HONDERD JAAR GELEDEN STIERF DE PASTOOR VAN ARS
HERINNERING LEEFT NOG
Pelgrimage naar dorp
dat niet veranderd is
ZATERDAG 1 AUGUSTUS 1959
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 4
Ten acht kilometer lange kronkelweg voert ons van Villefranche naar Ars,
dwars door het licht glooiende landschap van het Saónedal. Na de zo
veelste bocht ligt plotseling het dorpje voor ons, een gewoon boerendorpje,
zoals er duizenden liggen in Zuid-Frankrijk. Even zijn we teleurgesteld, alsof
we iets anders verwacht hadden van het dorp, waarin de heilige pastoor van
Ars het grootste deel van zijn leven gesleten heeft. Ars is nauwelijks meer
dan één straat. Aan weerszijden staan onregelmatige, grotendeels oude hui
zen, met in het midden een grote kerk, die duidelijk uit een oud en een jon
ger deel bestaat. Dit is het enige, waarin Ars verschilt van andere dorpen in
Frankrijk. Het kost ons moeite, een hotel te vinden. Tenslotte wijst men ons
de weg naar een grote boerderij, waarvan de voorzijde min of meer als hotel
is ingericht. We struikelen bijna over de kippen, die voor de ingang bedrij
vig heen en weer lopen. Een oude boerin wijst ons onze kamer, die uitzicht
biedt op een mestvaalt, 's Middags aan tafel blijken wij de enige gasten te
Ben beeld van de pastoor van Ars, En het jaar 1959> waar|n ^rs herdenkt, dat honderd jaar geleden
zoals hij lag neergeknield voor het past0or Jean-Baptiste Marie Vianney in zijn meer dan armoedige pastorie
Allerheiligste. het leven aan zijn Schepper teruggaf.
Boven het dorp verheft zich de koepel, die het koor van het oud© kerkje vervangen heeft
Eenvoudig dorpspastoor werd de biechtvader van Frankrijk
Men kent de levensgeschiedenis van
de pastoor van Ars, die in 1925
door Paus Pius XI heilig werd ver
klaard en enige jaren later werd uit
geroepen tot patroon van alle pas
toors ter wereld. Het is de geschiede
nis van een boerenjongen uit Dar-
dilly een dorpje nabij Lyon die
priester wilde worden en daartoe
door de pastoor van het nabije
Ecully in de Latijnse grammatica
werd onderwezen. Van het eerste
moment af werd zijn roeping op
zware proef gesteld, want het was
hem bijna onmogelijk, ook maar iets
te onthouden. Toen hij enige jaren
later tot het seminarie toegelaten
werd, was zijn kennis nog minimaal.
Zijn professoren twijfelden of hij wel
tot de priesterwijding toegelaten zou
kunnen worden al prezen zij zijn
gedrag en ijver en stuurden hem
zelfs een keer naar huis. Maar ten
slotte, op 29-jarige leeftijd, werd hij
toch gewijd, „omdat de bisschop
dringend priesters nodig had en dus
niet zulke hoge eisen stelde", zoals
zijn vroegere medestudenten scham
per opmerkten.
Merkwaardig, dat juist deze man
geroepen zou worden om het pries
terschap zo te beleven, dat hij na
zijn dood aan alle pastoors ten voor
beeld zou worden gesteld.
„De grootste niets-nut".
Overigens was niemand meer dan
hijzelf overtuigd van zijn nietswaar
digheid. Ook toen zijn faam eenmaal
over geheel Frankrijk en zelfs over
de grenzen verbreid was, sprak de
pastoor van Ars over zijn armzalig
leven. En toen de pastoors van de
omringende parochies gezamenlijk
een verzoek tot de bisschop richtten
om de onbekwame pastoor van Ars
te ontslaan welke brief per onge
luk in zijn bezit kwam onderte
kende hij ook zelf het verzoekschrift.
