Je kunt ook priester u/orden LANQS EEN OMWEQ „Antonianum"uitkomst voor ver-late roepingen r ZATERDAG 24 DECEMBER 1960 DE LEIDSE COURANT KERSTNUMMER De .herenkamer" Is huiskapel geworden. Een van de jongens met artistieke talenten heeft bo ven de monumentale schouw met het tabernakel de lijdende Christus uitgebeeld. Achter de gordijnen gaan jachttaferelen schuil, maar de kleine gemeen schap is geconcentreerd op het Leven self In alle vrijheid, zonder strakke reglementen CTATIG, met het front naar de krioelende bedrijvigheid van de Amsterdamse haven, waar aan de overkant de oceaanreuzen van tijd tot tijd hun machtige contouren tekenen boven loodsen en geflankeerd worden door trage kranen, staat aan de Prins Hendrikkade, de sierlijke Hollandse klokgevel hoog in de wind, een Gouden Eeuws koopmanshuis. Het is een der vele troetelkinderen van Monumentenzorg in dit his torisch stadsdeel. Aan deze zelfde kade kwamen destijds onze roemruchte vaderlandse helden Michiel de Ruyter en Piet Hein, tussen de zeeslagen door, in huiselijke sfeer even op adem. Het interieur getuigt nog van de welgevulde beurs van de eerste be woner, die wellicht veel baat vond bij de specerijen van de Oost-Indische Compagnie en dank zij het onderbetaald huispersoneel zijn 30 meter diepe pand kon inrichten naar de eisen van zijn tijd. Naarmate men meer deuren kon laten zien, des te meer aanzien genoot men. Dit verklaart misschien de deur, welke rechts in de gang is aangebracht in de muur van het belendend perceel; een loze deur, waarachter zelfs nog geen jas kan hen een. In de kelder vindt men in de wanden nissen, waarvan niemand tegenwoordig het nut meer inziet. Toch plachten onze voorvaders er 's avonds hun kaars in te plaatsen als zij, ter ere van onverwacht bezoek, hun keuze uit de wijnvoorraad maakten. Dit rijke brok 17e eeuwse degelijkheid bleef geen koopmanshuis in functie. Het getij in de koloniale handel keerde en de kooplieden raakten stukje bij beetje aan de grond. Geslachten stierven uit, maar het stenen monument bleef. Er vestigde zich later een doktersfamilie in en tot augustus 1959 heette het pand hotel „Spoorzicht", een niet geheel ordentelijke herberg, waar van de faam zich aanpaste aan de geur van bedenkelijke reputatie van soortgelijke eta blissementen in de omgeving. En hier be gint pas ons verhaal. „Spoorzicht" in Franciscaanse handen In augustus 1959 veranderde „Spoor zicht" van eigenaar. De marmeren gan gen, de vele vertrekken en vertrekjes, de badkamers en het restaurant kwamen in het bezit van mirabile dictu een Franciscaan, pater Andreas Ophem ofm, die een totaal andere kant uit wilde met het gebouw. Hij koesterde, zo te zeggen, stoute verwachtingen van een prachtig plan. Temidden van zijn overpeinzingen in de eerste weken zou de pater bezoek ontvangen van een professor uit War mond. De professor arriveerde op de dag van afspraak eerst uren later in het bezit van een taxirekening van f 8, wat in normale omstandigheden hoog stens f2,geweest zou zijn. De chauffeur had de professor naar de PJI.-kade 144 gebracht, maar bij het her kennen van het gebouw was de goede man van kleur verschoten. „Ik wil me niet met uw zaken bemoeien, eerwaarde, maar twee weken geleden heb ik hier een niet al te mooi vrachtje afgehaald..." De professor was verder gereden naar de Prins Hendrik- laan, maar daar klopte het nummer niet. Nog verder werd gespeurd en tenslotte besloten de heren, bepaald onzeker van hun zaak, naar de P.H.