AUTORIJDEN is net zo iets als PIANOSPELEN
Er zit muziek in
als je maar weet welk knopje
je moet gebruiken
Memoires
van een
rij hogescholier
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1960
DE 1PTDSE rOUW A NT
rve grootste moeilijkheid van de
y* auto? Het is geen fiets. Een auto
is géén verlengstuk van de wegge
bruiker, zoals het rijwiel; het is 'n
ingewikkelde apparatuur met tien
tallen handles en pedalen, met hon
derdduizend schroefjes en boutjes,
de bobine en de verdeler niet te ver
geten. Als u mij vraagt: wat is de
bobine, dan weet ik dat niet. Maar
het woord „achterlichtje" klinkt me
even vertrouwd in de oren als hart
klep of halsslagader. Wij Nederlan
ders worden eigenlijk op de fiets
geboren. Maar wat gebeurt er als
wij, door omstandigheden gedreven,
in een auto plaats nemen en probe
ren weg te rijden? Het voertuig
wacht zwijgend tot we iets gaan
doen. Het is volkomen passief, als
een trouwe maar willoze slaaf. Het
heeft geen zin peddelende bewegin
gen te gaan maken. Het wil pas er
gens in de ingewanden „uche, uche"
gaan doen op het moment, dat we
het contactsleuteltje in het slot ste
ken en we op de startknop drukken.
De motorische kennis van de meeste
adspirant-autogebruiker reikt meest
al nog wel tot het contactsleuteltje;
bij de start houdt zij echter op, want
in hun grenzeloze overschatting van
het benul hunner toekomstige klan
ten hebben de meeste autofabrikan
ten vergeten aan te geven, waar dat
ding zit, dat de wagen „uche-uche"
laat zeggen. Ja zelfs de gebruiksaan
wijzing, die de koper van de fabri
kant op de koop toe krijgt, staat
domweg: „u start de wagen"; „please
start the car", „mettez l'auto en
marche". Nergens een tekening met
een pijltje: „deze knop", „this but
ton", „ce bouton la". Van de meest
elementaire knop wordt verwacht,
dat u van eeuwigheid weet „waar
dat ding moet zitten". Een soort kos
mische kennis, die ook niet vraagt
hoe je ademen moet.
Maar voor de startknop is
dat wat óns betreft al te veel
gevraagd. Langs empirische weg kom
je misschien wel ergens. Men zou
kunnen beginnen met alle knoppen
te proberen tot het begint te romme
len in de ingewanden; prent ver
volgens deze knop in uw geheugen,
want dat is hem. Vergeet dan de an.
dere knoppen. Zij zijn bijkomstig.
Wie taalt er om richtingaanwijzers,
sen die eerste druk op de startknop
en dit ambtelijk bewijs, dat zonder
een „proficiat" van de directeur cbr
droogweg door een ambtenaar van
de PTT in de bus wordt geworpen,
een zee ligt, een zee golvende van
hoop tot wanhoop; bochtjes links en
bochtjes rechts, een-twee drie en
achteruit.
Tót dit bewijs wordt u nimmer in
een rijdende auto alleen gelaten. U
zit geboeid aan de instructeur. Hij
kan altijd uw fouten corrigeren,
dank zij een tweeling-stuurinrich
ting. Denk dus niet ,als u een keer
van de eerste naar de tweede ver
snelling bent gegaan zonder te ont
koppelen, „dat schijnt toch óók mo
gelijk te zijn", want dat is het niet.
Het was slechts mogelijk bij de gra
tie van de instructeur, die waakzaam
als altijd nog gauw zijn voetpedaal
heeft ingetrapt en op deze wijze een
schaderekening van 300 gulden
heeft ontdoken.
Grootste moeilijkheid van
het autorijden is, naast het al
gemeen bezwaar natuurlijk, dat het
geen fiets of een kinderwagen is, dat
je met de ledematen links en rechts
van je lichaam verschillende bewe
gingen moet maken. Ik herinner me,
hoe ik als kind al moeite had bij de
piano-oefeningen van Petri met m'n
linkerhand in de bromtonen iets an
ders te doen dan met de rechter,
die geacht werd „het wijsje te spe
len". U begrijpt het wel: links,
hoemp-ta-ta en rechts het zoemen
de bij-tje. Een eenvoudig voorbeeld
zal het u duidelijk maken: probeert
u eens twee vingers in tegengestelde
richting cirkels te draaien. Daar bent
u uren zoet mee.
In een auto moet u tegelijk of bij
na tegelijk sturen, het spiegeltje in
de gaten houden, uw richtingaanwij
zer bedienen, met uw linkervoet de
koppeling intrappen, met uw rech
tervoet remmen of gas geven, met
uw rechterhand schakelen. Geen
wonder dat u uw linkerhand ook
nog wel eens nodig heeft om op het
hoofd krabben.
