RIDDERS-MET-DE-WITTE-MUTS GEHEIMEN VAN DE „HAUTE CUISINE" DE LEIDSE COURANT Goede kok heeft hekel aan gehaaste eters Thuis zijn wij sedert onze prille jeugd gewend aan de goedburgelijke Hollandse keuken. En die is ons altijd best bevallen, als hebben wij zo nu en dan een maaltijd in een „duur restaurant" beslist niet versmaad. Maar toch, voor ons gaat er op culinair terrein niets boven de Hollandse keuken (mag gerust een beetje ouderwets zijn!) en door degelijke Hollandse vrou wen bereide maaltijden. Wij verheelden dit niet, toen wij in de Canadese stad Montreal een uitnodiging ontvingen om eens een kijkje te gaan nemen in de school voor koks, waar er varen kookkunstenaars hun leerlingen inwijden in de geheimen der „Haute Cuisine". Onze Canadese vrien den keken wat verwonderd, toen wij zo Hollands uit de hoek kwamen Zij zijn er namelijk trots op, dat in hun land de „Gastronomische Helden", de „Ridders van de Verfijnde Keuken" na de oorlog steeds meer op de voorgrond zijn getreden. Die „Ridders-met-de-Witte- Muts" (vernamen wij van Canadese zijde) behoren tot de kleine groep Westerlingen, die in deze gejachte tijd geen haast hebben. Zij verafschuwen maaltijden- uit-blik. Zij koesteren verachting voor confectie-pud- ding. Zij zijn overtuigende tegenstanders van eetwa- renf abrieken. Kortom zij wijden hun kennis en krach ten aan de bereiding van „lekker eten". Waar die „Rid- ders-met-de-Witte-Muts" het eetgezag in handen ne men, behoort de pionierstrijd tot het verleden, zei een Canadees enthousiast. „Wat u van de geschoolde koks zegt", antwoordden wij, „geldt eigenlijk ook voor een goede huisvrouw. Ook een goede huisvrouw is afke rig van teveel blikjes, potjes en wat dies meer zij. Ook zij wil zelf koken en geen fabrieksprodukten op tafel zetten. Ook zij heeft een hekel aan gehaaste eters. Ook zij stelt er een eer en een genoegen in om haar gezin en haar gasten tevreden te stemmen en hen „echt lekker vandaag, ja, echt lekker" te horen zeg gen!" Over dit thema ware nog heel veel te zeggen. Wij weten, dat menige huisvrouw, die gaarne „modern" is, het met onze ouderwetse opvatting beslist niet eens is. Dat is natuurlijk haar zaak, al missen die vrouwen (naar onze mening) veel do"ör de maaltijden al te „mechanische" samen te_ stellen en op te dissen. Doch we willen de huisvrouw" er nu verder buiten laten en beginnen met vast te stellen, dat een goede kok niet wordt geboren, doch gemaakt of geschoold. Wij be doelen, dat hij een harde, inspannende, minstens twee jaar durende leertijd moet doormaken, alvorens hij met enig succes zelfstandig in een restaurant kan op treden Vandaar, dat men alom op aarde „Scholen voor Koks" vindt. Een der leermeesters in Montreal beaam de onmiddellijk onze opvatting, dat een eenvoudige maaltijd, bereid met wat fantasie en specerijen, een echte fijnproever in verrukking kan brengen. Natuur lijk zei hij is het van belang, wat men kookt of bakt, maar van nog groter belang is het, hoe men kookt, bakt of braadt. En deze elementire keukenwijs heid houdt hij zijn leerlingen die over enige tijd de scepter zullen zwaaien in de Canadese hotel- en restaurantkeukens iedere dag opnieuw voor. Dat was een gezellige baas, die leraar-chef-kok! Hij was (beter: is) een oude rot in zijn vak en een keuken kunstenaar van formaat. We zagen hem een „Zilveren Koets" afwerken, die waarlijk een juweeltje was. Een zijner collega's (ook leraar aan de school te Montreal) betrapten wij op heterdaad, toen hij een groepje leer lingen allemaal „Schildknapen-met-Witte-Mutsen" toonde, hoe zij een taart moesten bespuiten. De