In Leiden u/as het zó
LËÏDEN fN HET JAAR 2009
DE LEIDSE COURANT IBKSMS jBKMBg 50 J/UR Wlim. gMOgg MMf. 1 OKTOBER 1959
appelen (alléén soep op zondag) en
bijvoorbeeld rijstebrij toe. De dames
brachten haar bezoeken in de stad
in de victoria bij mooi weer, óf in de
vigilante.
y Men kon nog zonder veel gevaar op
elk uur van de dag de Breestraat
oversteken, maar er was al minstens I
één auto, n.l. de Benz van jhr. J. C. j
Schorer, die de eerste autobezitter
van Leiden was.
Fietsen zag men nog weinig; dat i
was een ontspanning voor lieden j
die het zich konden veroorloven.
Vrouwen waagden zich nog niet op
dit vervoermiddel. Zij werden voor
„getikt" versleten als zij zich op het
rijwiel durfden vertonen.
Maar ook hier al wierp een nieuwe
tijd haar schaduwen vooruit: juf
frouw Eldering, lerares van de meis
jes HBS aan de Garenmarkt, nader
de op 'n dag de school op een fiets
gezeten en in een speciale sportieve een standje kreeg", vertelt mej. Le Zomerzorg nabij het station.
kledij gestoken, Poole.
„Ik herinner me nog goed dat zij 1959 leert ons dat het standje niet De nieuwe tijd kwam, met de onver-
daarvoor van een oudere leerkracht heeft mogen baten. mijdelijkheid van een tank.
7 ijftig jaar geleden ging alles veel
langzamer, maar ook veel ge
moedelijker in Leiden, vertelt ons
mejuffrouw F. A. le Poole, die 77
jaar is, maar nog een levendig beeld
mét zich draagt van de stad en haar
bewoners een halve eeuw terug.
1909. Leiden was in dit jaartal schoor
voetend begonnen met de eerste aan
leg van electriciteitskabels. De eer
ste klanten vond vrouwe Electra in
de omgeving van Bree- en Haarlem
merstraat. Op de kantoren versche
nen de eerste telefoons, die de men
sen dichter bij elkaar brachten. Trei
nen en stoomboten brachten de ste
den, maar ook de landen en wereld
delen nauwer bijeen. IJzer- en staal
fabrieken, textielindustrie gaven in
ons land het uitzicht op een samenle
ving, waarin met minder arbeid gro
tere welvaart bereikt zou kunnen
worden. Maar tegelijkertijd bracht
de mechanisatie ook het einde van
de vrije stand der handwerkers. De
arbeiders in de industrie en in de
landbouw kwamen in verdrukking.
Gedachten aan deze eerste jaren van
de twintigste eeuw roepen achter de
welvarende burgers het spookbeeld
op van de onderbetaalde, vaak werk
loze, slechtgehuisveste arbeidersstand,
waaraan als enige door de staat gé-
tolereerde troost een verouderde ar-
menbedeling, alsmede goedkope jene
ver werd toegelaten. In een levendige
politieke strijd drong zich de sociale
kwestie onontkoombaar op de voor
grond. Gretig aanvaardden de voor
uitstrevende groeperingen de sociale
verantwoordelijkheid: de linkse libe
ralen, de vrijzinnigen, de radicalen,
de vertegenwoordigers van de con
fessionele partijen en de socialisten
van allerlei slag. Het is de tijd, waar
in de vakbeweging-in-kinderschoe-
nen de eerste schreden naar de vol
wassenheid zette.
1909 is het begin van een nieuwe
eeuw, die op alle gebied een reus
achtige omwenteling zal brengen.
Het is een breukvlak in de geschie
denis der mensheid. Tegen dit décor
willen wij trachten een beeld van
Leiden te projecteren en wij kwa
men daarbij te land bij mej. Le Poole,
dochter uit een geslacht van textiel
industriëlen, zélf belangstellend voor
historie en folklore.
