Mïsteke BEGEER
In de Krantentuin
/fiYïk
Kerstverhaal
ZATERDAG 27 DECEMBER 1958
DE LE1DSE COURANT
PAGINA 9
TM
DE HERDERSHOND MET 3 POTEN
Het was midden in de winter. De
sneeuwstorm gierde om hgt grote huis.
dat op de markt stond. De wind had zo'n
enorme kracht, dat de dakpannen telkens
opwipten en ze op de anders zo stille
zolder een vreselijk lawaai maakten.
Door deze herrie werden de beeldjes
▼an de kerststal die in een grote kist in
de hoek van de zonder waren opgeb
gen, opeens klaar wakker. De herders
wreven hun ogen uit, wardie zaten vol
stro, de schaapjes begonnen zich ook te
roeren zodat het papier waarin ze ge
wikkeld zaten begon te kraken. „We wil
len er uit", blaatten de schaapjes. ,,'.7e
hebben lang genoeg in de doos gezeten".
„Ja, mijn benen zijn ook stijf", brom
de koning Melchior in zijn baard.
„Maken jullie toch niet zo'n leven, ik
ben nog lang niet uitgeslapen", zei de
os knorrig en hij draaide zijn lompe li
chaam nog eens om.
„Au!" gilde de herder met de fluit",
Je slaat met je staart, tegen mijn hals.
en die is pas gelijmd".
„Zouden ze ons vergeten hebben? Het
lijkt me dat het allang Kerstmis geweest
is. Kijk maar eens naar de sneeuw. Hu!
Wat is het koud!" rilde de zwarte koning
en hij trok zijn wijde mantel, wat dich
ter om zich heen.
„Heeft het gesneeuwd? Dat willen we
zien" en hup, hup, sprongen de schaapjes
uit het stro op de rand van de kist en
zo verder over de zolder naar het grote
raam. Maar daar zagen ze nog niet veel
want het raam was hoog.
De herdershond was nu ook klaar wak
ker. Nu moest hij op zijn post zijn en
zorgen dat z'n schaapjes niet verdwaald
raakten. Blaffend stap'e hij over de ezel
heen, maar al gauw kromp hij ineen van
de pijn. Z'n houten pootje, dat de mijn
heer van het huis er vorige jaar aanga
lijmd had, bengelde er nu bij, als een kle
pel van een klok. De ezel balkte boos,
omdat de hond op z'n oor stond, waar
ook een stukje uit was, en kwaad riep hij
uit: „Blijven jullie toch rustig in de
kist, de mensen zullen best op tijd ons
komen halen".
„Houd je mond, domme ezel. Ezels
hebben toch nergens verstand van", kef
te de hond terug. Oei. daar was hij zijn
houten pootje kwijt en op drie pootjes
hinkte hij naar de schapen, die inmid
dels al op de vensterbank gesprongen
waren. Zou hij ook de sprong durven wa
gen? Warempel, daar kwam ook al een
kameel aanzetten. Was dat even fijn'
Nu kon hij eerst op de bulten van de
kameel springen en dan verder op de
vensterbank.
Ze stonden allemaal te kijken naar l">
sneeuw 'skjes, die op het dak vielen. Een
koning tuurde naar de hemel om te zien
of hij de ster ook zag, maar de lucht
was dicht bewolkt. Met zijn staf .wees
hij de hele hemel af, maar geen ster te
zien. „Komen jullie toch hier", zei de
os, „ik heb het zo koud".
Een engeltje vloog al omlaag en kroop
dicht bij de os. De schaapjes werden
bang ^an dat gefladder en sprongen,
hoepla, op de grond, om nog wat op de
zolder te kunnen spelen.
Hoe moest de hond, met z'n drie poot
jes, nu weer zorgen dat de schapen in
de kist kwamen? Wacht, daar stond de
staf van de koning, die zou hij kunnen
gebruiken om op de grond te komen
„Bang", deed de staf en twee gebroken
stukken lagen op de grond. Da* zag er
niet best uit. Hinkend nam hij de stuk
ken in zijn bek en smeet ze in de kist
„St, St," hoorde de hond opeens. De
ezel waarschuwde dat er mensen naar
boven kwamen.
Roets, roets, was iedereen in de kist
De kameel was de laatste en tilde de
deksel over alles heen, alsof er niets ge
beurd was. Een grote mannenhand tilde
de deksel van de kist.
„Maar jongens, wat. hebben jullie die
beeldjes er slordig ingedaan, het vorig
jaar.
