Hoofdstad van Bahama-paradijs 1 Koning Stadhouder Willem III ZATERDAG 2MAART 1959 DE LEIDSE COURANT PAGINA heet gsrc W'v'W"~:r' - ïjf'! i, -7 'f-y-s y-y iwf 'i 2JL/ i&S; Zwierige mensen, vurige paardjes, parlementsleden in avondkledij Schildpadsoep is volksvoedsel Op de Bahama-eilanden is het leven goed. (Bijzondere medewerking) WITTE HELM, donker gezicht, witte tuniek, blauwe broek met rode bie zen, zo zien de politie-agenten er uit in Nassau, de hoofdstad der Bahama- eilanden in de Caraïbische Zee Een cavallerie-generaal uit de vorige eeuw kon nauwelijks een pompeuzer indruk maken dan die Bahamaanse Dienaren van de Heilige Hermandad. Ondanks hun kranig uiterlijk hebben zij geen druk bestaan. Misdaden behoren na melijk tot de uitzonderingen op die eilanden. De mensen zijn er te zwie rig en te lui, het klimaat en de-bloe men zijn er te mooi om slecht te zijn. Ruim een kwart eeuw geleden was dat anders. Toen gold in Amerika de „prohibition", het verbod van sterke drank. Dit verbod riep een grote clan destiene handel en een zwarte markt in het leven. De dranksmokkelaars werden vechtend en slapend rijk. en velen hunner kozen met hun vrienden de Bahama-eilanden en in zonderheid de hoofdstad Nassau uit als vacantie-oord, waar zij hun geld konden kwijtraken en hun bende ge noten en vriendinnen konden ontha len op grote festijnen. Het waren niet de beste elementen, die toen uit de Verenigde Staten naar de Bahama's gingen. Bijgevolg hadden de fraai uitgedoste politie-agenten toen wel het een en ander te doen. Miliaire basis. THANS zijn de Bahama-eilanden 'n toeristenoord bij uitstek. Tiendui zenden vreemdelingen, vooral Britten en Amerikanen, bezoeken jaarlijks de eilanden, die wegens hun voor treffelijk klimaat de bijnaam „juni- eilanden" dragen en uitmunten door een bloemenweelde, welke misschien slechts op de Sandwich-eilanden (Ho- noloeloe) haar weerga vindt. Ook het water is „schoon" op de Bahama's, zo schoon, dat men zich er onder water kan laten fotograferen. Een onderne mende Amerikaanse zakenman bouw de er een „photo-bad" speciaal voor op kiekjes-onder-water beluste toe risten. Zijn zaak bloeit, vooral ook dank zij de vele Amerikaanse dagjes mensen, die van Florida een of twee etmalen op de Bahama's komen uit blazen. De eilanden liggen namelijk vlak bij (iets ten zuidoosten van) het schiereiland Florida. Meent u echter niet, dat de Amerikanen louter „ver pozingsbelangstelling" voor de Baha ma's hebben. De eilanden zijn strate gisch te belangrijk dan dat Washing ton ze ook niet onder deze gezichts hoek zou hebben bekeken. Daarom bedongen de Amerikanen in 1940 van de Britten het recht om er een basis te maken. In de haven werden duik boten, torpedojagers en mijnenvegers gestationeerd. Officieren en man schappen kwamen in vrij groten ge tale naar de eilanden toe. De luxe hotels in Nassau en elders werden gevorderd en ingericht als militaire bureaus. Thans is er gelukkig van die militaire bedrijvigheid vrijwel niets meer te merken, doch mocht te kwa der ure een oorlog opnieuw de wereld in vuur en vlam zetten, dan zou ook het Bahama-paradijs weer een mili taire taak te vervullen krijgen. Een rechtgeaarde inwoner van Nassau loopt nooit hard en loopt slechts langzaam, als blijven zit ten of staan beslist onmogelijk is. Waarom Nassau? ^WIERIG zijn er de mensen, zwierig de politie-agenten, zwierig ook de leden der volksvertegenwoordiging, die weliswaar nog geen parlement met volledige bevoegdheid is, maar toch een instelling van betekenis en met invloed De leden vergaderen steeds des avonds. Ter verhoging van het decorum van die bijeenkomsten dossen zij zich uit in