Van der Werf ging een lijdensweg voor
hij op zijn sokkel stond
Bisschop van Rotterdam legt eerste
steen van nieuwe seminarie
Vijf en zeventig
Kassier ging failliet; pand brandde af;
voortijdige onthulling
pVe plaatsing van het standbeeld van
Van der Werf nu vijf en ze
ventig jaar geleden is niet op rol
letjes gegaan.
Het begon ermee, dat een commis
sie werd opgericht, die voor het
eerst bijeen kwam eind januari J873.
Men hoopte het monument nog het
volgend jaar bij de jubileumfeesten
te kunnen onthullen. Maar dat pakte
anders uit. Het duurde elf jaar voor
Van der Werf zijn plaats had inge
nomen.
De commissie startte met een prijs
vraag, waarop acht antwoorden bin
nenkwamen. Onder hen was dat van
Koelman, directeur van de Haagse te
kenacademie, het ontwerp dat men na
enig krakeel koos Koelman was
n.l. geen vriend van het commissie
lid V. de Stuers. De ontwerper stelde
voor „een deftige Van der Werff op
fraaien voet te vervaardigen met vier
reliefs. Een waar monument".
Maar ook de andere niet-bekroonde
de ontwerpen bleven in beeldende be
schrijving niet achter:
1. Een turfdrager, naar het schil
derij van Van Bree.
2. Een Stedemaagd met portretten
op de voet.
3. Van der Werf en een Leidenaar
in actie, boven eene poort.
4. Van der Werf voor een leeuw
die een schelp omgooit en een Span
jaard laat verdrinken.
5. Van der Werf hand in hand met
de Stedemaagd.
6. Van der Werf in parlementaire
houding, titelvignet op de voet.
7. Minerva met een krans, por
tret op de voet.
In het ontwerp van Koelman had
de architect H. P. Vogel het voet
stuk getekend, waarop vier reliëfs;
„De Pest" werd later vervangen door
„Het gevecht bij Boschhuizerschans".
Het centrum van alle onenigheid: een
standvastige Van der Werf.
petjes op het reliëf van de dankzeg
ging, terwijl alle aandacht werd sa
mengevat op het reuzenbeeld van
burgemeester Van der Werf. De ver
maarde geschiedkundige prof. Fruin
protesteerde hiertegen. Hij wees er
op, dat Van der Werf zich bij het be
leg meer een volger van de menigte
had getoond, en het hoofdzakelijk aan
Van der Does en Van Hout te dan
ken was geweest, dat de Leidse be
volking was blijven volharden. De
professor protesteerde tevergeeft. Het
bleef zoals het was. Het ontwerp
werd goedgekeurd en nu dook een
tweede probleem op. Het beeld
moest betaald worden en 25.000 gul
den kosten.
1165 Rondgezonden circulaires
brachten nog geen duizend gulden op,
waarna een collecte langs de huizen
4414,opleverde, waarvan 628,
van de commissie, ƒ2170,van de
zogenaamde rijke buurten en f 1310,
uit de armere buurten. De commissie
deed op alle mogelijke manieren haar
best de baten te vergroten en besloot
de ontvangen gelden op prolonga
tie te zetten. Zij koos de heer Rei-
meringer als kassier.
IJelaas was men zo voorzichtig niet
**met één kassierskantoor tevreden
te zijn, want die grote voorzichtigheid
pakte verkeerd uit. Mr. dr. J. C.
Overvoorde deelt in een uitvoerig re
laas van de gebeurtenissen rond deze
stichting mede, dat 18 dagen na de
keuze van een tweede kassier deze
failliet ging. Men moest enige pro
cessen voeren en gelukkig slaagde
men er in het grootste deel van het
geld te redden. Om nog meer rente
„De eerste steen van dit seminarie,
gebouwd met eendrachtige en zware
inspanning van de eigen diocesanen,
werd gelegd op het feest van St.
Bavo in het jaar 1959 door Z. H.
Excellentie Mgr. M. A. Jansen,
Bisschop van Rotterdam."
Deze woorden staan gegrift in de
grote vierkante steen, die gisteren
na plechtige inzegening door mgr.
Jansen op de fundamenten van de
kapel van het klein-seminarie te
Noordwijkerhout als „eerste" werd
gemetseld en waarmee de eerste
fase van de oprichting, die der voor
bereiding een afsluiting vond.
Vele geestelijken, reguliere zowel
als seculiere, nonnen en een grote
schare leken woonden de plechtig
heid bij. Zo waren aanwezig de vi
caris-generaal van het bisdom Rot
terdam, mgr. Schaaper, het college
van B. en W. der gemeente Noord
wijkerhout, burgemeester P. M. M.
v. d. Weiden en de wethouders C.