leraar hanteerde de spuit met dé vaardigheid van een goochelaar en de goede smaak van een kunstzinnig man. Toen het voorbeeld gereeds was, toonde hij het aan zijn leerlingen en aan ons. Wij complimenteerden hem met het prachtstuk en dat stemde hem tevreden. Zo'n taart (zei hij) wordt zo snel verorberd en de meeste gasten kijken nauwelijks naar de gespoten top! Een zalm vangen is moeilijk. Een zalm toebereiden Is het ook. Een zalm „op hoog niveau" opdissen is zelfs héél moeilijk. coooooooc>oo<> Boerekool-met-worst, goed toebereid, is veel smakelijker dan caneton a l'orange, waaraan te weinig zorg is besteed. De moraal is deze: Iedere man kan kok en iedere vrouw kan huisvrouw worden. Maar om een goede kok of een goede huisvrouw te zijn, moet men het werk met toewijding doen en de fijne kneep jes van het kookvak eerst terdege onder de knie hebben! In een ander lokaal kregen de leerlingen les in de anatomie van een varken. Niet dat zij, als artsen-in- spe, alle botjes, adertjes en zenuwen moeten kennen voor hun vak, maar zij moeten wel weten, welk deel van een varken ham, karbonade, spek, fricandeau of lapjes kan leven. Het klinkt zo simpel, als u bij uw slager wat bestelt, maar denkt u zich eens in, dat u op uw keukentafel een half varken en een paar mes sen aantreft, en dat men u dan zegt: Maak er nu maar ham, karbonade of blinde-vinken van. Dan zouden de meesten onzer toch wel heel vreemd opkijken en be slist een paar ernstige snij-fouten maken. Op de school in Montreal (als op alle goede koks- scholen) leert men de aanstaande koks niet slechts de bereiding van verfijnde vlees-, wild- en visgerechten, doch ook die van eenvoudiger spijzen. Een goede kok moet immers van alle markten thuis zijn! Een bordje soep; Het klinkt zo eenvoudig. Maar om een goede soep te maken, is veel scholing nodig en bovendien culinaire intuïtie. Uit de hogeschool van de fijne keuken. Dit koets- meesterwerk verwierf terecht een zeer hoge onder scheiding! Een goede kok (zei een der leraren) moet de kunst van brood bakken tot in de perfectie verstaan: net genoeg knappend, precies goed van kleur en geur, kort om zo, dat 't brood 't oog van de eters streelt en tevens hun eetlust opwekt en bevredigt. Een kok moet ook een geurige, krachtige, eenvoudige soep kunnen ma ken. Onze moeder (vertelden wij de meester-kok) was daar erg knap in en steeds was net weer een verras sing, welke soep zij ook opdiste. Nooit heeft ze ons willen vertellen, hoe ze het deed. Doch toen onze zus ter trouwde, kreeg ze het „soepgeheim" mee. Een an dere meester-kok demonstreerde kort na dit gesprek je vol trots een door hem gemaakte soep. Wij proefden ervan en zeiden: Voortreffelijk, maar toch....! Wel, en wat „dan toch"? vroeg hij. We missen (zeiden wij) dat kleine snufje, dat moeder gebruikte. De „Ridder- met-de-Witte-Muts" keek ons aan. Zei toen: Tja, dat kan ik er niet in doen.weet u, miin moeder is vo rig jaar gestorvenen nu eet ik het liefst bij mijn Grootmoeder, een Frans-Canadese, die veel „eigen" keukengeheimen kent.... begrijpt u? Nu we begrepen het erg goed. Een half uurtje later vernamen wij, dat die kok, die het allerliefst at bij zijn grootmoeder, weldra als chef-kok in een duur restau rant zou worden aangesteld op een salaris van 1000 (bijna 4000.per maand. En toch begrepen wij, dat hij het liefst en (naar zijn smaak) het lekkerst bij zijn grootmoeder at! Als de chef-kok een taart moet voltooien, wordt hij een beeldend kunstenaar, die een bijzondere creatie bereidt. VIERDUIZEND GULDEN PER MAAND VOOR

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 7