„Openbaar kunstbezit" richt zich tot het gehele volk 65 Jaar geleden vierde FRIDTJOF NANSEN Kerstmis aan de Noordpool ZATERDAG 24 DECEMBER 1960 DE LEIDSE COURANT KERSTNUMMFR Arbeiders zouden er veel meer van kunnen profiteren LIET LIGT VOOR DE HAND, dat men zich bij de Stichting Openbaar Kunstbezit wil richten tot ge heel ons volk. Dat blijkt uit de opzet van het werk, met vertegenwoordigers van alle bevolkingsgroepen in bestuur en initiatiefcomité, en uit de teksten van de radiopraatjes, welke weliswaar worden geschreven t door mensen, die bij uitstek deskundig zijn, zoals mu seumdirecteuren en -assistenten en kunsthistorici, maar waarbij men het „insidersjargon" vermijdt en zich tot alle radioluisteraars richt. Die radiopraatjes zijn inderdaad voor iedereen begrijpelijk. Betekent dit nu, dat Openbaar Kunstbezit in feite alle bevolkingsgroepen bereikt? Natuurlijk is dat tot op zekere hoogte het geval: onder de bijna honderd duizend inschrijvers, die de radiocursus de laatste ja ren steeds telt, bevinden zich niet alleen mensen uit letterlijk alle delen en deeltjes van ons land, maar ook uit alle lagen van onze bevolking en uit alle leef tijdsgroepen. Er zijn ouden van dagen onder en vele leerlingen van scholen - op sommige kweekscholen vormt het materiaal van Openbaar Kunstbezit leerstof en tal van onderwijsinstellingen zijn als cursisten in geschreven - er zijn intellectuelen en eenvoudigen van geest onder, welgestelden en mensen voor wie het in schrijfgeld, hoe laag het ook is gehouden, toch altijd nog enigszins een offer betekent. TOCH IS MEN BIJ OPENBAAR KUNSTBEZIT, waar nu de inschrijvingen voor de cursus 1961 binnen stromen, niet helemaal voldaan. Opmerkelijk is na melijk, dat de handarbeiders, die toch een niet gering gedeelte van onze bevolking vormen, onder de cursis ten steeds, naar bij onderzoekingen gebleken is, met slechts enkele procenten vertegenwoordigd zijn. De bladen van alle vakcentralen en bovendien nog die van tal van afzonderlijke vakbonden publiceren elk jaar voor het begin van de nieuwe cursussen artikelen met foto's, welke tot inschrijving opwekken, maar het resultaat blijft enkele procenten. Tot de inschrijvers behoren vooral intellectuelen en (die „van nature" dikwijls reeds belangstelling voor beeldende kunst hebben), benevens aanverwante be volkingsgroepen. Het dichtbevolkte westen van ons land, waarin veel industrie-arbeiders gevestigd zijn, is relatief dan ook minder goed vertegenwoordigd dan de andere delen des lands. Men kan menen, dat de kosten van deelneming 9,75, over te schrijven op postgiro 1665 van Open baar Kunstbezit te Amsterdam) een bezwaar zouden kunnen vormen, maar dat is moeilijk staande te hou den als men bedenkt, wat men voor dat bedrag alle maal ontvangt: veertig kleurenreprodukties, veertig gedrukte radioteksten, een linnen opbergband met ringsysteem voor reprodukties en teksten en boven dien nog een gratis doorlopend toegangsbewijs voor meer dan vijftig Nederlandse musea! De kleuren reprodukties behoren naar de mening van de museum directies tot de allerbeste in Europa en ze kosten de inschrijvers nog geen 20 cent per stuk. ^EKER, er zullen inderdaad mensen zijn, die zich geen abonnement kunnen permitteren, maar er zijn er ongetwijfeld ook nog massa's, die dat wel me nen, maar aan minder-belangrijke zaken méér geld uitgeven. Wie tien pakjes sigaretten per jaar laat staan heeft het bedrag van de cursus bij elkaar. Openbaar Kunstbezit, dat zo enorm veel doet voor het dempen van de kloof tussen publiek en kunste naar, dat steeds ook de levende kunst steunt door de jaarlijkse aankopen van honderden kunstwerken, die onder de cursisten worden verloot, gaan nu zijn eerste lustrum tegemoet. Het werk van de stichting zal zich blijven richten op alle delen van ons volk. Moge het nog meer weerklank vinden bij hen, die door het vol strekt ontbreken van kunstzinnige vorming op de la gere scholen in cultureel opzicht dikwijls een zekere achterstand hebben bij andere bevolkingsgroepen, maar die zich toch nog teveel afzijdig hielden. Het aantal cursisten is groot: er zijn op dit ogenblik al weer 78.000 inschrijvingen voor de cursus 1961, maar er kunnen er altijd nog meer bij. LUIS de MORALES was een Spaanse schilder, die in 1509 te Badajoz geboren werd