c IN DE KRANTENTUIN „De Zonnige Zeurpiet JSFsfesï F» U ROL ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1958 DE LEIDSE COURANT PAGINA Een raketvlucht naar Mars II. OPEENS HOORDE IK LAWAAI en daar kwam mijn zoon Anton te voorschijn. „Wat moet jij hier? Hoe kom jij in de raket?" riep ik verbaasd uit. „Vader, neem me niet kwalijk, maar ik kon niet zonder u op de basis blijven en daarom ben ik hier". „Maar hoe kwam je door de zwaarte kracht heen?" ,,Ik had een ruimtepak bij me vader". „Nu we spreken elkaar wel nader. We naderen Interluna". „Kan ik u helpen vader?" „Ja, 1 andingskleppen uit, remstoten geven met de linkerraketjes". Toen alles goed was uitgevoerd, land den we op Interluna. „Hallo, hoe gaat het hier, alles goed?" „Best chef.... maar wie is die jon gen. die uit de raket stapt?" „Dat is mijn zoon Anton. Hij is zon der mijn weten ingestapt. Hij kon niet op de basis blijven zonder mij", zei hij. „Willen jullie de tanks vullen?" „Het is al gebeurd, mijnheer. Wilt u nog eten?" „Ja graag. We hebben honger". „O, neemt u het me niet kwalijk mijn heer, ik was heel uw zoon vergeten". Om half één kwamen we op Inter luna en om half twee gingen we weer weg. „We starten. Haal de landingskleppen in. de startkleppen uit en rechts rich tingstoten". Anton deed zoals hem bevolen was. „Vader, we naderen Thor II, met Klaassen als gezagvoerder. Moet ik kon- takt met hem opnemen?" „Ja schiet maar op". „Hallo, hier Havik I, hier Havik I, over". „Hallo Klaassen, hoe staat het bij Jou?" „Best. Von Braun is hier ook". „Ik krijg hoi Over en sluiten' Ik keek op de snelheidsmeter en zag dat we 1000 km. per uur gingen. Even later naderden we Mars. Het seintoestel begon te werken. „Hallo, hier Thor I". hoorde ik roe pen. Gespannen luisterde ik verder. „Anton zeg even tegen je vader dat aan hem de eer is gegeven!!!" Even later zette vader de raket aan de grond en als eerste aardbewoner stapte hij uit de raket op Mars. De twee andere raketten, die ons vlak op de hielen zaten, landden nu ook en even later stapten Klaassen en Von Braun Uit. Daarna volgde Anton. Hoe het met dat standje afgelopen is, vermeld de geschiedenis niet, maar het zal wel meegevallen zijn. Correspondentie CORRESPONDENTIE Nico Luiten (Nieuwo-Weterlng)Je briefje lag er nog van voor de vakantie. Het was de eerste keer dat je meedeed. We hopen Je nog heel dlkwijli te zien Nico. Lenie, Chris en Piet Koek (Zoeter- woude). Dat was van alle drie goed. Voortaan maar trouw meedoen, dun winnen jullie vast wel eens eon prijs. Truus de Jong (Zoeterwoude)Die drukfout was lastig hè! Ondanks dat, was de oplossing prima ln orde. In» Keyzer (Lelmulden). Nu maar Voortaan trouw de Krententuin lezen en met ons meedoen. Dag Ina. Bep en Greet Verburg (Rijnsater- woude). Ook alles oké. Wie van Jul lie Is de oudste? Ellie Prins (Leiden) stuurde ons: DE SNEEUWKABOUTERS Voetje voor voetje liepen, onze twee sneeuwkabouters, Vlokje en Pegeltje, achter elkaar door de nauwe spleet van de gletscher boven op de sneeuwbergen. Eigenlijk waren ze erg stout en onge hoorzaam. want het was de sneeuwka bouters verboden de ij «grotten te ver. laten. Ze waren er stilletjes vandoor ge gaan, de spleet ln, achter de paleistuin ven de koning, 't Was hier heel erg nauw, ook voor een kaboutertje, 't Was hier echter ook donker, zodat ze hun zonnebrilletjes, die hun oogjes voor het felle geschitter van het ijs moesten be schermen, moesten afzetten. Ze deden ook hun schaatsjes uit, want de grond werd nat en modderig. Gelukkig hadden ze de lantaarntjes meegenomen, want de spleet was diep en donker. „Zeg Vlokje, willen we maar terug gaan. Ik ben zo moe en mijfl laarsjes zitten vol modder". „Ik heb ook natte voeten, maar laten we volhouden, eens komen we toch bui ten de berg en onze vriend Marmot heeft verteld, dat er zulke mooie bloemen op de alpenweiden groeien. Kom, houd me maar vast, dan gaat het misschien be ter". Vlokje kreeg weer moed en tippelde