Beter leven dan het mijne is niet denkbaar Een huifkar is zijn woning ZATERDAG APRIL 1959 DE LEIDSE COURANT Stan Carberry, schapendrijver van de oude stempel (Bijzondere medewerking) iALS dunne draden lopen grote wegen dwars over de Australische vlakten. Een x vrachtauto legt nu per uur evenveel kilo- X meters af als een ossewagen in de goede v tijd per week. Maar het werk en de X romantiek van de veedrijvers zijn niet <j> veranderd. Zij houden vast aan de ge- woonten en gebruiken hunner grootva- X ders en overgrootvaders. Tien kilometer X per dag met de kudde is mooi!, zeide Y Stan Carberry tot mij. X SCHAPEN EN KOEIEN treken nog steeds kuddegewijs dwars door Australië. Zeker, er zijn nu vrachtauto's met twee verdiepingen, die een paai' honderd „witgewolde vleesfabri kanten" tegelijk in snel tempo langs de grote wegen voeren. Toch bestaan de „kudde-sporen" nog steeds en zijn zij nog het gehele jaar door in gebruik. De dieren zijn op weg naar nieuwe weidegronden, naar het abottoir, naar een nieu we eigenaar, naar de marktkortom, zij zijn op weg. Natuurlijk is de lente, met zijn overvloed aan voeder en water, de beste tijd om de kudden te drijven. Hoe meer voedsel er is, des te ge makkelijker is het, om de kudde bijeen te hou den. Is het voer echter schaars, dan plegen de dieren zich te verspreiden op zoek naar een min of meer sappig groen hapje. Dan verliezen de drijvers hun goede humeur, dan klinken de verwensingen en knallen de zwepen,- dan ver slijten de honden de nagels hunner poten om de afgedwaalde dieren weer bij de kudde te brengen. STAN CARBERRY ER ZIJN KERELS (zei Stan Carberry), die nooit goede drijvers kunnen worden. Maar er zijn er ook, die niets anders dan drijver kunnen zijn. Dat leven pakt je!, vervolgde de geharde Stan. We stonden onder de gomboom langs de weg tussen Junee en Harden, ergens in het Zuiden van Nieuw-Zuid-Wales. „Och, je begint vee te drijven, omdat je vader het deed, of omdat je op een boerderij werkte en inge schakeld werd bij de verplaatsing der kuddes. Zo verwierf je enige bekendheid als „drover" en met een beetje geluk was er dan wel iemand te vinden die je in dienst nam. En dan was je drijver!" Nu, Stan kon het weten, want meer dan dertig jaren van zijn leven heeft hij scha pen gedreven in het Junse-district. Voor hem hebben noch de schapen, noch het land, noch de kunst van drijven geheimen meer. Een van de prettigste dingen bij die vee drijverij is zei Stan dat je geen haast behoeft te maken. Een kilometer of tien per dag is een goed tempo en in de warmste uren kan je uitrusten. Vooral niet te veel haast ma ken, want de dieren moeten onderweg hun voedsel vinden. Doen ze dat niet, dan heb je geen nachtrust, want dan gaan zij des nachts „fourageren". Dan heb je een heidense hoop moeite om je schaapjes weer bij -elkaar te krij gen. En je moet zorgen, dat de kudde zo vol tallig en zo gezond mogelijk op de bestem ming komt, want doe je dat niet, dan is het moeilijk om weer een job als drijver te krijgen. EEN VLIEG Een van DE lastigste dingen voor een drijver is een vliegje, dat bijzondere voor liefde heeft voor schapen, vooral als hun vacht vochtig is. Dan legt dat venijnige insect zijn eitjes in de wol en na enige tijd krioelt die dan van maden. Als er veel van zijn, ruik je ze zelfs! Ze bederven de vacht en maken het schaap mager, ja, soms doden ze het dier. Zo'n „getroffen" schaap blijft vaak staan en kwis pelt met zijn staart of het loopt als maar heen en weer. Het geneesmiddel? We hebben een speciale olie, die de maden doodten verder moet je dan goed uitkijken, of het schaap op nieuw „getroffen" wordt. Dat kan gemakkelijk, vooral als er een paar regenbuitjes vallen en de vacht klam wordt. Ook moet je als „drover" (vervolgde Stan) zo goed mogelijk zien te weten te komen, hoe „Ik ben benieuwd of hij al gaar is", schijnt John Kelly in zichzelf te zeggen. Hij roostert een runderlapje tijdens zijn eenzame tocht door het noordelijk deel van Australië. Hij maakt jaarlijks een reis van 40.000 mijl. Hij is van mening, dat er op de wereld niets beters is, dan bij dageraad een kalfslapje voor jezelf te braden. w Pi-fMè* tëmm mmêümsim het gesteld is met het terrein, het water en het voer-langs het spoor. Iedereen, die je tegen komt, moet je daar naar vragen en dan je weg uitstippelen op grond van de verkregen inlich