Huis „De Qouden Bal" zetel van gouden NA/. De geschiedenis van pand Papengracht 32 de leidse courant mim miws wmwm mim mim so jaar mim mim mim mim mim i oktober 1959 Op de hoek van. het „pleyn van 's-Gravensteyn" woonde de cipier van het toenmaals druk gefrequen teerde voormalige grafelijke steen, dat in 1463 door de stad was over genomen. Vervolgens een paar hoe denmakers en een tapijtwerker. De poort, die aan de oostzijde naast haar huis was gelegen, diende twee he ren o.a. Prof. Geraert de Bondt, be ter bekend onder de namen Gerardus Bontius. Hij studeerde te Leuven en promoveerde te Padua. Hij was bij de stichting van de universiteit de eerste hoogleraar in de geneeskunde. Bontius, veelzijdig intellectueel, was een aimabele en eenvoudige persoon lijkheid. Hij woonde aan het Gerecht op nr. 11 en bezat nog een paar kleine huizen aan de Schoolsteeg. De daarna volgende grachtgenoot was mr. Jan Duick, licentiaat in de rechten. Zijn huis had grote afmetingen, veel gro ter dan dat van jonkvrouw Van Vuere. Twee belangrijke panden noem ik nog aan deze zijde: dat van de com mandeur van Katwijk en het hofje van Zion. DE OVERBUREN. F\e overburen van mevrouw Van Vuere waren o.a. de bewoners van het St. Stevensklooster eri daar naast de abdis en de bij haar geble ven nonnen van de abdij van Leeu wenhorst in het huis van Zessen", een gedeelte van het tegenwoordige Museum van Oudheden. Zij stonden bekend als de „non nen van der Lee" en vestigden zich hier ter stede, nadat hun klooster bij de gesaeculariseerde geestelijke goe deren was gevoegd. De kinderen van de appelkoper aan de Rijnsburgerpoort zaten in een klein huisje ernaast. We lopen verder langs de huizenrij aan deze zijde. Wij komen aan de woning van Prof. Heurnius, hoogle raar in de geneeskunde. Hij was de buurman van Caspar Coolhaes, de voormalige karthuizer monnik, die de gereformeerde religie omhelsde Als predikant te Leiden kreeg hij moeilijkheden met zijn collega Pie- ter Corneliszn. Hooglopende botsin gen, ontstaan over de omvang van 't kerkelijk gezag, waren aanleiding voor ds. Coolhaes om zijn ambt neer te leggen. Zijn buurman Prof. Heur nius bevestigde de waarheid van het spreekwoord: een goede buur is be ter dan een verre vriend. Hij hielp Coolhaes in zijn moeilijkheden door hem te helpen een onafhankelijk be staan te verwerven. Hij leidde hem op in het bereiden van geneeskrach tige kruiden, waarin Coolhaes het ver, bracht. Het verhaal zou te eentonig wor den, om met Douwes Dekker te spre ken, wanneer het een opsomming van namen en eigenaars zou worden. Ik meen beter er aan te doen momenten in het leven van de behuizing te be lichten. DE STICHTER VAN HET HOOFDGEBOUW P*nige tientallen jaren later, in 1617 *-• n.l. kwam het pand in handen van Cornelis Jansz. van Horenbrug schrijnwerker. Zijn financiën zijn in 1632 niet florissant. De fiscus, in dit geval de ontvanger van de gemenelandsmiddelen, exe cuteert zijn huis en het komt in han den van Jacob en Hendrik van der Graft, gebr., brouwers, Brouwers zaten graag aan een gracht of een vest. Wisten de heren Van der Graft in 1632 nog niet, dat men van plan v/as de gracht te dempen? Onvoor stelbaar. Men pleegt immers lang tevoren over dergelijke voornemens te spreken? Is het om deze demping, die in 1633 plaats vond, dat zij hun bezit in 1635 verkochten aan een timmerman, nl. Dirck Dircksz. van Egmond? In 1643 is prof. Nicolaas Dedel, hoogleraar in de faculteit der rechtsgeleerdheid, eigenaar. De hoogleraar stierf in 1646. Zijn enige zoon Dirck werd heer en meester, maar wenste het bezit niet te houden. Jan Jansz. van Rijn, arts, werd de koper en bezat het 7 jaar. Prof. Johannes van Hoornbeek, hoogleeraar in de godgeleerdheid, t.d.t. rector magnificus, nam het van hem over. Hij moet de man geweest zijn, die een restauratie tot stand bracht en het jaartal 1665 en de naam „De Gouden Bal" in de gevel liet aanbrengen. Dat is kort voor zijn dood geschied. In 1666 overleed