NIEUW GUINEA, LAND VAN VERRASSINGEN
Ups en downs aan de Sibil,
maar het werk ging door
[li ui li),
T
a m
Alles hing van hei vliegen af
ZATERDAG 6 JUNI 1959
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 14
haal I lOQ 000.
(4)
De afgelopen weken is hier in het basiskamp van de Ok-Sibil wel het
een en ander gebeurd. Op de eerste plaats hebben de expeditie-helicopters
het basiskamp vanuit Tanah-Merah weten te bereiken en ook de Kroonduif
(de Nieuw-Guinese zustermaatschappij van de K.L.M.) doet verwoede
pogingen om in het basiskamp te kunnen landen; doch hierover straks.
Gedurende de laatste weken hebben de diverse onderzoekers de omgeving
van het kamp verkend. De geologen, onder leiding van dr. Bar, hebben
vanuit Katern exploratietochten ondernomen. Ook de geomorpholoog,
dr. Verstappen, heeft hier in het bergland reeds verschillende onderzoekin
gen gedaan. Door de linguist, dr. Anceaux, zijn in samenwerking met de
ethnoloog dr. Pouwer, verscheidene taal- en levensgewoonten van de in de
omgeving van het kamp wonende Sibillers bekend geworden. De fysisch-
antropoloog, dr. De Wilde, is, na eerst per helicopter naar Tanah-Merah
gevlogen te zij!n, per boot naar Mindiptana gevaren en van daar uit lopend
over Katern op 22 mei weer in het basiskamp teruggekeerd. Tijdens deze
tocht heeft dr. De Wilde ruim vijf honderd mensen kunnen classificeren
en meten. Gen geringe prestatie!
Een spannende
ontmoeting
Bij de pech van het uitvallen van
een helicopter kwam nog het bericht,
dat twee van de drie helicopter-
vliegers griep gekregen hadden en
daardoor het bed moesten houden.
Dit is dan ook de reden dat we hier
in geen veertien dagen een helicop
ter gezien hebben. Inmiddels schij
nen de vliegers weer te zijn opge
knapt, zodat we binnenkort weer een
wentelwiek kunnen verwachten.
Door het niet verschijnen van de
helicopters waren we aangewezen
op de Twin van de Kroonduif. Deze
maatschappij is in het bezit van
twee Twin-pioniers.
Nu wil het ongeluk dat er een van
deze toestellen bij een landing een
gedeelte van de staart verloor. Een
nieuw staartstuk moet vanuit Schot
land naar Biak worden aangevoerd,
zodat er enige tijd mee gemoeid zal
zijn. Gelukkig deden zich bij dit on
geval geen persoonlijke ongelukken
voor.
De overgebleven Twin moest, be
halve de expeditie ook de Baliem-
vallei bevoorraden. Bovendien zat in
Tanah-Merah de kadasterploeg op
vervoer te wachten. Deze ploeg be
stond uit dertien personen, onder
leiding van de heer Van der Weyden
uit Hollandia.
„Tien kleine negertjes".
Eén van de taken van deze groep
Is het in kaart brengen van het Ster-
rengebergte, het bepalen van de van de twee Augnsta-Bell heli-
grens tussen het Nederlandse en het a
Australische gedeelte van Nieuw- coPters' d,e de MUde"1be;
Guinea en het aangeven van deze voorraden: een van de „negertjes
grens door het plaatsen van palen, dus, waar alles om draaide,
Langzamerhand ging het met de
vliegtuigen als net de tien kleine
negertjes in het verhaal van Agatha
Christie. Ook daarvan bleef er niet
één over. Het lot was ons niet gun
stig. Wanneer het in de vallei goed
weer was kon het vliegtuig niet arri
veren vanwege andere afspraken.
Was de Twin voor ons gereserveerd
dan was de weersgesteldheid zodanig
dat er van vliegen geen sprake kon
zijn.
Tot tweemaal toe is er vanuit Hol
landia een toestel gestart, dat onver
richter zake moest terugkeren, daar
de kloof met wolken was dichtge
trokken. Op zondag 17 mei konden
er echter drie vluchten gemaakt wor
den van Tanah-Merah naar de Sibil.
De kadasterploeg met bagage is dan
ook overgebracht. De volgende
maandag en donderdag zou het vlieg
tuig weer ter beschikking van de
expeditie staan, doch dit kwam an
ders uit.
De zoölogische- en de botanische
groep hadden inmiddels al een toer-
nee van zes dagen uitgestippeld naar
de pas in het Oriongebergte, iets over
de waterscheiding. Er was geen en
kele reden om deze trip uit te stel
len, en op 18 mei werd er dan ook
gestart in noord-westelijke richting.
