WINTERHULP
Een dag voor de bevrijding ontsnapte een
groep B.S.-ers te Leiden aan de dood
Verzet was net zo nodig als ademen
Overval in het S.F.L.-gebouw aan
de Nieuwe Rijn
7-p NOVEMBER
Mamentje
Braderie
TU.DICUUOFP
WOEUSU/*.'j 1 MEI 1960
DE LEI USE COIIKAN'I
PAUINA 7
HET VERSCHIL
TUSSEN 1945 EN NU
WE HADDEN TEGEN ELKAAR
gezegd, als dié nog eens gepakt
wordt, dan gaan we hem halen. En
ja hoor, enige dagen na de bevrijding
kregen we dat bericht.
„Kom mee jongens", zei ik, en we
trokken naar Voorschoten, waar de
man in een hokje vier bij vier zat
opgesloten."
„Nou ben ik eigenlijk een rare ke
rel. Ik had een grote trap tegen zyn
achterwerk in mijn hoofd Kinderen
keken door gaten en kieren naar
binnen, maar toen ik alleen en ach
ter hem stond en mijn voet oplicht
te om uit te halen, zei een inwendige
stem: „het heeft nu geen zin meer".
De man stond daar fo intens zielig.
Zonder wapens en leeg, met een uit
gedoofde blik gereed om zich alle ver
nederingen te laten welgevallen.
„Moet ik het Wilhelmus gaan zin
gen", vroeg hij even later.
„Dat hoef jij niet te doen", zeiden
we, „dat doen wij wel. En dat was dan
alles".
„Als ik er nu eens over terug
denk was het een druppel op een
gloeiende plaat. Goed we zaten in het
verzet, maar wat voor betekenis had
dit in het beeld van de gehele oor
logsvoering?
Na de oorlog had ik er trouwens al
gauw genoeg van. Het was voorbij
en ik heb mijn ontslag aangevraagd,
dat mij eervol verleend werd met
dank voor de aan het vaderland be
wezen diensten.
Hier is het.
Houthoudend.
De heer Ponstein (63) uit Leiden,
die me over zijn lotgevallen in de
B.S. te Leiden tijdens de Duitse be
zetting vertelt, laat een stukje pa
pier zien van memorandum-formaat,
dat door de slijtage op de vouwen
in vier delen uit elkaar gevallen is.
„Dat is alles wat er van over is
een stukje houthoudend papier met
een stempel en een handtekening.
Niet veel.
Maar toch weet ik, dat ik het
opnieuw zou doen, als het moest.
Want dat verzet werd bij ons ge-
horen. Dat was er vanzelf. Daar
hoefde je niks voor te doen. Het
was een onvermijdelijk iets, even
onontkoombaar ais mazelen voor
kinderen, of geboren worden en
dood gaan.
Een van mijn voorvaderen is be
kend in de geschiedenis als de man,
die na het landen van Willem van
Oranje in één ruk door naar Amster-
Een paar dagen na de bevrijding
keerde burgemeester Van der Sande
Bakhuyzen terug naar het stadhuis
met 'n wagen van de BS. De foto is
niet scherp, maar biedt wel een van
de meest ontroerende momenten in
de geschiedenis van het „ontzet van
Leiden" na de laatste wereldoorlog.
Het duurde echter noch enige dagen
voor de burgemeester het bewind
weer in handen kon nemen, daar de
Canadezen op zich lieten wachten.
Een oud B.S.er
vertelt i
dam liep om daar op de Nieuwe Brug
de oranje vlag te planten Barend
Ponstein heette hij en zijn portret
is te vinden in het clubhuis van roei-
ver. Willem n in Amsterdam.
Ik ging in het verzet om verschil
lende aanleidingen. Een ervan was,
dat ik door Duitse soldaten een man
zag afranselen bij de Morspoortka-
zerne met de kolf van een geweer.
Dat maakte me razend; al gauw zat i'k
bij het verzet en hadden we georga
niseerde samenkomsten in de Bree-
straat, waar nu „Neerlandia" geves
tigd is. Daar hebben we handgrana
ten zitten maken. Die probeerden we
ook wel eens. Ze ontploften met een
grote knal, maar we hebben er toch
nooit last mee gehad. Wel is eens een
keer de brandweer gewaarschuwd en
die kwam er op af met spuiten en
ladderwagen, maar het liep allemaal
met een sisser af. De brandweer groef
ook maar liever niet al te diep in die
dagen, en gelukkig dachten de mees
te politiemensen er ook zo over.
