SINT VERDWAALDE Ons oudste FOLKLOREFEEST BOEKEN JONGE en OUDE SNOEPERS WOENSDAG 23 NOVEMBER 1960 DE LEIDSE COURANT PAGINA 17 SINT-NICOLAASVERHAAL voor KLEINE KINDEREN 5y.na niet ,?eloven- Maar dan waren dat goede, lieve mensen, dat kon niet anders en dan hoefde hij er ook niet bang voor te zijn. Ze waren ver dwaald, misschien kon hij ze wel helpen. Het goede hart van de vos kwam boven en plotseling stapte hij uit de struiken naar voren. Met een wilde gil sprong zwarte Piet opzij en liet de zware zak vallen. Oh, wat was die geschrokken van de vos die daar ineens te voorschijn kwam. NATUURLIJK was Sint Nicolaas, want die was het die op het paard zat, ook wel geschrokken, maar toen hij zag dat het diertje op het pad een vos was, toen moest hij erg lachen. De Sint begreep dat er hier een kans was om de weg weer terug te vinden. „Goede avond vosje", groette hij vriendelijk. De vos was nu helemaal niet bang meer. „Dag meneer", zei hij beleefd. „Ik ben Sint Nicolaas", vertelde de oude man, „ik ben op weg naar de stad en nu dachten we door hier door het bos te gaan een kortere weg te nemen. Maar we zijn verdwaald en het is zo donker. Ik ben nu bang, dat we de goede weg niet meer kunnen vinden en dat we veel te laat in de stad zullen komen". De vos knikte. Met één pootje wenkte hij de mensen hem te volgen. Natuurlijk wist de vos heel goed de weg in het bos en dat begreep de goede Sint. In vol vertrouwen volgde hij samen fnet zijn knecht de vos, die in het donker precies de weg wist. Dan ging hij dit paadje in, dan dat. De andere dieren in het bos keken verwonderd toe vanaf hun tak of vanuit hun holletjes. Wat was dat een rare optocht. Voorop liep de vos, met een trots gezicht en daarachter een oude man op een paard en da,ar achter weer een zwarte man met een grote zware zak. Niet begrijpend schudden de dieren hun kopjes. Die vos had ook altijd wat. Maar mor gen als het weer dag was, dan zouden ze wel horen wat er precies gebeurd was. Aan de rand van het bos, waar het bospad uitkwam op de weg die naar de stad leidde, nam de vos af scheid van de goede Sint. Sint Nico laas was een verstandig man en hij wist, dat het voor een vos soms niet meevalt om voldoende eten in zijn hongerige maag te krijgen. Als dank voor de hulp gaf de Sint hem uit de zak van Piet een heleboel lekkers en tevreden sleepte de vos dat alles mee naar zijn hol. Voorlopig hoefde hij geen honger te lijden. Die Sint Nico laas was een goed mens, waren ze allemaal maar zo, als deze oude man! LANGZAAM werd het donker in het bos. Zachtjes vielen de regen druppels neer op het mos en de wind blies door de kaje takken van de bo men. Steeds donkerder werd het en de dieren van het bos zochten hun holletjes op. De haas lag te rillen in zijn leger, de konijntjes zaten lekker warm bijeen in hun hol en de vogels zaten dichtopeen, diep in de veren gedoken naast elkaar op de takken. Een was er, die nog aan de wandel was. Dat was de vos. Zijn maag knor de, hij had een verschrikkele honger. De hele dag had hij nog niets gege ten en daarom deed hij nu extra zijn best om nog iets te vinden. Maar hij had geen geluk. Hij zwierf tussen, de bomen en de struiken maar vond niets. Hoe moest dat nu, hij kon toch niet met een lege maag gaan slapen! Steeds verder liep hij door het grote bos. Af en toe bleef hij stil staan, spitste zijn oren en luisterde. Maar hij hoorde alleen het zachte val len van de regen en hét ruisen van de wind door de boomtoppen. Ieder een was al naar huis, alle dieren za ten al in hun hol. Zou hij ook