avondkledij. Stellig draagt dit er toe bij om het aanzien van het parlement bij de be volking te vergroten. Toen enige jaren geleden een Nederlander zo'n parlementszitting bijwoonde, vroeg hij in de pauze aan enige leden, waar om de hoofdstad „Nassau" heette, 'n naam, die zo nauw met die van het Nederlandse vorstenhuis is verbon den. De Bahamaanse heren bleken de geschiedenis goed te kennen, want in koor vertelden zij, dat die naam dateerde uit de tijd, toen Willem van t Nassau (de Nederlandse stadhouder Willem UI) koning van Engeland was. Te zijner ere kreeg de Bahamaanse hoofdstad in 1685 de naam Nassau! I De entrée van een der bekende hotels in Nasau, Bahama-Eilanden. De ho tels bieden ook verwende gasten veel. Schildpadden. DOMPEUS en zwierig zijn de men- sen (onder wie veel armen zulks in schrijnende tegensteling tot de rijke toeristen in de weelderige hotels). Pastel-teer zijn de kleuren van de huizen: Roze en geel, groen en blauw. Rijtuigjes met vurige, snelle paardjes (de Bahamaanse paarden maken een goed figuur op de renbanen, die veel belangstelling genieten) ratelen door de straten, die loom liggen te slui meren in de zon. Die rijtuigjes vor men een grote attractie voor de toe risten. Dit geldt ook voor de schild paddenmarkt in Nassau, een markt, die zijns gelijke nergens ter wereld vindt. De politie-man staande onder een grote parasol wijst u de weg en dan ziet men de logge, gepanser- de dieren op hun rug liggen. Hele rijen. Speciale voorzorgsmaatregelen zijn getroffen om te voorkomen, dat de dieren zich omdraaien en weg- kuieren. Want dit zou betekenen, dat de kopman 't beest na moest kuieren. Nu moge een schildpad niet erg snel ter been zijn, zo'n schildpaddenventer heeft een hekel aan lopen, zelfs aan langzaam lopen, als het niet absoluut vrijdagsmiddags om 12 uur sluiten alle zaken onherroepelijk en zij blij ven potdicht tot maandagochtend om de mensen in de gelegenheid te stel len, niets te doen, uit te rusten, sport te beoefenen en naar de rennen te ruim twintig eilandjes en verder uit een paar duizend rotsachtige uitsteek sels boven de zeespiegel, die de naam. __J „eiland" niet verdienen. De mensen, gaan. Ja, het is daar goed leven in die er wonen, zijn zonnige, zwierige i Nassau, in de stad, welker naam in lieden, die het „dolce far niente", het die zon-overgoten gewesten de her- zalig niets doen weten te waarderen innering levendig houdt aan de grote en in praktijk te brengen. Want des koning-stadhouder Willem III. Bay Street, Nassau, Bahamas. noodzakelijk is. Schildpadsoep is op de Bahama's volksvoedsel en uit de „pantserplaten" van die trage zeedie ren worden mooie voorwerpen ge maakt. Vroeger vond men op de Bahama- eilanden ook veel sponsvissers. Spon- zen waren zelfs een vrij belangrijk J uitvoerartikel, maar een aantal jaren geleden kwam de klad in die visserij, omdat onder de sponzen een epide mische ziekte uitbrak, die fataal bleek voor de sponzenstand. Thans worden nog wel tomaten en wat sisal uitge voerd, terwijl de vele vis, die in zee gevangen wordt (en daar zijn heel bizarre soorten onder), in hoofdzaak voor eigen consumptie der eilanden is bestemd. Slotaccoord. COLUMBUS was de eerste Europe aan, die op de Bahama's voet aan wal zette. Nog siert een standbeeld van die grote ontdekkingsreiziger de stad Nassau. Op 12 oktober 1492 land de Columbus op een van de eilanden, Guanahani geheten. Hij herdoopte het in San Salvador. De Engelsen noem- den het later Waiting eiland. Thans telt dit eilandje zowat 800 inwoners. Het voornaamste eiland (met Nassau) heet New Providence. Het is het enige Bahama-eiland, waar men elec- trische stroom levert aan de