Verschikt zagen de kinderen, hoe al-
les kris, kras, door elkaar lag. Een voor j
één pakten ze de beeldjes op.
„Kijk vader, het pootje van de hond
is er weer af en ik had het nog zo goed
gelijmd".
„O' en de staf van de koning is ook
weg", riep een ander.
„Kijk, hier liggen de stukken".
„Na Kerstmis, pak ik zelf de kerst
groep in. Jullie doen het veel te onvoor-
zichting", zei vader en hij bevoelde het
hoofd van de herder, dat er gelukkig
nog stevig op zat.
IETS OVER KAMELEN
Bij iedere kerststal horen ook de drie
koningen met de kamelen. Op het Kerst
feest staan ze er nog niet bij, maar enige
dagen later worden'ze voor de dag ge
haald en krijgen ze heel in de verte een
voorlopig plaatsje. Iedere dag komen de
koningen met hun kamelen een beetje
dichterbij, tot ze op 6 januari bij de
kerstgroep gezet worden, op de plaats
van de herders, die dan weer wat ach
teruit gezet worden.
De kamelen zijn in de woestijnen de
enige hulp van de mens, wan* het is
daar niet mogelijk enig ander dier zoals
geiten, schapen, runderen of varkens, te
houden.
De kameel heeft heel lange poten, zó
lang, dat ze hij het lopen elkaar zouden
raken wanneer niet de kameel een heel
andere gang heeft dan b.v. het paard. De
kameel verplaatst namelijk eerst de beide
linkerpoten en dan de beide rechter
Zo'n gang noemt men een telgang en de
kameel noemt men daarom een telgan
ger. Sommige paarden lopen ook zo, maar
dan is het hun aangeleera. Zelfs de arm
ste woestijnbewoner bezit kamelen. Hij
koopt de vermagerde kamelen, die pas
een lange woestijnreis achter de rug heb
ben, op, mest ze dan vet en verkoopt ze
dan weer met winst. Er zijn rijke woes
tijnbewoners, die wel duizend kamelen
bezitten. De kameel heeft maar weinig
voedsel nodig ofschoon hij zo'n groot dier
is. Hij eet distels en doornen, brandnetels
en alles wat hij in de woestijn kan vin
den. Wij zouden ons aan die doornen be
zeren, maar een kameel heeft nergens
last van. Hij kan in de zomer 5 dagen en
in de winter wel 25 dagen zonder drin
ken. Voor de aanvang van een tocht door
de woestijn drinkt hij voldoende. Hij
heeft en maag in vele delen verdeeld
waarin de reserve voorraad bewaard
blijft en die als hij ze nodig heeft, met
kleine hoeveelheden in de mond komen
om het droge voedsel te bevochtigen.
De kameel kan gemakkelijk, een last
van 300400 kg torsen, maar als de reis
lang is, dan is 100150 kg gebruikelijk.
Hij legt per dag 50 km af en de snelvoe
tige kamelen brengen het wel tot loO
km per dag.
Onderweg krijgen ze niet veel eten
maar dan putten ze weer uit de reserve
voorraad vet, die in de bulten zit. Aan
het einde van een lange reis zijn de bul
ten geheel verschrompeld.
Als de kamelen pijn hebben of de last
is te zwaar, dan kunnen ze naar schreien
en ook zwaar zuchten. Ze worden dan
ook wel koppig en weigeren dan op te
staan.
Als een kameel opgeladen wordt ligt
hij op de knieën. Ook is de kameel mu
zikaal. Als de karavaan op het punt st af
te vertrekken, dan begint de voorman
heel zachtjes een liedje te zingen zonder
zweepslagen of tikken, staan de kamelen
dan op en volgen de aanvoerder. Zodra
hij echter niet meer zingt, vertragen ze
de gang en daarom als de aanvoerder
moe wordt, neemt een ander z'n taak
over. Zolang de mars duurt moet er ge
zongen worden en dan liefst vrolijke pit
tige zang, zodat ze op de maat kunnen
lopen.
Het vlees van de kameel is smakelijk
en voedzaam. Het wordt door de woes
tijnbewoners gegeten.
De mest van die dieren wordt ook wel
als brandstof gebruikt, om het kopje
koffie te warmen.
Van de lichtgele, soms donkere wolha
ren worden dekens, tapijten en mantels
geweven.
Als jullie nu nog weten dat de kameel
een goedig volgzaam dier is, dan begrij
pen jullie ook dat het een heel nuttig
dier is en ook wel „het schip der woes
tijn" genoemd wordt.
