Torentje weer in nieuwe luister Reeds vele eeuwen wijst de ranke spits omhoog Uniek voorbeeld van schone dorpsioren ZATERDAG 3 JANUARI 1959 DE T EIDSE COURANT PAGINA 1 Wie uit het noorden komende de smalle hoofdstraat van het oude dorp Sassenheim nadert, ziet reeds vóór de Teylingerbrug een niet zeer hoog maar wel zeer rank torentje vanach ter de huizen van het dorp en boven de daken uitrijzen. De slanke spits met de blauwe leien doet zijn best om boven het omrin gende geboomte uit te reiken, doch dat lukt ternauwernood; het torentje van de oude Sassemse Sint Pancras is meer een bescheiden torentje. Be scheiden in die zin dat het niet zwaar en massaal op zijn terp troont, de kerkwerf, maar klein, smal en voor al sierlijk achter het kerkje met spit se vinger naar de wolken wijst. VAN HOGE OUDERDOM. Hoe oud de thans bijna gerestau reerde St. Pancras-toren wel is, valt niet met zekerheid te zeggen. De architect van de restauratie, de heer P. v. d. Sterre BNA uit Leider dorp, schat dat het onderste, Romaan se deel van de toren gebouwd werd in de dertiende eeuw. De oude galm gaten van dat deel vertonen de zui vere rondboog. Ook bij de thans weer in oude luister herstelde toreningang werden sporen gevonden van vroe gere Romaanse bouw. Later is deze ingang hoger gemaakt en is er toen een gotische spitsboog boven gezét. Deze vorm heeft men weliswaar bij de restauratie behouden doch men heeft de ruimte boven de oorspron kelijke rondboog tot aan de gothi- sche spits thans dichtgemetseld. In 1591, blijkens een ingesneden jaartal in een der zware eiken bal ken van het houten torenskelet, is er een étage opgebouwd en deze heeft men toen bekroond met de bekende ranke spits. Oorpronkelijk, zo ver moedt men, heeft er een lage bedek king op de toren gestaan, zoals op de toren van Lisse, doch hiervan zijn geen aanwijsbare gegevens gevonden. De toren is tegen en op de west muur van de kerk gebouwd, totale hoogte is, gemeten vanaf de grond tot aan de wereldbol waarop het kruis rust, 41 meter. Hiervan neemt de spits 21 meter voor zijn rekening zo dat deze iets langer is dan het ste nen torenlichaam. De oude Romaan se toren was in zijn geheel, d.w.z. tot aan de daklijst, slechts 15,20 meter hoog. Ook voor een dorpstoren een zeer bescheiden maat. Het oudste gedeelte van de kerk ■dateert uit 1959, toen het, nadat het oude kerkgebouw in 1574 tijdens het beleg van Leiden was verwoest, weer tegen de toren werd opgebouwd. Dit deel is het hoogste van het gebouw, het lagere deel op de plaats van het vroegere koor, werd gebouwd in het midden van die achttiende eeuw. Van de eerste, vroeg middeleeuwse kerk zijn nog slechts, hoewel zeer be langrijke, fragmenten over waarvan gebouwd, nog geheel intact is. Het was een tufstenen gebouw en ouder dan de toren, die van baksteen is ge metseld. De afmetingen waren zeer bescheiden want de hoogte van de muren bedroeg niet meer dan meter, waarop in een hoek van 45 graden het dak rustte. Nog goed is te zien hoe deze oorspronkelijke kerk er zo ongeveer moet hebben uitgezien want grote stukken van de oude rondboogramen zijn in de zijgevels, zij het in zeer ruïneuze toestand, nog aanwezig. Na de verwoesting van de kerk in 1574 (door de Leidenaren, of door de Spaanse troepen?) heeft men de nog overeindstaande resten van de tufstenen gewoon met baksteen opgetrokken tot aan de oorspronke lijke hoogte maar het dak meer toe gespitst hetgeen duidelijk aan de westgevel in huidige gedaante is te zien. Het resultaat was natuurlijk een ware mengelmoes; boven het prachtige metselwerk van tufsteen- blokken in ongelijke grootte vinden we slordig werk van baksteen in al lerlei formaten en tinten. De thans aan de gang zijnde res tauratie moest zich bepreken tot de toren die, als elke toren van een her vormde kerk, eigendom is van de ge meente. Het zou naar ons gevoelen echter wel zeer de moeite lonen, uit kunsthistorisch oogpunt dan gezien, want m.b.t. de financiële consequen ties daaraan verbonden wagen we ons liever niet aan een schatting, t.z,t. ook het kerkgebouw onder handen te nemen. Een stukje geschiedenis. Men neemt aan dat de