Wie puzzelt ei* Paashaas-ma C0U"ANT weekelykse CRonycke Uit de gam ,Het was van ons' 4 ZATERDAG 28 MAART 1959 DE LEIDSE Horizontaal; 1. gem. in Gelderl., 8. enderkruiper, 14. vergissingen voor behouden (afk. Lat.), 15. lichaams deel, 16, trotse, 17. familielid, 18. look, 20. lied, 22. oorzaak, 24. meis jesnaam, 26. Europeaan, 27. redelijk schepsel, 29. plaats op Ameland, 30. dorpje onder de Drentse gem. Vries, 32. aardsoort, 33. kist van latwerk, 34. bitter vocht, 36. dorp in Fries land, 38. afval van vlas, 39. naarstig, 41. gem. in N.H., 42. eertijds, 44. woe dend, 47. bijb. figuur, 48. bruto (afk.), 50 voornaamw., 51. merkteken ~op maten en gewichten, 53. .jongens naam, 54. gem. in Utrecht, 56. steen kolenwagen, gekoppeld aan de loco motief, 59. blank, tweesnijdend wa pen, met recht breed lemmet, 60. vreemde taal, 62. meisjesnaam, 63. vreemde munt (afk.), 64. rijkstele foon (afk.), 65. reeks, 67. bijb. figuur, 71. radio omroep vereniging (afk.), 73. bosneger in Suriname. 75. plaats in N.H. onder Velsen, 81. stad in Gelderl., 83. waterkering, 85. rijk aard, 87, vermoeid, 88. vis, 90, boom, 92. onderricht, 93. spitse bek van een vogel, 95. voorgeschreven kerkge bruik, 97, achting, 98. zeer spoedig, 100. belegering, 102. laagvlakte, 103. bekende afkorting, 104, zangwijs, 105. plant, 106. iemand de achting geven, welke hem toekomt, 108, staatsbedrijf (afk.), 109, amulet, 110. stad in Duitsland. Vertikaal: 1. afgestoken stuk gras, 2. van boven (afk.), 3. vroeger, 4. ontkenning, 5. gem. in N.Brab., 6. rivier in Nederland, 7. niet dikwijls', 8. vruchtje, 9. enig, 10. water in Lim burg, 11. kip, 12. bijwoord, 13. een der vier grote steden van het Perzi sche Rijk, zetel van Darius, 14. nu en dan, 19. gem. in Limburg, 21. is als bewaarder aan ieder mens toegewe zen, 23. boom, 25. meisjesnaam, 26. dankbaarheid inz. voor bewezen diensten, 28. iemand die treitert, 30. krijtgebergte op Kreta, 31. eind, 33. heks, 35. waterplant, 36. bekende af korting, 37. welaan, 38. Europeaan, 40. van onderen (afk.), 43. en om streken (afk.), 45. zijtak Ourthe, 46. liturgisch hoofddeksel (meerv.), 49. sultanaat aan de Perzische Golf, 50. kenteken, 52. graafschap in Engeland, 53. rivier in Duitsland, 54. afkorting van Ezechiël, 55. voorzetsel, 57. ne- derlands gezag (afk.), 58. munt in Portugal (afk.), 61. stadje in Duits land aan de samenvloeiing van Ahr en Rijn, 66. mijnwerkers, 68. volgens andere (afk.), 69. kleef middel, 70. lichaamsdeel, 72. muzieknoot, 74. vlug, 76. lengtemaat (afk.), 77. vo gel, 78. droombeeld, 79. marterachtig roofdier, 80. hooggelegen akkerland, 82. gevangenis, 84. ijsbank in een ri vier, 86. kweker, 89. verdikking der opperhuid, 90. landschap in de Pe loponnesus, 91, pastoor (afk.), 93. scheikundig element (afk.), 94. jon gensnaam, 96. deel van het gebit, 98. jongensnaam, 99. voorzetsel, 100. slaapt men op, 101. gesneden steen, 104. telwoord, 107. heden. Bij juiste oplossing leest men op de cijfers: 11, 3, 67, 6, 30, 52, 15, 80, 10, 8. 