maar terugkeren? Mensen! TERWIJL HIJ daar zo over stond te denken, hoorde hij ineens een ge- geluid. Wat was dat nu? Voorzichtig kroop de vos weg in de struiken. Zouden er soms jagers op pad zijn. Het geluid dat hij hoorde, was niet van dieren, die maakten niet zoveel lawaai. Alleen mensen maakten zo'n rumoer. Bij de gedachte aan mensen werd de vos bang. Die hadden van die knaldingen en die waren heel gevaarlijk. De oren gespitst wachtte de af. Hè, wat was dat nu? Hij hoorde het getrappel van paardenhoeven. Oh, dan waren het zeker jagers te paard. Dat was nog verschrikkelijker, want hij wist maar al te goed, dat ze hem op hun paarden makkelijk kon den bijhouden. Maar er was iets /an ders, dat de vos vreemd vond. Hij hoorde geen honden. Maar er was iets anders, dat de vos vreemd vond. Hij hoorde geen honden en die waren er toch altijd bij. Als de jagers geen honden bij zich hadden, dan was het gevaar zo groot niet, dan kon hij misschien rustig tussen de struiken blijven zitten, zonder gezien te wor den. Het hartje van de vos klopte in zijn keel, zo bang en nieuwsgierig was hij tegelijk. Het geluid -van de paardevoetjes kwam steeds dichterbij en ja hoor, eindelijk zag hij de mensen. Maar dat was raar! Het was een oude man met een lange witte baard, een heel hoge hoed op het hoofd en een lange rode mantel aan, die op het paard zat. Hij zag er vriendelijk en erg vermoeid uit in zijn natte kle ren. Maar wat was dat voor een mens, die naast hem liep. Het was een zwar te man. Zoiets had de vos nog nooit gezien: een zwarte man met een zware zak op zijn riag. Maar dat konden „Wat was dat een rare optocht!" toch geen jagers zijn? Die zagen er heel anders uit! Verdwaald. DE VOS werd heel nieuwsgierig en zijn angst verdween. Voorzichtig kwam hij wat naar voren en keek naar de natte mensen die over het pad in zijn richting kwamen. Toen ze dichterbij waren gekomen, kon hij verstaan wat zij zeiden. „Piet, ik ge loof dat we verdwaald zijn", sprak de oude man op het paard. „Oh baas, dat is heel verschrikkelijk. Dan komen wij nooit meer uit het grote bos en misschien zijn er wel wilde dieren, die ons op zullen eten", sprak de zwarte knecht bang. „Kom, kom, beste Piet, het zal wel meevallen. Het is veel erger, dal het zoeken misschien zo lang zal du ren, dat we niet op tijd in de stad kunnen zijn om vanavond onze ca deautjes rond te delen. Dan zitten alle kinderen te wachten en te wachten en och wat zullen ze dan morgen te leurgesteld zijn". De oude man was erg verdrietig, dat zag de vos wel. Gingen die mensen cadeautjes rond delen bij kinderen? De vos kon het zeten op zijn wolkenschimmel Sleip- nir en met zijn speer (staf) in de hand, de ronde deed en geschenken bezorgde. Zijn raven (zwarte pijlen) hielden hem op de hoogte van de gedragingen van de mensen beneden op aarde. Wodan was een luchtruiter, dat verklaard het dakenrijden van Sint-Nicolaas. De germaanse god maakte bij zijn rondritten veel la waai (kettingen), vandaar dat de goede Sint soms ook luidruchtig zich aandient. Wat de schoorsteen betreft, deze was van ouds de verbindingsweg tussen het geestendom in de lucht en de mensen op aarde. Ook gebrui ken als klaarzetten van hooi en wor tels voor het paard zijn ontleend aan Wodan (offers). Dit alles is dus het gekerstende deel van de germaanse godenverering! Ongetwijfeld zal het Sint-Nico- laasfeest zich ook in de toekomst nog weten te handhaven, want 'n feest, dat zo diep in de volksziel geworteld is, is onverwoestbaar! op het a.s. Sint Nicolaasfeest DE MAAND december