Sassenheim - se parochie oorspronkelijk onder de jurisdictie van Voorhout stond. Later, wanneer is niet met zekerheid be kend, werd Sassenheim, waartoe tot 27 april 1461 ook Lisse bezuiden de Catharijnelaan en de Roverbroek, be nevens de Kaag, de Aderpolder en een gedeelte van Warmond behoorde, zelfstandig. De kerk van Sasenheim behoorde tot de erflating van de H. Willibrordus aan de abdij van Echter- nach bij Trier. Deze goederen, waar onder dus ook de kerk van Saxsen of Sassenheim ging rond het jaar 960 over aan de toen pas gestichte abdij van Egmond. In Sassenheim zelf neemt men aan dat de parochie da teert van omstreeks 700 en gesticht is door Willibrord. Afgaande op deze veronderstelling heeft men in 1950 het 1250-jarig bestaan van de paro chie met luister gevierd. In 1288 stichtte heer Walewyn van Sassen een z.g.n. vicary, een altaar, in de kerk. Toen moet de parochie reeds meer dan een eeuw zelfstandig zijn geweest want reeds in 1162 wordt als pastoor genoemd zekere heer Am- brosius. Veel is er overigens uit de tijd van vóór de reformatie niet be kend. De Abt van Egmond was rech tens de cureyt of de pastoor en be noemde in zijn plaats dan een vice- cureyt. Na Ambrosius worden als zo danig genoemd in 1352 Johannes (in- vestitus), 1420 Mattheus van Scoerl, 1450 Bartheld Symensz van Sciedam- me, 1494 Evert Pietersz (vicecureyt, oudt 35 jaere), 1514 Claes Dirixsz, 1530 Gysberthus Brunt, in 1550 Pie- ter Johannes en als laatste pastoor vóór de hervorming Cornelis Johan- nis, dde reeds in 1563 wordt genoemd maar de openlijke bediening van de katholieke godsdienst steeds moeilij ker kon verrichten. In 1592 ging de oude Sint Pancras over in handen van de aanhangers van de nieuwe leer. De restauratie. De restauratie van de toren was, naar wij in het gesprek met de heer v. cL Sterre zo tussen de regels door meenden te kunnen beluisteren, een vrij zware opgave. Een moderne res tauratie betekent niet alleen conser- De toreningang na de restauratie. hoefde er bijna niets aan te worden gedaan. Wel heeft men er nu elec- trisch licht in aangelegd om de spits op gezette tijden te kunnen inspecte ren. Alleen het hoogste topje van de kroonbalk moest vernieuwd, want dat was door inwatering en verwe ring vergaan. Ook het oude ijzeren kruis was niet meer te herstellen en wereldbol, kruis en weerhaan zijn dus nieuw. Nieuw zijn ook de kope ren wijzerplaten tegen de voet van de spits, die in de plaats zijn geko men van de vroegere houten uur werkborden hetgeen het aanzien van het geheel ten goede is gekomen. Op het gebied van „tijdaanwijzing" heeft men overigens nog een vondst ge- veren van het bestaande maar ook zo goed mogelijke reconstructie van de oude toestand. Het houtwerk van het oudste to rengedeelte moest zo goed als geheel worden vervangen omdat het door parasieten was vermolmd en uitge hold. Al dait zware, houten balken- werk moest met de hand worden ge schaafd, terwijl ook de verbinding op de oude manier moest geschieden, i n.l. met houten pinnen. De vloeren I van de verschillende étages boven het torengewelf moesten eveneens worden vernieuwd; dde van de bo venste heeft men, concessie aan ons klimaat, van beton gemaakt, overi gens afgedekt met antieke plavuizen. Deze étage staat n.l. door de galmga ten open voor wind en regen. Een geluk was dat de oude torenvloer van blauwe plavuizen werd terugge vonden en weer in zijn oude waar digheid kon worden hersteld. Het houtwerk van de spits was nog geheel gaaf. Wel heeft men dit thans uit voorzorg met moderne chemische middelen geconserveerd maar verder daan. Vanonder het langs de muren woekerende klimop kwam de oude zonnewijzer, een in klei gebakken te gel, weer te voorschijn. Het gehele torenskelet van de grond tot aan het topje van de spits is van hout. De constructie van de spits kan, na de vele eeuwen die ze reeds heeft getrotseerd, nog eeuwen staan. Volgens architect v. d. Sterre hebben die oude timmerlieden aan het einde van de zestiende eeuw een stuk werk geleverd waar we de hoed heel diep voor dienen af te nemen. De toren staat op een zandplaat en merkwaardigerwijze op een funde