-kade terug te keren. Hier zat pater Andreas nog steeds op zijn gast te wachten. Hij moest hartelijk lachen om het voorval en ook nadien ge noot men in diocesane kringen nog stille tjes om het voorval van deze episode uit het begin van wat thans aan de P.H.-kade tot grote bloei is gekomen: het „Antonia- num", een convict van werkpriesterstuden- ten, die zich hier voorbereiden op hun ho gere studies. Een instituut voor late roe pingen, zoals het gemeenlijk wordt gezegd, maar in feite hebben de roepingen zich slechts een beetje ver-laat. UKUNT GEMAKKELIJK verdwalen in het „Antonianum". De dertig me ter lange corridor wordt een weg der zuchten, wanneer men trap op, trap af heeft gedwaald en een kijkje heeft geno men in de kamers der jongens, die van hun woon-, studeer- en slaapvertrekken alle iets bijzonders hebben gemaakt. Ze bewonen een kamer alleen, met tweeën of met drieën en de gezellige huiselijk heid voert de boventoon. U kunt er Bizet's Parelvissers moeizaam horen optornen tegen de losjesweg improviserende neger- pianist Nat King Cole en in de boeken kasten rusten niet alleen de „Imitatio Christi" en de „Metamorphosen" van ons aller Ovidius Naso die wij vroeger liever Piet dan Publius noemden maar men vindt er ook Uns' Exodus en ont hullende standaard-oorlogslitteratuur als „08-15" en „Tanksoldaten". Een gekroond Madonnabeeldje heeft er een console, maar wat bengelt daar aan de muur? een lilliput-Franciscaantje in pij, met een kindergezichtje. Prins Hendrikkade 144, het oude koop manshuis uit de Gouden Eeuw: het „Anto nianum", alias hotel „Spoorzicht"'men belandt er meestal langs e enomweg. Een psychologisch verschijnsel Hier leven jongens van uiteenlopende karakters, in leeftijden van 18 tot 30 jaar, uit alle delen van het land, met verschil lende opleidingen, maar bezield door het zelfde ideaal: priester worden. Mgr. M. In het hartje van Amsterdam, midden in het volle leven, iverken jonge idealisten hard naar hun hoofddoel toe A. Jansen heeft meermalen geconstateerd, dat jongens, meer dan vroeger, niet kunnen zeggen wat ze willen worden. Het is een psychologisch verschijnsel, dat men tegen woordig later tot een keus komt. Als we ervan uitgaan, dat voor het be reiken van het priester-ideaal het klein seminarie de gewone gang van zaken is, kunnen we hier inderdaad spreken van latere roepingen. Niet altijd echter is een jongen tot studie aan het klein-seminarie in staat; dit hangt van vele omstandigheden af. Het verlangen, priester te worden kan jarenlang sluimeren en dan denken vele jongeren, dat het te laat is, omdat zij na hun Mulo, hun kweekschool of HBS, na een jarenlange loopbaan in de maatschappij geen mogelijkheid meer zien, hun zielewens tot verwerkelijking te brengen. Toch is de draad naar het priesterschap voor geen van hen, hoe „laat" het ook mocht zijn, afgesneden. Gelukkig raakt dit meer en meer bekend. In Nederland zijn nu 5 instituten voor latere roepingen, maar het „Antonianum" neemt in deze reeks een bijzondere plaats in: het is de enige instel ling van deze soort, waar de jongens wor den opgeleid voor het staatsdiploma. „We moeten mensen afleveren", zegt pater Op- hem, „wier wetenschappelijke vorming het gewenste niveau heeft; we moeten oppas sen, dat we van de „late roepingen" geen tweedehands priesters maken met hiaten in hun geestelijke opvoeding." Hele opzet: midden in het volle leven Dit huis in het hartje van Amsterdam, met zijn uitkijk op de havens, tussen be drijven en kantoren, staat midden in het volle leven. „Dit is de hele opzet" vertelde ons pater-directeur. „We hebben niet alleen, de verantwoordelijkheid te dragen voor degenen, die hun ideaal bereiken, maar we moeten ook zorgen, dat de