achter Pegeltje aan, die veel ouder was dan hij. Pegeltje zou het wel weten. Af en toe zagen ze in de sneeuwwand een glimbeestje zitten, die de weg ver lichtte. Stoer liep Pegeltje voorop, 't Ging nu wat beter, de grond was niet meer zo nat. Het gekletter van de schaatsjes, die op hun rug bengelden, klonk als een klokkenspel. „Pegeltje, we zijn er. Ik zie licht. Gauw je brilletje op", riep Vlokje ver heugd. Ze liepen nog even door en kwa men toen in de wijde wereld, waarover de marmot hun verteld had. O, wat was het hier mooi en zo groot. De lucht was heel ver weg. In de ijsgrot van de sneeuwkabouters was geen lucht, enkel een kristallen zoldering met duizenden lichtjes in allerlei kleuren. Ze moesten even wennen aan het felle zonlicht. „Nu opgelet, Vlokje. Je weet dat de marmot ons verteld heeft dat we nu aan een zandpad komen en dan moeten we verder lopen tot een bank. Achter die bank heeft hij zijn hol en daar gaan we op bezoek". Pegeltje wou wel eens zien hoe het er boven het gras uit zou zien en klom op een grote kei, die langs de weg lag. Nu kon hij pas ver kijken. „O, ik zie de mooie bloemen al. Het lijkt wel feest hier. zo is alles ver sierd". „Kom mee, we moeten de bank zoe ken. Straks gaan we de bloemen bekij ken. Ik heb zo'n dorst. Je kan hier niet aan de stenen likken, 't zit vol zand. Bij' ons is alles ijs, lekker voor Je droge tong". Gehoorzaam liep Pegeltje mee, tot ze werkelijk een bank zagen. De marmot had het goed uitgelegd. Ze sprongen op de bank en zagen toen vlak voor zich de hoge bergen met de besneeuwde toppen. „Zouden daar ook kabouters wonen, daar op die sneeuw?" „Dat denk ik wel., misschien wel de IJskoning". .lik wou dat de marmot nu maar kwam, ik heb zo'n erge dorst", klaagde Vlokje. „We zullen nu maar even wachten. Hij had toch beloofd te komen". De kleine sneeuwkabouters zaten hand in hand te wachten. Ze werden bang. Het gras was zo hoog en de bank zo groot. Plotseling werden ze doodstil. Een knagend geluid drong tot hen door. Schichtig keken ze om en zagen een grote bloemstengel duchtig heen en weer bewegen. Het knagen bleef en daar knakte de stengel middendoor. De ka boutertjes gingen op het uiterste randje van de bank zitten. Ze keken naar om laag en daar zagen ze tussen het gras een paar donkere oogjes schitteren. Het waren de ogen van de marmot. Met zijn felle kijkertjes zag hij Vlokje en Pe geltje benauwd zitten kijken „Leuk, dat jullie gekomen bent. Wacht ik zal Je helpen om van die bank af te komen". De twee kabouters waren zó blijdat ze hun vriendje zagen, dat ze van lou ter pret met een reuze sprong op de grond vlak bij het hol terecht kwamen. „Kom mee naar binnen", nodigde de marmot vriendelijk uit. „Bah. wat is het hier donker en 20 „Sta niet to zeuren. Met een borstel maken we de boel weer schoon". Ze stonden even later in het donkere holletje van de marmot. De lantaarntjes werden op tafel gezet en zo konden ze de boel eens bekijken. „Niks mooi", dacht Vlokje, maar de marmot was heel vrieh- delijk. Hij zette bloemkelkjes klaar met verse dauwdruppels. Later kregen ze nog verse bloemenhoning op een klaver blaadje. Dat wa9 heerlijk, zó iets fijns hadden ze nog nooit geproefd. „Nu blijven Jullie vannacht zeker hier slapen?" vroeg de marmot, „Ik zal twee bedjes voor jullie klaar maken", en met een begon hij met zijn pootjes een hol letje te graven. Daarna ging hij weg en kwam even later met een mond vol droge grassprietjes aandragen en zo spreidde hij voor elk een bedje, maar voor ze slapen gingen moest de marmot van alles over de mensen vertellen, die zo maar over de sneeuwbergen lopen en 's winters met ski's de bergen af springen. Onder het vertellen had hij niet eens gemerkt, dat Vlokje zat te knikkebollen. „En nu naar bed", kommandeerde hij. „Morgen vroeg Op. dan zal ik jullie de mooie bloemen laten lien". De marmot kroop ook diep ln zijn holletje en weldra sliepen ze alle drie. Door het gesjierp van de graskrekels