AARDNOTENWEELDE langs brede zoutwater-rivier Postkantoor gesloten in reg< r Vrouwen van opperhoofd klaagden over ouderwetse kledij WWtM 4, Zal hier hun laatste ankerplaats zijn ZATEnu„„ 28 MAAKT 1959 DE LEIDSE COURANT \7EEL WATER, heel erg heet en weinig gastvrij. Aldus luidde de eerste kenschetsing van de streek en de mensen aan de mond van de Gam bia, die Europa bereikte. Zij was af komstig van Portugese ontdekkings reizigers, die in de tweede helft der vijftiende eeuw geleidelijk afzakten langs de westkust van Afrika naar Kaap de Goede Hoop. Zó weinig aan trekkelijk vonden de Portugezen het land bij de Gambia, dat zij er, ook in later tijden, geen handelsneder zettingen vestigden. Blijkbaar maak ten die eerste blanken een diepe in druk op de Gambia-Negers, want nog heden ten dage bouwen zij hun scheepjes volgens het model van de Portugese schepen uit de zestiende eeuw. Andere Europese volken za gen meer in Gambia dan de Iberiërs. In de zeventiende eeuw waren er enige handelsmaatschappijen, die Gambia als klant en leverancier had den. Het duurde echter tot de negen tiende eeuw, aleer Gambia definitief de belangstelling van Europa trok. Toen trad dat rivierl-and, in geleide lijk hechter geworden verband, bin nen het Britse Rijk. De rivier GAMBIA is samengesteld uit drie elementen: 1. de rivier; 2. de aardnoot; 3. de mensen. De rivier is, letterlijk en figuurlijk,, de spil, waar om alles draait. Zij komt uit het don kere hart van Alrika. Zij is bijna 1200 km lang. De Britse invloed strekt zich uit over een gebied ter weers zijden van de rivier met een breedte van circa 32 km en een lengte van ongeveer 500 km. Gambia is zestien- maal zo lang als breed! Vroeger was de stroom de belangrijkste verkeers ader van een veel groter gebied, Se- negambia, dat thans grotendeels tot het Franse rijk behoort. De hoofd stad van Brits-Gamfoia, ligt op een landtong aan de mond van de Gam bia, die daar tamelijk nauw is. Maar even boven Bathurst is de rivier reeds 42 km breed en bij James Island, Engeland's oudste West-Afrikaanse nederzetting, nog bijna 25 km. Wie de vlakke oeverlanden, door vele stromen en stroompjes doorsneden, beziet, beseft, dat de Gambia veeleer een inham van de zee is dan een ri vier. De toevoer van zoetwater is, vooral in het droge seizoen, heel wat kleiner dan die van zout water. Al leen in de regentijd veroorzaakt de aanvoer van zoetwater in de boven loop een was van tien meter. Zee schepen komen slechts zelden verder dan het „kade-dorp" Kuntaur, dat op ongeveer 240 km stroomopwaarts ligt van Bathurst. Maar tot op een af stand van 500 km van de zee ver toont de Gambia nog een getijden- verschil van twee voet. De aardnoot I AAT MEN enige voortbrengselen ■-1 van geringe betekenis als bijen was, huiden en palmnoten) buiten be schouwing, dan kan men zeggen, dat de aardnoot Gambia's enige produkt is. Maar dit verbouwt men langs de rivier dan ook in kolossale hoeveel heden! Langs de oevers van de Gam bia liggen een aantal „kade-dorpen", die jaarlijks ongeveer 50.000 ton aard- noten uitvoeren. Van december tot in het voorjaar wonen er in die dor pen tijdelijk veel mensen, die de ge oogste aardnoten laden in de hon derden zeilkotters, die het voornaam ste transportmiddel op de Gambia zijn. De auto is slechts schaars ver tegenwoordigd in dat rivierland. De „kade-dorpen" zijn echte seizoenha vens, want in de regentijd (meino vember) verlaten de meeste bewo ners die nederzettingen. Ook het ra dio-station en het postkantoor van Kuntaur zijn dan dicht. In de natte tijd logeert Tante Pos op een van de grote boten, die het verkeer op de rivier intact houden. Het water wast en wast. Tal van dorpen, die