Van de Blue stone tot de Highland-church Eén dag Lijden met kriebelende knevel en gazen zomerhoed ZATERDAG 25 JULI 1959 DE LEIDSE COURANT PAGINA 7 De WV verkoopt gratis een mooie wandeling. Kan hotchpotch nog naar 3 October smaken? Gisteren ben-ik in een andere huid verzekerde hij mij; we konden dus! gekropen. Dat is nog een moei- met enig optimisme de nabije toe-j komst tegemoet gaan, indien wij er slechts in slaagden uit handen van| de Leidse politie te blijven. Het isj n.l. bij politie-verordening verboden! zich voor iemand anders uit te ge ven, dan in het register van de bur gerlijke stand omschreven staat. zame geschiedenis, want eerst moes ten we vóór dag en dauw naar het costuumhuis van Joop Koevoets om een laag schmink te laten aanbren gen en een knevel en sik door de grimeur, de heer W. Hoppezak. Daar na stonden we voor de keus, welke nationaliteit we zouden kiezen. Mijn Franse onregelmatige werkwoordjes en zo zijn er sinds mijn schooljaren niet beter op geworden. De keuze van het Fins leek me niet zonder zin, want men pleegt in Leiden slechts weinig mensen tegen te komen, die het Fins beheersen. We mijn partner en ik zouden ons daarom bedienen van het Engels, maar in gevallen van twijfel zouden we onze toevlucht ne men tot het Fins en dan nog wel tot bet dialect, dat gesproken moet wor den in de buurt van de Poolcirkel. Nadat wij dit aldus veilig gesteld hadden, bleven ons twee problemen over: hoe raakte ik de snorhaartjes kwijt, die me tot trappelens toe de neusgaten bleven irriteren ((van ne gen tot vijf) en hoe zou het publiek reageren op de vermomming, die mij en mijn metgezet in staat moest stel len om als vreemdelingen frisse in drukken van de toeristenstad Leiden op te doen. De snorhaartjes bléven kietelen, maar ten aanzien van de vermomming kregen wij een sprank je moed toen wij op de Nieuwe Rijn twee lieden in overall tegen elkaar hoorden zeggen: die vent is óók ver anderd. De vuurproef doorstonden wij in het trappenhuis van onze flat waar we buurvrouw van schuin beneden tegenkwamen. Dat was een moeilijk moment, want wij wonen in een on besproken buurt (zoals er zo véél zijn in Leiden) en het moest argwaan ge wekt hebben indien ik op een ver momming betrapt werd. Men pleegt zich bij ons in de straat niet te vermommen en ik herinnerde me, dat ik vorige week ook al op het dak was gesignaleerd door be langstellende buurtjes, die niet kon den vleten, dat ik mijn leven waagde, omdat ik de sleutels aan de kapstok had-laten hangen. „Dag meneer" zei de buurvrouw vriendelijk in het voorbijgaan en er viel een loden last van mijd hart. Mijn vermomming moest waterdicht zijn; hoewel zij nog niet voltooid was, want met behulp van mijn vrouw vervolmaakte ik haar, door me in een uitheems zomerjasje te hijsen, dat er niet om loog, dat het alleen maar dienstig was geweest om met een lokprijsje in de uitverkoop te koop te staan. Mijn metgezel blééf wie hij was, r\e genoemde „nabije toekomst" be- gon bij het station, waar ik aller eerst in contact kwam met de me neer, die de kiosk van de AKO be heert. „Verkoopt u ook Engelse kranten?", vroeg -ik om maar iets te zeggen, want zij lagen in grote sortering voor mij uitgespreid. Maar de meneer slik te het en hij begon direct in het beste Engels, dat hij voorradig had, mij een serie kranten te tonen, waaruit ik de Daily Telegraph koos, daar ik van mening was, dat dit blad in over eenstemming was met mijn ernst en uiterlijk. Het Engels ging me vlotter af dan ik verwacht had, dank zij het snorretje, dat me noodzaakte om met een stijve bovenlip te spreken en dat gaf dat nonchalante society-accent, dat ik me voornam om mijn Finse natonaliteit er maar aan te geven en verder als een Engelsman door het Leidse leven te gaan. Ik slikte een denkbeeldige bezemsteel in en ge droeg me beheerst en rustig van dat moment af. Een van de eerste activiteiten, waarop ik mij zéér verheugde, was een bezoek aan het kantoor van de Leidse V.V.V. aan de