EEN PAAR SPELLETJES VOOR
REGENACHTIGE VAKANTIEDAGEN
DE KOOPMAN UIT PARIJS
Dit spelletje kan door twee of meer
dere kinderen gespeeld worden. Eén van
hen is koopman en de andere zijn de ko
pers. De koopman begint:
„Ik ben een koopman uit Parijs.
En raak niet spoedig van de wijs.
Wit en zwart verkoop ik niet.
Ja en neen versta ik niet.
Mevrouw (of mijnheer) wat blieft
u?" i
De kopers beginnen nu op de beurt
te vragen, maar zij mogen de woorden
„wit" en „zwart", „ja" en „neen" niet
gebruiken. Na drie vergissingen wordt
een ander koopman. Er kunnen ook pan
den gevraagd worden en dan volgt na
afloop het vrolijke spelletje „pandverbeu
ren".
BLINDEMANSPELLETJES
Het gewone blindemanspelletje is, dat
er een kind geblinddoekt wordt, die moet
proberen een ander te pakken en dan
door te betasten moet zeggen, hoe het
kind heet.
Er zijn ook nog andere manleren.
I. De kinderen zitten in een kring.
Eén staat in het midden met een paar
houten lepels in de hand en geblinddoekt.
Nu moet de blindeman proberen met de
lepels naar één van de spelers te lopen
en met die lepels te voelen wie het is.
Is er goed geraden dan komt degene,
die betast werd, aan de beurt. Iedereen
moet zo stil mogelijk zijn om niet door
een geluid te verraden wie hij is.
II. De spglers maken een grote zuivere
kring. Twee kinderen komen geblind
doekt in het midden. We noemen ze Piet
en Toos, Na een paar maal in de rondte
te zijn gedraaid moeten Piet en Toos
elkaar trachten te vinden door te roe-'
pen: „Piet waar ben je? Of Toos waar
ben je?"
Het spel kan ook om de tafel gespeeld
worden als er geen kinderen genoeg zijn
om een grote kring te vormen.
III. Wie eet het vlugste?
Twee kinderen worden geblinddoekt
en krijgen ieder een onbreekbaar bordje
in de hand, waarop een in stukjes gesne
den boterham ligt. Ze moeten nu pro
beren elkaar zo vlug mogelijk de boter
ham op te laten eten.
Degene, waarvan het bordje het eerst
leeg is, is de winnaar.
IV. Dierengeluiden.
De kinderen zitten in een kring. Eén
is er geblinddoekt in het midden. Deze
moet op de schoot van de andere speler
gaan zitten, die dan een dierengeluid
maakt. De geblinddoekte moet dan raden
wie het is.
V. Eei wekker zoeken.
In de kamer wordt een wekker ver
stopt, die duidelijk tikt. Eén van de kin
deren is buiten de deur en wordt ge
blinddoekt binnengebracht. Het kind
moet nu proberen op het geluid af de
GEHEUGENSPELLETJE
I. De kinderen zitten om de tafel en
hebben papier en potloot bij zich. Er
wordt een blad binnen gebracht met b.v.
12 verschillende voorwerpen, waarover-
heen een doek is gelegd. Het blad wordt
midden op tafel gezet, dan wordt de
doek er af gehaald en dan mogen de kin
deren 1 minuut kijken. Dan wordt het
blad weggezet en dan krijgen de kinde
ren 5 minuten tijd om op te schrijven
wat ze gezien hebben. Wie de meeste
goede voorwerpen op schreef, heeft het
spel gewonnen.
II. Ik ging op reis cn nam mijn kof
fertje mee. De kinderen zitten weer in
een kring. Het eerste kind begint: „Ik
ging op reis en nam mijn koffertje mee,
ik pakte daarin: mijn schoenen". Num
mer twee zegt hetzelfde, maar voegt er
aan toe b.v.: mijn kousen. Nummer drie
herhaalt nu ook dit en voegt er weer
aan toe b.v.: mijn spoorboekje. Is ieder
een b.v. twee maal aan de beurt geweest
(zijn er veel kinderen dan is 1 beurt vol
doende) dan moet de hele geschiedenis
weer teruggebracht worden, tot de kof
fer weer leeg is.
Wie mist, moet een pand geven.
CONCERT IN C GROOT
door Alfons Wesselman
De concertzaal loopt vol. Over 5 mi
nuten zal het beginnen. Op het program
ma staat aangekondigd: „Een vioolconcert
in C groot van Beethoven, met als solist
de achtjarige Robert Haffert", die voof
het eerst voor een groot publiek zal spe
len.