in de droge tijd goed bevolkt zijn, komen dan blank te staan. De wegen zijn on begaanbaar en de in de droge tijd bebouwde streken zijn dan herscha pen in schijnbaar bodemloze modder poelen. De verbouw der aardnoten is ge heel in handen der bevolking. Wes terse ondernemingen komen er niet aan te pas. Wel heeft de overheid voorgeschreven, dat de aardnoten al vorens zij het land verlaten gekeurd moeten worden door ambtenaren en voordien gereinigd. Voorts doen de autoriteiten hun best om de aardno- tenboeren te wennen aan een ver standige bedrijfsvoering, bij voor beeld door 'hen tijdig te laten zaaien en zo laat mogelijk te oogsten om de kwaliteit van het produkt te verbe teren. Of deze overheidsbemoeiing in alle opzichten aan de verwachtin gen heeft beantwoord, is een vraag, waarop het antwoord niet onverdeeld „ja" kan luiden. De boeren in Gam bia zijn, als de boeren elders, van na ture en van huis uit behoudend van aard. De mensen HET RIVIERLAND Gambia is een wonderlijk land. Telkenjare ko men er bijvoorbeeld ruim 10,000 mensen uit de naburige Franse en Portugese gebieden om in Gambia aardnoten te verbouwen. Waarom? Omdat het voor hen minder omslach tig en bovendien goedkoper is om tijdelijk met vrouw en kroost in Gambia te vertoeven dan in hun I eigen land te boeren en aardnoten uit hun streek naar de kust of naar de rivier te transportéren. De ver klaring is: De rivier! De meeste „bui tenlandse" boeren werken een deel van hun tijd in dienst van Gambiase grondbezitters en de rest gebruiken zij om voor eigen rekening aardno ten te verbouwen. De „buitenlanders" komen tevens naar Gambia, omdat er in het han delsseizoen in de „kade-dorpen" veel koopwaren te verkrijgen zijn. Zowel de inheemse boeren als die van el ders plegen hun vrouwen eens in het jaar en wel „in het seizoen" een jurk te kopen. Trouwens alleen dan heb ben zij geld, want de aardnoot is vrij wel het enige Gambiase produkt, dat geld in de lade brengt. Een aardig vo&rval vertelde Lady Southern in dit verband. Mijn man (een hooggeplaatst ambtenaar) en ik maakten een tocht de rivier op. Mijn man bezocht de hoofdlieden in hun dorpen. Wij waren voor anker ge gaan bij een plaatsje, waar slechts één winkeltje was met wat huishou delijke artikelen, een paar meter ka toenen stof en wat verkleurde hoofd doeken. Het opperhoofd kwam aan boord. Met mijn man dronk hij zoete limonade. Mijn man vroeg hem, of alles naar zijn zin was in zijn district Het opperhoofd antwoordde: „Excel lentie, de meeste dingen zijn in orde. Zoals u nog zult zien, staat het gewas er goed bij. De koeiendokter bezocht ons onlangs en we hebben geen last van veeziekten. Maar er is één ding, Excellentie, dat mij zorgen baart. Dat j is de winkel hier, Excellentie. U zult: zien, dat er niets te koop is. En myn| vrouwen maken daar veel palaver, over. Zij zeggen, dat ze weten, dat' de vrouwen in Bathurst thans dragen wat men behoort te dragen, terwijl mijn vrouwen gekleed gaan in kleu ren van twee jaar geleden. Dat maakt mijn vrouwen erg verdrietig en ver oorzaakt mij heel veel last. Uwe Ex cellentie weet, hoe wonderlijk vrou wen zijn. Ik verzoek u, de firma in Bathurst te verzoeken, wat nieuwe goederen te zenden, opdat mijn vrou- Als de Gambia wast, verlaten de Afrikanen hun dorpen en gaat Tante Pos op een boot logeren. Als het water valt, komen 10.000 mensen (in gezinsverband) uit de naburige Franse en Portugese gebieden om langs de rivier aardnoten te verbouwen. Regen en droogte 'bepalen het levens- rhythme en de aardnoot bepaalt de welstand van de donkere be volking. wen ophouden met mij lastig te val len....". „Alle vrouwen zijn zus ters" (vervolgde Lady Southern) „zei ik