„Ik geloof, dat Onze Lieve Heer
de grootste niets-nut onder alle pas
toors heeft uitgekozen om veel goed
tot stand te brengen", merkte hij
eens op.
Nu had hij aan het begin van zijn
priesterschap alle reden tot beschei
denheid. Veiligheidshalve werd hij
eerst tot kapelaan van zijn oude leer
meester te Ecully benoemd en toen
hij na enige jaren pastoor zou wor
den, had men hem geen armzaliger
standplaats dan Ars kunnen aanwij
zen. „Ik stuur u naar een klein
dorpje, dat slecht genoeg is om er
iets goeds van te maken", zei de vi
caris-generaal van Lyon tegen de jon
ge priester, die in de eerste jaren van
zijn priesterschap zelfs geen biecht
mocht horen, omdat de bisschop hem
daartoe nog niet bekwaam achtte.
Later zou hij van Ars de biechtstoel
van heel Frankrijk maken.
De weg naar de hemel.
Het moet pastoor Vianney vreemd
te moede geweest zijn, toen hij bezit
ging nemen van zijn nieuwe stand
plaats. Enige kilometers buiten het
dorp herinnert een beeldengroep aan
zijn komst. Op deze plaats ontmoette
hij een herdersknaap, aan wie hij de
weg naar het dorp vroeg. „Tu m'as
montré le chemin d'Ars, je te mon-
trerai le chemin du ciel Je hebt
me de weg naar Ars gewezen, ik zal
je de weg naar de hemel wijzen", zei
de pastoor feem. De beeldengroep stelt
de ten hemel wijzende pastoor en de
herdersknaap voor. Het randschrift
vermeldt, dat de knaap 41 jaar la
ter vijf dagen na de pastoor over
leed en men wil hierin een bevesti
ging van de belofte zien: de pastoor
is hem voorgegaan naar de hemeL
Er moet sinds deze ontmoeting
veel hout gekapt zijn rond Ars, want
wanneer wij na enig zoeken de plaats
van deze historische ontmoeting heb
ben bereikt, ligt het dorpje duidelijk
zichtbaar voor ons Het is een bijzon
dere gewaarwording, op deze plaats
te staan waar eens pastoor Vianney
halt gehouden heeft en waar hij de
last van het komend pastoraat op
zijn tengere schouders zwaar heeft
voelen drukken.
Zoals hij in 1818 het dorp heeft
aangetroffen, zo zien ook wij het,
vrijwel onveranderd. Er is bijna niets,
dat wijst op een bedevaartsoord. De
bezoeker denkt onwillekeurig terug
aan Lourdes, dat een jaar geleden
zijn eeuwfeest vierde, maar vindt
geen enkele overeenkomst. Ars is Ars
gebleven en het heeft daar goed aan
gedaan.
Later op de dag ontdekken we toch
wel iets van bedevaarten. In de smal
le dorpsstraat rijden bussen af en aan
met pelgrims, voor het merendeel
eenvoudige mensen en schoolkinde
ren met hun onderwijzers, kennelijk
afkomstig uit de omliggende stre
ken; dagjesmensen, die een pakje
brood bij zich dragen. Er gaat iets
primitiefs van uit, maar ook iets ge
moedelijks. Het is zoiets als de
Leidse bedevaart naai Den Briel, in
één dag heen en weer.
De pelgrims verdwijnen in de gro
te kerk en weldra klinkt hun gezang
uit de geopende deuren. Intussen ont
dekken wij, dat de accomodatie
uiterst primitief is. We tellen niet
meer dan drie eenvoudige ca-
fé's, waarin de pelgrims zich kunnen
verpozen. Een bordje vermeldt, dat
men meegebrachte eetwaren mag
consumeren, wanneer men maar iets
te drinken bestelt. Met enige moeite
ontdekken we bovendien een win
keltje met de onvermijdelijke sou
venirs, even lelijk en onbeduidend
als in Lourdes. Maar dat is dan ook
de enige overeenkomst met het grote
pelgrimsoord in de Pyreneeën.