Zij vertelt: vijftig jaar geleden
kon je nog goed de gegoeden
en minder-gegoeden uit elkaar hou
den alleen al door de kleding, die
elk der klassen droeg. De kleding van
de burgerman was anders dan die
van een arbeider, maar beiden on
derscheidden zich weer van het cos-
tuum of de jas, die door een patri
ciër gedragen werd.
We realiseren ons, dat hier een ken
merkend verschil ligt tussen het
jaar 1959 en 1909. De confectie heeft
de nivellering in de hand gewerkt.
In deze tijd zult u tevergeefs naar
kenmerkende verschillen in kleding
zoeken als u rondziet bijvoorbeeld
op het voetbalterrein van UVS, wa'ar
vijfduizend mensen met hetzelfde
enthousiasme dezelfde midvoor toe
juichen.
Vijftig jaar geleden kende Leiden
nog „Het Nut van 't Algemeen",
waar men lezingen kon bijwonen en
muziekonderwijs genoot. Het Van
der Werfpark was er al, en de ko-
raalmuziek weerklonk hier op de
morgen van Drie October. Maar
het feest had nog niet die glans van
nu. De befaamde „Leidse kermis"
stond toen nog op de éérste plaats.
Mej. Le Poole herinnert zich de tent,
die op de Doezastraat werd geplaatst
en waarin hartverscheurende toneel
stukken werden opgevoerd.
Het amusement van de burgerij was
nog primitief. Hoe kan men het
anders verlangen, want de arbeider
had geld noch tijd om zich met ver
strooiing bezig te houden. Er was een
Leidse Schouwburg, overigens niet
in bloeiende welstand, waar wekelijks
drama's werden opgevoerd. Maar dit
genoegen was alléén voor de beter
gesitueerden weggelegd. Voor hén
ook, en voor de middenstand van
Leiden waren de „Buitensocieteit
Amicitia" (thans Schuttershof) en
Zomerzorg, waar 's zomers op zomer
avonden concerten werden gegeven.
Van Amicitia de binnensocieteit
lag aan de Breestraat op de plaats
waar thans P. en C. is moest men
lid zijn, Zomerzorg kon de belang
stellende betreden na toegangsgeld
betaald te hebben. Mej. Le Poole her
Mej. F. A. Le Poole
doei herinneringen
ontwaken
innert zich als hoogtepunten de con
certen van de kapel van het 4e Re
giment onder leiding van Gottfried
Mann. Het Leids Studententoneel
trad vrij dikwijls op in de Schouw
burg en daaraan bewaart zij leven
dige herinneringen. Onder meer aan
de heren studenten, die op de meest
bevallige wijze vrouwenrollen tracht
ten te spelen en daarbij met de rok
ken in conflict kwamen.
De luisteraars op Zomerzorg zaten
rustig op hun houten stoeltjes en
eerst in de pauze ging men zich ver
treden in de tuin, die zich uitstrekte
in het gebied, dat achter de Kamer
van Koophandel aan de Steenstraat
ligt. In de pauze kwam de man met
de „bolussen", die hij verkocht uit
een grote blikken trommel en waar
voor de hongerige muziekminnaars
levendige belangstelling hadden. Van
Zomerzorg herinnert zij zich voorts
de vijver met goudvissen en de tien
tallen moeders met kinderen, die die
vissen volpropten met brood. Onder
de belangstellenden voor de buiten-
concerten in Amicitia waren ook dik
wijls de burgemeester met echtgenote
en andere plaatselijke officials.
"Wijftig jaar geleden waren er tien-
maal zoveel café's en kroegen in
Leiden als in déze tijd. De kroegen
lagen rond de fabrieken en zij her
innert zich, dat de werklieden van de
textielfabrieken aan de Garenmarkt
de fles aan een touwtje lieten zak
ken, waar zij door een kastelein van
een kroeg op het Levendaal werd op
gevangen en gevuld met jenever.