De violist zelf is een beetje ongerust.
Zou hij zenuwachtig worden, met zoveel
mensen voor zich?
Het concert zal zo een aanvang ne
men, want het orkest neemt zijn plaats
al in. Daar komt de dirigent met de so
list het podium op. Een beetje onbehol
pen buigt de jonge violist voor het pu
bliek, da* maar flauwtjes klapt. Menig
een vraagt zich af: is dat nu de violist?
die dikke boerenjongen? De dirigent
geeft een tekenDe violist zet in. Z'n
strijkstok schuift zachtje: over dc sna
ren. Opeens wordt iedereen verrukt over
de zuivere zachte tonen. Na enkele ma
ten zet het orkest in. Het publiek wordt
enthousiast en is weg van de buitenge
wone prachtige muziek. Als het afgelo
pen is, blijft men nog even stil maar dan
barst de zaal los in een ware ovatie. Aan
het klappen schijnt geen eind te komen.
Dan geeft de jongen een teken aan de
dirigent. Men is meteen doodstil. Hij
geeft een „toegift" en ontroerd mooi
speelt hij nu in de kersttijd hel „stille
nacht". Men kan een speld horen vallen
zo stil is de zaal, maar na afloop breekt
een stormachtig gejuich los. De jeugdige
violist lacht verlegen, maar met ogen
van vreugde. Zyn succes is behaald.
Dag kinders. Zalig Nieuwjaar.
TANTE JO EN OOM TOON
Dat was te moeilijk. „Zo getui
ge", zei de rechter, „nu moet u eerst
maar eens zweren dat u de waarheid
en niets dan de waarheid zult zeg
gen. Zegt u mij maar even na...."
Toen de formaliteit achter de rug
was, klonk het: „En, getuige, wat
hebt u nu te verklaren?"
„Ja edelachtbare", antwoordde de
man, „wanneer u me zó veel restric
ties oplegt, is het maar beter dat ik
niets verklaar!"
Toch gelijk. „Fransje, noem jij
me eens een zeldzaam dier uit Afri
ka", zei de onderwijzer.
„Een kangoeroe, meneer", ant
woordde Fransje.
„Maar jongen, hoe kom je daar nu
bij. In Afrika zijn toch geen kangoe-
roe's!"
„Nu meneer", meende de knaap,
„is het daar dan soms geen zeldzaam
dier?"
„Nu weet ik ook, waarom je hem
eerst „Papa" hebt bijgebracht."
30 jaar onder de wilden
13. Toen ik dc taal van mijn zwarte
gasten wat beter begreep vertelde
Yamba me. dat zij, haar man en haar
kinderen uit Australië kwamen en
een storm ze ver van het land af gedre
ven had.
Op zekere dag ontdekte ze een klein
handspiegeltje, dat ik boven mijn hang
mat gehangen had. Toen ze haar gezicht
daarin zag, schrok ze eerst en liep
schreeuwend de hut uit maar spoe
dig kreeg haar nieuwsgierigheid de over
hand en al gauw was ze niet bang meer.
Ze sloop weer terug om het eigenaardige
ding nog eens te zien en toen ze be
merkt had, dat de spiegel niet gevaar
lijk was stond ze iedere dag lang er voor
en trok gekke gezichten.
14. We hadden er al lang en breed over
gesproken om in mijn kleine boot naar
hun land terug te varen en op een zekere
avond wees Yamba op een fel stralende
ster en zei „daar aan dit kant. in die
richting ligt mijn geboorteland".
De volgende morgei droegen we de
boot dwars over het eiland en legden
hem aan de andere kant in het water.
Maar de wind blies precies uit de ver
keerde richting. De zwarten waren erg
teleurgesteld, maar terwijl we op goede
wind wachtten konden we een grote
voorraad verzamelen en water in reserij
voirs doen. Deze reservoirs bestonden
uit ingewanden van vogels en vissen Ik
begroef mijn parelschat op het eiland
wat moest ik daarmee in Australië bij de
wilden. Misschien liggen ze er nu nog,
waar ik ze toen verstopt heb.
De lege maag. Dame (aan de
deur tegen bedelaar, die juist een
heel onwaarschijnlijk verhaal opge
dist heeft): „Maar mijn beste man,
je verhaal klink wel een weinig hol.
hè?"
Bedelaar: „Ja, mevrouw, maar hoe
zou dat anders kunnen met zo'n lege
maag?"
