RIJKSBEGROTING HEEFT EEN TEKORT VAN ANDERHALF MILJARD
DE ALGEMENE TOESTAND DES LANDS
IS ECHTER NIET ONGUNSTIG
Belastingverzwaring blijft gehandhaafd,
doch verruiming voor investeringen
Samenvattend overzicht der middelen
Waterstaat
Onderwijs en
cultuur
Landbouw-
egalisatiefonds
DINSDAG 16 SEPTEMBER 1958
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 8
Uit de hedenmiddag bij de Staten-Generaal ingediende miljoenennota
blijkt dat voor de begroting 1959 het uitgaven-totaal is geraamd op 8748
miljoen en de beschikbare middelen op ƒ7430 miljoen. De ontwerp-begro
ting sluit dus met een tekort van 1318 miljoen. Door additionele lasten
verzwaringen zullen de uitgaven evenwel nog stijgen. De regering meent,
gezien de grootte van het tekort, dat door verlenging van de in 1959 ver
vallende tijdelijke belastingverhogingen aanvullende middelen moeten wor
den gevonden. De daarvoor nodige wetsontwerpen zullen spoedig worden
ingediend.
Met inbegrip van de extra-uitgaven en de verhoging der middelen zal
het tekort 1487 miljoen belopen.
FINANCIERING VAN HET TEKORT DE MIDDELEN VAN HET RIJK
Uii Hofstra s
beschouwing
Hierbij is evenwel nog geen reke
ning gehouden met de wens van de
regering de consumentensubsidie op
melk (waarvoor ƒ110. miljoen in de
uitgavenramingen is verwerkt) af
te schaffen. Zij zal hierover na in
gewonnen advies tot gehee of ge
deeltelijke voortzetting van de subsi
diëring besluiten, dan zal op nader te
bepalen wijze in de dekking van het
daarmede gemoeide bedrag worden
voorzien.
Voor het hoge uitgavenpeil en,
daarmede samenhangend een tekort
dat aanzienlijk groter is dan in tal
van jaren het geval is geweest, wijst
de regering verscheidene oorzaken
aan. Twee daarvan stellen ook reeds
in 1958 de schatkist voor ernstige pro
blemen; zij zijn van externe aard: ten
eerste de verdere verzaking van zijn
financiële verplichtingen door Indo
nesië en ten tweede de instorting van
de internationale zuivelmarkt.
Andere uitgavenverhogende krach
ten zijn: maatregelen tot bestrijding
van de werkloosheid, de grote toe
vloed van leerlingen en studenten
naar het voortgezet onderwijs, de
belangrijke toenemende afkoopsom
men ingevolge de finacieringssubsi-
dies. Daarenboven neemt het rijk
ook in 1959 de volledige financiering
van de woningwetbouw voor zijn re
kening. Voor dit doel is een bedrag
van ƒ670 miljoen in de begroting
opgenomen, tegen 540 miljoen in
de oorspronkelijke begroting voor
1958.
De oorzaken die tot de hogere uit
gaven leiden zijn naar het oordeel
van de regering voor een deel van
tijdelijke aard. .Zij meent daarom
dat de hieruit voortvloeiende toene
ming van het befrotingstekort voor
1959 gemakkelijker kan worden
aanvaard dan een toeneming uit per
manente en structurele oorzaken.
BEOROTINOSVEIKEL'JKINO 1956-1959
cijfers in miljoen gulden
1956 1957 1958 1959
ONTWERP-BEGROTING
3 Uifgavpn (I
(lnel Landbouw
egalisatiefonds)
EN WU BOUWDEN WONINGEN
SAMENVATTEND BEGROTINGS-
BEELD.
De ontwerp-begroting op zichzelf
vertoont een uitgaventotaal van
8748 miljoen, waarvan f 1736 mil
joen aan lopende uitgaven (met inbe
grip van het nadelig saldo van het
Landbouw Egalisatiefonds ad f 567
miljoen) en f 1612 miljoen aan kapi
taalsuitgaven. De middelen worden
geraamd op f 7430 miljoen, zodat
voor de gehele diehst een tekort re
sulteert van 1318 miljoen. Houdt
men rekening met een aantal addi
tionele posten dan ontstaan er een
nadelig saldo van 1597 miljoen.
Samengevat vertoont de ontwerp-be
groting 1959 het volgende beeld.
De minister van financiën zegt
zich er volledig van bewust te zijn
dat het uitgavenpeil hoog is. Toch is
er op tal van punten naar verlaging
gestreefd. De minister brengt in dit
verband onder de aandacht dat de
uitgaven voor een tiental onderwer
pen van staatszorg in verhouding tot
het nationale inkomen in 1959 lager
zijn dan in 1956.