Dit alles stemt de auto-rijder-in-
spe in den beginne zéér zwaarmoe
dig. En met reden! Autorijden was
van oudsher een tijdverdrijf voor
de sportievelingen, die eertijds knal
lend en rokend de paarden uit het
Instructeur Van Sfraaten vertrouwt het nog n'et helemaal
Een van de eerste dingen: stoppen als het moet
ruitenwissers en kachels?
Maar zelfs al hééft u de knop ge
vonden, wat zal dan uw volgende
handeling zijn? Probeert u maar
eens een stangetje: het geeft niet
welke. Neemt u maar dat ding dat
naast het stuur zit. Trek er maar
eens aan. U hoort een oorverdovend
gekraak van tandwieltanden. Het
klinkt veelbelovend, maar doet de
wagen iets? Neen.
Een en ander zal de lezer, die
nog niets weet, doen begrijpen,
dat hij er zo niet komt: u kunt het
niet alleen. Zelfs niet als u tot de
bevoorrechte kleine groep behoort,
die de benzine met de moedermelk
indronk. Maar ik behoorde niet tot
die groep, misschien u ook niet. Maar
dan heeft u ook iemand nodig, die
u om te beginnen vertelt waar dat
startknopje zit en voorts uitlegt hoé
het komt, dat als je zo maar aan 'n
handle (versnellingshandle genaamd)
trekt tandwielen kraken en de wa
gen niets meer doet. Waarschijnlijk
niet tót in de garage de grondig ver
nielde versnellingsbak gerepareerd
is.
Want van de man, die u dat ver
telt, mag je trouwens helemaal niet
aan de versnellingshandle zitten, als
je eerst niet iets anders gedaan hebt:
ontkoppelt namelijk.
Deze man heet instructeur en hij
is van beroep rijschoolhouder. Bij
hem kunt u ongetwijfeld terecht als
u alles van de startknop en de rest
wilt weten. Hij zal lief en leed met
u delen tot de „Verklaring van ge
bleken rijvaardigheid" bij u in de
bus ligt.
\7eel mensen is het om deze
verklaring te doen. Ons ook.
Maar we willen de niet-rij be wijs-
bezitters wel verklappen, dat er tus-
land joegen, een sport van begaafde
jongens met geruite petten op. Maar
nu moet iedereen, dat ingewikkelde
spel van rijden in een voertuig zon
der paarden, maar zien te leren. De
slager, die zijn richtingaanwijzer als
een breekijzer hanteert, de internist
met een zenuwschokje in zijn rech
terwang en niet te vergeten, mevr.
van Greveldingen, die maar niet kan
leren wat links en wat rechts is. Zij
allen willen in een auto zitten en
zich op vier wielen rond laten dra
gen.
DAAROM HEBBEN we bewonde-
dering voor de instructeurs, die
er bijna altijd weer in slagen, dank
zij een onvermoeibaar optimisme de
leerlingen gevoel voor dat ingewik
kelde apparaat, dat auto heet, aan
te kweken.
Denk eens aan die eerste keer, dat
de leerling tracht weg te rijden en
de auto als in een Afrikaanse ne
gerdans zeven, acht sprongen laat
maken. „Tel het in dubbeltjes uit"
zei onze instructeur immer. En hij
had andere eigenwijze uitdrukkin
gen: „je kan op verschillende ma
nieren met een verfkwast omgaan.
Je kan er een schutting mee teren,
maar met zo'n zelfde kwast maakte
Rembrandt zijn nachtwacht".
En tien lessen later, ik rukkend
aan de versnellingshandle in een
bocht: „niet knoeien! knoeien is zo
makkelijk!" Hij verplaatste daarbij
het accent, want eerder is het „niet-
knoeien" een schier onoverkomelijke
moeilijkheid van de leerling. Maar
goed; stoppend tegen bruggetjes,
oefenend in smalle straatjes met veel
bochten links en rechts, in garage rij.
dend en kerend in nauwe straatjes
maakt hij zijn leerling rijp voor dat
ene moment, dat rijexamen heet.
U allen die dit leest en in het bezit
bent van dit nuttige, eens fél-be-
geerde papiertje, weet dat de candi-
daat op dit moment geen record
houder is in zijn tak van sport. Maar
hij heeft zich voldoende bekwaamd
om voor de ogen van de deskundige,
adviseur genaamd, een rijproef en
theoretisch examen af te leggen.
Dit is een kritiek punt. Het komt
steeds nader, hoe beter je het leert.
Maar de adviseur de grote onbe
kende begint nader komend voor de
leerling steeds groter afmetingen
aan te nemen. Tot hij hem in zijn
geestesgoo ziet als een grommende
Goliath; als een slavendrijver met
een bullepees, die elke verkeerde
manoeuvre met zweepslagen af
straft. In mijn droom aan de voor
avond van het examen bleek dat de
griezel die mij examen moest afne
men er prijs op stelde mij de wagen
vanaf het dak te doen besturen. Dit
valt niet mee.