Th. de Groot en H. Th. Jansen, als
mede mevr. v. d. Weiden, wethouder
Menken van Leiden, de burgemees
ter van Leidschendam, de gemeente
waaraan óók is gedacht bij de stich
ting van het seminarie, alsmede de
plaatsvervanger van de internuntius
bij het Nederlandse hof.
De liturgische gezangen werden
verzorgd door studenten der hoogste
klasse van het seminarie Hageveld
te Heemstede. Assistentie bij de
plechtigheden verleenden de hoog-
eerw. heer B. Henning, deken van
Rotterdam, als diaken en de zeer
eerw. heer N. Ph. J. van Ruyven,
de regent van het nieuwe seminarie,
als sub-diaken.
Toespraak van de bisschop
Na in een daartoe provisorisch in
gerichte werkkeet bekleed te zijn
met de liturgische gewaden, begaf
mgr. Jansen zich met zijn assistenten
en andere priesters en acolyten naar
de kapel, waar op de plaats van het
toekomstige altaar daags te voren
VRIJDAG 2 OKTOBER 1959
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 11
IJet bekroonde ontwerp was gauw
klaar en het werd 28 september
1874 uitvoerig in de Leidse pers be
schreven. Het meeste moeite had
Koelman gehad om de geschikte ma
gere modellen te vinden voor. de uit
gehongerde bevolking, doch volgens
de kroniekschrijver dr. Du Rieu, die
deel uitmaakte van de Van der Werf-
commissie, was hij er redelijk in ge
slaagd de honger uit te doen komen.
Toen het reliëf op 28 februari 1879
gereed was noteerde hij: „De magerte
blijkt duidelijk". Toch beantwoordde
het niet geheel aan de verwachting.
Voorzitter prof. De Vries had de por
tretten van Van der Does en Van
Hout er bij gewild. Hij zei: „Pas op,
Dousa zal eraf springen", en hij kreeg
gelijk, want de rol van deze twee
helden bleef beperkt tot die van pop-
te trekken besloot de commissie een
belangrijk deel der gelden op hypo
theek te zetten. Een der panden
brandde toen prompt af, de brand
weer en de weesjongens pompten te
vergeefs.
Men legde een lange lijdensweg af:
de gelden moesten bijeengetrommeld
worden. Een concert van de Amster
damse Liedertafel bracht f 26.85V2 aan
baten, niettegenstaande de Zangers
zelf hun vervoer betaalden. Een co-
medievoorstelling gaf 47.22 voor
deel. Van een comedie-voorstelling
door de Haagse schermschutters
duurde de eerste acte al anderhalf
uur, maar de baten waren niet over
eenkomstig. Gelukkig kreeg men
weer wat geld binnen door het mis
lukken van de plannen voor een
beeld van de Unie van Utrecht. Lei
den kreeg het batig saldo ten bedra
ge van ƒ411.20. Een collecte op het
studenten-reünie-diner bracht in 1875
223.58V2 op, niettegenstaande prof.
De Vries zelf rondging en zich daar
bij schor spraatte. Eindelijk toch was
in 1884 het bedrag bijeen.
17 en nieuw probleem deed zich voor.
*-J Waar moest het monument staan?
Men dacht aan: vóór het stadhuis,
vóór de academie. „Stedeschenner"
(aldus dr. Overvoorde) en stadsarchi
tect Schaap die ook de meeste stads
poorten deed vallen, dacht eraan de
trap vóór het Raadhuis weg te bre
ken en hier plaats te vinden voor het
standbeeld. In 1880 stelde hij voor
„het Rapenburg te dempen" en in de
kromming voor de bibliotheek het
monument te plaatsen. Dit vooral was
een hardnekkig idee, maar een derde
idee om het beeld te plaatsen op een
cirkelvormige uitbouw aan de Hoog
straat maakte nog meer kans. Het
plan was te duur, want de kelders
moesten opgevuld worden. Prof. De
Vries kwam uiteindelijk met het plan
van de ruïne, de plaats waar thans
het v. d. Werfpark is. Moeilijkheden
met de regering waren het gevolg,
want de gemeente had haar rechten
op dit gebied afgestaan aan het Rijk.
