Vastenbrief van Nederlandse bisschoppen ,,ln onderlinge liefde samenleven in de Kerk" Dames Verjaardag van de universiteit werd met extra-colleges gevierd MAANDAG 9 FEBRUARI 1959 DE LEIDSE COURANT PAGINA 5 Christelijke grondhouding: de nederigheid DE AARTSBISSCHOP EN DE BIS SCHOPPEN VAN NEDERLAND AAN DE HUN TOEVERTROUWDE GEESTELIJKHEID EN GELOVIGEN GENADE EN VREDE. Dierbare gelovigen, In de Paasnacht zal de priester in de paaskaars eenvoudige symbolen griffen, om daarmede uit te druk ken dat de verrezen Christus „de zelfde is, gisteren, heden en in eeuwigheid" (Hebr. 1, 13, 8), in ZijnJ nu duidelijker worden, dat de Kerk .méér is dan een instituut, méér dan een zichtbaar geordend geheel. In deze tijd is het nodig de Kerk j vooral te doen kennen en ervaren als de Christus zelf, Die voortleeft in alle ledematen, die met Hem en in Hem verbonden zijn. De Kerk als instituut moet de uit drukking zijn van de Kerk als mys tieke gemeenschap met de Liefde als wezenlijk kenmerk. In die gemeenschap is geen eenzij digheid. Allen, priesters en leken zijn geroepen tot heiligheid, ieder draagt verantwoordelijkheid en ieder deelt in de genadewerking van de H. Geest. Wanneer dit alles ervaren wordt Persoon en in Zijn leer. In Christus j als realiteit, dan zal ook het begrip vindt de Kerk haar houvast te mid- i groeien, dat Bisschop, priester en den van de veranderlijkheid van J leek samen iets zijn, elkaar iets te deze wereld. I bieden hebben en samen iets te doen Dit thema hebben wij in onze vas-^ie^)l3en- tenbrief van het vorige jaar uit.ge-1 breid ontwikkeld. Wij hebben u toen I j3fM6/l DOUWGH laten zien hoe de Kerk deelt in het lijleigene en het tijdgebondene van de wereld, waarin zij staat, en hoe j Dan wordt duidelijk dat priester en leek beide, door Doopsel en Vorm- Zij dus aan veranderingen onderhe- sei, gelijkelijk delen in het Priester- vig is. Wy hebben u ook gewezen op schap van Christus en daarom samen haar goddelijk karakter, en U ge-|moeten bouwen aan de Kerk. Maar toond hoe alles wat van God komt tevens wordt duidelijk, dat er daar- onveranderlijk is in de Kerk. Zo mochten Wij U wijzen op de vele veranderingen en vernieuwingen in de kerkelijke wetgeving (b.v. de vastenwet, de nuchterheidsbepalin gen), in liturgische vieringen (b.v. de Paasnacht, de ritus van de huwe lijkssluiting), en in bijzondere dis pensaties. Tegelijk mochten Wij U confronteren met de onveranderlijk heid van Gods Wet inzake b.v. ge loofswaarden, de eenheid en onver breekbaarheid van het huwelijk, de tien geboden. Tenslotte hebben Wij ook gewezen op het brede gebied waar naar veler opvatting veranderingen gewenst zouden zijn en waar anderen geen veranderingen wensen, terwijl de Kerk, in afwachting van de resul taten van studie, ervaring en weten schap, terzake nog geen beslissing neemt. Juisfe houding Wij hebben toen gesteld, dat het een juiste houding is van heel de Kerkgemeenschap Bisschoppen, priesters en gelovigen wannper wij ons houden aan de kerkelijke voor schriften, zolang de Kerk, die nauw lettend het gelovig meedenken van haar kinderen volgt, niet laat weten 1 gemeenschap van leek en priester, dat zij aan het onderhouden er van die in de eigen situatie de concrete geen waarde meer hecht. Er moge altijd eerbied zijn voor wat voorge schreven is, en wie in welk opzicht ook geroepen is om leiding te geven, zal moeten voorgaan in zelf-discipli- ne, om aan anderen de weg te wij zen. naast nog een verschil is in Priester schap. Want door het Sacrament van het Priesterschap deelt de priester nog op een andere, eminente wijze in het Priesterschap van Christus. Door het Sacrament van het Priesterschap oefent Christus leiding en lering uit in zijn Kerk en deelt Hij genade