nadert: de etalages zijn alweer gevuld met spe culaas vrijers, chocoladeletters, borst plaatharten en suikerbeesten. Menig begerig kindersnoetje staart naar al dat uitgestalde lekkers. Overgespaar de zakcentjes worden besteed aan een taaipop voor moeder of aan snoep Voor een klein broertje. En op de avond zelf zit de goede gever zichzelf vol te proppen met pepernoten, fondantjes en marse pein. Niemand maakt het zo bont als de kleuter, het schoolkind, de HBS'er: wat kunnen die een gote hoeveelheid koek en andere zoetigheid naar bin nen werken. Ook de volwassenen snoepen by die gelegenheir naar hartelust van ban ketletters en andere typische vijf- decemberversnaperingen. Het behoeft dan ook niemand te verwonderen, dat er de dagen na het aloude sinter klaasfeest heel wat magen van streek zijn met al de onaangename ver schijnselen die daar onverbrekelijk mee verbonden zijn. In de algemene gulzigheid. HOE GRAAG we jong en oud ook gunnen dat er eens echt wordt ge smuld, toch moet die schadelijke overlading beslist niet goed gepraat worden. Er wordt immers voor vele guldens aan versnaperingen naar bin nen gewerkt, terwijl er in de alge mene gulzigheid niet eens meer met aandacht wordt geproefd. De lekkerbekken die deze vreemd soortige beoefenen liggen zich dan 's nachts af te tobben met een hin derlijke overvulling van de maag en de daarbij behorende misselijk heid. Bovendien dient het een ernstig punt van overweging uit te maken of het nu wel toelaatbaar is, dat alle zelfbeheersing zo maar zonder slag of stoot aan de kant wordt gezet. Heerlijk avondje komt er aan. SNOEPEN kan immers zo gemak kelijk tot een verslaving worden, evenals overamtig roken en drinken. Voor niemand is het prettig om in het latere leven niet meer buiten be paalde dingen te kunnen. Er is der halve, van opvoedkundig standpunt uit bekeken, alles 'voor te zeggen, om de kinderen reeds van hun vroeg ste jeugd af aan matigheid bij te brengen, ook bij het snoepen. Als de ouders een oogje houden zijn knecht staat te lachen, maar de dokter kan wel huilen. op de voorraad lekkers die Sinter klaas voor hun kroost meebrengt, kunnen zij er desondanks best voor zorgen dat er die avond een gezellige sfeer heerst, dat vijf december toch een feest is. Een beetje snoepen hoort er op deze echt Nederlandse avond natuurlijk wel bij, waar het om gaat is dat er tegen excessen op dit ge bied moet worden gewaakt. Het is niet alleen de kwestie van tijdelijk onpasselijk zijn en ook niet het opvoeden tot zelfbeheersing, die ons noopt tot matig zijn met het uit delen van snoepgoed. Er dient ook wel degelijk aan te worden gedacht, dat de buitenissige corpulentie, waarmee zovele volwassenen zichzelf tegenwoordig hartkwalen bezorgen, dikwijls haar oorsprong al heeft op de kinderleeftijd. ,,'t Ziet in de familie". NAAR BEKEND mag worden ver ondersteld, ontstaat vetzucht door het gebruik van zoete, zowel als van vette spijzen. Allerlei gebak en snoe perij moet daarom ongeschikt worden geacht, in het bijzonder voor die kin deren die deel uitmaken van families waarin veel dikkerds voorkomen. Helaas zijn de ouders van derge lijke personen veelal zelf ook nogal snoeplustig en daarom willen zij de kwade kant van overdadig zoetigheid eten voor hun kroost niet altijd er kennen. Het ware te wensen, dat er zich over het algemeen een beter in zicht ontwikkelde in de oorzaken en de gevaren van het dikworden. Dr. ALFREDA BRTEDE. VOORAL IN VROEGER eeuwen heeft ons volk vele folkloristische feesten gekend. Ze raakten echter stuk voor