en al daar in 1586 stierf. Hij stond sterk onder invloed van de Ita liaanse en Nederlandse schil dersschool maar ondanks deze beïnvloeding wordt hij be schouwd als een der meest ka rakteristieke meesters van de oude Spaanse school. Reeds in de begintijd van zijn schildersloopbaan kreeg hij de bijnaam „el divino", de godde lijke, omdat hij zich uitsluitend bepaalde tot religieuze onder werpen. Hij schilderde zijn fi guren in een strenge ascetische ernst, die echter samenging met een trotse geslotenheid, zijn Spaanse aard eigen. „Het Joodse Bruidje" van Rembrand. Een der schilderijen die dit jaar in in de radio cursus Openbaar Kunstbezit zullen worden besproken. KERSTBEDE Naar Uw kribbe', Kind, wil ik schroomvallig treden en naast Uw sponde verwonderd staan. Met kloppend hart, kind, zal ik U beschouwen en nooit meer wil ik van U henengaan. Niet met de Wijzen, Kind, zal ik hier nederknielen en offeren wierook, mirre en goud. Een schamele gave slechts kan ik U schenken: een hunkerend hart, dat van U houdt. 'k Sta met de herdersKind, als arme mens terzijde en met de kinderen kniel ik voor U. Met bevend hart, Kind, hef ik mijn handen en geven wil ik mijn hart aan U. Al zijn die handen, mijn uitgestoken handen, naar U geheven, in armoe leeg, dan vraag ik toch, Kind, wil ze niet weigeren, wijs ze niet af. Laat mij niet henengaan zonder de glimlach van Uw gend. Hoewel ik, Christus, als arme zondaar met lege handen hier voor U sta. WILLEM VAN HORSTENDAEL WALRUSVLEES WAS HET KERSTMAAL IJertig jaar geleden stierf een van de grootste poolvorsers, die de wereld ooit gekend heeft: Fridtjof Nansen. Hij werd geboren op 10 oktober van het jaar 1861 op het landgoed Store Froën in Vestre Aker, een paar kilometer ten Noorden van Oslo, dat toen nog Christiani heette. Zijn ouders stonden hoog in aanzien, immers, zijn vader behoorde tot een der voor naamste families van Noorwegen, zijn moeder tot het grafelijk geslacht Wedel Jarlsberg. Dit wil echter helemaal niet zeggen, dat Fridtjof een leven als een prins had. Integendeel, zijn ouders, vooral zijn vader, hielden er een bijna Spartaanse manier van opvoeden op na. De vader, Baldur Nansen, ging hierin zijn kinderen voor. Nooit nam hij iets op de boterham, zeer vroeg moesten zyn kinderen reeds uit hun bed om zich daarna met ijskoud water te wassen. En zij kregen meermalen brood zonder boter. Er bestaat zelfs een verhaal dat Fridtjof eens boter op zijn brood kreeg en toen aan zijn vader vroeg of hij de boterham mee naar bed mocht nemen om hem nog een tijdje te kunnen bekijken alvorens hem op te eten. Nadat Fridtjof de voorbereidende scholen had doorlopen raadde men hem aan om een kunstenaarsloopbaan te kiezen. Want reeds als kind ver toonde hij een grote aanleg voor de teken- en schilderkunst. Nu vond Fridtjof tekenen en schilderen wel een aangename tijdpassering, maar niet een roeping laat staan een beroep. Hij had andere ideeën en liet zich in schrijven als zoöologisch student. De hoogleraren toonden reeds dadelijk een grote belangstelling voqr. de johge Fridtjof en stelden hem een jaar later jn de gelegenheid een réis mee te maken met een zeehondenvaarder uit Arendal, die een tocht naar Groenland wilde ondernemen. Nansen kreeg tot opdracht om tijdens deze reis aantekeningen te maken over de weersgesteldheid, de zeestromingen, de jjsformaties, enz. enz. Na de reis verscheen Nansens verslag zelfs in boekvorm, onder de titel: „Tussen rob ben en ijsbergen". Fridtjof Nansen was als het ware bezeten van zijn studie. Hij kreeg een conservatorpost in een museum te Bergen, maakte later een reis naar Italië om in Napels verdei te studeren Tal van wetenschappelijke geschriften verschenen van zijn hand en een grote wetenschappelijke toekomst leek voor hem weggelegd. /"\p 28 april 1880 promoveerde Nansen te Christiania tot doctor in de Zoölogie. Hij ontving een uitnodiging van een Amerikaanse universi teit om daar te doceren, maar hij weigerde. Want na zijn eerste reis met de zeehondenvaarder had hij maar één wens: de noordpool te bezoeken. „Niets ter wereld is te vergelijken met een winternacht onder het noorderlicht", schrijft hij ergens. In de laatste dagen van april was Fridtjof Nansen ge promoveerd, in de eerste dagen van mei was hij reeds bezig met de voor bereidingen