toe. Dit verschil in Priesterschap en dit gemeenschappelijk delen in het Priesterschap van Christus tekenen tegelijkertijd de verhouding tussen instituut en gemeenschap in de Kerk. We mogen hierin niet een ver houding zien van priester en leek als van alleen maar leider aan de ene kant en alleen maar geleide aan de andere zijde. Iedere priester en ieder, die deel uitmaakt van de •hiërarchie, heeft op zijn beurt weer zijn plaats in de gemeenschap die ge leid wordt. Mede-verantwoorde lijkheid Het is de hiërarchie, die onderricht en het geloofsgoed vaststelt, maar zij onderricht alleen wat er in de ge meenschap leeft. Het is de hiërar chie, die leiding geeft, maar het is de Wij zouden dit jaar het thema van de vorige vastenbrief vanuit een an der gezichtspunt willen bezien, nl. Hoe zien wij de Kerk? Het is ontegenzeggelijk waar dat in onze dagen de Kerk in nood is, dat zij harde slagen incasseert van een wereld-in-beweging en verdrukt wordt door totalitaire systemen en godvijandige ideologieën; tevens lijkt een omvangrijke, sluipende geloofs afval de Kerk bouwvallig te ma ken. Maar er is niet alléén een Kerk-ln- nood. In diezelfde Kerk klinkt voort durend luider de roep om Christus, de Weg, de Waarheid en het Leven, wordt nadrukkelijk het verlangen uitgezegd om los te komen van mid delmatigheid en wordt de onderlin ge liefde tussen de leden van de Kerk weer begrepen als het herken ningsteken van de Christen. De per soonlijke beleving van de eigen en van de gezamenlijke taken van de priester en van de leek, de oecume nische gedachte, zij krijgen voortdu rend i Br gestalte en blijken voort durend méér het gelovige volk te boeien. Het valt niet te ontkennen, dat nog veel christenen de Kerk louter zien als een instituut, als een orga nisatie. De een voelt zich daarin ge lukkig en zonder problemen, want de organisatorische gebondenheid geeft een gevoel van veiligheid en gebor genheid. Hij vindt in de Kerk een soortgelijke zekerheid als in dé bur gergemeenschap, waarin hij zich ook omgeven weet door een netwerk van verplichtingen, die garantie bieden voor een zekere mate van onbezorgd leven. Maar anderen en het zijn waarlijk niet altijd degenen, die het minst van persoonlijkheid getuigen ervaren het instituut anders: als een keurslijk van wetten, verboden en voorschriften, met niet zelden de ge hoorzaamheid als hoogste en ook moeilijkste opgave. De Kerk is inderdaad een instituut, een geheel met een hiërarchische or deningen organisatorische vormge ving. Na de reformatie is dit aspect van de Kerk sterker benadrukt. Méér dan een instituut Dit is echter geen reden om het nü over het hoofd te zien. Wel moet toepassing realiseert. Er zijn ook vele terreinen, waar de leek de eerste verantwoordelijkheid draagt, ook al spreekt de hiërarchie een woord mee, zodat zij niet kan worden buitenge sloten. En er zijn gebieden, waar priester en leek elkaar begeleiden, elkanders helpers zijn en samen de Kerk dienen. Daarom moet er onderling een groot vertrouwen zijn, een grote openheid, gedachtenwisseling, spre ken en getuigen, luisteren en volgen, dit alles gesteund door en gebaseerd op de Liefde, die verenend werkt en tot werkelijke gemeenschap voert, maar die ook en het Is goed dit op te merken altijd de eigenheid van de ander erkent en daardoor de juis te verhouding tussen persoon en ge meenschap in stand houdt. De liefde erkent de eigenheid van de leek, maar van de kant van de leek ook de eigenheid van de priester en de Bis schop, met hun bijzondere verant woordelijkheid en bijzondere op dracht in Gods Kerk. In dit licht krijgt het organisatori sche karakter van de Kerk toch wel een heel andere waardering. We kun nen dan het instituut van de Kerk* waarderen als de