Het gezelschap bestond uit dr. Ver
voort, de heren Van Heiningen, Kalk
man, Alfred van Sprang, die van dit
toernee een filmpje voor de televisie
zou vervaardigen, en mezelf.
Buiten ons vijven gingen er nog
drie agenten van de mobile politie en
drie en veertig dragers mee. Deze
De tocht, die John J. Staats mee
maakte naar het Orion-gebergte.
Vanuit het basisbivak (midden) ging
de tocht langs Betabib en Wolding
naar het dal van de Ok-Tenma. Op
ca. 1500 meter hoogte bouwden ze het
eerste bivak. Daarna ging het over
een 1950 meter hog.e kam naar be
neden tot op 1800 meter hoogte. De
terugweg liep enkele kilometers
meer oostelijk.
agenten zijn voornamelijk papoea's
en onontbeerlijk bij een dergelijke
tocht. Drie en veertig dragers lijkt
misschien wat veel, maar bij nader
inzien bleken ze toch wel nodig te
zijn. Zij torsten ieder een blik met
persoonlijke bagage, dan nog een
matrasje en dekens, de wetenschap
pelijke uitrusting en het voedsel
voor henzelf en ons. De blikken be
vestigden zij met boomvezels op hun
hoofden.
Het eerste bivak
Na een uur gaans bereikten wij
Betabib, waar de eerste pauze plaats
vond. Betabib is een vrij kleine kam
pong, waarvan alle mannelijke be
woners op het vliegveld werken.
De weg ging, zoals gewoonlijk, over
boomstammen. Waren deze lang. en
dun, dan gaf ik er de voorkeur aan
om er op handen en voeten over heen
te klauteren wat grote hilariteit bij
de Sibillers teweeg bracht.
Een van de dragers, die helpt bij
het bouwen van een provisorisch on
derdak. Staande in de wankele boom
stammetjes houdt hij nog zijn draag-
net op het hoofd.
Om precies twaalf uur bereikten
we de top, die, tot onze teleurstelling
geheel begroeid was. Uitzicht was er
dus niet. Graag hadden we ons bivak
op 1900 m opgeslagen, maar hiervoor
was geen schijn van kans, omdat er
geen vierkante meter grond vlak was.
De politie zou aan de andere kant
een betere plek proberen te vinden.
Na een uur hadden zij iets ontdekt,
wat wel geschikt leek. We gingen
daarom maar weer naar beneden. We
passeerden de bron van de Ok-Mim-
ka en bereikten toen de bewuste
plaats.
Het enige verschil met de andere
plek was, dat deze niet zó sterk hel
de, maar daarentegen enorm dicht
begroeid was. De politie en de dra
gers echter wisten hier wel raad op
en na een klein uup was alles keurig
weggekapt en kon er begonnen wor
den aan de inrichting van het bivak,
met tafel, bank en para-para incluis.
Tot zaterdag, 23 mei, zijn we daar
gebleven en hebben gebruik gemaakt
van een kortere route om naar het
basiskamp terug te keren. De voor
gaande dagen werden doorgebracht
op de bekende wijze: verzamelen.
EEN SPANNEND UURTJE
Donderdagavond hebben we nog
een spannend uurtje meegemaakt.
Het was min of meer tijd om te gaan
slapen en we maakten voorbereidse
len voor de nacht. Opeens kwamen
de Sibillers met angstige gezichten
'bij ons binnen: „Toean, toean, Kaga-
lcaga!" (Meneer, meneer, mensen!).
We luisterden even heel scherp en ja,
heel in de verte, hoorden we het joe-
joe-geroep. Op onze vraag of het
,,Kaga-mok-mok" was, dat wil zeg
gen goed volk, haalden ze onwetend
hun schouders op. Gespannen en zon
der de minste lust om nog naar bed
te gaan, wachtten we af. Nu is de
bevolking hier in het bergland aller
minst oorlogszuchtig, maar toch
je kunt nooit weten. Het rumoer in
de verte nam toe en alle Sibillers
hadden hun verblijfplaatsen verlaten
Voor hen vormt zo'n stam geen en- j en drongen angstig om ons samen.
»1p hp.lemmeriite* om er met het pje£ js |n jjet bergland hier ongewoon
kele belemmering om er met het
grootste gemak overheen te lopen.