Alarm.
r\E BEHEERDER VAN HET HUIS,
waar we in de eerste tijd bij el
kaar kwamen was een gepensioneerd
soldaat uit het Indische leger. Ik zal
hem niet licht vergeten. Hij sloop
als een panter en deed alles geruis
loos. Maar het was een hele nuttige
kracht.
Dan herinner ik me, dat ik onze
commandant „Zwarte Kees" tegen
kwam op de Breestraat in een S.S.-
uniform. Wat ben ik toen geschrok-
Foto gemaakt op 7 mei 1945. V.l.n.r.
M. Kanes, Dick (eind maart 1945
in Zevenhoven gedropped), W. de
Gast, D. C. Kok en A. van der Neut.
ken, rende naar de jongens en zei:
„we kunnen wel inrukken, want ik
heb Zwarte Kees in uniform van de
S.S. gezien". Maar ze werden er niet
koud of warm van. Dat zit wel
snor", zeiden ze, en het heeft ook
wel snor gezeten, want dank zij
Zwarte Kees wisten we alles uit de
eerste hand. Hij had speciaal üi Duits
land dienst bij de S.S. genomen om
de inlichtingen uit de eerste hand te
krijgen en de SS-runen onder zijn
oksel te laten branden.
thans tellenwijca.
2.5miljoen inwoners
méér dan in 1945
thans bezitten wij ca
460 000 personenau -
to's meer damn 1945
thans bezit ten wij ca
1 miljoen bromfiet
sen méér damn 1945
thans roken wij jaar.
lijks per hoofdder be.
volking ca.850 sigaret
ten méér dan in T945
thans kan de gemid.
delde babygemiddeld
2 levensjaren méér
verwachfendan in1945
jeugd gemiddeld 2cm
langer dan n 1945
de jaar
lijkse belast ma op
brengst ca 7miljard
gld. méér damn 1945
thans hebben wij ca.
114 OOOverkeersonge.
vallen pi jaar méérd iX5
UIT HET JAARBOEKJE 1945
OUD-LEIDEN:
Het is een raadsel waarvan de
bevolking voor zo ver het zich
langs clandestiene weg geen
voedsel kon verschaffen in de
hongerwinter heeft geleefd. Bij
het begin van de winter werden
op grote schaal tulpenbollen ge
kocht, aanvankelijk tegen 40 cent, 8
later bij toenemende vraag tegen
een gulden en meer per kilo.
Deze leverden vrij smakelijk 8
voedsel op doch de voorraad was 8
spoedig uitgeput. In de zwarte
handel werden enorme prijzen
betaald. Zo bijv. aardappelen 10
gulden per kilo (in dc distribu
tie kostten ze op de bon slechts
elf cent), melk 10 gld. per fles,
op de bon 21 cent, eieren 2 tot
3 gulden per stuk (op de ban 12
cent), een brood van 400 gr„ 40
tot 50 gulden. Een extra nood-
kaart met bonnen was clandes
tien aanvankelijk te koop voor 50
gulden, later voor 125 gulden.
Papier.
We hadden papier nodig en pikten
dat. De (illegale) krant werd op de
Nieuwe Rijn gedrukt, waar nu nog
drukkerij „De Sleutels" gevestigd is,
Jan Baks drukte er „Vrij Nederland"
en dat was een linke beweging.
Maar we wisten eigenlijk nauwelijks
van elkaar wat we deden en de mees
ten kende ik ook niet van naam, of
ik moest ze toevallig van vroeger
kennen. Dat was ook maar het beste,
want namen weten is niets in oor-
logs-tijd. Als je gegrepen wordt en
je weet niks, dan heb je ook niks
te vertellen, zelfs al draaien ze je de
duimschroeven aan.
Stenguns.
We waren altijd in actie, maar ik
weet niet eens meer precies waar
mee het allemaal was. In ieder ge
val met het verspreiden van de
krant en met het pikken van papier.