zichtbare uitdruk king van de Kerkgemeenschap, en te gelijk als voorwaarde om de gemeen schap te verwezenlijken. Iedere ge meenschap heeft behoefte aan regels, aan een minimum aan spelregels of aan een ingewikkeld juridisch ge heel, al naar gelang de aard van een bepaalde gemeenschap. Behoefie aan gedragsregels De eenvoudigste omgang van en kele mensen heeft nog behoefte aan normen van beleefdheid. Een huis gezin en een vereniging hebben be hoefte aan geschreven en ongeschre ven gedragsregels om niet tot wan orde te vervallen. Dat betekent ook, dat die regels, dus het instituut, al leen van waarde zijn juist en in zo ver ze uitdrukking zijn van een be paalde gemeenschap. De Kerk als menselijke gemeen schap maakt daarop geen uitzonde ring. De nadenkende Christen, die zich zelf afhankelijk schepsel weet, die van zichzelf moet getuigen dagelijks de gevolgen van de erfzonde te er varen in een menigte tekortkomin gen, kan niet anders dan Gods Wet en ook de kerkelijke wetgeving er varen als een geschenk van Gods lief de, ook al weet de Christen, dat hij in de Kerkgemeenschap eigen ver antwoordelijkheid draagt. Wie dan de wetgeving In de Kerk ervaart als een dwangbuis en die wetten de zondagswet, de vas* ten- en onthoudingswet, de Paas- plicht enz. alleen maar kan waarderen als zij overeenstemmen met zijn eigen inzicht of met wat hij nuttig vindt, moet zich wel af vragen of hij zichzelf niet ver overschat en of hij niet mét de liefde de grondhouding van iedere christen mist: de nederigheid. Als vanzelf denken wij hier aan de tollenaar, die achter in de tempel hét gebed van iedere Chris ten voorbad: „Heer wees mij zon daar genadig aanvaarden wij de wet en de ver plichtingen als geschenken van Gods goedheid en van Zijn liefde, dan moet daaraan onzerzijds een liefdevol onderhouden beantwoor den. De liefde geeft, naar het woord van Paulus, de wetsver- vulling zijn waarde en zijn glans. Zo ervaren wij de wetgeving niet als tegenovergesteld aan de gave van Gods genade, de gave van het geloof en de gave van verlossing ,maar als daarmede verwezen, als één geheel, als één totaliteit. Het liefdevol aanvaarden en bele ven van dit Godsgeschenk is niet zelden voor de kleine mens een zwa re opgave, maar heeft Christus zelf niet gezegd, dat Hij ons een zwaard is komen brengen? »(Mt. 10, 34). Gezonde gewetensvorming Deze liefdehouding tegenover de wet is niet irreëel, niet wazig, maar concreet soms en moeilijk. Zij kan grote offers vragen. Heiligheid valt in Gods Kerk niet samen met pres tatie, maar vraagt wel, dat de liefde zich zal uiten in het liefdevol onder houden van de wetten van God en van de Kerk. Dan verliest het „ge bod" zijn hardheid en wordt het een liefdevolle steun. Dan ook zijn wij toe aan gezonde gewetensvorming; dan krijgen vormen, formules hun juiste waardering en krijgt ons ge loofsleven de kracht van een getui genis. Het begrip „offer" is dan niet meer synoniem met onaangenaam, moeilijk, zwaar, maar geladen met liefde, in zeer duidelijke en zeer con crete gestalte. Toen Saulus naar Damascus trok om er de Christenheid te vervolgen, greep Chi'istus in. Op de knieën stel de Saulus toen de vraag, die sinds dien de oervraag is van elke Chris ten: „Wat wilt ge dat ik doen zal, Heer?" Het antwoord was een gebod, een opdracht, en als zodanig een roeping, die voor Saulus, de verwoe de kerkvervolger, ontzettend moei lijk geweest zal zijn. God roept ook ieder van ons. Hij roept ons om Hem in liefde te volgen en te dienen; Hij roept ons om in de gemeenschap van de Kerk onze plaats in te nemen, het zij als leek, hetzij als priester; Hij roept ons om in onderlinge liefde sa men te leven in de Kerk en samen te bouwen aan de Kerk, omdat wij haar ondanks alle menselijke