Steenstraat, waar we door de dames achter de toonbank, waarachter zij hun goede waar op zo'n charmante wijze aan bieden, allervriendelijkst werden ontvangen. Mej. Kemp stond een andere vreemdeling te woord; mej. Everstijn wendde zich echter tot ons. „Een wandeling door Leiden?" Zij was van mening, dat het zeker de moeite waard was een dagje in Lei den door te brengen en greep met een geroutineerd gebaar een folder, waarin zij mij de aantrekkelijkste bezienswaardigheden aanwees. We lazen: „B-L-A-A-U-W-E S-T-E-E-N?" What's that! Hier mengde mej. Kemp zich in het gesprek. „Blue stone" zei zij, dat is in the „Briestriet", whe once people was hanged". „Hanged, you know". Opgehangen! We huiverden en brachten vervolgens het gesprek op de kerken van Leiden, in de hoop, dat ook de St. Lode wij kskerk, die in de wandeling op de folder ontbreekt en tóch een visite waard is, genoemd want niemand kende hem in Leiden zou worden, als aanvulling van „de en hij heeft bovendien een fysiono-| grote twee". mie, die wedijvert met de beste tra- dities van het Interpol-rapport. Het zelfde kon van my gezegd worden,' Op de Burcht. onze Weense logeetjes was gebleken. Weense Liesie vluchtten onder bed toen we binnenkwamen en Weense Annelies keek een andere kant op, alsof ze zich met deze zaakjes maar liever niet wilde afgeven. Dit brengt ons op de vraag: hoe speelt een Engelsman het klaar (want we waren nu Engelsen) Engelsman te zijn zonder er griezelig uit te zien? Lag het aan onze snor, die behou dens het kriebelen toch voortreffelijk door de heer W. Hoppezak op maat was gesneden. Lag het aan de schmink, die we verhelen het niet aan ons uiterlijk iets ongezonds gaf, of was het 't ontbreken van een „laatste toets", die ons overigens er naar deed verlangen spoedig in het bezit te zijn van deze hoed. We pasten hoeden en de winkel vulde zich intussen met klanten, die allemaal verstolen giechelden om die halve gare Engelsman, die stond te schutteren met een wandelstok (eveneens van Koevoets), een Engelse krant, een conversatie-gids, een plat tegrond van Leiden en een gazen hoed, die de juffrouw hem gebracht had. „Voor de maat". Hij stond boven op mijn hoofd als een feesthoedje. Men lachte en ik hoorde een woord van slechts een gering getal letters, waarmede men van zijn afkeuring van mijn optreden getuigenis aflegde. Heerlijk als je er op zo'n moment niet bij hoort, want beheerst bleven wij voor ons uitkijken met onze Bri- tania-rules-the-waves-gezichten mijn metgezel en ik wij hoorden er niet bij. „Summerhat?" vroeg de vriende lijke juffrouw en ik ging met mijn wandelstok naar het raam en wees het dubieuse gevalletje van de uit verkoop aan. Het bleek een prach tige hoed te zijn, voortreffelijk van snit, prima van afwerking, maar een hoed, die ingezetenen van Leiden of gemeenten uit de omgeving niet wen sen te kopen. Daarom leek hij voor ons gebruik van onschatbare waarde. Dit was niet het geval, maar mej. Everstijn gaf ons een warme aanbe veling voor de „Piiiiieeeters-church" en de Hooglandse of „Highland- church". „Is het Schots" vroegen wy. Oh no. Het is een oude Leidse kerk. Hij, die ons leed op deze dag deel de, maakte op dit moment een foto. U treft haar aan elders op deze pa gina en méér dan woorden van lof zouden- kunnen beschrijven blijkt uit deze foto met welk een overgave deze VW-dames zich van haar taak kwijten. E'en nieuw avontuur lokte ons. Gaar- 1-4 ne zouden wij ons uiterlijk wat verfraaien met een gazen zomerhoed, welke wij de dag ervoor al in de Haarlemmerstraat in de uitverkoop hadden zien hangen en die slechts 9.89 kostte. „Spotkoopje" stond er bij en daarmee zal zelfs de chef van de administratie, die straks onze on- kostendeclaratie moet verzilveren het ééns kunnen zijn. Maar ook een ander facet van deze aankoop lokte ons. We wilden gaarne aan onze stille wens gevolg geven om juist als wijlen de onster felijke Jerome met een Engelse con versatie-gids in de hand een winkel binnen te gaan. We deden