ring van slechts 60 centimeter. Op deze smalle basis heeft het bouw werk eeuwen gestaan zonder uit het lood te geraken maar men heeft er nu uit voorzorg, denken we maar aan het langsgaande verkeer dat toene- neemt in intensiteit en in zwaarte, een betonnen ring om gegoten. Korte Thans is het moeilijke werk, we mogen wel zeggen op een oor na ge vild. De leiding lag in handen van architect P. v. d. Sterre uit Leider dorp, die o.m. ook de torens van Nieuwkoop, Woubrugge, Rijnsater- woude en Zoeterwoude heeft geres taureerd. De uitvoering berustte bij het op dit gebied welbekende aanne mersbedrijf Van der Velden en de Jong, eveneens uit Leiderdorp, met als uitvoerder Van Ingen Schenau en meester-metselaar Zadelaar uit Lei den. Maar behalve deze, hiergenoem- den, was er een staf van werklieden die naast vakkennis ook vakliefde be zitten. En deze twee facturen, liefde en kennis, zijn twee waarborgen voor succes bij restauratie en conservering van onze oude monumenten. De Sint Pancrastoren van Sassenheim is er weer een sprekend voorbeeld van. steunberen zorgden overigens ook reeds voor versteviging. Oorspronke lijk is men van de gedachte uitge gaan dat deze beren latere toevoegin gen waren, maar al spoedig bleek dat toch niet het geval. Haastig heeft Het Sassenheimse kerkje ln 1725, naar een tekening van A. de Haan. WITTE KRUIS Hebt u griep die zo echt in uw botten is gaan zitten.Jaagt hem eruit met WITTE KRUIS. tabletten, poeders, cachet (Advertentie). men toen het reeds begonnen slo- pingswerk gestaakt. De tufsteen, die men voor de her stelling van de westgevel van de kerk nodig had, komt uit dezelfde groeven waar de oude steen vandaan is gekomen, in de Eifel. De oude Ro meinen hebben daar reeds steen ge kapt en daarrom wordt ze ndg steeds Römer Töff genoemd. De baksteen die moest worden verwerkt is van zelfsprekend oud en afkomstig van oude sloopjes Het gebruik van nieu we, of zelfs maar gezandstraalde steen by de restauratie van oude mo numenten is wraakroepende zonde. Het wordt echter zo langzamerhand wel wat moeilijker om aan oude steen te komen. Vooralhet z.g.n. Rijswijkse formaat, een vorm die ligt tussen de oude kloostermoppen en de rijnsteen, wordt schaars. Maar ge lukkig, zegt de heer v. d. Sterre, Rijs wij kers hadden wij hier in Sas senheim niet nodig. W. PRINS. LIET IS IN DE ALOUDE, oubollige sfeer van luidruchtige wanorde dat wy ons haasten, u, dierbare lezer, datgene toe te wensen waarop wij zelf vurig hopen, maar dat met het verstrijken van de eerste minuut van het nieuwe jaar gelijk naar het rijk der vrome wensen verdween. Tóén reeds waren stenen bezig builen te veroorzaken en speelden agenten knuppeltje-uit-de-zak met ongeregelde horden van stokebranden en brand jesstokers. Op Cuiba gooide de ver heugde rebellen er nog een turfje bovenop en minister Staf zat te wrij- ven over een pijnlijke scheen, opge lopen door enkele fikse schoppen Wim Kan. Deze Nieuwjaars- leut werd i voet gevolgd door een paar moorden en kort daarna con stateerden wij aan den lijve de nieuw jaarswens van De Bilt: de uitwerking van een venijnige depressie. Het is een onstuimige baby gebleken, dat 1959; als er maar niet té veel pit in de jongen zit. Het werd eenzelfde koude douche als destijds in de Ca mera Obscura bij de entree van de onwelvoeglijk dikke keukenmeid toen men blij reciteerde „Als het kindje binnenkomt juicht heel het huisge zin". Waar is de tijd gebieven van het veers uit onze kindsheid: „Wie klopt daar zachtjes aan de deur....? Het nieuwe jaartje staat er veur"? Vóór de onvermijdelijke overgang van oud naar nieuw hebben de men sen zich op velerlei manier bezig ge houden met blikken achterwaarts en blindstaren in de toekomst. Vereni gingen en corporaties hebben zich onder leiding van hun voorzitter be zonnen, waarbij dan gewoontege trouw behartenswaardige woorden I werden gesproken. Noo zullen we vergeten hetgeen de voorzitter ener klaverjasclub zei tot zyn „goed opge komen" leden, getuigend van zijn werkelijkheidszin. Waar haalde de man het vandaan; er was geen speld tussen te krijgen. „Thans staan we weer op de rand van het