Verscheidene van hen zouden dan
ook in een circus beslist geen gek
figuur slaan. Omstreeks het middag
uur kwamen we bij Ok-Tenmah. We
besloten onze weg door de rivier
bedding te vervolgen. De laatste da
gen was er niet zoveel regen geval
len, vandaar dat het waterpeil niet
bijzonder hoog was. Tot kniehoogte
waadden we er doorheen.
Op een hoogte van 1500 meter gin
gen we in bivak. Links van de Ok-
Tenmah vonden we een niet sterk
glooiend plekje, dat volgens de politie
ideaal voor een bivak was. In on
gelooflijk korte tijd werd dit bivak
uit de grond gestampt. Bomen, die als
tentstokken moesten funderen, wer
den omgehakt en er verrees zelfs
een soort veldkeuken. Ook werd de
para-para niet vergeten; dit is een
soort platform op .vijftig cm. hoogte
boven de grond en is gemaakt van
boomstammetjes. Men zegt dat je er
uitstekend op kunt slapen, dat zal
wel een fabeltje zijn. Het ligt be
hoorlijk hard.
Alfred van Sprang heeft die dag
veel gefilmd; eerst de tocht door de
rivier, daarna het bouwen van het
bivak. Voor het naar „bed'' gaan vin
gen we nog wat insecten met onze
lamp. De volgende dag besteedden
we aan het verzamelen van allerhan
de materiaal. De door de politie ge
schoten vogels werden direct geprae-
pareerd. De heer Kalkman kon vol
op botaniseren en Alfred van Sprang
filmen.
's Woensdags trokken we verder,
terwijl Alfred van Sprang onder be
geleiding van een agent, de terug
tocht naar het basiskamp begon.
De bedding van de Ok-Tenmah
werd steeds steiler. Op 1800 m hoog
te sloot het bos zich boven ons, waar
door we in de schemering verder
moesten.
De top geen hoogtepunt
Het klimmen over de steeds groter
wordende gladde keien was zeer ver
moeiend. Een langere rustpauze was
dan ook noodzakelijk. i
dat er 's avonds en 's nachts verkeer
is, want gedurende deze tijd gaan na
melijk de geesten op pad en die wil
len je nog wel eens kwaad doen.
Binnenblijven is dan de boodschap.
In het bivak hebben de dragers hun
lasten afgezet: voor een van de af
dakjes staat een heel regiment draag-
blikken en ransels in het gelid. Be
langstellend en geamuseerd kijkt
een groep Sibil-bewoners toe vanuit
het hutje.
Het moest wel een belangrijke re
den zijn, die deze mensen ertoe bracht
op weg te gaan. Het lawaai werd
heviger en ze konden ieder ogenblik
hier zijn. In het kamp was het vol
komen stil. We hoorden geklots door
de rivier, en daar kwamen ze
Aanvankelijk heel voorzichtig de eer
ste en toen nog ongeveer twintig man,
roodbeschilderd en gewapend met
pijl en boog. In het licht van onze
lantaarns was het een fascinerend
schouwspel. De laatste twee mannen
droegen een groot varken, dat met
de poten aan een stok gebonden was,
tussen zich in. Wat was de bedoeling?
Goed en dapper volk
Misschien wel een minuut stonden
we zwijgend tegenover elkaar; in de
verte klonk het onheilspellende ge-
kraai van een paradijsvogel. D.e be
schilderde mannen stonden ook dicht
opeen en waren, zoals later zou blij
ken, doodsbenauwd. De spanning was
voelbaar, tot de politiecommandant
de stilte verbrak met ,Kaga-molc-
mok". (Goed volk), waarop onmid
dellijk een „Ne kaga-mok-mok" weer
klonk. (Wij zijn óók een goed volk).
Wat was het geval? Deze mensen
kwamen uit de Minka en hadden ge
hoord dat er rijke blanken in hun
gebied bivakkeerden. Ook zij wilden
zo graag in het bezit komen van de
uit naburige dorpen bekende bijlen.
Zij hadden daarom afgesproken een
varken te ruilen.
En het verlangen om ook zo'n ijze
ren bijl te bemachtigen had hun angst
voor het onbekende overwonnen.
Misschien stonden ze nu voor het
eerst oog in oog met de legendarische
blanken. Toevallig hadden we genoeg
ruilmateriaal bij ons en we gunden
onze Sibillers graag dit extraatje.
De politie deed zakeri, terwijl wij
ons op de achtergrond hielden. Voor
twee bijlen werden we de eigenaar
van het dier. Toen de ruil gesloten
was, was meteen het ijs gebroken.