Een miljoen pelgrims.
Later, in ons hotel, vernemen we,
dat Ars hoe bescheiden ook
jaarlijks driehonderdduizend pelgrims
„verwerkt" en dat men er dit jaar
een miljoen verwacht We vragen ons
af, waar men deze duizenden men
sen wil onderbrengen. De koster van
de kerk geeft ons het antwoord.
Achter de kerk is reeds jaren gele
den een grote open loods gebouwd,
waarin de pelgrims bij slecht weer
kunnen schuilen en waarin bij grote
drukte ook wel de H. Mis wordt op
gedragen. Ter gelegenheid van het
eeuwfeest wil de tegenwoordige pas
toor van Ars nu deze loods vervan
gen door een groter stenen gebouw,
waarvoor de grond reeds is aange
kocht, Uit bijdragen van de pelgrims
hoopt men de bouw te financieren.
Blijkbaar heeft men het voorbeeld
van Lourdes dat verleden jaar
zijn kolossale ondergrondse basiliek
bouwde op bescheiden wijze wil
len navolgen. Maar dit jaar zullen
de pelgrims het nieuwe gebouw nog
niet kunnen gebruiken.
Zij verblijven dus even primitief
in Ars als eertijds de bieohieüngen,
die bij honderden tegelijk naar het
kleine dorpje stroomden, toen de
faam van de grote biechtvader zich
eenmaal over Frankrijk verbreid had.
De kronieken vertellen, dat de peni
tenten zelfs in de openlucht over
nachtten en soms twee of drie dagen
in de rij vóór het oude kerkje ston
den te wachten alvorens zij voer pas
toor Vianney die toen reeds door
iedereen „le curé d'Ars de pastoor
van Ars" genoemd werd konden
neerknielen.
Intussen zat de pastoor in de biecht
stoel, urenlang, 's Nachts om twee
uur verliet hij reeds zijn schamele
pastorie om naar de kerk te gaan.
Onmiddellijk werd hij dan door de
wachtende mensen omringd, die hem
allemaal wilden zien, spreken en aan
raken. Met zacht geweld moest hij
zich een weg banen naar de biecht
stoel, waarin hij vaak vijftien uur
Pastoor Vianney ontmoet de herders
knaap.
per dag doorbracht en 's mensen diep
ste ellende in ontelbare variaties aan
hoorde.
Penitentie voor eigen rekening.
Er zijn vele getuigenissen bewaard
gebleven over het biechthoren van de
pastoor van Ars. Hij kon door de
mensen heen kijken en verraste hen
vaak met een onverklaarbare fei
tenkennis. Zo kon het gebeuren, dat
hij een man wegzond nog voordat
deze ook maar één woord had kunnen
zeggen; de biechteling kwam niet om
te biechten, doch uit nieuwsgierig
heid. Een andere man biechtte wel,
maar verzweeg zijn zwaarste zonden,
totdat de pastoor hem er aan herin
nerde.
Opgeleid in een tijd, toen de stren
ge 18e eeuwse moraal nog opgang
deed, was de pastoor van Ars aan
vankelijk niet de zachtmoedige biecht
vader, die hij later zou zijn. Op
vallend was echter, dat hij vrijwel
steeds kleine penitenties oplegde.
Toen men hem hierop eens wees, ant
woordde hij, dat hij de rest van de
penitentie voor eigen rekening nam.