tingen. Vooral als er droogte heerst, is het werk der dry vers moeilijk. Dan is er langs het spoor geen grashalm te vinden en de drink plaatsen zijn dan dikwijls uitgedroogd en om zoomd met dode dieren. Dan pas komen erva ring en practische kennis eerst recht van pas! HOND EN WAGEN VOOR DE SCHAPENDRIJVERS zijn de hon den zeer belangrijk. Eens trok ik (vertelde Stan) met 1200 schapen door het land. Ik had vier honden actief in dienst en er bovendien nog twee in reserve. Zo'n Australische herders hond werkt tot hij dood gaat. Laat je een oude getrouwe thuis, dan sterft hij van verdriet. De beste schapenhonden zijn de „kelpies", een Australische soort. Niemand weet meer precies, wat hun voorouders waren, maar wel zit er een flinke portie dingo-bloed in. De dingo is (lichte Stan toe) de Australische wilde hond. Een drijver moet zijn honden begrijpen, beter nog dan zijn vee. Maar met goede honden is de taak van de drijver niet al te zwaar. Sommige collies zijn ook wel bruikbaar, al bijten ze de schapen ook dikwijls. Dat is gevaarlijk, want dan krijgen ze de smaak van bloed te pakken. Vóór je het beseft gaan ze er dan des nachts op uit om schapen te doden. Ze worden zo sluw als het maar zijn kan, veel sluwer dan de volbloeddingo's. Een kleine huifkar, dat is de woning van de drijver. Alles vervoert hij daarin. Zijn pro viand, zijn verdere bagage en ook wel zijn zie ke of manke schapen. Zijn beddegoed en zijn medicamenten en soms rijden er zelfs een paar honden in mee. Veelal zijn er een of twee r^- servepaarden aan vastgebonden en altijd ment de assistent van de drijver, meestal een jonge man of een oude taaie, die dan des avonds aan het kampvuur uit zijn eigen drijversleven ver telt. Stan Carberry's huifkar stond geparkeerd op een paar meter afstand van de plek, waar John Kelly, veedeskundige van de Australische regering, legde ongeveer 65.000 km. of op een tocht dwars door het noordelijk deel van Australië. Hij bezocht ver-afgelegen boerderijen, alles te paard. Dit is John Kelly, op weg naar een veehouder ergens in het noordelijke gebied om eens wat te keuvelen. wij aan het praten waren. Voor mij is alles ln orde, zei Stan, maar dat kan John Kelly niet zeggenhee, John! JOHN KELLY JOHN KELLY vee-deskundige of vee teelt-consulent naderde ons lachend. Is Stan weer aan het vertellen, zei hij bij wijze van groet. Wat weet zo'n schapenman van „drijven"! Als ik U nu zeg, dat ik onlangs een inspectiereis te paard heb gemaakt over een afstand van 65.000 kilometertot diep in de „outback", in de wildernis van het Noordelijk Territorium toe. Wij hebben hier in Australië ruim vijftien miljoen stuks hoornveeen de koeiendrijvers, de echte cowboys, dat zijn pas kerels, niet waar, Stan? Die weten, wat jonge stieren zijn. Stan glimlacht. Ik ken je verhalen, John. Niks smakelijker dan een zelf gebakken bief stuk bij zonsopgang! Niks pittiger dan een drijver, die een wild paard, een broumby, weet te breken! Niks mooier dan 15.000 km alleen door de wildernis te trekken! Niks boeiender dan een half-dolle jonge stier te vangen! John, schei uit. Ik ken je verhalen al lang Ik niet, zei ik. En John Kelly, die voorgaf zo dol op de eenzaamheid te zijn, was maar wat blij, een aandachtige luisteraar in mij te heb ben gevonden. Hij bleef die avond, met mij, aan Stan's kampvuur; hij braadde voor ons al lemaal biefstuk; hij vertelde nadien honderd uiten tot Stan's eer moet ik zeggen, dat ook deze geharde schapendrijver aandachtig luisterde, zij het, dat hij zo nu en dan mij eens toegrinnikte, alsof hij zeggen wilde: En toch zijn schapen interessanter dan koeienvind je ook niet? Maar een beter leven dan dat van de schapendrijvers en koeiendrijvers is niet denk baar, en als ik geen schapendeskundige was, zou ikkoeien deskundige willen zijn, als John Kelly daar! Australië beschikt over meer dan veertien miljoen stuks vee. Dit is een toneeltje langs een der „stockroutes" in het vijfde werelddeel. Ook een drijver heeft soms rust nodig. Een duizendtal schapen dwars door Australië's Riverina te drijven is een hard leven. De drij vers gebruiken karretjes om gedurende een lange reis hun voorraden enzieke schapen in te vervoeren. Gedurende de etenspauzes drijven de mannen de schapen in speciale om heiningen langs het „schapenspoor". •••- -- r- -js.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 3