38, 75, 4, 77, 69, 39, 2, 43, 64, 61, 31, 50, 60, 107, 1, 51, 86, 53, 46, 110, 5, 109, 78, 66, 9, 42, 90, 21, 74, 7, 19, 97, 29, 76, 12, 88, 73, 89, 56, 27, 16, 93, 20, 34, 54, 82 twee regels uit een gedicht van Jacq. Schreurs. Twee prijzen van vijf gulden elk, verloten we ook deze week weer on der de inzenders van een juiste op lossing op nevengaande kruiswoord puzzel. Als altijd, verzoeken we de deelnemers aan deze prijsvraag, hun oplossingen uiterlijk voor donderdag morgen 12 uur aan de PUZZELRE- DACTIE te willen (doen) bezorgen. De gelukkige winnaars van de prij zen, die de vorige week in het voor uitzicht werden gesteld, zijn: mevr. M. Burghouwt, Hoge Mors weg 17 te Leiden en M. Verhaar-Verheugd, Raadhuisstraat 69 te Alphen aan den Rijn. Zij krijgen hun prijzen waarschijn lijk nog vroeg genoeg om er een (reuze) paas-ei voor te kunnen ko pen. OPLOSSING VAN VORIGE WEEK. Oplossing Horizontaal: 1. R.K. 3. Lembang, 9. o.l., 11. arm, 13. boers, 14. pro, 15. Möen, 17. olm, 18. riem, 19. tuit, 21. Elam, 23. el, 25. te, 27. as, 28. Po, 29. sik, 31 ora, 33. ark, 34- Maarn, 35. Hanna, 36. lap, 37. sla, 39. tam, 41. en 42. mt, 44. Dl, 46. ml, 47. Nuth, 49 gram, 51. baar, 53. are, 55. peso, 57. elp, 58. Oland, 60. pas, 61. N.S., 62. Lemiers, 63. pa. Verticaal: 1. Ramses, 2. Kro, 4. eb, 5. moot, 6. bel, 7. arme, 8. n.s., 9. ore, 10. Lombok, 12. met, 14. Pim, 10. nut, 18. ras, 20. i.e., 22. la, 24. liman, 26. er, 28. praam, 30. kap, 31. ons, 32. aha, 33. ant, 30 leoben, 38. la, 40. mi mosa, 42. Mur, 43. t.t., 44. Dr, 45. lap, 47. nap, 48. halm, 49. gene, 50. mep, 52. als, 54. Rai, 56. sap, 58. o.e., 59. Dr. C*en standwerckersconcours, in onse stad gehouden, dat was myn naer het hert, eilaes, 'k was niet er bij. Ick moet me dus voor nu maer tot de crant bepaelen; wat jammèrlyck, soo 'n prachtfestyn was echt wel wat voor my. Ick sie me al myn waeren aen staen krysen onder 't gehoor van sooveel straetpublique. Ick hoor myn woorden oover 't mercktpleyn schallen, myn prosae klincken wyd als waere volcksmusyck! \I7at ick sou krysen aen sou my onverschilligh weesen, of het nu koeck en was, of brillen, drop of seep (al stonck die nogh soo fel) ick sou se wel verkoopen, waerby ick self misschien de neuse dichte cneep! |"\at praeten op de merekt dat lyckt me wel bysonder en eenervaerend iets, echt wat voor Horstendael. Ick stae daer in de craem; 't en is geen wonder dan als ick met myn gesmoes d' eerste prys behael. A Heen, het staet wat Geck als ick daer in die craem stae te oreeren oover drop en pil, of lym en koeck of over vruchtenpars of groentemmoesmachine of oover luyers, nachtgoed, thee of copjensdoeck. ïyiaer er was vast geen politique spreecker onder het scheydsgerechts seer nauwgeset gehoor dan was die groentensnymachine-campioen seecker niet in 't spul gekoomen voor. Maer de straetpolitique heyt fchands weer afgedaen die is voor vier jaer langh de caemer-yskast ingegaen. Het touv/tjestrecken is gebeurd, nu gaen we sitten wachten op wat sy ons beloofd nu wel te geeven dachten. WILLEM VAN HORSTENDAEL Waar een leeuw bang voor is. „Dus, kinderen, nu heb ik jullie dat mooie gedicht van de Schoolmeester laten horen: „een leeuw is iemand, die bang is voor niemand." En zo is het ook. De leeuw is een trots dier, dat zich onderscheidt door kracht, moed en ondernemingsgeest. Wie van jullie kan me een dier noemen, waar voor zelfs deze koning bang is?" „Voor de leeuwin, meester!", roept plotseling kleine Jan. Iemand, die eindelijk eens op grote voet mag leven. „Vat u het niet verkeerd op, roe vrouwde professor is een vak man, wat vogels betreft." „Je hebt zelf de theepot gebroken. Als je hiermee niet tevreden bent moet je maar een nienwe voor