jaar dat ach ter ljgXom het nieuwe jaar in te stap pen. Een ieder weet wat achter ons ligt, doch niemand weet wat hem .n het jaar 1959 te wachten staat. Dit kan zijn voorspoed, geluk en welvaart Doch ook kan dit zijn tegenspoed, ramp en verderf. Laten wij hopen, dat dit laatste ons allen zal voorbij gaan. Laten we dan ook vol goede moed het nieuwe jaar intreden en ons steeds wijden aan het schone van het edele klaverjassen. „Zoiets hadden wij altijd al willen zeggen, maar we konden er nooit opkomen. Misschien klaverjassen we te weinig. Al staat er dan niet veel positief vast voor het jaar dat begon één ding is zeker: de uitverkoop gluurt alweer om de hoek en daarvoor zet iedereen zich schrap. De schok van het jaar heb ben wij van onze kant reeds beleefd toen een schelle stem ons gistermor gen door een gang de beste wensen voor 1959 toe snerpte. Een heel nieuw jaar tot het weer oud is met het zelfde geblèr van die vent op de ach tergrond EEK Politie in actie tegen „ruitentikkers" Juweliers sterker beveiligd De laatste tijd komen er te Rotter dam nogal eens diefstallen voor uit etalages van juwelierswinkels, nadat de dieven de ruiten met behulp van een steen of iets dergelijks hebben gekraakt De Rotterdamse politie zal nu extra maatregelen nemen om te trachten hieraan een eind te maken. In de eerste plaats zal er geduren de de avond- en nachtelijke uren door de geüniformeerde politie een bijzondere bewaking worden inge steld. Bovendien zal de recherche op onopvallende wijze een oogje in het zeil gaan houden; verder roept de politie de medewerking van het pu bliek in, indien personen worden ge zien, die zich op verdachte wijze in de buurt van juwelierswinkels op houden. Komt een dergelyk alarm binnen, dan zal de politie binnen en kele minuten ter plaatse zijn, maar bovendien zal de betreffènde buurt door politie-auto's worden afgezet Omwonenden wordt ook verzocht de politie in de gelegenheid te stellen van hun huis uit de juwelierszaken te observeren. Verder zal met de daarvoor in aan merking komende juweliers' contact worden opgenomen om te komen tot het plaatsen van een fotoapparatuur in de etalage, uiteraard onzichtbaar van de straat af. Zo kan dan langs mechanische weg een foto worden gemaakt, wanneer een onbekende de ruit vernielt. Tenslotte wordt op aanhouding van de dader door politiepersoneel een extra beloning in het vooruitzicht ge steld. BELEMMERT NIEUW STATIONS- POSTGEBOUW SPOORWEG ONTWIKKELING TE AMSTERDAM? De directeur-generaal van de P. T.T., ir J. D. H. van der Toorn, heeft in een brief aan de Amsterdamse Ka mer van Koophandel gezegd, met de kamer van mening te zijn, dat het wenselijk is zo spoedig mogelijk te beschikken over het nieuwe sta- tionspostgebouw te Amsterdam, waarvoor een ontwerp van prof. El- ling nagenoeg gereed is. Dit gebouw zal volgens de plannen verrijzen op het voormalige rangeerterrein aan het Oosterdok, de oostelijke toegang tot het centraal station. De heer Van der Toorn schrijft voorts, dat de Nederlandse Spoorwe gen hem verzekerd hebben, dat dit terrein aan het Oosterdok per 1 jan. 1959 zal zijn ontruimd. „In hoeverre daarna een aanvang kan worden ge maakt met de wer' zaamheden, zal mede voor een belangrijk deel af hankelijk zijn van de vraag of de gemeente Amsterdam alsnog uitvoe ring zal geven aan haar voornemen om wijziging te brengen in de lig ging van het gebouwencomplex" al dus ir Van der Toorn. Nader vernemen wij van de zijde der gemeente Amsterdam, dat de aanvankelijke bezwaren van de af deling stadsontwikkeling der dienst publieke werken tegen dit miljoe nenproject in verband met de toe komstige ontwikkeling der spoorwe gen thans zijn overgenomen door de Nederlandse Spoorweg< i Men denkt in de (verre) toekomst onder meer aan verdubbeling van de spoorbaan Amsterdam-Amersfoort en aan een vierde spoorbrug over het Oosterdok. Een al te omvangrijk proje"1 zou deze uitbreidingen onmogelijk maken. Er zijn thans nog besprekingen gaande tussen de spoorwegen en de P.T.T. over een wijziging van het complex ter plaatse.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1959 | | pagina 4