Op school. „Zo Koertje, wat heb
jij alzo beleefd in je vakantie?"
„Och, meneer", zei Koertje voor
zichtig, „voor een opstel was het lang
niet voldoende"-.
Zij had gelijk. Een heer, die bij
een jachtongeluk zijn neus had ver
loren, werd dagelijks op zijn weg
naar het kantoor door een oude be
delvrouw aangesproken met de wens:
„De hemel behoede uw ogen, me
neer!"
Eens besloot hij, een verklaring
te vragen van de zonderlinge zege
wens en zeide tot de vrouw: „Waar
om wenst u mij het behoud van mijn
ogen toe, daar is toch niets bijzon
ders aan?"
„Wel, meneer", antwoordde de be
delares, „het moet iets ergs voor u
zijn, als uw gezicht minder goed
wordt. want u hebt geen neus, om
een bril op te zetten".
Hoe het trok! „Hoe gaat het met
je schouwburg-onderneming?"
„O. ons nieuwe stuk trekt enorm"
„O ja?"
„Ja, wij hebben een windmachine
achter de coulissen".
Wat hü zocht. Jonge man: „Ik
kom eens vragen of u geen baantje
voor me hebt".
Baas: „Ik doe al mijn werk zelf".
„Uitstekend! Wanneer kan ik be
ginnen?"
„Is er een kinderverwachting bij
u in vervulling gegaan?"
„Ja. Als mijn moeder me aan mijn
haren trok, wenste ik altijd, dat ik
er geen had."
Verraderlijk. „Waaruit conclu
deer je, dat hij verliefd is?"
„Ik hoor zijn papegaai de laatste
tijd zoveel zuchten."
Aetherklanken
TELEVISIEPROGRAMMA'S.
KRO: 11.00 Hoogmis.
HILVERSUM I. 402 m.
8.00 KRO. 9.30 NCRV. 10.00 CON
VENT VAN KERKEN. 11.30 NCRV.
12.15 KRO. 17.00 IKOR. 19.00 NCRV.
19.45-24.00 KRO.
KRO: 8.00 Nws. 8.15 Gram. 8.25
Hoogmis. NCRV: 9.30 Nws. en water
standen. 9.45 Geestelijke liederen.
CONVENT VAN KERKEN: 10.00 Chr.
Geref. kerkdienst. NCRV: 11.30 Kerk-
muz. KRO: 12.15 Apologie. 12.35 Instr.
octet. 13.00 Nws. 13.05 De hand aan
de ploeg, caus. 13.10 De wadders,
hoorsp. 13.30 Lichte muz. 13.45 Boek-
bespr. 14.00 V. d. jeugd. 14.30 Piano
recital. 14.55 Fluit, fagot en harp.
15.30 Muz. caus. 16.00 Sport. 10.30
Vespers. IKOR: 17.00 Herv. kerkd.
18.00 Het geladen schip, causerieën.
18.30 De Kerk aan het werk, caus.
18.40 Bij bel vertellingen. NCLV: 19.00
Kerkelijk nws. 19.05 Koorzang. 19.30
De mens en Ik. Gods laatste vraag
aan de mens, caus. KRO: 19.45 Nws.
20.00 Act. 20.10 Amus. muz. 20.30
Kempen land van mijn hart, klankb.
21.15 Cabaret. 22.05 Promenade ork.
en sol. 22.45 Avondgebed en lit. kal.
23.00 Nws. 23.15-24.00 Gram.
HILVERSUM II 298 m.
8.00 VARA. 12.00 AVRO. 17.00 VARA.
18.30 VPRO. 19.00 IKOR. 20.00-24.00
AVRO.
VARA: 8.00 Nws. 8.18 Voor heL
platteland. 8.30 Gevar. progr. 9.4o
Geestelijk leven, toespr. 10.00 Gram.
10.35 Boekbespr. 10.45 Cabaret. 11.15
Omr. ork. AVRO: 12.00 Theaterork.
en soliste. 12.30 Sportspiegel. 12,35
Lichte muz. 13.00 Nws. en S.O.S.-ber.
13.07 De toestand in de wereld, caus.
13.17 Meded. of gram. 13.20 Gevar.
progr. v. d. strijdkrachten. 14.00 Boek
bespr. 14.20 Radiophilharm. ork. en
solist. I. d. pauze 15.00-15.25): Ter-
tulia bij Anita en Juanita (III). 16.10
Jazzmuz. 16.30 Sportrevue VARA:
17.00 Gram. 17.30 V. d. jeugd. 17.50
Nws., sportuitsl. en sportjourn. VPRO:
18.30 Nieuwjaarstoespraak. IKOR
19.00 V. d. jeugd. 19.30 De Open Deur.
AVRO: 20.00 Nws. 20.05 Lichte muz.