voor een Groenland expeditie vanuit Kopenhagen. Tijdens deze voorbereidingen, in 1889, huwde Fridtjof Nansen met Eva Sars. Zij was de dochter van een bekend Noors bioloog. In de buurt van Lysaker werd een huis gebouwd dat „Godthaabgedoopt werd. Hoewel de werkzaamheden voor de Groenland-expeditie veel tijd verg den, verzette hij toch nog heel wat ander werk. Zo werd hij benoemd tot conservator van het zoötomisch instituut van de universiteit van Christia nia. Ook schreef hij nog enkele boeken en deed hij wetenschappelijke on derzoekingen. Maar eindelijk was dan toch alles voor de expeditie gereed en zo vertrok Fridtjof Nansen in het jaar 1893 met de boot de „Fram", om eerst drie jaar later terug te keren. p\e „Fram" was een zeer sterk, speciaal voor de poolvaart gebouwd schip. Het lichtte op 24 juli 1893 het anker in Christiania-fjord. Op 29 juli nam men in Chabarowa in straat Joegor 34 Siberische trekhonden aan boord. Na een gevaarlijke tocht door zeeën vol ijsbergen kwam de expedi tie op 22 september vast te zitten. Dat was het begin van veel ellende. Be gin oktober begonnen reeds de ijspersingen rond de „Fram" en dit duurde heel de herfst en winter. Gelukkig was het schip ijzersterk en kon elke aanval van het kruiende ijs weerstaan. De koude was bijna ondraaglijk en meermalen mat men temperaturen van 63 graden beneden het nulpunt. De dagen gingen voorbij, regen zich aaneen tot weken en de weken wer den maanden. Zo zat het schip ruim anderhalf jaar in het ijs vast, tot Fridt jof Nansen besloot een ander plan uit te voeren. Hij wilde zelf, per slede, het ijs ten noorden van de koerslijn gaan onderzoeken. Nansen deelde zijn besluit aan de bemanning van de „Fram" mede tijdens het Kerstfeest van het jaar 1894. De leiding op het schip droeg hij over aan Otto Sverdrup, hij zelf zou worden vergezeld door een van de mannen, Johansen geheten. Op 26 februari 1895 verlieten Nansen en Johansen de „Fram" met zes sle den, acht en twintig honden en twee kajaks. En hiermee begon voor de beide mannen een verschrikkelijke poolreis. Steeds verder noordwaarts trokken de beide mannen. Het was een moei lijke en lange tocht en eerst in april bereikten zij de noordelijkste punt. De weersomstandigheden werden echter steeds slechter, zodat ze genood zaakt waren naar het zuiden uit te wijken. Tenslotte werd het Nansen duidelijk dat zij vóór het invallen van de poolwinter nimmer de kust zou den kunnen bereiken. Er zat niets anders op dan op de ijzige poolvlakte te overwinteren en daarom bouwden zij een primitieve hut van sneeuw en walrusbeenderen, gedeeltelijk in het ijs uitgegraven. De dagen gingen in vreselijkste eentonigheid voorbij. Werk om uit te voeren hadden ze niet en steeds meer begon de verveling aan hun zenuwen te knagen. Zo nu en dan schoten zij walrussen, waarvan zij het spek als brandstof gebruikten. /"\P 22 december 1855 begon Johansen de hut schoon te maken voor de viering van het komende Kerstfeest. Nansen maakte op die dag een flinke wandeling, die hij beschrijft in zijn boek: „In nacht en ijs". Twee dagen later vierden beide mannen in de witte eindeloosheid van de pool vlakte him Kerstfeest. Zij brachten de Kerstnacht wakend door, starend in het vuur. Ze vulden hun karig rantsoen van elke dag aan met een stukje geroosterd brood en om het feestelijk karakter van de avond nog eens extra te beklemtonen besloten zij, in opperste lichtzinnigheid, een plak chocolade met elkaar te delen. Lang heeft de poolnacht voor Fridtjof Nansen en Frederik Johansen ge duurd. Eerst op 19 mei konden de mannen opbreken en naar het zuiden trekken. Op 12 juni kwamen zij aan open water en zetten de tocht in hun kajaks verder voort En eindelijk, na talloze avonturen, bereikten zij in augustus 1896 behouden Noorwegen. De poolreis van Fridtjof Nansen had drie jaar geduurd. En nimmer zal hij Kerstmis 1895 vergeten zijn. Zelf schreef hij in die Kernstnacht van het jaar 1895: „Nu luiden thuis de klokken het Kerstfeest in. In mijn gedach ten hoor ik, hoe de kerktoren de klank van de klokken door de lucht doet zweven. Hoe prachtig is dat luiden van de klokken. En hoe eenzaam is het hier! Nooit tevoren hebben wij zo'n Kerstfeest gehad". BEN VAN BRABANT

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1960 | | pagina 7