In de Kloksteeg heeft Leidens
oudste Figaro de klok stilgezet
De vergeelde
dagboek
bladen
Mr. Jacob
Paulus
Amersfoordt
DE LEIDSE COURANT
van
Ook hij peinst over
het grijs verleden
Leiden in het jaar 1841. Op
maandag de 2e augustus vroeg in de
morgen. Een 24-jarige jongeman, rij
zig van gestalte stond op het Ra
penburg gelaarsd en gespoord naast
een bruin rijpaard, dat hij bij de teu
gels hield. Hartelijk en langdurig
was het afscheid, dat hij nam van zijn
vriend Visserink, die hem beslist uit
geleide wilde doen, terwijl voor de
vensters van één der deftige woon
huizen Visseriks buurmeisje de
beiden gadesloeg. Het was joffer Ma
ria Reuvers, dochter van professer
Reuvers.
De jongeman, die op het punt stond
te gaan vertrekken, was niemand
minder dan Jacob Paulus Amers
foordt, de enige zoon van Professor
Jacob Amersfoordt, eertijds hoogle
raar aan de Hogeschool te Franeker.
De jongeman had getoond een helder
verstand te bezitten en een scherp
opmerkingsvermogen en het lag dan
ook wel in zijn lijn om te promove
ren op één en dezelfde dag in de
rechten én in de letteren, waar
mede hij zijn studiën aan dë Leidse
Universiteit voltooide.
Na de promotie stelde hij zich (als
zovelen vóór en ook nè hem) de
vraag: Wat nu?
Reeds vroeg had hij zijn vader ver
loren en zijn moeder stierf juist een
jaar geleden, maar zij hadden hem
een klein fortuintje nagelaten en de
keuze om dadelijk naar een betrek
king om te zien ofwel eerst zijn op
voeding door een reis te gaan vol
tooien.
Zijn beide minderjarige zusters
zouden goed verzorgd worden door
oom Leonard Huizinga, die op „Am-
stelrust" nabij Amsterdam woonde
en die zich tevens gedurende zijn
afwezigheid wel wilde belasten met
waarneming zijner zaken. Niets be
lette hem dan ook de wereld te gaan
ontdekken. Hij wist wat reizen was,
want hü was reeds meermalen van
honk geweest. Thans zou het echter
een extra lange reis worden en de
jonge Meester wilde minstens een
paar jaar wegblijven.
Geen wonder, dat niettegenstaande
de hang naar het onbekende, het
vreemde en het schone toch het
ogenblik van vertrek uit de oude
Academie-stad hem even sentimen
teel maakte. Vooral toen hij ook jof
fer Maria Reuvers ten afscheid mocht
toewuiven.
Jacob was namelijk gevoelig voor
vrouwelijk schoon en op zijn dag
boekblaadje schrijft hij met fijne let
ter:
Vom Madchen reiszt sich stolz
der Knabe
Er stürmt in 's Leben wild hinaus
Durchmetszt die Welt om
Wanderstabe
Fremd kehrt er heim ins
Vaterhaus.
„Veel zal er veranderd zijn mij
mert hij als ik terugkeer, doch ook
dan zal het vaderland wel een paar
vlijtige handen kunnen gebruiken en
in de hoop, dat eene Hollandsche
schoone den reiziger naderhand ge
lukkig zal kunnen maken sterkt het
hart
Alles te paard
Amersfoordt had zich een goed rij
paard gekocht. Het was een Holstei-
ner merrie, bruin van kleur met een
bles op het hoofd en zij heette Diana.
„Het beloofde een aangenaam reisge
zel te zullen zijn", meende Jacob
Paulus.
Ook de andere zaken waren goed
in orde: een Engels zadel, waaron
der een deken voor de nacht en waar
onder een pakkussen, waarop een va
liesje. Voor op het zadel een paar
pistooltassen, waarin hij tevens de
toiletbenodigdheden had geborgen.
Om de schouder een weitas, waar
in aanbevelingsbrieven, een verrekij
ker, kompas, landkaart en een lichte
regenjas.
Om zijn fraaie en niet goedkope
hoge hoed tegen inwerking van het
weer te beschermen had hij er een
wasdoeken hoes over getrokken.
Kortom: hij kon er tegen!
En dan rijdt hij al spoedig langs
Voorburg, waar eens zijn moeder op
een nogal agrarisch butien gewoond
had, waardoor drieven en aangena
me herinneringen een wijle hem be
geleidden op zijn reis zuidwaarts.
Niets ontgaat hem. Hij is een goed
en zelfs scherp opmerker en hij rea
liseert zich, dat hij Hollandse wel
vaart gaat verlaten voor lange tijd
want hij kent het buitenland van
vroegere reizen.
doch mensenkennis op te
doen, talen te leren en ondervinding
te verkrijgen is nodig voor de jonge
ling", meent hij.