Ook in absolute cijfers is voor een
aantal belangrijke takken van staats
zorg een daling der uitgaven aanwijs
baar. Voorts verwijst hij naar wat in
het desbetreffende hoofdstuk wordt
medegedeeld over de verminderde
sterkte van het burgerlijk rijksperso
neel. Hij merkt hierbij nog op dat
uiteraard wordt voortgegaan de ef-
ficiëncy in de rijksdienst te bevor
deren. Er zijn echter zoals reeds
eerder is aangegeven vele uitga
ven waarvan een stijging onvermij
delijk is, waartegenover slechts en
kele categorieën, zoals oorlogsschade,
tot daling neigen.
DE PLANNEN V.DWONINGBOUW
HET VK3NINGB0UWPR0GRAMMA1955H959
GEREKEND WORDT OP.
De regering rekent met een zekere
opgang in de economische ontwikke
ling, al zal het stijgingstempo waar
schijnlijk bescheiden zijn. De econo
mische activiteit zal in 1959, naar zij
verwacht, niet zó sterk toenemen dat
het rijk ten gunste van de kapitaal
behoefte van andere sectoren met be
trekking tot een beroep op de ka
pitaalmarkt zich dezelfde terughou
dendheid als in de achter ons liggen
de jaren zou moeten opleggen. In elk
geval verwacht de regering dat het
beroep van de particuliere sector
aanmerkelijk geringer zal zijn dan in
de achter ons liggende periode van
excessieve hoogconjunctuur. Dit nu
rechtvaardigt naar hun oordeel,
met het oog op de werkgelegenheid
en op de structurele ontwikkeling
van de economie, tevens een ander
begrotingsbeeld.
Onder de verwachte omstandighe
den mag het rijk een deel van de be
schikbaar komende middelen op de
kapitaalmarkt tot zich trekken tot
financiering van bepaalde in het al
gemeen belang te verrichten investe
ringen. Aldus zal de voorgestelde be
groting zowel inflatoire als defla-
toire impulsen tegengaan.
Uit het hiervoor weergeven totaal
overzicht blijkt dat zonder nadere
maatregelen voor 1959 op een tekort
van 1597 miljoen zou moeten wor
den gerekend.
De regering is van oordeel dat, ge
zien de grootte van dit tekort aan
verlenging van de in 1959 vervallen
de tijdelijke belastingverhogingen
niet zal kunnen worden ontkomen.
Van deze maatregel wordt een netto-
bate verwacht van 110 miljoen op
begrotingsbasis en van f 175 miljoen
op kasbasis, waardoor het begrotings
tekort voor 1959 op f 1487 miljoen en
het budgettaire kastekort op f 1422
miljoen zal komen. Voorts gaat de
minister van financiën er van uit,
dat op de voorinschrijfrekening (met
inbegrip van de middelen welke het
algemeen burgerlijk pensioenfonds
als gevolg van de voorgenomen sane
ring ter beschikking kan stellen)
voor het rijk in 1959 425 miljoen be
schikbaar komt. Daarenboven zullen,
evenals in 1958, de gelden welke op
het grootboek woningverbetering
worden gestort, ter dekking van het
kastekort kunnen worden aange
wend. Deze vormen voor 1959 een
bedrag van ca. 50 miljoen.
Met deze factoren rekening houden
de zal het rijk derhalve, wil infla
toire financiering worden voorkomen,
een bedrag in de orde van grootte
800 miljoen op de open kapi
taalmarkt moeten lenen. Nu de wo
ningwetbouw ook in 1959 uit 's rijks
kas zal worden gefinancierd, zullen
de lagere publiekrechtelijke lichamen
minder voor nieuwe investeringen be
hoeven te lenen. Mede in dit licht
vertrouwt de regering er op dat de
staat eerdergenoemd bedrag op de --
kapitaalmarkt zal kunnen opnemen! c. de vrijstelling van omzetoelas-
zonder de behoeften van andere sec- ting voor sigaren, welke per 1 januari
toren te schaden. a.s. vervalt, te verlengen.
Elders is reeds vermeld dat de mid
delen van het rijk voor 1959 in totaal
worden geraamd op 4.430 miljoen.
In overeenstemming met de ziens
wijze, dat het dieptepunt van de eco
nomische teruggang is bereikt en dat
in het komende jaar de bedrijvigheid
weer op een hoger peil zal komen, is
bij het opstellen van de belastingra
mingen voor het dienstjaar 1959 uit
gegaan van een gematigde expansie
van de Nederlandse volkshuishou
ding.