Dat had de Centrale Overheid nog
niet vergeten en nu maakte zij be
zwaren. De kansen keerden echter
door een mildere gezindheid van de
minister Er werden inmiddels nog
vele andere plaatsen genoemd, ook al
omdat men de „ruïne" teveel een uit
hoek vond. Genoemd werden nog de
Plantage en het Pieterskerkhof en
eerst op 13 april 1883 werd de ruïne
definitief aangewezen, ofschoon men
deze eigenlijk meer geschikt achtte
voor een herinnering aan de buskruit
ramp van 1807 en er het bezwaar aan
verbonden was, dat het beeld óf met
de rug naar de zon zou komen te
staan, óf met de rug naar de stad. 9
Augustus begon men met de funde
ring en 3 oktober 1883 werd de eer
ste steen gelegd, waarbij het stads
bestuur vergat de commissie van op
richting uit te nodigen. Het regende
echter die dag zo, zo stelt het com
missielid Du Rieu niet zonder leed
vermaak vast, dat alles in het water
viel en de zanguitovering binnenshuis
moest plaats vinden. Alles scheen
verder op rolletjes te lopen tot plotse
ling bleek, dat stadsarchitect Schaap
op eigen gezag het beeld half had
omgedraaid, terwijl de commissie
meende, dat was afgesproken het
beeld naar de zon te plaatsen.
I"\e leden eisten, dat het beeld weer
U draaid zou worden, maar dan
dienden de lijsten met de opschrif
ten te worden uitgehakt, hetgeen de
steenhouwer minder wenselijk achtte.
Er kwam een hevig debat van in de
pers, dat aan het satyrieke weekblad
„Uilenspiegel" aanleiding gaf voor
te stellen het beeld op een spil te
zetten, zodat men het zo nu en dan
eens draaien kon en ieder op zijn
beurt zijn zin zou krijgen. De kwes
tie kwam in de Raad, waar het voor
stel het beeld weer om te draaien
met 14 tegen 8 stemmen werd ver
worpen. Het beeld werd al de 30ste
april 1884 geplaatst omdat men het
te duur vond het monument in op
slag te bewaren tot 3 oktober. De
commissie onttrok het echter aan on
bescheiden blikken door een zak,
hetgeen de plaatselijke pers het be
richt in de pen gaf, dat het beeld
was „gezakt". Vele Leidenaars tip
pelden erin en klaagden over de
drassige bodem. Het behoeft geen
betoog, dat dit „gezakte" beeld sprak
tot de verbeelding van de burgerij,
die dus maanden moest wachten
voor zij het product van fantasie en
goedgeefsheid zou kunnen zien.
Drie studenten gaven aanleiding
tot nieuwe vrolijkheid drie maanden
later door het beeld in de nacht van 3
op 4 september te onthullen. Van der
Werf werd zeer gauw weer achter het
doek verborgen, maar de commissie
en het gemeentebestuur waren verre
van gesticht door dit kwajongens-
werk, vooral toen bleek, dat de da-
Van Bree plaatst Leidens beroemde
burgemeester midden in de geplaagde
burgerij.
ders waren: een zoon van de burge
meester, een zoon van ds. van Boe-
keren en een zesde jaarsstudent, die
de hoge waardigheid van Officier van
de Schutterij bekleedde.
Rampen kondigden zich zelfs nè de
onthulling nog aan: op 10 juli 1885
werd na een zwaar onweer een witte
streep op het beeld ontdekt, die deed
vrezen, dat het door de bliksem was
getroffen. Bij nadere inspectie bleek,
dat een vogel er een gemakkelijk te
verwijderen herinnering op had ach
tergelaten.
JV/iaar de derde oktober vond dan d«
onthulling plaats en de commissie
werd wederom gepasseerd. Elf jaren
waren sinds de oprichting verlopen
en de klap op de vuurpijl was de
ridderorde, die werd toegekend
aande burgemeester. De ontwer
per was men vergeten.
Eerste fase van bouw Noordwijkerhout afgesloten
architecten A. van Kranendonk en
A. Thunissen, de aannemer J. Struy-
cken en de uitvoerders B. Verharen
en J. Bonfrer. De oorkonde werd in
een dichtgesoldeerde loden bus, ver
volgens inu een holte van de steen
geplaatst.
De bisschop bracht daarna de spe
cie aan en de beide uitvoerders van
het werk takelden de zware steen
precies op de plek waar ze in het
muurwerk een plaats moest vinden.
Vervolgens maakte de bisschop
een rondgang langs de fundamenten
van de kapel en besprenkelde deze
met wijwater. De plechtigheid werd
besloten met het Veni Creator en
de bisschoppelijke zegen aan alle
aanwezigen.