Arbeiders verdienden „een goed loon"
als zij met acht gulden naar huis
gingen. Er waren nog dienstboden in
die tijd: specimina van 't toen reeds
minderend geslacht van knechten
en meidenvolk, dat het woord
„trouw" in hun blazoen hadden ge
schreven, naast „reinheid". De mei
den droegen witte mutsen en kraak
heldere witte schorten. Maar de eer
ste tekenen van een kentering zijn
er: rond 1909 werd in Leiden de
„Coöperatieve Keuken" aan de Rem-
brandtstraat gevestigd: voor de me
vrouwen die het zonder dienstmaagd
moesten stellen. Een nicht van mej.
Le Poole, Dorothée van der Scheer,
schrijft over Geertje Eikerbout, die
36 jaar dienstbode was bij de familie
Le Poole op 5 januari 1957:
0> deze gure wintermorgen heb
ben wij Geertje Eikerbout ten
grave gebracht. Zij werd 83 jaar.
„Geertje". Een wereld van zoetste
herinnering. Aan een keuken, waar
winter en zomer vuur in het fornuis
was en je mocht spelen met de „gla
zen-spuit" die daar hing tussen de
pronk; waar zij met altijd een kra
kend wit schort over de braadslee
stond. Aan een geur van vlees, die
we nergens ooit terugvonden.
„Het vlees tegenwoordig? Da's niks!"
zei ze bij ons laatste bezoek aan haar.
Dat was in het St. Annahofje. Mop
peren deed haar goed.
„Ja kind, ze willen nou allemaal als
De Sociëteit Amicitia aan de Stations
weg werd in 1859 aangekocht en ver
bouwd en in 1860 geopend. Vóór dien
tijd was het een koffiehuis: Eigen-
zorg". De geschiedenis van de socië
teit gaat terug tot 1768. Zij was be
stemd voor heren uit de gegoede stand
en gevestigd aan de Breestraat. In de
helft van de negentiende eeuw groei
de het plan voor een buitensociëteit,
hoofdzakelijk bestemd voor „sfeer-
rijke avondpartijtjes".
dame voorbij. In mijn tijd waren ze
tevredener dan nu. Je liep toen met
een zwarte rok en een witte schort,
met sajetkousen en zwarte pantoffels.
Je verdiende honderd gulden in 't
jaar. Daar moest je fondsgeld en je
mutsengeld af; soms ook het geld
voor een nieuw „bloempie" in die
muts, want door de haarspelden ging
dat stuk. Eenmaal per week ging je
uit. Om half acht weg en om tien
uur binnen. Dan trok je je dienst-
kleren weer aan, haalde binnen de
theekan weg en nam overal thuis de
spreien van het bed. Als ik me
middagje had en tante Merie blééf
zitten, dan kon ik me wel eens ver
bijten". In een lade, in een doosje met
rose watten, wisten wij de Koninklij
ke onderscheiding, de medaille voor
de talloze jaran trouwe dienst. Even
zweeg ze en dan glunderend, met één
tand in een gezicht vol plezierige
plooitjes: „Ik zie je vader nog kom-
me, toen ie om je moeder vree.
Men ziet, dat de eenvoudige mens
van die dag met weinig tevre
den was. Mej. Le Poole vertelt:
's Zondags maakte men een wande
ling langs de singels. Dat was onge
veer het enige wat de stad aan recre
atie bood. De Leidse Hout was nog
niet gevestigd; deze kwam pas ette
lijke jaren later op initiatief van de
heer W. F. Krantz. Wilde men een
stevige wandeling maken dan bestond
er de mogelijkheid om Endegeest of
Poelgeest om te wandelen. Mej. Le
Poole heeft daaraan goede herinne
ringen, want als kind kreeg zij na
deze wandeling een beetje rode wijn
met water. Andere doelen waren
„Allemansgeest" met café en pontje
en niet te vergeten de onvolprezen
„Vink", waar men in een koepeltje
aan het water kon zitten en naar het
spelevaren kijken in een waarlijk
Hildebrandiaanse sfeer. Soms ver
stoutte men zich in het bootje naar
Katwijk te gaan en één van de be
langrijkste attracties van deze rit
was, dat de dekpassagiers bij het
passeren van de Vinkbrug plat op
hun buik moesten gaan liggen.