ruim 85.000 inwoners, die voor meer dan 80 procent een donkere huidskleur hebben. Het Bahama-paradijs bestaat uit IN DE AUSTRALISCHE KLEERMAKERIJ IS HET NIETS Van Noordwijk naar Sydney (Van onze correspondent in Australië) Al dadelijk toen ik de woning van het echtpaar W. J. Leerboeschvan der Poel binnenstapte, kwam het ge sprek op de huisvesting in Australië; daarvoor zat het echtpaar ook mid denin dat probleem. Het is eigenlijk maar een stuk van een woning dat het echtpaar ter be schikking heeft; en hoé! „De rechtbank in, de rechtbank uit", lacht mevr. Leerboesch. Ze bekijkt het geval nogal van de optimistische kant. Ze was eigenlijk de eerste geweest die de bal aan het rollen had ge bracht, toen ze protesteerde tegen de ruim veertig gulden huur welke be taald moest worden voor de beperkte woonruimte. De rechter was het er mee ééns, dat het de helft teveel was; het werd ruim twintig gulden. „Nog teveel", critiseert mevr. Leerboesch, iets waar de huiseigenaar het niet mee eens is. Hij tracht n.l. j reeds lange tijd middels de rechters! het echtpaar uit zijn eigendom te krijgen, doch dat gaat niet zo vlot. „We hebben ervaren wat de wo- Met zus mee De zuster van mevr. Leerboesch ging met haar echtgenoot emigreren naar Australië. „We waren erg op elkaar gesteld, daarom ging ik met haar mee", aldus mevr. Leerboesch, die toenmaals nog mej. van der Poel was en in de Zwanesteeg te Noord- wijk woonde. Ze vond in Australië haar echtge noot. Het echtpaar huurde een grote warande en slaapkamer in Concord, dat één der vele voorstadjes van Syd ney is. „We konden het er toen best mee doen, maar nu er drie kinderen bij zijn, is het wel erg benauwd", constateert mevr. Leerboesch. Het uitzicht vanuit de warande over Sydney moge prachtig zijn, doch daar wordt de beschikbare ruimte niet anders door. De huiseigenaar ziet zijn huurders liever gaan en als gevolg daarvan bemoeien de gerechtelijke instanties zich reeds geruime tijd met dit huis vestingsprobleem voor de familie Leerboesch. „Ze kunnen ons niet op straat zet ten", constateert mevr. Leerboesch optimistisch. De kleren en de man De heer Leerboesch is kleermaker van beroep; hij vond het niet gemak kelijk om in zijn vak terug te keren. In de tijd toen hij nog vrijgezel was, probeerde hij dat, doch toen het er op aan kwam om geld te verdie nen, werd hij perser. „Het is weliswaar niet precies mijn vak, maar het blijft nog een klein beetje in mijn lijn". Hij maakt er zo nu en dan wel eens een kostuum bij, doch verder ziet hy er geen brood in. „Je kunt hier bijna niet tegen het confectiewerk op", zo ondervond hij. In het algemeen is de kwaliteit van het costuum ook niet zo goed als in Nederland en vanwege de langdurige zomers worden minder costuums verkocht dan in ons land met zijn wisselende klimaten. Ondanks dat en juist vanwege dat klimaat, is de heer Leerboesch best tevreden met zijn nieuw vaderland. Sléchts hoopt hij ter enigertijd weer op de kleermakerstafel terecht te zullen komen. „Wanneer je van je vak houdt, valt het niet mee om niets anders te doen dan te persen. Maar met een gezin moet je zorgen dat het geld er is", realiseert hij. Het moet gezegd dat zijn echtgeno te de situatie eveneens met optimis me beziet. „Met al dat geloop naar de recht bank en de kleine ruimte hier is het niet zo leuk, maar ik zou toch niet graag naar Nederland terug willen", is haar verklaring. „We hebben veel vrienden hier en hebben niet te kla gen. Wanneer onze kinderen eenmaal groot zijn en ook kunnen gaan wer ken, dan wordt het voor ons wel goed". Hetgeen wyst op de goede emi grantengeest!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 9