tot mezelf, toen ik dat hoorde en mijn man het opperhoofd beloof de om de zaak in Bathurst met de verantwoordelijke man te zullen be spreken". De hitte IN HET „SEIZOEN" kan men zelfs spreken van internationaal gedoe langs de Gambia. Dan hoort men er evenveel Frans als Engels praten. Dan komen ook kooplieden van ande re dan Franse of Britse nationaliteit naar de grote rivier. Langs de kaden ontstaan dan ware aardnotenbergen, die hoger woixlen naarmate de aan voer uit de oeverlanden toeneemt. Bathurst is dan een „aardnoten-cen trum", dat zijns gelijke op aarde niet vindt. Van maart af heerst er in het land en op de rivier een moordende, broeikasachtige hitte, die duurt tot in mei. Alleen in de ochtenduren brengt een zachte bries zo nu en dan wat verkoeling, neen, minder hitte. Voorzover er van schaduwtempera- turen kan worden gesproken, halen deze toch altijd nog de respectabele Arbeiders klimmen op de bergen aardnoten aan het strand van Bat hurst om hun last aan de stapel toe te voegen. De oogst wordt ieder jaar naar de riviermond vervoerd, om van daar verscheept te worden. Uit plaat sen die per zeeschip bereikt kunnen worden, worden de aardnoten ook wel rechtstreeks in de zeeschepen geladen. fi: ffj r&ljKBii i Het is hard werken geblazen voor de Marine van Gambia. Meren aan en weer afvaren van de vele kadedor pen is aan de orde van de dag. Dit is beachmaster Momado N,Jie, een „ouwe rot" bij de marine brede Gambia-rivier landinwaarts van Bathurst. hoogte van 110 tot 115 gradén Fah renheit. Zijn de aardnoten verscheept en is de regentijd op komst, dan begint de Gambiase boer nog snel zijn akkers alvast enigszins in gereedheid te brengen voor de volgende oogst. Ja, hier en daar begint hij tevens wat rijst te verbouwen. Reeds zijn een aantal mamgrovebossen gekapt en op sommige plekken gedijt de rijst goed. Er zijn zelfs optimisten, die hopen, dat op den duur rijst een uitvoer- product van betekenis zal kunnen worden. Het is denkbaar. Maar zelfs al zou het zover komen, dan nog zal Gambia, dat wonderlijke langwerpige land langs ^en brede zoutwater-ri vier, toch allereerst het aardnoten- land bij uitstek blijven. Vrede! TUIENSEN, die lang in Gamibia heb- ben gewoond, spreken allen met lof en genegenheid over dat aard- notenland. „Als mijn man en ik de Theems langs ons huis zien stromen" schreef Lady Southern „spre ken wij dikwijls over de vrede en de schoonheid van de grote rivier, de Gambia, en over de dorpjes met hun sinaasappelstruiken, mango-bomen en aardige huisjes. Wij spreken ook over de tere rose en groene tinten van het gras daar en over de gast vrije mensen. Een nuchter ambtenaar zei eens tot ons, dat de Gambia zich slingert rond je hart Een der ontroerendste dingen, die men kan beleven op Afrika's west kust, is een wandeling door de aard- nootvelden tegen zonsondergang in de tijd, dat het produkt geoogst is en de wijde open vlakte een zee is van rose oldenlandiabloemen in de gloed van de stralen der ondergaande zon. De boeren, die wij tegenkwamen, plachten ons glimlachend en vrien delijk te begroeten met het woord „Heraby", dat „vrede" betekent. Wij antwoordden dan „Heraby derong", „niets dan vrede"! Kunt u een mooier slot voor een beschouwing over Gam bia bedenken dan „Heraby derong", „niets dan vrede"? Op een hoekje van een grote scheepsloperij in Hamburg staat een eernaam groepje ankers ln het steeds hoger wordende gras. Toch blijken er soms nog wel gegadigden te zijn voor een „net tweedehands ankertje", zodat zjj niet omgesmolten worden, doch op een rustig plekje van de sloperij neergezet zijn om te wachten op een eventuele koper.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 11