stuk in onbruik iets waar de ontwikkeling van onze moderne tijd veel schuld aan draagt. Veel van die heus wel zinvolle feesten werden als onzin aan de kapstok der ge schiedenis gehangen om nooit meer te worden aangekeken. Oh zeker, soms bleven ze als streekfeest nog honderden jaren een kwijnend be staan lijden, maar van nationale be tekenis waren ze niet meer. Er is één folkloristisch feest, dat het niet minder dan ruim zestien eeuwen heeft uitgehouden en nog steeds springlevend is en dat is het sinterklaasfeest. Nog steeds rijdt de goede Sint omstreeks begin decem ber op zijn schimmel over onze da ken en hebben de winkeliers een gouden tijd. Nog altijd kloppen de harten vol «verwachting en ziet vrij wel iedereen uit naar die beroemde pakjesavond. Ja het sinterklaasfeest leeft nog in aller harten. Waarom eigenlijk zal men zich afvragen, is dit feest niet als zovele andere on zin opgeborgen? De ware oorzaak daarvan zal wel altijd duister blij ven, maar dat neemt niet weg, dat er wel factoren te noemen zouden zijn die er aan hebben meegewerkt, dat dit feest nog altijd gevierd wordt. Het gaat waarschijnlijk in eerste in stantie om de christelijkheid van dit feest. Ieder mens voelt in zijn diepste binnenste aan, dat deze Ni colaas de personificatie van het goe de is. En zo eenmaal in het jaar wil men dat zelfs ook wel eens beleven, het geluk ervaren van het spontaan geven, het zien van die blijde ge zichten, al die dingen zijn belang rijke factoren die een rol spelen. Toch heeft het Sint-Nicolaasfeest ook wel moeilijke tijden gekend. Weg met Sinterklaas IN DE ZEVENTIENDE EEUW heeft het feest het wel bijzonder moeilijk gehad. De oorzaak hiervan moet gezocht worden in de reforma tie. Trouwe volgelingen van de her vorming zagen in het St. Nicolaas feest een zuiver rooms feest van de heilige Nicolaas en dat moest in een hervormd land als Nederland verbo den worden. De stedelijke overheden deden daar aan mee. Verscheidene stadsbesturen stel den verbodsbepalingen in, vooral met betrekking tot de toen in zwang zijnde „Sinterklaasmarkt", waar op Sint Nicolaasavond de geschenken werden gekocht. Een Amsterdamse keur van 1613 verbood in december het plaatsen van kraampjes op de Dam, omdat er goederen werden ver kocht, „die men de cleynen dyets maeckte dat Nicolaes hun luyden gaf'. De bepaling was zeer streng, zo zelfs dat er niet alleen een boete stond op het plaatsen van zo'n kraampje, maar ook was er een boe te bepaald voor hen die er kochten! Het merkwaardige is wel, dat het volk er zich weinig of niets van aan trok en het feest in ere bleef hou den. De kerkeraden hadden trouwens nog meer bezwaren. Zoals wij dat later ook konden lezen in de Ca mera Obscura, was het gewoonte om op de avond voor het feest ten huize van de bakker een verguldavondje te houden, waar de jongelui, de vrij ers en vrijsters bijeen kwamen om gezamenlijk de bakker met zijn ver- gulwerk te assisteren. Diverse kro nieken vertellen ons, dat het op zul ke avondjes bijzonder vrolijk toeging ja dat wel eens excessen voordeden, die beslist niet getolereerd konden worden. Hoe oud is Sint? TOCH heeft de goede oude Sint dit alles doorstaan en is hij er nog steeds. Ja, oud is hij wel: niet min der dan zo'n zestien en een halve eeuw. Omstreeks het jaar 300 is na melijk te Patara in Lycië een jon gen van rijke ouders geboren, die Nicolaas heette. Reeds jong verloor hij zijn vader en moeder en erfde al hun bezittingen. Deze bezittingen heeft Nicolaas alle weggeschonken. Hij is zelf in een klooster gegaan, studeerde