hij, nog geen 50 jaar oud. Omdat hij het is geweest, die het huidige aan zien aan het hoofdgebouw heeft ge geven, vermeld ik enige nadere bij zonderheden over hem. Hoornbeek werd te Haarlem gebo ren, studeerde theologie te Leiden en Utrecht. In 1639 werd hij beroe pen te Mülheim bij Keulen, legde in 1643 het ambt aldaar neer en ver trok naar Haarlem. Hij promoveerde in hetzelfde jaar te Utrecht. Bijna had hij een beroep naar Maastricht aangenomen toen hij benoemd werd als hoogleraar te Utrecht. Hij nam ae benoeming aan en werd tevens predikant in deze stad. In 1654 zien we hem als hoogleraar te Leiden. Hij was een bestrijder van de remon strantse geloofsopvatting, van Cocce- jus, de doopsgezinden en de cartesi aanse wijsbegeerte. In de strijd om de sabbatviering was hij een mili tante figuur. Talrijke geschriften liet hij na. Zoals gezegd, veel genoe gen heeft de actieve hoogleraar niet meer van zijn gerestaureerde huis gehad. Zijn nakomelingen des te meer: een dochter Anna en twee zoons,' met name Isaac en Hendrik. Isaak, geboren 1655 te Leiden, pro moveerde in zijn geboortestad en werd in 1692 pensionaris van Rot terdam. In 1720 kwam zijn benoe ming tot raadspensionaris, een ambt, dat door hem op zeer bekwame maar dociele wijze is vervuld. Hij kan niet tot de briljante figuren on zer vaderlandse geschiedenis wor den gerekend. DE BALJUW VAN OEGSTGEEST Das ih 1721 komt het pand weer in vreemde handen, doordat de pensionaris van Delft Hendrik van Hoornbeek,na dode van zijn over leden broer «de raadspensionaris, het bezit verkoopt aan de baljuw en schout van Oegstgeest, mr. Cornelis Pietersz., van Dorp. Als bekend: het schoutambt was 'n lucratief beroep. Onze schout vergroot zijn eigendom door aankoop van een erf van zijn buurman, wiens voordeur te vinden was aan het „Pleyn van 's Grave- steyn" Mr. Van Dorp is niet altijd schout gebleven. Hij werd in 1-727 verkozen in de stedelijke regering als raad en vroedschap. Dit feit komt mede naar voren in de scheiding zijner nalaten schap tussen zijn beide kinderen: mr Pieter en Maria Catherina. Het huis valt Maria Catharina in de schoot, dat v/as in het jaar 1749. Na haar dood zij werd in de week van 20-27 februari 1779 begraven in de Pieterskerk als weduwe van Michiel van den Berg, oud-schepen van Rot terdam verkopen de executeurs- testamentair het aan Willem Meyners en deze weer aan Uranie Marie Bru te! de la Rivière, weduwe A. Bezenet, die vele jaren achtereen de eigenares bewoonster van De Gouden Bal is gebleven. Zij woonde in 1829 als 79- jarige nog aldaar rnet haar zoon Pierre Benezet, notaris, geboren te Amsterdam. Hij was alhiei in 1792 geadmitteerd en praktizeerde tot 1840. Zijn protocol bevat zeer vele Franse akten en bezegelde Engelse prokuraties. Aan de gezelligheid van de huiselijke kring droeg naar wij hopen de 75-jarige Jeanne Wil- helmina Brutel de la Rivière evenals haar zuster, rentenierster, haar steen tje bij. De familie werd door drie dienstboden verzorgd. Volgende eigenaren waren Antony Kist in 1839 en 10 jaar later Wynanda Lucretia Tydeman, weduwe Terpstra. Zij bewoonde het huis met haar kin deren en drie dienstboden. Op deze tekening een detail-vergroting van de kaart van Pieter Bast uit 1600 is het gebouw van de N.V. De Leidsche Courant te zien in zijn vroegere bestaansvorm. De Papengracht is er nog een echte gracht, evenals de Langebrug. Het grote gebouw, waar de Papengracht op stuit, is het voormalige St. Barbara-klooster. De latere doorbraak naar de Breestraat werd tot voor kort Papenstraat genoemd. (Foto: H. Kleibrink) NUTSCHOOL We komen aan de laatste voorgan gers van de directie van de Leid- se Courant. In het begin van de 19e eeuw was alhier rn Nutschool geves tigd. De school kreeg onderdak in perceel Papengracht nr. 30, het on derwijzend personeel in de Gouden Bal. De instituteur, genaamd Pierre Marie Brutel de la Rivière, met vrouw en kinderen in nr. 11 aan het Gerecht. BEROEMDE STEENDRUKKER |""\e