tekortkomin gen liefhebben als onze Moeder, die ons door Christus wil brengen tot den Vader in de hemel. Moge dit herderlijk schrijven, dat op zondag 8 februari zal worden voorgelezen, in deze vastentijd, door bestudering en overweging, het gees telijk bezit worden van geheel ons gelovig volk. Utrecht, Feest v. d. bekering van de H. Paulus (25 jan. '59). DE BISSCHOPPEN VAN NEDERLAND. Ü^HAMEA-C handen ruw of schraal -GELEIEÉÜ3 (Advertentie) De nieuwe bisschop van Roermond, mgr. P. J. A. Moors, zal op 17 maart de bisschopswijding ontvangen. Wie de consecratoren zijn, is nog niet be kend'. Met ingang van 12 februari zal mgr. Moors het klein-seminarie te Rolduc verlaten en zijn intrek nemen in het bisschoppelijk paleis te Roer mond. De KRO zal uit de kathedraal van Roermond de radio-uitzending van de plechtigheden verzorgen. Vele oud-studenten actief in en rond academie De Leidse universiteit heeft in het afgelopen weekend haar 384e verjaar dag, of dies natalis, gevierd met een programma van wetenschappelijke voordrachten, in het bijzonder voor de vele oud-alumni, die deze dagen plegen bij te wonen. Zaterdag zijn de gehele dag faculteitsgewijs colleges gegeven van zeer uiteenlopende aard. Bovendien waren er gemeenschap pelijke maaltijden en enige tentoonstellingen op wetenschappelijk en kunst zinnig gebied. 's Avonds trad het Leids studenten-cabaret op in een tot de laatste plaats bezette schouwburg. ling tussen aanvaarding en critiek. De wetenschap eist een kritische hou ding en ook de openbaring passeert de wetenschappelijke kritiek. De Wetenschappelijke mens kent echter een horizon, waarvan hij zich bewust is, dat hij daarbuiten niet we tenschappelijk denken kan. Men kan er niet mee volstaan met de compe tentie af te bakenen van de weten- schaps-beoefenaar, ergens is een raakpunt tussen wetenschap en open baring, tussen kritiek en aanvaarden. Hier is de grens tussen wat men we ten en niet weten kan, en aanvaarden is hier het laatste voord. Het is juist de Goddelijke openbaring die de we tenschap voor verstarring moet be hoeden; zij wijst een richting aan, of bepaalt tenminste in welke rich ting men zeker niet moet gaan. „Geesteswetenschappen" Prof. dr. P. H. van Laer, hoogleraar in de Thomistische wijsbegeerte van wege de St. Radboudstichting hield zaterdagmiddag een college over „het eigen karaker van de geestesweten schappen", waarin hij de begrippen natuurwetenschappen en geestes wetenschappen trachtte te bepalen, uitgaande van de gedachte, dat er een scherp onderscheid bestaat tussen mens en niet-mens, dat de mens op alle mogel'jke manieren de niet-mens gemakshalve natuur genoemd beïnvloedt, humaniseert, cultiveert en hierin ook de medemens en zichzelf betrekt. Men zou 't object van de ervaringswetenschappen in de drie begrippen mens, natuur en cultuur kunnen indelen. Maar het kan ook anders, 't object dei geestesweten schappen, zou men kunnen noemen: de wetenschappen van het menselijke van de mens zelf; maar ook van alles wat vorm, aanzien of inhoud gekre gen heeft door het ingrijpen van de mens. Mens en cultuur zou men kun nen samenvatten in de -ategorie van het menselijke. In 1 et verder verloop van zijn betoog duidde spreker aan, dat ook de verdeling geestesweten schappennatuurwetenschappen te star kan zijn, omdat het object van de geesteswetenschappen een stoffelijke, menselijke zijde heeft en ook hier van natuurwetenschappelijke metho des gebruik gemaakt wordt. Bijvoor beeld, men leert een mens kennen door hem te observe, en. Ook de bekende toetssteen, die natuurwetenschappen van geestes wetenschappen onderscheidt door van eerstgenoemde te verklaren, dat men „met wiskunde moet werken", gaat niet op omdat ook de cultuur een