/"\NGETWIJFELD geven de vele
praatjes, die er over rij-examens
de ronde doen voedsel aan deze ge
dachten. Sterke staaltjes van hoogst
bekwame rijders, die alleen maar
vergeten hadden bij de keerproef
hun richtingaanwijzer uit te zetten
en die promt „bakten". Een ander
heeft geen enkele fout gemaakt,
maar is gezakt omdat de adviseur
met zijn verkeerde been uit bed was
gestapt, een derde geraakte met zijn
examinator in conflict over de vraag
of hij hard genoeg reed op de Rijns-
burgerweg. Het zijn alle griezelver
halen, die inwerken op de gemoeds
toestand van de examinandus.
Daar komt nog bij dat hij naar zijn
gevoel het gehele verkeerswetboek
van buiten moet leren voor het theo
retisch examen. Het lijkt bijv. een
eenvoudig vraagje: waar mag een
auto niet stoppen. Het antwoord be
staat uit twaalf nummers en doet
denken aan de vetste katechismus-
vragen van onze jonge jaren.
pELUKKIG HOEFT de candidaat
zijn kennis niet te plukken uit
de werkjes, die van overheidswege
hierover zijn verschenen: de wet-
boekjes. Hij maakt gebruik van ,,'n
blauw werkje, ook wel het „boekje
van Westerlaken" geheten. Deze au
teur is een reddende engel, hij is bo
ven de wet uitgevlogen en wat zag
hij: het gezonde verstand. De meeste
verkeersvoorschriften zijn gebaseerd
op het gezonde verstand. Bijvoor
beeld: waar mag je niet stilstaan,
antwoord: op een plaats waar dit
door borden verboden is. Eigenlijk
behoeft iemand dit niet van buiten
te leren hij ziet het vanzelf wel. En
het is de vraag of de man, die de
twaalf punten „waar je niet stoppen
mag" uit zijn hoofd kan opratelen
ook werkelijk weet „waar je niet
stoppen" mag. Misschien krijgt hij
van zijn examinator een goedkeu
rend knikje, maar twee weken na
het examen wordt hij bekeurd,
„staande op afstand minder dan
twaalf meter van een bushalte", om
dat hij zijn schoolse kennis al lang
vergeten is.
f"\E DAG IS DAAR, na nog 45
lange nachtjes slapen op de
aanvrage, want dat duurt lang. We
riiden naar het Witte Huis in Oegst-
geest, nadat we alles nog eens dun
netjes doorgenomen hebben en zit
ten propvol met praktische en theo
retische kennis. Zijn bereid om een
uitgeslapen, op alles acht slaande
indruk te maken, steeds in de spie
geltjes te kijken bij verandering van
richting, op ons gemak te schijnen,
er uit te zien of we de weg en het
boekje van Westerlaken in onze zak
hebben.
j/^e worden zorgzaam afgeleverd de
candidaten. De man die lief en
leed deelde, staat er wat onbehol
pen bij; hij kan niet mee. Hij ziet
zijn cliënt alleen over de drempel
gaan, de schuifdeur gaat open en
weer dicht. De candidaat is alleen.
En wat zullen over de rit vertellen.
Niets dan goeds de stad Leiden
kan een zure oude dame zijn voor
een arme leerling. Een bitse naar
geestige pruil, die bij geen enkele
bocht goed wil zien of doen.
Maar dat was die gedenkwaardige
donderdagmorgen anders. De stad
was een verleidelijke jonge vrouw,
zy straalde. En geen enkele auto leg
de ons iets in de weg, de een na
hoogste helling van de stad, die aan
de Nieuwe Rijn-Hoogstraat werd met
verbluffend gemak genomen en on
ze adviseur, de heer Schneider, die
we gaarne aan elke candidaat-inspe
aanbevelen, sprak over koetjes en
kalfjes die langs de weg bij tiental
len te vinden zijn.
Zulk een discours lucht óp, de ad
viseur nam weer de afmetingen van
een zeer menselijk mens aan in
plaats van een Goliath met de bul
lepees.
„Wat is dit?" vroeg de adviseur
even later op het theoretisch exa
men en wees het bord met de over
stekende kinderen aan. „Overspelige
kinderen" klonk het, maar zulk een
fout is op zulk een moment verge
ven.
Het is allemaal al weer verleden
tijd. Intussen is de A30 de plaats van
de consul komen innemen. We kun
nen 'm al niet meer missen. Het
grootste bezwaar van een fiets vin
den we thans wel, dat het geen
auto is en dat is in tegenstelling
met hetgeen we in de aanvang van
dit relaas meenden te moeten mee
delen.
LEX BRUINHOF
Nu komt u van links en van rechts ziet u..,. (links de adviseur)