het met Solman's „Conversation Guide" opengeslagen in de hand: we zochten even en vonden toen een zin die op onze omstandigheid van toepassing kon zyn: „Verkoupt u ouk hoedu?" We spelden het uit het boekje. Gelukkig was de verkoopster niet van opvliegende aard anders zou zij zeker gezegd hebben: meneer de hele etalage staat vól, de glazen kasten vóór en achter u zijn gevuld met hoe den (zoals u kunt zien, indien u niet volslagen idioot bent) en u vraagt of ik hoeden verkoop!" Deze zin was echter de enige die de gids mij bood. „Hats?" zei de juffrouw, die zo vriendelijk was direct te raden, dat we Engelsen moesten voorstellen. Onze gelaten lichtten op: yes, hats! Het was een aardige, donkerharige juffrouw, die me wel een beetje grie zelig scheen te vinden, zonder het overigens al te erg te laten blijken. We nemen het haar niet eens erg kwalijk, want we zagen er ook een beetje griezelig uit, zoals mij vroe ger op de dag al uit de reactie van mijn vrouw, die het gevoel had dat zij overspel plegede toen zij mij ten afscheid kustte, en de reactie van Vreemdeling na een rondvaart. Liet ding klemde. „Ik zal hem wat groter maken", zei de juffrouw en hier hebben wij geloof ik, een van de eerste fouten van de dag gemaakt. Want we knik ten instemmend, maar zou er ooit een deftige Engelsman geweest zijn, die genoegen zou nemen met een hoed, die opgerekt moet worden? Maar de juffrouw bleef vriende lijk. Zij liet zich geduldig fotografe ren, door maat André, hielp intus sen enige andere klanten de deur uit en overhandigde ons toen een hoed, die ons de verdere dag als een ge tekend man door de stad deed gaan. Want dit kleine detail scheen er nog juist aan te ontbreken. Men kéék naar ons, zonder overi gens te bevroeden, dat hier een ta melijk langgerekt toneelspel werd opgevoerd, men grinnikte om ons, en ter hoogte van Rutex' cafetaria hoor-De kriebelende snorhaartjes wor den wij een dame van middelbare den verwijderd. leeftijd tot de portier roepen: „Is-t-ie-1 niet om te knuffele?" Zij vertrouwde er op, dat ik vreemd genoeg was om' is dit zeker niet onvriendelijk be- haar niet te kunnen verstaan en dat doeld. deed ons genoegen, méér dan haar Vriendelijk ook en tamelijk goed vleiende kwalificatie. ingelicht bleek de ons bekende ober te zijn, die ons bij de Burcht inlichtte en in redelijk Engels uiteenzette, dat Het bezit van deze hoed (Reich is hier gaat om een oude Romeinse de fabrikant) luidde een nieuw tijd- j heuvel, waarop in de tiende eeuw perk in ons vreemdelingenbestaan in. i waarschijnlijk een rotonde is ge- We voelden ons nu totaal anders en' bouwd. Hij sprak ook van „the peo- met nieuwe moed wandelden we( Ple", die bij deze Burcht gewoond naar het loket van Harland's rond-j heeft en waarvan de namen terug te vaartboten en vroegen of we kaar- vinden zijn in de hekken, die tot de tjes voor vier uur die middag konden. Burcht toegang geven. Leiden lag krijgen. i even later aan onze voeten en we „Judith kom eris effe by!" riep de! ontdekten nogmaals, dat onze stad lokettist en Judith gaf ons in voor-! een feestelijke is, geknipt voor toe- treffelijk Engels bescheid. We kon-j risten die iets voelen voor stede den mee met de boot van vieren. De! schoon, route van de wandeling door Leiden j van WV volgend sloegen wij de weg. mochten keus maken als pseu- in naar De Burcht, niet nadat we aanTT dotoeristen uit een VW-pro- een beleefde sigaren-winkelier in de' gramma met 32 nummers. We beslo- buurt van de Vismarkt de weg had-j ten zuinig te zijn n.l. en ons te beper- den gevraagd. ken tot de Hooglandse kerk, oftewel „Hinten" zei hij, maar hij merkte Highland-church, die de charme had dat hij zich vergiste en wees onsi slechts op een steenworp afstand van vervolgens een groepje boomkruinen aan, die boven de daken van de hui zen langs de Nieuwe Rijn als wach ters op de burcht op de uitkijk staan. „Those trees, that is the Burcht", zei hij vriendelijk. En hij wees nog eens, voorzien van duidelijk