me kopen." De brillenwisser. Blijft u maar rustig liggen, de was serij heeft ons alleen de verkeerde was teruggegeven". „Let maar eens op, over drie jaar staat ie me goed. „Oh, dat ls nog niets wil je eens zien wat i k allemaal uit mijn zakken kan toveren?" Schots. Een Schot wou gasten uitnodigen. Hij stelde zijn vriend voor, samen te doen en ieder de helft te betalen. „Goed", was het antwoord. „Jij zorgt voor de dranken en ik verzend de invitaties". „Je moet ook eens zo'n aardig stelle tje kopen, Martha". „Het is toch wel een pech,'dat je uitgerekend vandaag zo verkouden moest zijn". HANOL SPOOR 25) Frank draafde door de tuin. Hij deed zijn uiterste best om nog voor de storm op het hoogtepunt was, al les vastgelegd te hebben. Daarna ver dween hij in zijn broedhuisje. Nu zou hij voorlopig niet te voorschijn komen, wist Mia. Werk of geen werk, Frank ging altijd zo op in zijn machines, dat er wel een tijdje mee gemoeid zou zijn. Met trillende handen haalde Mia een flesje tussen haar kleren van daan. Zij maakte het open, sprenkel de de inhoud rond ën slingerde daar na het flesje ver van zich af. Nu deed ze alsof ze een sigaret wilde aansteken. Dit lukte met die hevige wind niet erg, en ze moest heel diep bukken. Plotseling verscheen er een klein speels vlammetje in het lage groen. Met een wit gezicht keek ze er even naar, en verwijderde zich dan snel. Nu was alles het werk van een ogenblik. Aangewakkerd door de wind, werd het kleine vlammetje spoedig een geweldige vuurzee Met grote snelheid sloegen de vlammen voorwaarts. Wat zich eerst nog dee moedig boog voor de wind, als een bede om het te sparen werd nu bin nen minimum van tijd verteerd door het vuur. Als een glinsterende slang kroop het vuur voorwaarts, om het volgen de ogenblik weer verraderlijk hoog op te springen. Sissend en knetterend deed het vuur zijn vernielende werk. Nog werd het geluid door de storm overstemd. Zo naderde het vuur het huis van Frank. Langzaam, als wilde ze eerst de vorm van haar nieuwe slachtoffer leren kennen, gleden de vlammen tastend langs de muren. Dan grepen zij woest de lage dakgoot en klom men wild langs het dak omhoog. Op dat moment begon de dorps klok te luiden. Frank, die met grote nauwgezetheid zijn machines aan het verzorgen was, zag ineens een vreemde, rode gloed door de kleine raampjes schemeren. Hij stormde naar buiten, en daar trof hem een schouwspel om nooit te vergeten. Zijn huisje was één bran dende fakkel. Ruiten sprongen stuk en op het eerste gezicht was het al duidelijk dat hier geen redden meer aan was. Daar kwamen de dorpelingen en de brandweer al om de duinbrand te keren. Groot was hun schrik, dat ook het huis van Frank in brand stond. Voor gissingen was echter geen tijd, men moest zorgen dat de brand niet verder om zich heen greep. Als door een goed georganiseerd leger, zo vlug werd een kale strook gemaakt. Daar op deed het vuur zijn aanval, maar het harde werken werd beloond. Het vuur vond geen voedsel meer, ver loor aan kracht en doofde langzaam uit. Bij de smeulende resten bleven mannen achter ter bewaking. Men kon zich nu beraden over de oor zaak. Frank maakte zich allerlei ver wijten. Natuurlijk was hij weer te veel met zijn gedachten bij zijn werk geweest en had vermoedelijk een kookstel laten branden. Ook andere inwoners van het dorp kwa men er bij, en bespraken de