Oefeningen hadden we, daar bleef je
veerkrachtig van; jiu jitsu deden we
veel. We oefenden met handgrana
ten in de Marekerk en in een school
aan de Uiterstegracht. Later kregen
we er stenguns bij die gedropt wa
ren. Daar hebben we veel mee ge
werkt. Maar het waren gevaarlijke
dingen. Zo'n spuit ging af voor je
er erg in had.
De heer Ponstein laat me zijn per
soonsbewijs zien. Er zit een gat in.
Tweemaal de dood ontsnapt.
Dat gebeurt me even voor het ein
de van de oorlog. M'n steun gun glipt
uit mijn hand en valt met een stootje
op zijn kolf. Dat was net genoeg
voor een vuurstoot. Een kogel dringt
DE WERELD VERANDERT SNEL
door mijn jasje en raakt mijn per
soonsbewijs. Het projectiel bescha
digt mijn slaap. Het bloedde, maar ik
heb er verder geen last mee gehad.
Trouwens het einde van de oorlog
heb ik toch veel geluk gehad. Op 4
mei 1945, dus een dag vóór de be
vrijding, waren we bezig met instruc
ties en een oefening in het gebouw
van het St. Franciscus Liefdewerk
aan de Nieuwe Rijn.
Het was een gekke tijd. Elk ogen
blik kon het moment daar zijn, waar
op we moesten ingrijpen. We praten
wat en plotseling gaat de deur open
en komen er twee kerels in zwarte
hemden binnen. Het leken wel gees
telijken. Witte ging nog naar ze toe
en zegt: moet u soms boven wezen
eerwaarde. Maar ineens stonden ze
met twee blaffers in hun hand. „Alle
maal in de hoek, en wie zich beweegt,
pompen we vol lood! Het waren
twee S.D.-agenten, die een dag voor
de bevrijding roet in het eten kwa
men gooien. Ik dacht, dat mijn laat
ste uur geslagen was.
Ontsnapping.
Nu heb ik altijd tegen de jongens
gezegd: let maar niet op mij. Jullie
zijn jong. Je hebt nog een heel leven
voor je; maar voor mij komt het er
niet zo op aan.
Wil het geval, dat een van die
twee S.D.'ers de „opruimingsploe-
gen" ging halen. De ander bleef met
zijn revolver vóór ons staan en ik
dacht bij mezelf: als je één fout
maakt broer, ben ik weg. Nu heeft
het gebouw van het St. Franciscus
Liefdewerk twee uitgangen: een bij
de Hooigracht, dicht bij het St. Eli-
sabeth-ziekenhuis en de ander aan de
Nieuwe Rijn.
Ik begin me langzaam op mijn voe
ten om te draaien, schijnbaar onbe
weeglijk, maar toch zo dat ik op een
gegeven ogenblik de deur voor m'n
neus had.
Op 22 april 1941 stond in de
Leidse Courant het volgende
„momentje". De auteur, de heer
F. I. M. Schneiders, heeft niet
kunnen bevroeden, dat er nog
eens een hongerwinter zou ko
men, waarin vlees met goud niet
te betalen was.
Vleeschrantsoen.
Er gaan geruchten, dat er bin
nenkort weinig, zeer weinig
vleesch zal zijn. Er gaan zooveel
geruchten. Ik ben naar mijn blo
zenden slager gegaan en die
weet er niets van. Maar ja, die
zal door den regeeringscommis-
saris ook wel niet in vertrouwen
worden genomen en dus: weet
hij veel.
Je kunt dus nooit weten. Ik
heb er daarom op voorhand en
uit voorzichtigheid de carbonade-
litteratuur van mevrouw Lottge-
ringHillebrand en van onze
eigen lieve Manya maar eens op
nageslagen. Maar zonder resul
taat. Die vertellen ons wek hoe
je de coteletten en de carbona-
de moet bereiden zonder vet,
zonder boter en desnoods zon
der water, maar niet hoe je van
één carbonade er vier kunt ma
ken. En nademaal ik dat juist
voor onze lezers van het grootste
belang acht, heb ik nu zelf dat
vraagstuk opgelost.
Daar gaat-ie dan!