Knokkelgroeten volgden en stralend
van vreugde, met het vooruitzicht
van de varkensmaaltijd, bewogen de
Sibillers zich tussen de gasten. De
uitnodiging om de nacht bij ons door
te brengen, weigerden ze echter. Ze
bekeken ons argwanend en verdwe
nen, nadat we ze door middel van de
politie van tabak hadden voorzien,
snel met hun kostbaar bezit in de
duisternis.
EEN FEESTMAALTIJD
Vlug werd het varken schoon ge
maakt en gezouten. De andere dag
zou de bereiding verder plaats vin
den. 's Morgens waren de Sibillers al
om zes uur in de weer met het ver
zamelen van stenen uit de rivier.
Deze stenen werden in het vuur ge
legd, het varken daar bovenop, dan
weer een laag stenen en het geheel
werd afgedekt met bladeren. En toen
maar stoken. Het werd dan ook een
en nu zijn
er weer lien
Het vierde deel van John
Staats' reisverhalen is wat langer
uitgebleven, dan de bedoeling
was. Dat was een van de voort
vloeisels van de moeilijkheden,
waarmee de expeditie te kam
pen kreeg. De moeilijk»-, uren
van de „Expeditie Sterrenge
bergte" hebben genoeg bekend
heid gekregen door de dagelijkse
berichtgeving. Men zal zich her
inneren hoe het voortbestaan
van de expeditie enige tijd af
hankelijk is geweest van het
vliegen. Alle aanvoer moet door
de lucht plaatshebbei Als de
aanvoer zou stokken en de voor
raden op andere wijze zouden
kunnen worden „opgevoerd",
dan zou de expeditie inmiddels
zoveel tijd verloren hebben, dat
het voorgenomen half-jaar verre
zou zijn overschreden. Vele van
de expeditieleden kunnen niet
langer gemist worden en afge
zien daarvan: wie zou deze gro
tere krachtsinspanning moeten
betalen?
Deze kritieke uren heeft John
Staats mee doorgeleefd. Hij ver
gelijkt de beschikbaar gestelde
vliegtuigen met „De Tien Kleine
Negertjes": door onvoorziene
gebeurtenissen valt er steeds
weer een af. Totdat er nog maar
één over is en danzijn ze er
weer alle tien. Het ziet er nu
naar uit, dat dat gelukige ogen
blik nu is aangebroken.
(Advertentie)
echt feestmaal voor deze mensen, die
slechts een paar maal per jaar var
kensvlees eten. De dag daarvoor had
ik een boutje van een soort spreeuw
gegeven, dat met zeventienen werd
gedeeld. Onnodig te zeggen, hoe wel
kom het grote wild nu was.
De terugtocht ging nu niet door de
rivier, maar binnendoor en bergaf
waarts. We stopten weer in Betabib
en waren toen na een uur terug in
het basiskamp, waar onze dragers
hun beloning, een parang (kapmes),
in ontvangst konden nemen. Tijdens
deze hele tocht is het weer uitstekend
geweest en we hadden dan ook ruim
schoots de gelegenheid om te verza
melen.
In het kamp zagen we verschillen
de nieuwe gezichten en wie schetst
onze verbazing, toen we op de lan
dingsstrip een vliegtuig zonder motor
zagen staan. Wat was dat nu weer?
Toen de Twin dinsdags vertrok, moest
deze spoedig terugkomen vanwege
een motordefect. Het laatste negertje
was gesneuveld. Met het zendings
vliegtuig, een Cessna, zijn drie me-
cano's uit Biak gearriveerd en nu
zondag is er een „Otter" geweest, die
bereidwillig ter beschikking was ge
steld door de Australische maatschap
pij, de „Qantas", om een nieuwe mo.
tor te brengen. De mecano's hopen de
kist woensdag in orde te hebben, zo
dat we ons privévliegtuig wel weer
zullen kwijt raken.
Ondanks de tegenslag die we in de
Sibil ondervinden, blijkt wel dat we
allen zoveel mogelijk ons werk doen
en de stemming blijft prima. Wat het
voedsel betreft is de toestand beslist
niet ernstig. Er is nog voor ongeveer
drie weken rijst en voor maanden
stamppot in blik. Ook meel is er vol
doende. Intussen is de Twin gerepa
reerd, zodat er vandaag of morgen
weer gevlogen kan worden, en bo
vendien is er bericht binnengekomen
dat de dropping op 1 of 2 juni door
een Catalina van de Nederlands
Nieuwguinese petroleum maatschap
pij zal plaats hebben. Een volgende
keer hoop ik u verder te kunnen ver
tellen over de expeditie Sterrenge
bergte 1959.
JOHN J. STAATS.