20.50 Zijn zeven vrouwen, hoorspel.
21.30 Lichte muz. 21.45 Comme ci,
comme ca, stemming beelden. 22.00
Dansmuz. 22.15 Act. 22.30 Gram. 23.00
Nieuws. 23.15 Sportuitsl. 23.20-24.00
Gram.
MAANDAG.
TELEVISIEPROGRAMMA,S.
NTS: 20.00 Journ. en weeroverz.
VARA: 20.20 Mensen dingen nu 20.30
Pol. overz. v. 1958. 21.00 Anders dan
anderen.
HILVERSUM I. 402 m.
7.00-24.00 NCRV.
7.00 Nws. en S.O.S.-ber. 7.10 Gram.
7.40 ld. 7.50 Een woord voor de dag.
8.00 Nws 8.15 Sportuitsl. 8.25 Gewijde
muz. 9.00 V. d. zieken. 9.30 Gram.
9.35 Waterst. 9,40 V. d. vrouw. 10.15
Theologische etherleerg. 11.00 Gram.
11.25 Gevar. progr. 12.00 Koorzang.
12,25 Voor boer en tuinder. 12.30
Land- en tuinb. meded. 12.33 Lichte
muz. 12.53 Gram. en act. 13.00 Nws.
13.15 Promenade ork. en sol. 13.45
Gram. 14.05 Meisjeskoor. 14.30 Gevar.
progr. 15.30 Gram. 16.00 bijbellezing.
16.30 Zang en piano. 17.00 V. d. kleu
ters. 17.15 V. d. jeugd. 17.30 Gram.
17.40 Beurber. 17.45 Regeringsuitz.:
Leiden, Maarmansteeg 8, Iel. 2UÖ85
(Advertentie)
Rijksdelen Overzee: Venezuela, buur
land van de Nederlandse Antillen,
door dr. A. J. C. Krafft. 18.00 Orgel
spel. 18.30 Sport. 18.40 Gram. 19.00
Nws en weerber. 19.10 Volksliederen.
19.30 Radiokrant. 19.55 Op de man af.
20.00 Gram. 20.30 Die merkwaardige
man, hoorsp. 21.05 Celloconc. 21.35
Metropole ork. 22.00 Volk en Staat,
caus. 22.15 Vocaal ens. 22.45 Avond
overdenking. 23.00 Nws. 23.15-24.00
Gram.
HILVERSUM II 298 m.
7.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20-24.00
VARA.
VARA: 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20
Gram. 8.00 Nws. 8.18 De matrijspoort.
VPRO: 10.00 Voor de oude dag, caus.
10.05 Morgenwijding. VARA: 10.20
Gram. 10.55 Dansmuz. 11.30 Piano
recital. 12.00 Orgel en zang 12.30
Land- en tuinb. meded. 12.33 Voor het
platteland. 12.38 Pianoduo. 13.00 Nws.
13.15 V. d. Middenstand. 13.20 Instr.
trio. 13.45 De weg naar volwassen
heid, ca'is. 14.00 Gram. 15.20 Lichte
muz. 15.45 Zestig minuten voor boven
de zestig. 16.45 Nederlandse liedjes
en volksdansen. 17.00 Gram. 17.20
Dansmuz. 17.50 Mil. comm. 18.00 Nws.
en comm 18.20 Lichte muz. 18.50
Openbaar kunstbezit, caus 19.00 Par
lementair overz. 19 15 Muz. caus. 19.45
Regeringsuitz.: Emigratierubr.: Emi
gratiepraatje door c'e heer li A. van
Luyk. 20.00 Nws. 20.05 Gevar. muz.
20.30 Cabaret. 21.00 Etherforum 21.40
Marimba. 22.10 Tromhone-ens. 22.25
Strijkkwint. 23.00 Nws. 23 15-24.00
GRAMMOFOONPLATEN-
PROGRAMMA DRAADOMROEP.
(over de 4e lijn),
I. Ludwig van Beethoven. Concert
voor viool en orkest in d gr. t. op. 61.
II. Anton Bruckner. Symhonie nr.
7 in e gr. t.
DIT WIST u NIET
virtc draait sto«d5|
''aiiZdr.'-fiyri fv-jf