een slavenhel wat)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1961 | | pagina 9