De pelgrim van vandaag kan dit
nog constateren. In de oude pastorie,
die niet meer als zodanig wordt ge
bruikt en nog geheel is ingericht zo
als de pastoor van Ars haar bewoond
heeft, hangen aan de muur nog de
boetewerktuigen, waarmee de pastoor
zijn magere en door verstervingen
uitgeteerde lichaam kastijdde. Zijn
leven was een aaneenschakeling van
boetedoeningen. Eten deed hij nau
Polgrin» bij do kerk, waarvan het oude deel slechts zichtbaar ia.
welijks, slapen slechts enkele uren
per nacht. Voor zichzelf wilde hij
niets hebben; men moest 's nachts
ongemerkt zijn oude toog weghalen
om hem te dwingen een nieuwe aan
te trekken. Zijn hele leven was door
trokken van boetvaardigheid en ja
renlang kwelde hem dagelijks de
angst voor de eeuwige verdoemenis;
pas op latere leeftijd durfde hij met
enig vertrouwen op de hemel te ho
pen. Diep in zijn hart was hij er van
overtuigd, dat hij tekort schoot in zijn
plichten als parochieherder en jaren
lang heeft hij gehoopt, zich te mo
gen terugtrekken in een klooster „om
mijn armzalig leven te bewenen" en
zich voor te bereiden op zijn ver
schijning voor Gods rechterstoel. Zo
groot was zijn wanhoop, dat er geen
plaats was voor hoogmoed, die een
gevolg had kunnen zijn van de eer
bied en bewondering, welke men de
op latere leeftijd zo beroemde pas
toor van Ars toedroeg.
Duivelse kwellingen.
Het is met enige schroom, dat wij
de oude pastorie betreden. De bezoe
ker raakt direct onder de indruk van
de armzalige woning, die de heilige
het grootste deel van zijn leven tot
onderdak gediend heeft en waarin hij
'vele nachtelijke kwellingen van de
duivel heeft moeten doorstaan.
Men heeft nog het bed bewaard,
dat midden in de nacht eens in brand
raakte, schijnbaar door onverklaar
bare oorzaak. De pastoor was er ech
ter zeker van, dat dit het werk van de
duivel was, die hem 's nachts her
haaldelijk kwelde. De bezoeker ziet
ook de voordeur van de pastorie,
waarop 's nachts herhaaldelijk ge
bonkt werd. Wanneer de pastoor dan
ging kijken, was er niemand te zien.
Hij heeft eens de wagenmaker van
het dorp een stoere kerel, in het
bezit van een geweer de wacht
laten houden tijdens een nacht in
de pastorie. Ook deze man heeft het
lawaai gehoord, terwijl hij sidderde
op zijn benen en niet wist wat te
doen met zijn geweer. Aanvankelijk
geloofde de pastoor niet, dat dit het
werk van de duivel zou zijn; hij
meende, dat mensen het hem lastig
wilden maken. Maar toen er op een
avond veel sneeuw gevallen was,
werd het bewijs geleverd. Want on
middellijk nadat de pastoor weer dui
delijk het gebonk op de voordeur
gehoord had, stond hij op om naar
buiten te gaan; in de dikke sneeuw
laag was geen voetstap te bekennen.
Dergelijke gebeurtenissen zijn ons
bekend uit de getuigenissen van vele
tijdgenoten en aan de echtheid be
hoeft men niet te twijfelen. Maar
wanneer de bezoeker eenmaal de
pastorie betreden heeft, waar hij de
gebeurtenissen in gedachten kan re
construeren op de plaats, waar zij
hebben plaatsgevonden, krijgen zij
plotseling een dwingend stempel
van echtheid. We betreden de trap,
waarop de pastoor herhaaldelijk de
voetstappen van iemand met ijzer
beslagen laarzen gehoord heeft, en
komen in zijn slaapkamer. Daar
staat het bed nog, waarin de heilige
is overleden. In dit bed heeft hij vele
slapeloze uren doorgebracht, wan
neer het door duivels toedoen
was alsof er ratten over zijn deken
liepen.
Herinneringen aan de pastoor.