menselijke, stoffelijke zijde heeft, waarop de wiskunde van toepassing is. De mens is beide: stof en geest. De economie bijvoorbeeld is geen natuur- maar een cultuurwetenschap, hoewel de menselijke kant het mo gelijk maakt .evoren de gedragingen van de mens te bepalen. De abstractie, die bij natuurweten schappen in het algemeen leidt tot eenzinnige begrippen, zal in de gees teswetenschappen echter vaagheid overlaten. Ten slotte maakte prof. Van Laer een aanzienlijk onderscheid door het feit, dat de mens belange loos staat tegenover de natuurweten schappen, t erwijl hij als geïnteres seerde midden in de geestesweten schappen staat waardoor eigen wereldbeschouwing of religieuse op vatting een rol gaat spelen. Kritiek en openbaring. De Christen Studentenraad nauw verweven met de civitas- g.edachte, van de Leidse universi teit die een gcsprekscentrum in Leiden wil zijn voor rlle christen studenten, hield ook dit jaar bij de dies-viering zijn traditionele bijeenkomst In de Zuiderkerk. On derwerp van bespreking was „De wetenschappelijk-critische houding en het aanvaarden van de open baring". Eerste spreker was prof. dr. J. P. Dr. J. H. M. M. Loenen benaderde het onderwerp van een andere zijde. Hij sprak voornamelijk over de hou ding, die de wetenschapsbeoefenaar ten aanzien van de openbaring, van het geloof, moet aannemen. Weten schappelijke kritiek richt zich ook op de openbaring. Gevolg is, dat langs wetenschappelijke weg kan worden aangewezen, waar de openbaring op houdt openbaring te zijn; men moet aannemen, dat op wetenschappelijk gebied de gewijde schrijvers zich be dienden van de ideeën, die in hun tijd van leven geldend waren. Los hier van staat Gods Heiioooodschap. Spr. legde de nadruk op de noodzaak, dat de academicus ook zijn geestelijk leven ontwikkeld opdat zijn geloof ten aanzien van zijn academische ont wikkeling geen .onderontwikkeld ge bied" gaat worden. Hij dien. met het geloof op het niveau te blijven van zijn academische ontwikkeling. Gezicht op Moskou. Zondagmiddag sprak bij het „Stu dium generale" in de Leidse Stads gehoorzaal prof. dr. Th. J. L. Locher over „Gezich op Moskou", waarmee spreker niet bedoelde zijn eigen vi sie te geven op het huidige Moskou, doch het beeld dat verschillende mensen en volken in verschillende tijden van Rusland hebben gehad. Deze voorstellingen liepen sterk uit een; in het bijzonder verschilde het westers zien op Rusland enorm van het Russische opzien naar Moskou, niet alleen als hoofdstad van het in de vijftiende eeuw verenigde Russi sche land, maar ook als opvolgster van Constantinopel, dus als hoofd van de orthodoxe christenheid. De westerse visie met haar verach ting van de Russische barbaarsheid demonstreerde spr. vooral aan de hand van het tot dusver onuitgege ven reisjournaal van Nic. Witsen, die in 1664 met het gezantschap van Bo- reel naar Moskou reisde. In de 18e en 19e eeuw wordt het westerse beeld veel meer genuanceerd. Ener zijds is er bewondering voor het ver lichte beschavingswerk (zo ziet men het) van Peter en Catharina II; an derzijds betwijfelt men of die be schaving wel méér is dan schijn en uiterlijke nabootsing: of de Russen wel tot eigen culturele scheppingen in staat zijn. In de 19e eeuw werd men tevens beducht voor de Russische kracht, die o.a. in de oorlogen tegen Napo leon gebleken was, en die als een ge vaar voor de Europese vrijheid ge zien werd. Na de revolutie van 1917 is Rusland geseculariseerd, maar de orthodoxe autocratie werd vervangen door een stelsel, dat behalve autori tair ook missionair moet heten. Wat eens het Derde Rome was, werd nu zetel van de derde inter nationale. Moskou is in de ogen der communisten hoofdstad van een nieuwe, in beginsel universele, heilstaat