velen, die er niet komen, geen maatschappelijke kneus jes worden." Pater Andreas is van mening, dat de knapen niet uit de maatschappij losgeweekt moeten worden, maar dat zij met hun twee benen in het leven moeten staan. Daarom stelt hij aan zijn pupillen de eis, dat zij in betrekking zijn, voor halve dagen, of een paar dagen in de week, zodat zij met de maatschappij verbonden blijven. Hier door studeren de jongens niet alleen voor priester, maar bouwen ook aan hun maat schappelijke positie. Het „teruggaan" is dus veel gemakkelijker eh ondervindt geen sociale remmen. Er is ook een financiële reden voor deze opzet. De studenten betalen hun eigen kost- en studiegeld en dat betekent voor jongemannen van 20 tot 25 jaar heel wat, omdat zij zich al een zekere zelfstandig heid hebben verworven. De interne dis cipline is aangepast aan deze jonge mensen, die een grote vrijheid bezitten. Zij kunnen, als ze dat willen, met de weekeinden naar huis, ze krijgen de sleutel als ze 's avonds ergens moeten baby-sitten, ze kunnen des noods een bioscoopje „pikken" of op be zoek gaan bij kennissen. Het zal niet de eerste keer zijn, dat er enkele jongelui van het „Antonianum" ergens in de stad een biertje drinken; pater Ophem vindt dit doodgewoon. „De basis van deze interne discipline wordt gevormd door hetgeen in een goed katholiek gezin wordt gedaan en gelaten." Bij dit alles toont pater Andreas zich een goede, oudere vriend, die de jon gens met raad en daad begeleidt op hun weg en niet aan de hand van strakke reglementen. UET IS HARD WERKEN. Overdag een baan en 's avonds driemaal in de week naar het avondlyceum of op de ka ïn het „restaurant" geniet men van een goede maaltijd: erwtensoep-met-kluif- en een geestelijke lezing. mer studeren. Van deze jonge kerels wordt geeist, dat zij een behoorlijk door zettingsvermogen hebben en gelet op de grote vrijheid is het ook noodzakelijk, dat ze een vent met karakter zijn. „Hei duurt hooguit twee maanden voordat ik precies weet wat voor vlees ik in de kuip heb en ik de echtheid van hun roeping kan onderkennen. Het is zó duidelijk of er aan hun idealisme of doorzettingsver mogen iets ontbreekt" zo verzekerde ons pater Andreas en wij konden dat bij deze g_ng van zaken volkomen voorstellen. „Gekomen uit alle windstreken, met slechts één Ideaal voor ogen Echte soos-figuren" „Och ja, we hebben hier vogels van diverse pluimage. We zitten nu met z'n negentienen. Vier van hen hebben al ge studeerd op de universiteit en doen nu Latijn en Grieks. We hebben een tuinman, eentje zit er in de elektrotechniek en o, jaonder die academici zitten een paar echte „soos"-figuren, die het corpsleven op hun duimpje kennen. Twee zitten er bij de pers, één is er assistent-bedrijfsleider, we hebben een uitgesproken ambtenaar on der de studenten en die jongen, die bij een importfirma in garens werkt, vervangt steeds vlug zijn baas als die telefonisch een Frans gesprek moet voeren. Nou, en dan loopt er nog een Kabo-man rond, twee on derwijzers staan overdag voor de klas en de man uit Delft is wetenschappelijk mede werker op het luchtvaartlaboratorium over een half jaar wordt hij Benedictijn", zegt de Franciscaan, die voor zijn jongens geen enkele „richting" voorstaat en bij de recollecties en conferenties seculieren en regulieren uitnodigt als spreker. Dat er weer vier Franciscanen „op stapel staan" kan pater Andreas ook niet helpen. Nee, er heerst daar aan de P.H.