Het is aandoenlijk, de schamele
souvenirs in de pastorie te zien: de
ruw-houten keukentafel met de kom
van aardewerk, waaruit de pastoor
gegeten heeft, zijn beduimelde bre
vier, de breedgerande pastoorshoed,
de antieke parapluie erfenis van
zijn oude leermeester uit Ecully
het ijzeren leesbrilletje en de kast
met boeken. Men vindt er in glazen
vitrines ook het paarse schouderman
teltje geschenk van de bisschop
bij zijn benoeming tot kanunnik
dat de pastoor echter nooit heeft wil
len dragen, en de onderscheidingste
kenen van het Légion d'Honneur.
Ars wemelt van herinneringen aan
de pastoor, gevolg van het feit, dat
men reeds tijdens zijn leven kon ver
moeden, dat de Kerk hem later zou
opnemen in de rij van uitverkoren
heiligen. De pelgrim vindt aldus
vele aanknopingspunten om zich het
19e eeuwse Ars duidelijk voor ogen
te halen. Hij vindt achter de kerk
nog de Providence, een door de pas
toor gesticht tehuis voor wezen, waar
in hij de weinige gelukkige ogen
blikken van zijn leven heeft doorge
bracht. Tijdgenoten hebben ver
klaard, dat de pastoor temidden van
„zijn" kinderen enige ogenblikken zijn
zorgen en kwellingen kon vergeten,
wanneer hij met hen bad, at, speel
de of over de goede God vertelde.
De stichting van de Providence ge
tuigt van daadkracht, in tegenstelling
tot hetgeen men hem in zijn jongere
jaren wel verweet. De pastoor van
Ars was echter niet bijzonder zakelijk
ingesteld en zo kom het gebeuren, dat
in latere jaren de bisschop er op aan
drong, het beheer van het buis over
te dragen aan religieuzen. Voordien
berustte de leiding bij de pastoor zelf
en bij zijn godvruchtige medewerk
ster, Catherine Lassagne, een boeren
meisje, dat zeer veel voor de pastoor
gedaan heeft. Bedevaartgangers be
zoeken vaak haar graf, onder een
verweerde steen op het oude kerkhof
je, de laatste rustplaats van velen,
die het voorrecht gehad hebben de
heilige pastoor in hun leven te ont
moeten.
Er hebben zich in de Providence
wonderbaarlijke gebeurtenissen afge
speeld. Nog kan iedere inwoner van
Ars vertellen over de koude winter,
toen er geen eten meer was en de
pastoor een relikwie van de H Fran-
ciscus Regis tussen een laatste restje
graan op zolder legde; de volgende
morgen lag de zolder vol graan. Een
andere keer, toen het laatste handje
meel en brood te bakken in de trog
lag en de pastoor begon te bidden,
raakte de trog geheel met deeg ge
vuld,
Zo zijm er vele wonderen toege
schreven aan het toedoen van de pas
toor van Ars. Reeds tijdens zijn leven
waren er talrijke opzienbarende ge
nezingen. De pastoor wilde echter
niet, dat men in hem een wonderdoe
ner zag; hij verwees alles naar de H.
Filomena, voor wie hij een grenzeloze
bewondering had. Men vindt haar
beeld bij de ingang van het dorp, ko
mend uit de richting Villefranche.
De kerk van de pastoor.
Het hoogtepunt van d" pelgrimage
naar Ars is het bezoek aan de kerk.
Niet zonder ontroering betreedt men
het oude gebouwtje, waarvan het koor
is afgebroken en vervangen door een
grote koepel, die niet alleen vrij sma
keloos is, maar bovendien in het ge
heel niet 1 Rjrmonieert met het oude
schip van de kerk. Het oude deel is
weliswaar ook niet mooi, maar het
heeft althans de verdienste, dat het
eenvoudig en zonder enige pretentie
Men vindt er nog de preekstoel,
waarop de pastoor van Ars meer dan
veertig jaar elke zondag gepreekt
heeft. De banken, de wandversiering,
de kruiswegstaties, alles is onveran
derd gebleven.