voor priester en werd nog zeer jong bisschop van My ra in Klein-Azië. Door zijn grote zacht moedigheid en liefdadigheid is hij bijzonder populair geworden. Zijn roem van waar Cristen heeft hem al die eeuwen overleefd. De 6de de cember is zijn sterfdag en werd naar hem vernoemd. Wanneer Nicolaas zo'n bizonder christen was en zijr feest dus een bij uitstek christelijk feest, dan zal menigeen zich ongetwijfeld afvragen hoe die verschillende merkwaardige elementen van heidense origine in zijn feest zijn terecht gekomen. De oorzaak hiervan is, dat in de eerste eeuwen na onze jaartelling waarin het feest ontstaan is, het volk wel christelijk was geworden, maar er toch nog veel neigingen tot het oude heidense geloof aanwezig waren. De ze heidense symboliek werd dan rus tig in een christelijk feest ingeweven en men zag daar geen kwaad in Heidense elementen. HOE KWAM de volksverbeelding er toe Sint-Nicolaas op een paard over de daken te laten rijden hem door schoorstenen te laten gluren en met kettingen te laten ramme len? Dat zijn toch echt geen hande lingen voor een bisschop? De verklaring is, dat vóór hem er een figuur was die wel enige gelij kenis met hem vertoonde en die van heidense oorsprong was. Deze hei dense figuur is in het feest van Sin terklaas blijven voortbestaan. Het v/as een godheid, die bij de opkomst van het christendom moest wijken. Het betrof hier de Germaanse op pergod Wodan, die gehuld in zijn on zichtbaar makende hemelmantel, ge- voor de jengd „Avonturen van Bertus de beer", door Liesbeth Diele- man N.V. Uitg. Nijgh en Van Ditmar. In twee stevige boekjes verteld Lies beth Dieleman in leuke dierentaal de avonturen van het beertje Bertus. Dit jongensbeertje komt terecht in een dierencircus en wordt gedwon gen te dansen en andere kunstjes te vertonen. Hierbij krijgt het 'n onge luk en komt in het berenziekenhuis. Na zijn genezing beleeft Bertus nog vele leuke avontuurtjes. Later mag hij om aan te sterken naar zijn fa milie in sneeuwland, de ijsberen. In het tweede boekje vindt Bertus in de sneeuw een heel klein ijsbeer- tje Babbe-Wabbie, dat verdwaald was. Hier beginnen de spannende avonturen opnieuw bij de Eskimo's. Twee leuke boekjes met aardige te keningen van L. J. A. Altema-van Vliet die bij de kinderen in de smaak zullen vallen. Vrouwtje Vertel-maar, door Lea Smulders Uitg. Can- tecleer. Een boek van kloek formaat voor kinderen zo vanaf een jaar of vijf. Coby Krouwel maakte de leuke te keningen en ontwierp de aantrek kelijke band. Het werd weer 'n echt gezellig vertelselboek, zoals we dat van Lea Smulders gewend zijn, vol met verhaaltjes en versjes. Jammer, dat het volume van het boek ten koste ging van de papierkwaliteit. Jeroen in Hazevoets Rijk door Daan Zonderland. Prisma Juniores, Utrecht. Jeroen zet zijn avonturen voort. De kinderen (en hoeveel groteren zullen weer met graagte willen lezen welke wonderlijke verhalen Jeroen nu weer heeft laten optekenen. Ditmaal gaat hij mee met koning Hazevoet naar diens rijk. En daar gèbeuren héél rare dingen „Wat speel ik", door Nina Morel Uitgave Cantecleer, Utrecht. In een 6-tal fleurig in plastic band uitgevoerde boekjes brengt Cantec leer een bont allerlei om kinderen bezig te houden. Spelletjes, puzzels, raadsels, knutselwerkjes voor jon gens en meisjes van 7 tot 14 jaar. Speciaal voor de vacantie, regenda gen, ziekzijn enz. enz. Leerzaam, ge zellig en nuttig voor de kinderen. Groot moment maar toch ,n beetje bang

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1960 | | pagina 17