ramp. Allen voelden met Frank mee. „Je pachtheer zal wel lachen", ver onderstelde er een. Dit zinnetje wilde Frank niet meer verlaten. Het drensde steeds opnieuw door zijn gedachten. Hij overzag het geblakerde gedeelte, en er kwam 'n diepe frons in zijn voorhoofd. Hoe was het mogelijk dat er bij zo'n krachtige westerstorm toch ook nog honderden meters ver tegen wind in, het vuur had gewoed? Brandweer en politie stelden vele vragen, die hli allemaal automatisch beantwoordde. Men dacht aan een slordige wandelaar, die in het droge duin, tegen ieder verbod in, toch had gerookt. Bij al die narigheid was Frank toch dankbaar gestemd dat zijn broed huisje met de kostbare machines ge spaard was gebleven. Verhagen kwam bij hem staan. „Ik denk dat je zolang maar bij ons je intrek moet nemen", zei hij vriende lijk. Nu eerst viel het Frank op dat hij Joke niet had gezien. Van heinde en ver waren de mensen op de rode vuurgloed afgekomen, maar Joke was er niet bij. Zijn gedachten tol den rond, en met loden schoenen volgde Frank zijn buurman. Ook in huis was Joke niet, en hij had toch zo'n behoefte om zijn hart eens bij haar uit te storten Zich niet langer kunnende bedwingen, vroeg hij of men op Duinsfort niets van de brand bemerkt zou hebben. „Ik denk het wel", zei moeder Ver hagen, „want ik zag Mia lopen of haar leven er van afhing; zeker hulp halen, dacht ik nog". Plotseling verlangde Frank zo erg naar Joke, dat hij regelrecht naar haar vroeg. „Joke is in de stad", vertelde haar moeder, alsof het dagelijks voor kwam. „Hoe laat komt ze thuis?" vroeg Frank gretig. „Helemaal niet, of tenminste voor lopig niet". Frank keek nu zo verbaasd en ter neergeslagen, dat ze medelijden met hem kreeg en vertelde dat Joke met de freule en Paul was meegegaan. „En ze heeft mij daarvan niets gezegd", was zijn eerste reactie. „Heb je haar dan gemist?" vroeg Joke's moeder verwijtend. Frank moest tot zijn schaamte be kennen dat dit niet het geval was. Nu hij zijn nood niet bij haar kon klagen, miste hij haar pas. Een pani sche schrik maakte zich van hem meester. Stel je voor dat Joke zich door niets aan hem gebonden achtte, en hij haar in de stad aan een an der moest afstaan. Ze was zo lief, ze kon daar niet onopgemerkt blij ven. Nog nooit was het tot hem door gedrongen hoeveel hij wel van haar hield, laat staan dat hij gevraagd zou hebben of die liefde wederkerig was. Waar hadden al die tijd zijn hersens gezeten. Moeder Verhagen zag hem pie keren. Toch kwam zijn volgende vraag nog onverwacht: „Mag ik haar gaan halen?" „Kun je nu plotseling wel uit je bedrijf weg?" kon ze niet nalaten te vragen. Frank kleurde als een jong meisje. „Misschien", haperde hij, „wil buurman bijspringen?" „Goed mijn jongen", zei deze, „maar ik denk dat je er nog een paar dagen mee moet wachten; men zal je nodig hebben voor het onderzoek van de brand". Zo maakte Frank een paar dubbel mistroostige dagen door. Tot schrij ven was hij niet in staat, hij vreesde dat hij onmogelijk zijn juiste gevoe lens op papier zou kunnen zetten. Het langzaam vorderen van het onder zoek was voor hem een marteling. Na enkele dagen vond men het flesje waarin een brandbare vloei stof kon hebben gezeten, en dra ging de mare door het dorp dat er moed willige brandstichting had plaats ge vonden. (wordt vervolgd)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 5