In de boot waren twee klassen, zoals
dat ook met de tram naar Katwijk
en Noordwijk het geval was.
Vijftig jaar geleden had Leiden nog
zijn paardetram met twee rit-secties
die stopte bij het postkantoor als
een goede klant een brief op de bus
moest doen. Leiden had toen ook nog
zijn torenwachter, de man die op de
trans van het stadhuis voor een lut
tel loon 's jaars over de stad uitkeek
of het nergens wilde branden, die de
horen blies bij de eerste symptomen
in de richting van de brand.
Was er brand dan kwam de vrij
willige brandweer op de been,
gretig belust op de premie voor de
eerste spuit, de brandklok luidde en
de weesjongens van de Hooglandse
Kerkgracht moesten de pomp bedie
nen. Mejuffrouw Le Poole herinnert
zich brand in haar huis aan het Ge
recht 10 (thans het Federatiehuis),
dat zijn aardige trapgevel in het vuur
achtergelaten heeft. Zij bezit nog een
grappig krantenbericht, waarin van
deze brand melding wordt gemaakt
en tevens van een schermutseling
tussen burgerij, politie en schutters.
Want de Leidenaars stoorden zich
aan geen afzetting en gingen met
zand en stenen gooien, toen zy zich
de weg naar een bezienswaardig
schouwspel versperd zagen.
Er was een Zeevaartschool aan het
Noordeinde: de matrozen gingen
's zondags in het gelid naar de dienst
in de Pieterskerk. Hetzelfde gold
voor de soldaten van het garnizoen.
De elite's speelden bij elkaar thuis
whist en 's avonds om tien uur
werd in deze huizen nog een boter
hammetje gegeten vergezeld van een
glaasje rode wijn. Men at eert een
voudige, maar uitstekend bereide
maaltijd om vijf uur: vlees en aard-
Om iets te kunnen voorspellen
over het Leiden van over een
halve eeuw hebben we het boek
„Astrologie, haar techniek en ethiek"
door C. Aq. Libra opgeslagen. We
moeten u teleurstellen. Na veel cij
feren en meten, via de sterk- of
zwakgeplaatste planeten kwamen we
tot de volgende horoscoop:
„ongunstige tijd voor alle onderne
mingen, slecht voor de gezondheid.
Het slechte wordt het aspect vanuit
hoeken en cardinale tekens. De geest
is gedurende deze tijd oproerig en te
sterk met zich zelf ingenomen".
We lezen ook nog: „bloedomloop en
digestie zijn dikwijls gestoord".
Daar kan men weinig mee doen. We
hadden gehoopt, dat we in dit nut
tige boek een positief antwoord zou
den krijgen op de vraag of er over
vijftig jaar al een overdekte vee
markt zal zijn in Leiden, of het vee
misschien met vrachthelicopters zal
worden aangevoerd en of het Sta
tionsplein al bebouwd is. Dergelijke
concrete antwoorden hebben we niet
gekregen.
Maar tochnu we de horoscoop
nog eens bekijken, vinden we er
in het algemeen gesproken toch wel
bepaalde tendensen in. Ze klinken
niet plezierig: „ongunstige tijd voor
alle ondernemingen" zou er op kun
nen duiden, dat er niéts meer te on
dernemen valt voor de Leidenaars in
het jaar 2009.