geworden, maar tegelijk is het communisme Ruslands na tionale glorie en de nationale Rus sische grootheid is in ere hersteld. Het Westen, vroeger als ketters (rooms katholiek, protestants) be schouwd, wordt opnieuw gezien als het land van ongelovige vijanden: dat zijn thans de kapitalisten. Ook het Westerse toont nog enkele trekken van het oude néérzien. En het wantrouwen jegens Rusland is, uiteraard, bepaald niet vermin derd. Spr. vroeg zich tenslotte af of er kans is de tegenstellingen tussen de visies te verzoenen, het wantrouwen te doorbreken, maar stuitte op de bijzondere taaiheid en intensiviteit van hét Russische zendingsgeloof, dat vooral in zijn moderne vorm ge vaarlijk moet heten. Plastische chirurgie. Het medisch college waarvoor op de diës de meest algemene belang stelling bestond was de voordracht van dr. C. F. Koch uit Amsterdam over de voorgeschiedenis en moge lijkheden van de plastische chirur gie. De medische colleges werden in afwijking van voorgaande jaren dit maal in het Academiegebouw in plaats van 't Academisch Ziekenhuis gehouden. De twee wereldoorlogen en de perio de daarna hebben de plastische chi rurgie niet te verwarren met aesthetische chirurgie! na een ont wikkeling van meer dan tweeduizend jaar een zeer grote stimulans gege ven. In het oude India van twee duizend jaar geleden paste men reeds plastische chirurgie toe bij de ver vanging van in het krijgsbedrijf of als straf afgehouwen neuzen door transplantaat van wanghuid. In Ita lië vinden wij die neus-vemieuwing terug in de zestiende eeuw.. In het midden van de negentiende eeuw werd nieuwe vooruitgang geboekt door ,de invoering van de narcose, het werk van Pasteur en andere pio niers. De wereldoorlogen hebben, vooral door de bestrijdeing van brandwonden, veel tot de ontwikke ling bijgedragen. De plastische chirurgie heeft aan rakingspunten met zeer vele andere medische specialismen, zowel bij haar praktische werk van het moment als bij een verdere uitbouw en vergrot- ting der mogelijkheden. Tot dusver heeft men slechts met vrucht de me thode van auto-transplantaat toege past, doch daarbij heeft men als tij delijke hulp ook de vervanging door huid van anderen kunnen toepassen. Op dit gebied liggen nog vele pro blemen, die om een nader onderzoek vragen. Dr. Koch illustreerde zijn boeiende voordracht met interessante licht beelden, die duidelijk de zeer grote mogelijkheden van de moderne plas tische chirurgie aantoonden. Prof. Lam besloot Dies van Universiteit met rede over „De groene blos onzer aarde' De dies van de Leidse universiteit is hedenmiddag besloten met de ge bruikelijke rede door rector-magni- ficus, dit jaar prof. dr. H. J. Lam, hoogleraar in de systematische plant kunde. In de stadsgehoorzaal waarin een rijke vertegenwoordiging van de Leidse academieburgerij de opmer kelijk boeiende rede met aandacht yolgde, sprak de rector over „De groene blos der aarde", niet zonder poëzie de tijdelijkheid (kosmisch ge zien) van de plantengroei op aarde met de vluchtigheid van een blos ver gelijkend. Ondertitel van zijn rede luidde: „een geleide droom". In zijn oratie behandelde prof. Lam een onderwerp dat hem reeds meer dan twintig jaar bezighoudt: de wording van de huidige planten wereld uit vroegere. Van deze bijzon der uitgebreide stof kon spreker uiteraard slechts enkele facetten be lichten en van één daarvan slechts een minder beknopte schets geven, want de „fylogenie" of stamgeschie denis is in feite de enige beschou wingswijze in de biologie die alle organismen van alle tijden in één alomvattend beeld poogt te begrijpen. Enkele punten uit de rede van de rec tor magnificus mogen hier volgen. Volgens spreker is de toestand „leven" waarschijnlijk even univer