werden de kaboutertjes wakker. De marmot had al voor het ontbijt gezorgd. Voor ieder een bordje fram bozen. die hij van een struik vlak bij de bank geplukt had. „En nu op stap". „Moeten we da schaatsjes aan?" „Die hebben we hier niet nodig. Kom mee". De kabouters liepen verrukt van de ene bloem naar de andere. Zoiets prachtigs hadden ze nog nooit gezien. Opeens bleven ze allebei met open mond naar boven staan kijken. Daar liep een wagentje zonder wielen, over 'n sterke stalen draad van de ene berg naar de andere. Er zaten warempel mensen in. „Hebben jullie zin in zo'n tochtje?" vroeg de marmot. „Ik wel. ikke wel", riepen ze blij. „Nou dan maar mee. We gaan stil letjes tussen de mensen in staan, zo'n beetje achter hun tassen verborgen en als ze instappen, dan wij, roets, er achter aan. Goed oppassen, dat je niet tussen de deur beklemd raakt, want die gaat op slot". Ze troffen het reusachtig. Drie dames met grote zonnehoeden in hun handen, stonden op het wagentje, téleferique, te wachten. De kabouters sprongen ieder in een zonnehoed en gingen zo mee naar binnen. Eenmaal binnen, gingen ze on gemerkt op een richeltje zitten en kon den toen alles bekijken. „Kijk eens wat griezelig, daar in de diepte". Pegeltje beduidde met de vinger op de mond dat Vlokje moest zwijgen. „Kijk eens. een marmotje", riep één van de dames en nam het diertje op haar schoot. Ze aaide en streelde het. „Zullen we het mee naar huis nemen?" zei er een. „Jammer, we hebben niets om hem in te doen". Ze nam uit haar tas een biskwietje en begon kleine stukjes er van aan de marmot te geven. „Ik ga toch lekker niet met jullie mee", dacht de marmot. bleef tenslotte op de top van een hoge berg stilstaan. De deur werd geopend en iedereen stapte uit. „Onze marmot is weg!" gilde één van de dames. Nergens was hij meer te zien. In een hoopje zand achter stukken steen, had hij zich gauw ingegraven. De kabou tertjes verscholen zich achter een groot stuk kei tot de weg weer veilig was en de marmot weer tevoorschijn kwam. t Was kaal bovenop de berg. Hier en daar een stukje gras, maar verder kale stenen. „Niks mooi hier", bromde Vlokje. „Hoe vonden jullie de rit naar boven. Daar zeggen jullie niets van". Ze moesten de marmot gelijk geven, dat het tochtje buitengewoon mooi was geweest, maar Pegeltje vertelde toen niet, dat hij klamme handjes van angst had gehad, 't Was ook zo hoog, boven de afgrond. Hij was er duizelig van ge worden. De wagentjes liepen af en aan en op een gunstig ogenblik zagen ze weer kans om ongezien mee naar beneden te gaan. „Gelukkig, we zijn er weer", zuchtte Pegeltje. „Maar we zijn nog niet thuis", riep Vlokje. „Willen jullie echt weer naar huis?" vroeg de marmot. „Ja graag", riepen ze alle twee en be denkelijk keken ze naar hun vuile laarsjes. „Dan breng lk jullie naar de spleet van de gletscher. Maar pluk eerst nog wat bloemen voor de Sneeuwkoningin". Dat deden ze. Ze namen afscheid van de marmot, bedankten voor de gezel lige dag. maar zeiden gelijk, dat en moe van 't zoeken, bij elkaar zitten. Dag allemaal! Volgende week weer raadsels en dan verwacht lk weer veel verhaaltjes over de vakantie. TANTE JO en OOM TOON. KLAPPEN Kleine Beppie mocht mee naar de schouwburg, ofschoon ze het stuk nog helemaal niet begrijpen kon. Na iedere acte klapten de toeschouwers en Beppie klapte ook ln haar kleine handjes en klapte nog, toen de anderen allang op gehouden waren. „Bevalt het stukje zo goed^ 'Beppie", vroeg haar vader ver- „Oh ja, Papal" antwoordde ze enthou siast, „het U zo grapple, dat we alle maal mogen klappen als het gordijn zakt". Beppie klapte dus, omdat ze het klap pen leuk vond. anderen klappen, om de toneelspelers te laten zien, dat hun spel hun bevalt, en weer anderen klappen, omdat ze daarvoor betaald worden. Men zegt, dat Keizer Nero de eerste geweest is, die van „klappers" gebfuik DE KOLONIST DANIEL BOONE 3. De kolonisten in Boonesborough volgden Boone's raad op en bleven bin