Via Delfshaven en Rotterdam
rijdt hij naar Dordrecht waar zijn
oudste zuster Truitje verblijft bij
dr. Onnen. Met een stoomboot wordt
hij overgezet over de Moerdijk om
dan via Terheyden naar Breda te
trekken. Onderweg te Terheyden
ontwaarde hij tot zijn grote verras
sing en vreugde nicht Loke en doch
ter op een diligence. Hij had gedacht
ze te Breda te kunnen begroeten,
maar zij gingen de verkeerde kant
op, zodat hij zich amuseerde bij mr.
Loke, lid van het Geregtshof. Breda
werd grondig bestudeerd, zo wijl ge
lijkvloers als uit de toren van de fraaie
gotische kerk en dan wordt Neder
lands grondgebied verlaten om op 6
augustus Antwerpen, binnen te rij
den.
Hij bezocht de forten om Antwer
pen, waar tijdens de Belgische Op
stand in de 30-er jaren zo gevoch
ten was en dan schrijft hij des avonds
in zijn dagboek: „Hier vocht men
zonder doel, hier vielen dapperen en
het lot hunner volkeren bleef het
zelfdeMet één enkele regel ty
peerde hy hiermede het gehele ver
loop van de strubbelingen tussen
Noord en Zuid.
Twee dagen later moet hij in zijn
dagboek schrijven, dat Diana hoe
langer hoe meer verkouden wordt,
doch vervolgt direct hierop, dat hij
te Mechelen Kardinaal Sterk de H.
Mis zag vieren in de hoofdkerk. Het
was zondag en hij bereikte die dag
nog Brussel.
In de Belgische hoofdstad was zijn
eerste gang naar de tentoonstelling
van Nijverheid in het oude paleis.
Amersfoordt heeft altijd die belangstel
ling voor techniek behouden, die hem
tenslotte gemaakt heeft tot de grote
pionier op het gebied der landbouw
mechanisatie in Nederland. „Smaak
vol en fraai vertoonden zich de ver
schillende voortbrenselen. Rijtuigen
zilverwerk, drukproeven, meubelen,
werktuigen muntten het meest uit.
De dubbele Brabantse ploeg had ik
nog niet gezien
Bij alle bijzondere bouwwerken
vermeldde hij ook „de gazfabriek met
overdekte gazbewaarders". Gasfabrie
ken waren dan ook inderdaad nog
min of meer bijzonder. Want die te
Amsterdam onze eerste gasfabriek
dateerde van 1825 en „overdekte
gaz-bewaarders" waren blijkbaar iets
nieuws.
Vanuit Brussel maakte Amers
foordt 'n reisje naar Gent. Hij schreef
een dag later: „Ik vergat te zeggen,
dat de spoorweg mij naar Gend heen
en weder voerde; zó natuurlijk
schijnt reeds dit nieuwe middel van
vervoer...." Ja, van Mechelen had
hij reeds geschreven: „De spoorweg
heeft hier zijn hart. Naar alle kanten
zendt hij van hier zijne vlugge wa
gens, die met de nieuwsgierigen en
de koopwaren, de bevelen van de
Kardinaal Sterk zeer snel naar de
rijkste streken van België voeren..."
Bedenkt wel, dat het nauwelijks 2
jaren geleden was, dat in Nederland
tussen Haarlem en Amsterdam de
eerste spoorweg was geopend!
En dan na nog een bezoek aan
het slagveld van Waterloo wendt
hij zijn paard in oostelijke richting
om naar Namen te rijden, waarna de
Maas in zuidelijke richting gevolgd
wordt. Wat een verschil met tegen
woordig: alles arm. Maar toch is er
kermis te Dinant, de Maasstad met
zijn typische citadel op de rots boven
de kerk. Er werd een bal in de open
lucht gegeven, in het zand.„Het was
armoedig, doch aangenaam door het
fraaie weder. Ik danste eens met de
zuster van mijn hospes, een dikke ge
zonde Luikerwaalse deern. De Belgen
hangen alles aan hun lijf; de Franse
klederdracht verbergt veel ar
moede
En hiermede besluit hij de eerste
14 dagen van zijn reis.
SI.
Zestig jaar studentenkapper
ER ZIJN HEDEN TEN DAGE niet veel beroepen meer
welke zijn omgeven met het aureool der eerbied
waardigheid. En komen we er zo nu en dan een tegen
waarvan de oorsprong in 'n zeer grijs verleden ligt dan
is het wel zodanig aan de moderne tijd aangepast, dat
we ons ternauwernood kunnen voorstellen dat onze
voorouders in antieke tijden met hetzelfde bijltje ge
hakt hebben, zij het dan op primitieve wijze. Een van
deze diepgewortelde beroepen is ongetwijfeld het kap
persvak. Als de krulletjes in onze nek overdadig be
ginnen op te komen en wij met des kappers geld zo
als de volksmond hardnekkig wil op zak lopen rich
ten wij onze schreden naar een salon, doorgaans een
rijk aangekleed apartement met blinkende apparatuur,
waar je je niet kunt draaien of keren of je ziet jezelf
veelvoudig terug in ritsen spiegels. Bij het gedrein van
een elektrische tondeuze vallen daar onze lokken.