Het „slecht voor de gezondheid"
klinkt bepaald onheilspellend. Wat
bedoelen de sterren hiermee? Een
wereldbrand met atoomwapenen, die
zoals bekend zeer slecht voor
de gezondheid zijn? Die hoeken en
cardinale tekens hebben we niet goed
begrepen. We zijn earlijk gezegd ook
niet verder dan bladzijde veertig ge
komen in dit overigens kloeke werk
je. Maar dat „dé geest is oproerig en
te sterk met zichzelf ingenomen", be
grijpen we maar al te goed. Het duidt
erop, dat Leiden weer druk bezig is
aan nieuwe annexatieplannen en dat
men zelfingenomen al aan de annexa
tie van het dorp Den Haag toe is.
Voor het overige zullen wij dit boek
maar laten rusten en ons bepalen tot
de concrete gegevens, die ons in deze
dagen ten dienste staan. Leiden heeft
zoals u weet een structuurplan, dat
de stad inbouwt in de randstad Hol
land. Volgens de prognose der plano
logen van de Rijksdienst voor het
nationaal plan zal de bevolking al
léén van de Randstad Holland in het
jaar 2000 uitgegroeid zijn tot onge
veer 12 miljoen. Dat wordt een tijd,
waarin de mensen met moeite el-
kaars tenen kunnen ontlopen.
Wij vragen u thans het kaartje te
raadplegen, dat bij dit verhaal
werd afgedrukt en te mediteren over
de monsterstad, die tegen die tijd in
het Westen des lands gegroeid is.
Het is de toestand zoals die door de
planologen in 1980 verwacht wprdt.
Verder kijken de geleerden niet,
maar met een klein beetje fantasie
kan de beschouwer wel begrijpen,
dat er nog eens dertig jaar later niet
veel koeien meer in het land zullen
staan en de bevolking over de daken
kan lopen. Dit vraagt geheel nieuwe
voorzieningen. De steden zullen rui
mer gebouwd worden, d.w.z. met
méér groen en de woonblokken zul
len volgens de verwachtingen der ar
chitecten nóg hoger en breder wor
den. Complete bijenkorven, waarin
een gehele gemeenschap is opgeno
men. Door deze bouwwijze kan men
wat royaler zijn met parken en plant
soenen. Rond deze woonkernen zijn
de winkelcentra en de kantoren ge
bouwd, terwijl het wegverkeer zich
door dit alles zal slingeren: twee,
drie en vier hoog, met veel viaducten
en onder-doortjes.
Dit is geen ij dele fantasie.
Sommige steden van Amerika zien er
hier en daar zo uit.
Corbusier ontwerpt dergelijke ge
meenschappen in Frankrijk en ook
Italië blinkt uit door moderne vorm
geving in de stedenbouw, die ons
Westerlingen soms als een vreemde
droom voorkomt.
Méér wegen eist een dergelijke
enorme gemeenschap. Tenzij men
inmiddels een goedkope manier van
voortbewegen door de lucht heeft ge
vonden of met handzame wentelwiek
jes. In dat geval zal het getal we
gen juist weer ingekrompen zyn.
Maar voorlopig wijst alles nog op
een zeer snelle groei van het weg
verkeer. Een voorspelling is moeilijk
te maken.
De verhouding van het aantal in
woners per auto bedroeg in 1957 1 op
20. In 1980 wordt een getal van 1 op
6 verwacht. Aldus doorredenerend
komt men voor het jaar 2000 op min
stens 1 op 3.
Laat uw verbeelding de vrije loop
gaan en tracht u zich eens voor te
stellen wat het betekent, dat vader,
moeder, broer en zus zich allen in
hun auto's van werk naar huis, en
van school naar het vriendje en van
bakker naar slager bewegen. Zulk
een ontwikkeling eist een wegenaan
leg, die de stoutste verwachting over
treft.
De heren van de „Werkcommissie
westen des lands" waaraan we
veel cijfers danken, maken zich te
recht ook ernstige zorgen over de
recreatie in zulk een gemeenschap.
Men stelt zich bijv. wel iets voor van
verdere ontsluiting van het strand.