Na de plechtigheid verzamelden
de genodigden zich in de gymnastiek
zaal, waar de bisschop zich later bij
hen voegde. De leerlingen van de
kath. huishoudschool te Leiden
zorgden voor de eenvoudige buffet
ten. Ongedwongen onderhield de
bisschop zich met vele aanwezigen.
De zon scheen door de met plastic
afgeschermde venstergaten en bui
ten klonk het ritme van de arbeid;
de bouw ging door.
Op de grote steen, die „als
eerste" in het metselwerk van
het seminarie is geplaatst is het
volgens in een holte van de steen
plaatst:
„hVIVs seMInarll tot IVs
proprlae DIoCesIs IngentI
graVIqVe Labore ereCtl
prlnceps ponlt angVLare In
festlVItate beatl baVonls ex-
cellantia rev. a. m. a. jansen
epus roterodamensis."
De vertaling van dit chronicon
de plechtigheid zijn begonnen
waarmee wij het verslag van
is op een andere zijde gegrift.
Een derde zijde bevat de vers
regel: Ipso summo angulari la-
pide Christo Jesu. (Eph. 2:20)
een ruw houten kruis was opgericht.
Het was stralend herfstweer. De
geel-witte paus'vlag met het wapen,
andere vlaggen in geel-wit en rood-
wit-blauw wapperden feestelijk in de
wind.
Nadat de eerste voorgeschreven
gebeden waren verricht besprenkel
de de bisschop de altaarplek met wij
water en hield vervolgens een korte
toespraak.
Vandaag op deze stralende dag is
er feest voor ons hele bisdom, aldus
mgr., omdat na drie jaar van voor
bereiding met het leggen van de eer
ste steen van de kapel van het semi
narie een einde is gekomen aan de
eerste fase van de oprichting.
Wat in die drie jaren is gebeurd
laat zich onderscheiden in drie on
derdelen, de voorbereiding van de
materiale bouw. de financiering en
het begin van de geestelijke opbouw
van ons seminarie. In Noordwijker
hout worden ideeën van seminarie-
bouw op andere wijze dan tot nu toe
verwerkelijkt. Mgr. sprak zijn volle
vertrouwen uit dat het gebouwen
complex aan de verwachtingen zal
voldoen. De opbouw kan nu verder
rustig verlopen, maar in tempo zal
er weinig rust zijn omdat twee jaar
na vandaag het complex moet wor
den bewoond. Met betrekking tot de
financiering zei de bisschop intens
dankbaar te zijn omdat gebleken is
dat het hele bisdom achter hem
staat. Mgr. zei er van overtuigd te
zijn dat de diocesanen dat zullen vol
houden. V/i jaar komen nog na deze,
maar veel vertrouwen gaan we
voort op de weg van het vijf-jaren
plan.
Over de geestelijke opbouw van
het seminarie, zei de bisschop, dat
dit de moeilijkste fase was: het sta
tuut en het regiem. Wij zullen nog
twee jaren hard nodig hebben om
daarover tot eenheid van gedachten
te komen, aldus mgr. Jansen, maar
ook hierin sprak de bisschop z'n
volle vertrouwen uit.
Na zich met enkele korte woorden
gericht te hebben tot leraren en stu
denten vroeg de bisschop aan alle
diocesanen te bidden „om werklie
den in God's wijngaard". Wat hem
bang maakt is de kwestie der roe
pingen. Hoe kan men aan de storm
achtige ontwikkeling van het wes
ten des lands zielzorgelijk beant
woorden wanneer er niet voldoende
priesters zijn? De toevloed van pries
ters was de eerste jaren zo gering
dat we wel moeten gaan vereenvou
digen in de zielzorg. Op vele plaat
sen moeten leken de priesters gaan
vervangen maar dat maakt tevens
dat de taak van de priester zwaarder
wordt, kwalitatief zowel als kwan
titatief. Daarom moeten we bidden
voor meer priesters, aldus besloot
de bisschop zijn toespraak.
Zegening van steen en oorkonde.
Na de toespraak begaf de bisschop
zich naar de plaats waar de eerste
steen moest worden gelegd. Na de
zegening van de steen, de rituele
inkrassing van de drie kruisjes op
die steen en het zingen van de lita
nie van Alle Heiligen, werd een la-
tijnse oorkonde voorgelezen, waarin
de plechtigheid voor het nageslacht
is vastgelegd, ondertekend door de
bisschop zelf en verder door mgr.
A. C. Schaaper. vie. gen. van het
bisdom, de heer P. M. M. van der
Weiden, burgemeester van Noord
wijkerhout, de regent van het nieuwe
seminarie M. Ph. J. van Ruyven, de