Temidden van de luxe overdaad èn comfort, dat
moet gezegd worden vindt men hier en daar in den
lande een soort oase van niet tot deze tijd behorende
rust waar een bezadigde vakman schaar en mes han
teert in een vertrek zonder zonlicht, maar met een
sfeer, zó zeldzaam, dat de weemoed je naar de keel
schiet.
Zo is het nu ook in Leiden. Eén plek is daar te vin
den waar niet alleen het beeld van de eeuwwisseling
bewaard is gebleven, maar zelfs de adem van vijftig
jaar geleden nog niet is gestokt. Deze voor vele mensen
kostbare plaats bevindt zich aan de Kloksteeg. Hier is
het, dat een Figaro van de oude, onvervalste stempel
onder het waakzaam en hooghartig oog van een gipsen
Minerva vreemdelingen vereren haar onder de naam
Pallas Athene zijn beroep van haarsnijden en sche
ren *nog elke dag uitoefent zoals hij het deed toen hij
in 1901 zijn zaak opende.
r\E BJTNA 83-JARIGE KEES VAN VALDEREN, met
zijn markante Lodewijk van Deysselprofiel en fiere
draaiknevel a la Wilhelm II, is een echte Leidenaar, die
nu al 60 jaar lang met studenten te maken heeft op het
stuk van haarverzorging, feesten, ontgroenen, eten en
drinken hij is (daarvoor) vereerd met het wapen
van het Leids Studentencorps. In zijn leerlingentijd,
toen zijn schedel nog een weelderige haardos droeg,
begon hij met inzepen van klanten bij kleine barbier
tjes. Nog goed kan hij zich de tijd herinneren van Piet
Knaap aan de Breestraat, de kapper van Piet Paaltjens.
Hierna vertrok Kees van Valderen naar het Haagje,
waar hij in dienst trad bij enkele gerenommeerde coif
feurs: bij een statige Fransman, die 's zondags van zijn
rust hield hoewel dat vroeger niet bepaald de ge
woonte was in het ouderwetse arbeidsproces en een
Duitser met 'n pracht van „es-ist-erreicht"-snor, waar
de heer Van Valderen buitengewoon jaloers op was en
welk sieraad hem aanzette tot het bereiken van een
zelfde eervol resultaat, waarover hij dan nu ook niet
mag klagen. „Hij is schitterend", hebben wij meester
Kees verzekerd en daar is hij het, geloven wij, wel mee
eens.
Met de zondagse klanten heeft Kees vroeger nogal
wat te stellen gehad. De baas hield de zaak dicht en de
gehuurde krachten konden de halve dag de heren langs
die doorgaans om elf uur nog op bed lagen en er alleen
even uitkwamen om in een stoel geschoren te worden.
Zeven stuks had Kees zondagsmorgens te bedienen,
voor 35 cent de man.
Een van hen, een gezien advocaat en procureur, liet
hem een keer een half uur aan zijn slaapkamerdeur
kloppen. Het scheerwater was inmiddels steenkoud ge
worden en het dienstmeisje gaf hem in overweging
maar weg te gaan; wat de heer Van Valderen deed. Bij
zijn patroon maakte hij z'n beklag en deze nam de door
luchtige cliënt discreet onder handen; de conferentie
miste z'n uitwerking niet, want de volgende zondag
stipt om elf uur klom de advocaat zijn bed uit en stelde
zich op de stoel onder behandeling.
KAPPER VAN VALDEREN, vergrijsd in het vak
maar daar zie je niets van kan gepeperde verha
len vertellen als je in zijn antieke heiligdom onder het
mes zit. Zjjn instrumentarium steekt in oude sigaren
kistjes en aan de muren, in intieme, donkere kleuren,
hangen verbleekte en ver in de herinnering teruggrij
pende affiches als gold het een expositie.
Onder het vertellen wil Kees nog wel eens een kwis
tig met goud en contrasterende kleuren versierd plak
kaat van de wand nemen en illustreert dan zijn woor
den met krantenknipsels en foto's van jolijt, welke op
de achterkant van de plaat zyn geplakt; en enige tijd
terug genoot je onderwijl van het bakje koffie en het
droge biscuitje, dat zijn vrouw enkele maanden ge
leden is zij haar man ontvallen steeds weer de klan
ten voorzette.
Rondom ons zien wij bars en dancings uit de jaren
'20 in Parijse trant en in de zware donkere spiegels
weerkaatsen zich reclameplaten uit 'n vaag verleden;
het interieur is overigens sinds 1901 niet veranderd.
Oud-studenten, die jaren geleden Van Valderen al ken
den als een goede vriend en nu keien in de maatschap
pij zijn, komen hem nu en dan nog eens opzoeken en
waarschuwen hem steeds, alles te laten hangen zoals
het hangt „want het komt allemaal onder Monumenten
zorg, hoor Kees, dus bederf het nou niet". En Kees,
oudste kapper van Leiden, die als privilege geen boete
krijgt als hy eens niet op de kappersvergadering komt,
dénkt er niet aan, het te bederven