-kade in dat oude koopmanshuis geen duffe sfeer. Het is een gebouw vol levendigheid waar men van elkaar leert, vanwaar men elke dag het leven intrekt en waar de jongens in de stijlvolle „Herenkamer", geformeerd tot een intieme kapel, de geest weer kunnen verkwikken en kracht bij Onze Lieve Heer vinden. De achterwand van de kapel is bedekt met een groot gordijn, waarachter zich een schildering bevindt: een zomers jachttafereel met een hijgend hert dat evenwel niet aan de jacht is ontkomen. In dit jaargetijde kunt u in het „restau rant" met de bankbedienden, de ambtena ren en de assistent-bedrijfsleider, met de student uit Delft die als Benedictijn straks met een glimlach terugziet op de positie, waarvan een ander watertandt en met de dagbladcorrector een bord gloeiende, heerlijke snert-met-kluif consu meren. „Praat nü maar eens met de jon gens; Piet, schik wat op en laat die meneer van de pers erbij komen zitten". De soep is afkomstig uit de keuken, welke wordt geregeerd door mej. Ger van Veen uit Rijp- wetering. Sinds het begin van het convict voert zij de huishouding en is de rechter hand van pater Ophem; in 1959 stond zij in overall op de trap te schilderen en ook nu nog komen de jongens, als ze het zelf niet voor elkaar kunnen krijgen, voor ver schillende klusjes bij haar. Je kunt zoveel soep krijgen als je wilt, bij pater Ophem aan tafel. Hij is een toonbeeld van Franciscaanse gastvrijheid. Er is bij gelegenheid van het persbezoek geen lezing uit de H. Schrift en je hoort meteen, dat voor ettelijke lui proefwerken in de lucht hangen. „Wiskundezegt er een en hij rilt. Hard werkend, maar ook met veel plezier komen de 19 dichter bij hun doeL Volgend jaar treden er acht in de gees telijke stand. De rest gaat door en pater Andreas verwacht weer nieuwe studen ten. Samen met een groepsraad van drie Studeren in gezelligheid. De muren rijn niet uitsluitend bezet met heiligenbeeldjes en de boekenplanken dragen niet alleen geestelijke oefeningen. Rechts bengelt een franciscaantje met een kindergezichtje... jongens bestuurt hij deze magnifieke ge- meenscnap dij Amsterdams naven. Men komt er vaak langs een omweg, zoals die Warmondse professor, en met Gods hulp komen de jongelui, die zo gelukkig waren, met hun ideaal het „Antonianum" te vin den, ook nog verder. A. J. P. „DE LIPPEN MET IJS BEDEKT" Hartekreet van een Russisch meisje ENIGE TIJD GELEDEN is er een merkwaardig gebedenboekje ver schenen. Het komt uit het kille Si berië en het bevat hartroerende sme kingen, opgetekend door meisjes die daarheen wai en verbannen. Wie deze gebeden leest moet wel iets voelen van de ontzettende gees telijke beproevingen en spanmngen waarin 'de ongelukkigen verkeren, die onder mensonwaardige omstandig heden leven in de kampen voor dwangarbeiders. Maar naast de diepten van mense lijke ellende beleeft men toch ook hoogtepunten van geloof en vertrou wen. Dat moge blijken uit enkele fragmenten van een gebed in de kerstnacht: De lippen met ijs bedekt, de ogen vol tranen, gemarteld door hulpeloosheid, stormen wij naar Uw kribbe, allerheiligst Kind. Aanvaard onze smeekbeden, aanvaard ons heimwee, onze moeilijke besluiten. Aanvaard de offers van onze helden, de tranen van onze geliefden, hun gebeden en van smart doordrenkte zorgen. Redt ons allen voor een schonere toekomst. Schenk hen, die door nood en honger gestorven zijn in vreemde landen, het hemels geluk. Door de verdienste van Uw heiligste Moeder en van alle heiligen. Erbarm U over mijn liefde en ons volk. Met vermorzeld hart vraag ik: Bekort de dagen der beproeving. Als een offer nodig is: neem het van mij. Geef mij slechts de moed en de volharding der martelaren. Amen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1960 | | pagina 12