In de oude sacristie staat het meest
waardevolle souvenir, de biechtstoel,
waarin de heilige pastoor ontelbare
uren heeft doorgebracht. „Men moet
naar Ars komen om te begrijpen
wat zonde is", en armen, eenvoif.
dige dorpelingen en de groten der
wereld voor zich heeft zien neer
knielen. In deze eenvoudige houten
biechtstoel geheel met gaas bekleed
om te voorkomen, dat souvernirja
gers er stukken van zouden af
snijden heeft de grootste biechtva
der van de 19e eeuw geschouwd in de
diepste modderpoelen en onzegbaar
veel mensenleed aanhoord. De laat
ste jaren van zijn leven schatte men
het aantal biechtelingen en andere
pelgrims op honderdduizend per
jaar. Het is niet bij benadering te
schatten hoeveel troostvolle woorden,
vermaningen en bemoedigingen in
deze biechtstoel zijn uitgesproken.
Vrede en vreugde.
En dan komt de pelgrim tenslotte
in het later aangebouwde koor te
recht, waar hij in een glazen schrijn
het lichaam van de heilige vindt. Het
gelaat is met een laagje was bedekt,
maar heeft zijn trekken behouden.
Het is een klein, ineengeschrompeld
mannetje, dat men voor zich ziet; het
uitgemergelde gezicht draagt nog de
sporen van bijna bovenmenselijke
verstervingen, maar straalt tegelijk
een glans van vrede en vreugde uit,
die de heilige in zijn laatste ogen
blikken gekend moet hebben.
Ondanks het komen en gaan van
vele pelgrims is het stil in de kerk.
Er wordt slechts zacht gefluisterd en
bij het schrijn zinken de mensen bid
dend op hun knieën.
Vooral na dit gezien te hebben,
heeft men geen moeite meer, zich het
Ars van de 19e eeuw voor te stellen.
Weer buiten gekomen, zou men zich
niet eens verbazen, wanneer plotse
ling de voorovergebogen gestalte van
de pastoor door de smalle dorpsstraat
zou gaan, zijn versleten soutane wap
perend om zijn magere benen. De
mensen in de oude huisjes van het
dorp zijn kinderen en kleinkinderen
van degenen, die pastoor Vianney
hebben meegemaakt en zich aan
vankelijk aan hem hebben geërgerd.
Want hij was streng; soms stotterend
en met overslaande stem preekte hij
over het slechte leven van de dor
pelingen, die de zondag ontheiligden,
in kroegen dansten en ontucht bedre
ven, terwijl zij omtrent de godsdienst
in grote onwetendheid verkeerden.
Deze mensen hebben het de pas
toor aanvankelijk zeer lastig ge
maakt; zij klaagden over hem by de
bisschop en maakten hem zelfs ver
dacht. Later zijn zij milder over
hem gaan denken, ook omdat de toe
stromende biechtelingen geld in het
laadje brachten; de plaatselijke voer
man ging een speciale dienst Ars—
Villefranche onderhouden, men ver
huurde kamers aan vreemdelingen
en verkocht souvenirs van de toen
nog levende pastoor. Dit alles neemt
niet weg, dat het „slechte dorp", zo
als de vicaris Ars bij de benoe
ming van pastoor Vianney noemde,
onder invloed van zijn heilige pastoor
geestelijk een beter aanzien kreeg.
De boerin, die ons 's avonds in
't hotel een ommelette van vers ge
raapte eieren brengt, heeft wellicht
haar vader of grootvader nog horen
vertellen over de heilige pastoor van
Ars en over de duizenden vreemde
lingen, die het dorp overspoelden,
toen de heilige 4 augustus 1859 over
leden was en twee dagen later begra
ven werd. Nadien is de stroom van
peglrims nog steeds groter geworden;
na honderd jaar is de wereld de hei
lige pastoor van Ars nog niet verge
ten.
NIC. SCHRAMA.
Naast 4© pastori© bevindt zich een afdak en een waterput, precies zoals
honderd jaar celeden.