Ontdoe de carbonaadjes van
het been. De. beentjes op zij leg
gen en bewaren. (Die komen
overmorgen nog te pas) Draai
de carbonaadjes door de mangel,
desnoods eenige malen, tot zij
minstens eens zo groot zijn ge
worden. Snijd ze dan in tweeën
en eet er twee dagen van.
Neem vervolgens de beentjes.
Ontdoe deze zorgvuldig van hun
vleeschresten. Snijd deze vleesch-
resten fijn en stoof ze met wat
uitjes en boter in de braadpan.
U hebt dan voor den derden dag
een heerlijke oarbonade-haché.
Neem tenslotte voor den vier
den dag de beentjes en kook daar
een krachtig soepje van.
Waarachtig, dat zou zelfs Mar-
tientje mij niet verbeteren.
Er is één bezwaar. De man
gel. Maar daar kan Pluym ons
misschien wel aan helpen.
Aanplakbiljetten, die in de oorlogs
dagen onze muren versierden:
De winterhulp, waar we niets voor
over hadden.
staat iets op het fornuis te koken en
dat maakt een zacht-pruttelend ge
luid. Dan zegt-ie:
„In de hongerwinter ging ik eens
met de groenteschuit van Rijnsburg
naar Amsterdam. Daar kon je bij
meevaren. En ik herinner me nog
een maanlichte avond. Hoe we over
de Kaag trokken en ik aan dek was
om even te luchten en hoe ik aan
alle kanten gekraak, gezucht en ge
steun en gekuch en gesnurk hoorde.
Tientallen verborgen op deze schuit.
In manden, tussen de bloemkool, de
wortelen en de andijvie. Onzichtbaar
voor de bezetter: vele illegalen op
weg naar een geheim doel.
Toen dacht ik, wat een gek geval is
dat schip; het lijkt wel een Hemel-
vaartuig. Op dat moment heb ik
gevoeld wat verzet is. Het stil tegen
de keer blijven gaan, omdat je niet
buigen wil voor het juk.
Het zucht en steunt, het kraakt in
zijn voegen van verborgen kracht
en spanning, terwijl het heel lang
zaam voorwaarts trekt.
Dat is, geloof ik, verzet."
Bezoekt U ook de
in OEGSTGEEST?
Dan loont het beslist de moeite
even bij onze stands aan te ko
men, waar U de nieuwste appa
raten op
FOTO- en
SMALFILMGEBIED
gedemonstreerd worden.
t.o. De Beukenhof
(Advertentie)
„Als je je verroert schiet ik je
neer!", riep de S.D.'er. En dat was
voor mij het sein om met een grote
sprong naar buiten te rennen. Hij
achter me aan. Op de Nieuwe Rijn
rende ik zig-zag in de richting van
de Hooigracht. De man schoot zijn
revolver op me leeg, maar raakte me
gelukkig niet. Hij schijnt zijn fout
even later ingezien te hebben, want
hij rende terug naar het S.F.L.-ge
bouw, maar de jongens waren alle
maal al via de andere deur verdwe
nen.
Op de Nieuwe Rijn kwam er nog
een man op een fiets naast me rij
den, alsof ik op dit moment om een
praatje verlegen was.
„Dat was een kwaaie", zegt hij
tegen me, en hij bleef maar naast
me rijden. Ik zeg niks, maar als hij
vijftig meter verder nog naast me
zit, zeg ik, als je nu niet als de s
maakt dat je wegkomt schiet ik je
door je donder."
„Maak je maar niet druk", zegt
hij, maar hij ging er gelukkig toch
van door. Ik ben één dag op een on-
derduik-adres gebleven en toen was
alles achter de rug. We waren be
vrijd en ik had het nog net gehaald."
Hemelvaartuig.
,Het betekende allemaal helemaal ij
niets, maar nogmaals: ik zou het F
wéér doen als het moest en ik kan
niet eens precies zeggen waarom."
Even zit de heer Ponstein peinzend Voedseldroppings op Valkenburg,
voor zich uit te kijken. Zijn vrouw, Vermoedelijk is deze foto genomen
die een bibliotheek-boek leest, ziet op 30 april 1945. De vliegtuigen boven
over haar lectuur heen. In de keuken het Leids stadhuis.