Katwijk, Noordwijk en Wassenaar
etc. zullen worden uitgerekt, opdat
er méér ruimte komt voor méér va
ders en moeders, met Jantjes en An-
tjes met schepjes en stepjes. Daarom
ook heeft men de grote strook agra
risch gebied opengelaten ten zuid
oosten van Leiden.
T""\e „overbevolking" van Den Haag
■'--'moet naar Leiden en Delft over
lopen, hebben de plannenmakers ge
zegd. Dit betekent, dat de agglomera
tie Leiden zal uitgroeien tot een ge
meenschap van 250.000 misschien wel
300.000 zielen.
Onze stedebouwkundige, ir J. C.
Drost, vertelt ons, dat zijn opzet is de
„rafelige structuur van de huidige
bebouwing te doen uitgroeien tot een
stad met een gave vorm". „In sterke
mate wordt het plan beheerst door
de ligging van bestaande en ontwor
pen primaire hoofdwegen, welke een
scheidende functie bezitten. Zo be
paalt de loop van Rijksweg 4b, die de
schakel zal worden tussen Rijksweg
4 en 4a de begrenzing van de agglo
meratie in zuidwestelijke richting. In
Noordelijke richting stelt een belang
rijke randweg, die van de Provincia
le weg 5 naar de Rijksweg 4 (bij het
Groene Kerkje in Oegstgeest) voert,
de grens van de bebouwingsmoge
lijkheden. Het gebied binnen dit we
genstelsel zal practisch geheel voor
stedelijke voorzieningen in beslag ge
nomen worden. Buiten deze ring van
hoofdwegen is alleen voor de kern
van Voorschoten een uitbreiding van
enig belang ontworpen.
De bebouwing in Leiden-zuidwest is
hiervan de voornaamste en men mag
verwachten, dat deze over enige tien
tallen jaren geheel voltooid zal zijn.
Publicaties en een afgebeelde ma
quette eerder in dit blad geplaatst
hebben onze lezers reeds een indruk
gegeven van „hoe het worden moet".
T"\e stad zal in zuidelijke richting
J--7afgesloten worden door enige to
renflats aan de Voorschoterweg, die
uitzien over het polderland, dat
volgens de reeds aangeduide opzet
van de planologen groen en gro
tendeels agrarisch moet blijven. Uit
gebreid recreatiegebied tussen Rijks
weg 4a en de Vliet sluit hierop aan.
Want recreatie is één van de grote
problemen, waarop de krap-behuisde
Leidse plannenmakers stuiten. De
uitbreiding in zuid-westelijke rich
ting, verklaart ir Drost, reikt tot
aan Rijksweg 4b, waar een uit vier
woonwijken opgebouwd stadsdeel
gaat ontstaan, gelegen aan weerszij
den van de Rijn tot aan de Haagse
Schouw. Hier zullen voor meer dan
50.000 inwoners woningen worden
gebouwd, waarin de bestadnde bebou
wing van het Morskwartier en het
Haagwegkwartier is begrepen. In dit
grote stadsdeel zullen onder meer de
woonforensen op Den Haag een
plaats kunnen vinden, waarvoor een
nieuwe halte aan de spoorlijn, gele
gen ten westen van de Vink is ont
worpen. Voor de woonwijk Oegst-
geest is een flinke uitbreiding te ver
wachten tot over het Oegstgeesterka-
naal. De bebouwing reikt hiermee tot
aan het plassengebied van de Kaag.
Ook de sanering van de krotbewo-
ning in de binnenstad zal naar wij
hopen in het jaar 2000 haar beslag
gekregen hebben. Het is zelfs te ver
wachten, dat nieuwe krottenproble-
men thans van huizen van latere
datum tegen die tijd hun kopjes
opgestoken hebben. Zo blijft er werk
in de winkel. Ook in het jaar 2000
zal de zon schijnen over dezelfde
vraagstukken, waar wij thans, maar
ook onze voorouders mee te kampen
hebben gehad.
De Paardentram in de Breestraat.