illustere onmiddellijke voorgan- ger in de eigendom van de ju'bi- laresse is de steendrukker Pieter Wil lem Marinus Trap geweest. Hij kocht in 1864 en huis en erf aan de oost zijde van de Papengracht, wijk 4, nr. 577, het huidige nr. 30. In 1873 werd hij bij proces verbaal van publieke toewijzing een huis en erf aan de oostzijde van de Papen- gracht bij het plein van 's Graven steen, nr. 32, rijker. Later kocht hij nog een groot gedeelte van de tuin, behorend bij Gerecht 10 aan, welk pand toen bewoond werd door de eigenaar de heer L. G. Ie Po.ole en zijn gezin. Trap was en is bij oudere Leide- naars een bekende naam. Al in het begin van de 19de eeuw werd door een Trap, Pieter Johan nes n.l., een boekhandel gedreven. Zijn zoon, de bovengenoemde P. W. M., geboren in 1821, is de bekende steendrukker geweest, die aanvan kelijk een werkplaats aan 't Utrecht se Veer had en in 1855 verhuisde naar de Oude Vest. Hij is bekend geworden door zijn publikaties op entomologisch gebied en het drukken van illustratief mate- :iaal op het gebied van dier- en plantkunde. Zijn eerste succes was de uitgave van het werk van J. Schlegel: De vo gels van Nederland, met 356 gekleur de afbeeldingen van uitsluitend in landse vogels. Een uitgave van 60 vaderlandse historieprenten, gete kend door Altmann en Eichman, dienden lange jaren het onderwijs in de geschiedenis. Trap heeft de uitga ve van de Noord- en Westkust van Nederlandsch Nieuw Guinea mede op zijn naam staan. Zijn zoon Jean Pierre zette de zaak voort, nadat zijn vader in 1905 was overleden. In 1926 gaat de eigendom van J. P. Trap over in handen van de Leidsche Courant, die in de loop van de jaren de drukkerij uitbreidde tot in de Schoolsteeg en de begane grond van perceel nr. 34 bij de kantoorruimte trok. 1 Sept. 1959. Mr. ANNIE VERSPRILLE, Archivaris der gemeente Leiden. ^oordat de geschiedenis der be huizing van de Leidse Courant wordt bestudeerd nemen we de om geving eens op. Wij zitten in het centrum van de stad en wel in het oudste deel van Leiden rondom de grafelijke woning „Lokhorst" met t steen ,,'s-Gravensteen" en met de grafelijke kapel, de latere St. Pie terskerk. Deze omgeving en die bij de samenvloeiing van Mare. Oude en Nieuwe Rijn zijn de kernen ge weest, van waaruit Leiden zijn groei is begonnen. Vanzelfsprekend is, dat in de oudste tijden de genoemde gra felijke bezittingen werden be schermd door grachten: Rapenburg en Voldersgracht Langebrug) in groter cirkel, Papengracht, Donkere- gracht, die uitkwam in de Begijnen gracht, en Pieterskerkgracht dichter om deze bebouwing gelegd. Als men bedenkt, dat in 1122 het prille St. Pieterskerk je werd gewijd, dan kun nen we zonder optimistisch te zijn wel zeggen, dat de Papengracht één der oudste grachten van Leiden is. Aan deze gracht kwam langzamer hand een bebouwing. Welke? Dat is niet met enig recht van wetenschap te zeggen. Misschien woonden perso neelsleden van de grafelijke huis houding en van het steen daar of lagen er een paar grafelijke boerde rijen, want Lokhorst, kapel en steen lagen in een boomrijke omgeving, 's graven boomgaard, die zich tot aan het Rapenburg en in noordelijke en zuidelijke richting uitstrekte; men denke aan de Boomgaardsteeg. Zodra de geschreven bronnen te raadplegen zijn kunnen we opmer ken, dat de cipier van 's-Graven- steen tientallen jaren achtereen ge- uisvest was in het perceel hoek erecht en Papengracht. De bron nen leggen een bestaande toestand hoe lang reeds? vast VERKOOP DOOR KLOOSTERZUSTER AAN PRIESTER getijde voor Floris Heerman en zijn echtgenote opdragen, zoals reeds bij eerdere brief werd vastgesteld, op vrijdag na Onze Vrouwendag As- sumptio doen lezen drie zielmissen op het St. Jansaltaar in de omgang van de St. Pieterskerk. En verder wenste mevrouw Heer man, dat op dezelfde dag tijdens de hoogmis de kapelaans vers brood tot een bedrag van een pond „comans payment" op het graf van haar echt genoot .zouden plaatsen. Na afloop van de