Engels commentaar, hoe we over de Koren- beursbrug en de Burchtsteeg bij deze Leidse trekpleister konden komen. Wat is Leiden mooi voor een vreem deling. We raakten onder de indruk de Burcht te liggen, de Lakenhal, die we als ons „eigen" museum niet mochten overslaan en de Egyptische mummies in het museum van oudhe den. Even speelden we met de ge dachten of we ons aan het „avond en misschien wel aan het nacht-le ven" van Leiden konden wagen, maar we kwamen al gauw tot de overtuiging, dat dit niet de sterkste zijde van de Sleutelstad is en dat de toerist, die aan een bar zijn cocktail van de schoonheid van de Vismarkt: nippen op een uur, dat de mees- en natuurlijk werd onze toeristische;, onze^ op bed plegen te liggen, aandacht getrokken door de fontein I he* een deurtJe verder moet zoeken, met de vissen, die in het programmaMaar we gingen wel eten en ge- van 3 oktober zo'n onmisbare roll bruikten een afzakkertje op een dak- speelt terras van Leiden, waar we de schrik fontein er hun gemak van namen. Zij gebaarden naar niets, maar kwamen wel vol goede bedoelingen naderbij om voor zover dat mo gelijk kon zijn alle gewenste in lichtingen te geven. „Ik heb hem wei eens zien spui ten" zei één van hen, en hij maakte met de mond een spuitgeluid. „Wanneer?" Dat wisten ze niet. „Het is een ge schenk van de viskooplui geld bij; - elkaar! - samen gekocht! Oud!" Het1 ne"5: "e,,a,len een verrukkelijk ge was een geschreeuwd commentaar. I F'lde kalfslever met een saus, die de Het waren vriendelijke heren ex- k°.k in een moment van hemelse in- ponenten van de echte Leidse gast- spiratie geschapen moet hebben; we vrijheid, die we bijna overal als *re?en «s tof e" ™,e Kebruikten een vreemdelingen genoten hebben En| koele „Zwarte kat om de keel te aic t«r0 Uii w.smeren. Soms wordt een kranteman voor zijn zwoegen beloond. De foto- ciaal werk bezig houden haar naam houden wij geheim in het zonnetje zagen zitten, overeind zagen komen en twee keer in onze richting zagen kijken vóór zij zich weer in haar gemakkelijke stoel ontspande. In een gerenommeerd restaurant van Leiden gebruikten we een voor treffelijk middagmaal, die Leidens culinaire reputatie hoog hield. De ober bracht met een zwierig „sir!" de gerechten in snel tempo voor onze die iets aan een vreemdeling pro beert uit te leggen, by na altyd gaat schreeuwen alsof deze man doof is, Commentaar op de fontein. graaf, de heer Bram van Vliet, die mét zijn echtgenote een tafeltje ver der zich tegoed deed aan een lams- coteletje, heeft ons óók niet herkend. De vermomming blééf waterdicht, al begon het kleurtje wel wat uit te lo pen van de warmte en rakaten de twee helften van mijn Engelse offi cieren-snor steeds verder van elkaar verwijderd als ijsschotsen in de zo mer. De Hooglandse kerk ontving ons met een statige voornaamheid, die ongenaakbaar bleek, want we draai den twee maal rond de kerk voor wij de ingang ontdekt hadden. Op ons gelui aan de deur van de kosterij verscheen de heer A. Zaalberg, die ons gastvrij binnenliet, twee kaartjes van een kwartje verkocht en vervol gens zo goed en zo kwaad als het ging een uitleg in het Engels gaf. Hartelijk excuus, meneer Zaal berg, dat u zich zo uitgesloofd heeft voor twee stadgenoten van u, maar wij waren verplicht u niet te begrij pen toen u sprak van „schip" en „koor" en toen u probeerde uit te leggen, dat alle raambogen in deze wonderlijke kerk, die, zoals u ook vertelde, maar voor driekwart afge bouwd is, omdat er geen geld meer was, verschillend zijn en twee aan twee hetzelfde. U wees ons de plaatsen v an de oude „confession" uit de tijd, toen dit nog een Rooms-Katholieke kerk was en maakte op ons pseudo-toeristen indruk, omdat u toonde vriendelijk, geduldig en minzaam te zijn. We ver lieten uw kerk in een dankbare stemming in de hoop, dat de restau ratie. die nu goed dóórzet, van dit prachtige bouwwerk een nóg schoner zal maken. (Vervolg op pag. 8)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 7