Voorts zijn de ramingen in het al
gemeen gebaseerd op de bestaande
belastingwetgeving, hetgeen mede
brengt, dat van de voorstellen tot
verlenging van de tijdelijke belas
tingverhogingen is geabstraheerd.
Met betrekking tot de onderhavige
belastingramingen is derhalve uitge
gaan van het vervallen:
a. per 1 januari 1959 van de tijde
lijke verhoging van het bijzonder in
voerrecht op benzine en van de mo
torrijtuigenbelasting voor o.m. die
selauto's;
b. per 1 augustus 1959 van de per
1 augustus 1957 resp. per 10 februari
1958 tot stand gekomen tijdelijke
verhoging van de omzetbelasting voor
een aantal artikelen.
In de ramingen is daarentegen wel
verwerkt de invloed van de in te
dienen voorstellen om:
a. de investeringsaftrek te bren
gen op 16 pet, gelijkelijk te verdelen
over twee jaren;
b. de vervroegde afschrijving te
verlengen, waarbij bovendien is re
kening gehouden met het voornemen
om de bestaande temporisering
deeltelijk ongedaan te maken
UITGAVEN V.O. VERSCHILLENDE ONDERWERPEN V. STAATSZORG
1958-1959 (IN MILJ. GULDENS)
Oorspr. Vermoede-
raming lijke uit- Raming
1958 komsten '58 1959
Kostprijsverhogende belastingen
Belastingen op inkomen, winst en vermogen
Winsten en andere baten van bedrijven
Overige middelen gewone dienst
2990
3838
79
356
2786
3887
70
409
2826
3943
75
342
Totaal middelen gewone dienst
Ontvangen aflossingen
Overige midd. buitengewone dienst
7263
238
37
7152
214
46
7186
191
53
Totaal middelen buitengewone dienst
275
260
244
Totaal middelen gehele dienst
7538
7412
7430
Middelen en uitgaven van de staat
DE LAST DER PRIJSSUBSIDIES
De grote last welke ten gevolge
van de prijssubsidies op het budget
van de staat drukt, vermindert de
ruimte die voor andere onderwerpen
van staatszorg beschikbaar is en
maakt handhaving van hoge belas
tingtarieven onvermijdelijk. De re
gering beraadt zich op de middelen
om het tekort van het L.E.F. terug
te brengen. Het standpunt van de re
gering ten aanzien van de consumen
tensubsidies blijft dat algemeen ge
bruikte goederen en diensten norma
liter uit het inkomen moeten worden
bekostigd en dat zij niet. uit belas
tinggelden moeten worden gesubsi
dieerd. Reeds bij verschillende gele
genheden heeft zij te kennen gege
ven dat het haar wenselijk voorkwam
de consumentensubsidie op melk te
beëindigen.
Het ligt in het voornemen het ge
hele complex van vraagstukken met
betrekking tot de prijssubsidies (w.o.
het probleem van de huren) nader te
bezien.
Wat in dit verband de consumen
tensubsidie op melk betreft, zal de
regering, zoals reeds is opgemerkt,
vóór 1 januari'1959 haar standpunt
bepalen, na het advies van de S.E.R.
te hebben ingewonnen.
DE BELASTINGDRUK
De financiële verhouding tussen
het rijk en de gemeenten zal met in
gang van 1959 opnieuw moeten wor
den geregeld.
Vooralsnog is voor het aandeel van
het gemeentefonds hetzelfde percen
tage aangehouden als voor 1953, i.e.
14,94.
DE STERKTE VAN HET
BURGERLIJK RIJKSPERSONEEL
De totale begrotingssterkte voor
1959 wordt geraamd op 118.599 man
tegen 118.222 man voor 1958 hetgeen
neerkomt op een nominale stijging
van 377 man. Bij de beoordeling hier
van moeten evenwel enkele bijzon
dere factoren in aanmerking worden
genomen. Ten eerste zijn in de perso
neelssterkte van het departement van
financiën voor 1959 1.120 man ocgre-
pen voor de uitvoering van de alge
mene oudersdomswet tegen 800 man
in de sterkte voor 1958. De ten be
hoeve van deze personen gemaakte
personele en materiële kosten komen
ten laste van het ouderdomsfonds.
Ten tweede is bij het departement
van onderwijs, kunsten en weten
schappen voor 1959 rekening gehou
den met een personeelsuitbreiding
van 996 man. Deze uitbreiding is on
vermijdelijk in verband met de gro
te toevloed van leerlingen en studen
ten naar het voortgezet en het hoger
onderwijs. Indien ook deze factor in
aanmerking wordt genomen, blijkt
de totale sterkte in de overige sec
toren van het burgerlijk rijksperso
neel met 939 man te zijn gedaald.