seel, zij het sporadisch, als de toe stand „niet-leven". Wat'aards leven betreft neemt spreker aan dat thans geen levende stof meer wordt ge vormd; dit moet zijn geschied in een ver achter ons liggende periode waarin andere omstandigheden heers ten. Hij grondt deze gedachte op de uiteenlopende bouw van het systeem J der organismen, waarin de hiaten tus- A. Mekkes, die wees op de tegenstel- sen de groepen met de tijd groter werden. Zou leven ook nu nog ont staan, dan zouden deze hiaten zeker niet of niet zo duideliik aanwezig zijn. Teruggrijpend op den boek van de vroegere Leidse hoogleraar Baas Becking (1934) waarin het planten- dek onzer planeet wordt vergeleken met een „groen aanslag", constateer de spreker dat dit groene aanslag in ieder geval van vaorbijgaande aard moet worden geacht. Het begon zich een half miljard jaren geleden te openbaren, en het zal wellicht nog enige miljarden jaren blijven be staan, maar in astronomische tijd rekening gezien is het toch een vluch tig verschijnsel: vandaar de titel van sprekers rede: „De groene blos onzer aarde". Bedoeld is hier uiteraard het plantendek der droge aardkorst. Leven in water ontstaan. Algemeen toch wordt aangenomen, dat „leven" in het water is ontstann en dat het zeer lang moet hebben ge duurd, vermoedelijk enige miljarden jaren, voordat het land in zodanige mate was begroeid dat het een groene kleur verkreeg. „In den beginne was de aarde woest en ledig...." (Gen. 1:2) is ook in natuurwetenschappe lijke betekenis een zinvol woord. Uitvoerig ging spreker in op de oorzaken van de verovering van het land door waterplanten via bewoners van de kustgebieden. Uit fossielen weten wij dat dit proces een half mil jard jaar geleden moet zijn begon nen en waarschijnlijk heeft het ver scheidene tientallen niljoencn jaren geduurd voordat >r van een echte landflora kon worden gesproken. Waarschijnlijk slaagde slechts een be perkt aantal hogere vieren erin de moeilijke barrière te „nemen" en zich in het zo sterk verschillende lucht- milieu te handhaven, waar uitdroging en wind nieuwe en de dreigende fac toren waren die bescherming tegen uitdroging en speciale weefsels (vaat- bundels) tot het eervoer van water naar verdampende delen nodig maak ten. Wat de drijfveer van planten om het gelijkmatige watermilieu te ver laten kan zijn geweest, laat zich slechts gissen; spreker zoekt de ver klaring in de richting van een in de levende stof (de genen?; verankerde innerlijke expansiedrift, cli een hor ror vacui meebrengt: het land is blijkbaar voor waterplanten zulk een vacuum. Het moge zo zijn, dat er meer dan één groep hogere wieren zijn geweest, die erin geslaagd zijn de kustlijn te overschrijden, het lijkt wel waarscijnhlijk dat er onder de hogere planten maar één is geweest, die heeft door gezet en zich heeft ontwikkeld tot wat wij de spruitplanten of Cormofyten plegen te noemen die alle groepen van de mossen, de varens en varenacl.tlgen en de naakt- en bedektzadigen om vatten. Bij al deze, aan fossielen en huidige planten af te lezen ontwikkelings reeksen, dienen de bij levende planij- ten bekende of althans te verifiëren levensprocessen als gids bij wat bij de fossielen aan verand- ringen mo gelijk moet worden geacht. Vandaar ae ondertitel van de oratie: een ge lelde droom. Spreker eindigde zijn met wand platen geïllustreerde oratie met enige beschouwingen over de moderne stamboom, waaruit blijkt dat de „vol gende dominerende plantengroep" zeer waarschijnlijk reeds lang bestaat maar niet als zodanig herkenbaar is. Spreker ziet hierin een van de oor zaken van de tegengestelde opvattin- Sen over het systeem van de thans ominerende groep, de bloemplan ten.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 5