hoogmis moest het brood on der de armen worden verdeeld. Ik meen door combinatie van de de in betreffende akten van koop en verkoop weerkerende last van 1 Wil- helmusschild, te mogen vaststellen dat deze betrekking hebben op pand Papengracht 32, de Gouden Bal. DEFTIGE BEWOONSTER /"\ver de jaren 1527—1570 valt de sluier der vergetelheid. We we ten niet wel-ke transacties Cornelis Gerritsz. van Zanen, die buiten Delft woonde, het recht gaven in laatstge noemd jaar het pand te verkopen aan Duyffgen Jansdr., weduwe van Huych Jansz. van Alkemade. Het blijkt, dat Duyffgen dit huis niet voor eigen bewoning had aange kocht, want volgens de volkstelling van 1581 was „joffrou van Vueren". afkomstig van Koningsveld buiten Delft, haar huurster. Deze had als dienstbode Hester Jacobsdr., geboor tig uit Harderwijk. In 1582 koopt de dienstbode het pand van Duyffgen Jansdr., dan weduwe Willem van Bosschuysen ge naamd. Ik wil even stilstaan bij Agatha van Vueren. Zij was gelieerd aan Duyff gen en stamde uit een aanzienlijk ge slacht; haar volledige naam was Agatha van Alkemade, vrouwe van Opmeer, de Vuere etc.. erfgename van Willem van Alkemade. ridder. Het stamhuis der Alkemades stond eens in Warmond, maar werd tij dens de Hoekse- en Kabeljauwse twisten een ruïne. Het geslacht was een der oudste en machtigste in Hol land. DE TOENMALIGE BUREN. A Is jonkvrouwe Van Vuere, nadat zij geïnstalleerd was in haar nieuwe huis de buurt eens opgenomen heeft en met belangstelling kennis nam van haar naaste en verdere bu ren, dan heeft zij een gemengde be volking aangetroffen aan deze def tige gracht. E'en oude dokumentatie in betrek- king tot één der percelen waarin kantoren en drukkerijen van de Leidsche Courant gevestigd zijn, be treft Papengracht nr. 32, de Gouden Bal genaamd. Genoemde dokumentatie is een overeenkomst van koop en verkoop d.d. 1527. Partijen zijn Heynrick Ghijs- bertsz., priester, kopei enerzijds en anderzijds zuster Haze Willemsdr., priorin, zuster Cornelia Bouwensdr., sub-priorin en zuster Marie Evertsdr. procuratrix van het klooster der Jacobinessen (het Witte nonnen klooster, tegenwoordig universiteits gebouw aan het Rapenburg), ver kopers. Laatstgenoemden verkopen een huis en erf aan de Papengracht, dat gelegen is tussen twee panden, die elk bewoond worden door priesters, n.l. het tegenwoordige nr. 30. dat voorzien was van een poort, door heer Bertelmees, nr. 34 door meester Frans Ghijsbrechtsz., priester. Jammer is, dat niet vermeld wordt, voor welke autoriteit heer Heynrick Ghijsbrechtsz. optreedt. Was er rela tie met de St. Pieterskerk? Er wordt beweerd, dat hier de „prochiepaap" verblijf hield, maar dit is wel zeer dubieus, omdat deze toch wel in de commanderij aan de Kloksteeg ge vestigd zal zijn geweest. Dit alles is nog een open vraag. Een tweede is, waar vandaan komt de naam Papengracht? Hoogst waarschijnlijk is hij ontleend aan de nabijheid van het geestelijk centrum of aan de bewoning door geestelij ken. GODVRUCHTIGE BELASTING O et zojuist overgedragen pand was belast met een gouden Wilhel- musschild. We vernemen de oor sprong van deze last uit een perka menten stuk door twee schepen zegels bezegeld. Wiven, weduwe van Floris Heer man, stelt daarin vast, dat alle jaren een rente van 1 Wilhelmusschild zal worden uitgekeerd aan deputaten en memoriemeesters (een college, dat de kerkzang en de memoriediensten regelde) van de Pieterskerk. Als onderpand dient een perceel aan de Papengracht nader aange duid door het opnoemen der namen van de belendende eigenaars. De rente dient tweemaal 'sjaars te wor den betaald, n.l. op Voorschoter- en Valkenburger jaarmarkt. Welk doel beoogde mevrouw Heer man met 't vestigen van deze rente? Niet minder dan ue bevordering van het zieleheil van haar man, van zich zelf, van haar kinderen en van al haar lieve vrienden. De kapelaans zullen dan elk jaar op de dag, dat zij memorie- en jaar-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 2