Deze teruggang heeft voor 554 man
betrekking op de civiele departemen
ten.
Ook in het licht van het jaarlijks
bevolkingsaccres en de onontkoom
bare uitbreiding van personeel bij
enkele ambtelijke diensten wegens
niet te tolereren achterstand in de
werkzaamheden (b.v. bij het kadas
ter), is dit een verheugende ontwik
keling.
De regering blijft streven naar een
verdere inkrimping van het ambte
narenkorps. Daarbij heeft de bevor
dering van de efficiency in de rijks
dienst haar voortdurende aandaent.
De stijging van het peil der uitga
ven in de sector onderwijs en cul
tuur zet zich ook in 1959 voort. Voor
een belangrijk deel kan dit worden
toegeschreven aan toeneming van hei
leerlingental en aan de salarismaat
regel per 1 april j.l.
In verband met de geboortegolf var
1946 wordt bij het voortgezet onder
wijs voor het schooljaar 1958/1959
een sterke stijging verwacht. De be
langstelling voor de verschillende
takken van het voortgezet onderwijs
neemt bovendien nog steeds toe.
Vooral het nijverheidsonderwijs
breidt zich gestadig uit.
Tengevolge van de vernieuwing
van het lager land- en tuinbouwon-
derwijs nemen de uitgaven in deze
sector toe.
Voorts moet voor het hoger onder
wijs rekening worden gehouden met
de te verwachten grote toeneming
van het aantal studenten in de eerst
komende jaren, hetgeen zal leiden tot
een belangrijke personeelsuitbreiding
en ook aanzienlijke investeringskos
ten en hogere exploitatiekosten zal
vergen.
In verband met het steeds toene
mende aantal aanvragen en de ge
stegen studiekosten wordt in 1959
eveneens een hoger bedrag voor de
rijksstudietoelagen uitgetrokken.
De verhoging van de bijdrage aan
de radio-omroep is gelijk aan de
meerdere opbrengst van de luister
bijdrage, die is gestegen door de toe
neming van het aantal radiotoestel
len. De bijdrage voor de televisie
moet worden verhoogd in verband
met de stijging van de exploitatie
kosten en verhoging van de zender-
huur, doch hiertegenover staat een
grotere toeneming van de ontvang
sten aan kijkgelden, als gevolg van
het stijgende aantal televisietoestel
len. Uit de hogere opbrengst der
kijkgelden kan in 1959 een eerste
aflossing van ƒ0.8 miljoen worden
geraamd on de in de afgelopen jaren
t.b.v. de televisie uit 's rijks alge
mene middelen verleende voorschot
ten.
Vergeleken met 1958 is in het al
gemeen geen uitbreiding gegeven aan
de omvang van het programma van
waterstaatswerken.
Voor het Deltaplan is in 1959 in
totaal een bedrag van 74,5 miljoen
in de begroting opgenomen.
Voor waterstaatkundige werken
zijn o.a. gelden uitgetrokken voor
bruggen over de Maas te Maastricht
en Roermond 2 miljoen), het stuw-
complex bij Hagestein f 10 miljoen)
en verbeteringswerken van de Maas
(ƒ2,1 miljoen), het Noordzee- en
Amsterdam-Rijnkanaal (ongeveer 4
miljoen).
De raming voor aanleg en verbete
ring van wegen in het rijkswegenplan
omvat 44 miljoen voor het Europese
wegennet en f 26 miljoen voor de
overige wegen. In dit kader zijn voorts
gelden uitgetrokken voor de volgen
de bruggen: over de Merwede bij Go-
rinchem (ƒ10 miljoen), over de IJs-
sel in weg no. 12 bij Rheden 1,3
miljoen) en een brug over de Nieu
we Maas bij Brienenoord f 4,3 mil
joen).
De ramingen van de uitgaven en
ontvangsten van het L.E.F. kunnen
slechts met voorbehoud worden ge
maakt, omdat zij mede afhanKelijk
zijn van de ontwikkeling van het
prijspeil op de wereldmarkt. Op basis
van het prijspeil van medio juii 1958
is het nadelig saldo van het L.E.F.
voor het komende jaar op 567,1 mil
joen geraamd.
De bedragen, waaruit het nadelig
saldo van het L.E.F. voor 1959 is sa
mengesteld vertegenwoordigen naast
de uitgaven voor de consumenten-
subsidie op melk voor een belangrijk
gedeelte de kosten, verbonden aan
de effectuering van de in het kader
van het Nederlandse landbouwiMileid
verleende garanties voor een aantal
basisprodukten, die van wezenlijk
belang zijn voor de onderscheidene
soorten van agrarische bedrijfsvoe
ring.