nen de palisaden, maar doordat ze ver scheidene weken niet meer met de bui tenwereld in contact kwamen, begon er gebrek aan zout te komen. En zonder zout konden ze niet leven. Ze gebruik ten het om het vlees erin te bewaren en voor het prepareren van huiden. Daarom zocht Boone 30 moedige man nen uit die met hem mee gingen om ten daar een groot vuur onder grote ketels. Die ketels hadden ze van tevoren met zout water gevuld. Het water moest zolang koken, tot het helemaal verdampt was en alleen het zout nog in de ketel was. 4, Intussen ging Boone alleen op jacht. Hij schoot een buffel en toen hij die nu aan zijn paard gebonden naar het kamp wilde slepen, kwam er een verschrikkelijke sneeuwstorm. Daniel maakte. Hij trad graag op om te zingen en om zeker te zijn, dat hij bijval kreeg, huurde hij 5000 soldaten, die steeds moesten klappen, als een lied uit was. Maar het „klap-beroep" van tegen woordig stamt uit de Franse tijd. De genen. die zich voor het klappen laten betalen, worden ook met een Frans woord „claquers" genoemd (claquer klappen). Omstreeks 1820 was het klap pen een heel handeltje en je had zelfs een „chef de claque". Hij zorgde er voor, dat er ook een specialist in het lachen in de zaal zat, met een aan stekelijke lach, bovendien kon men nog mensen huren, die hartverscheurend huilden, als het om een treurig stuk ging, dat was dan meestal een dame. Dan had je ook nog een „biseur", dat was de man, die „bis" moest roepen (bis nog eens) als een van de aparte nummers afgelopen was. En tenslotte had je nog 'n tickler", dat was een heel charmante meneer, die de taak toebedeeld was om de toeschouwers, die in zijn onmiddellijk nabijheid zaten in goede stemming te brengen. Nog heden ten dage worden op concerten en toneel uitvoeringen overal in grote schouw burgen af en toe claqueurs gehuurd en misschien zfjn er ook werkelQk wel toe schouwers, die zich door het betaalde klappen mee laten slepen en zo in de goede stemming komen. jüs' O o O Boone kon geen hand voor zijn ogen meer zien en omdat do wind hem om de oren blies, merkte hij niet, dat hij door zes Indianen gevolgd werd. Toen ze heel dicht bij hem kwamen, greep hij naar zijn zakmes om de riemën, waarmee de buffel aan het zadel ge bonden was, door te snijden. Maar het mes was in de schede vastgevroren en zo kon hij dus niet snel genoeg weg komen. omdat het peard de buffel sleepte en werd hij gevangen genomen, (wordt vervolgd). APPLICEREN Je haalt de oude zakken met lappen I en een groot stuk karton. Nu ga je eerst eens goed na zitten denken, wat voor een voorstelling je gaat maken, het kan een sprookje zijn, of negertjes en als je helemaal niets weet heb ik hier een voorbeeld met de olifant. Je knipt eerst de 3 stukjes stof. De kantjes hoeven helemaal niet recht te zijn en je plakt het met lijm vast. Denk eraan, dat je de kleurtjes eerst naast elkaar probeert, wat doet het beter, dit of dat kleurtje, wol af katoen of misschien een stukje fluweel. Kokosnoten zijn bol, dus een stukje watten of lapje eronder. Kan ik kraaltjes of koperen ringetjes aannaaien. Enfin, je hebt zelf fantasie genoeg. WIE IS DE GELUKKIGE? Huidgenezing Huidiuivefheid Huidgeiondheid Puistjes verdrogen door rurol-poeder Hans en Peter zijn aan het hengelen en allebei hebben ze wat gevangen. Maar hun hengelsnoeren zijn 'n beetje in de war geraakt, zonder dat ze het weten; wie van de twee hoeft de groot- Advertentie) 8tc vis gevangen? tif (48) ïïoonNMPmm meamnmiu mciodimtsmn mmriHTinKMnn mlmiCKimvrm mminimoiton 1000 wiaomimitv 'Mo! tmbabetrnwl metst mot <k stoom? fnnt wotMomMeetakteode knoken dn vend k houden f hmM.ndm.Jku ver... ver. verdrinkenJ wet denk if trwn Kom nn boord rran! Ttxts moes Aetherklanken ZONDAG HILVERSUM I, 402 M. 8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.30 IKOR 13.00 AVRO. 17.00 VPRO. 17,30 VARA 20.00—24.00 NATIONAAL PROGR. 8.00 Nws. en postduivenber. 8.18 Weer of geen weer. 9.45 Geestelijk leven, caus. 10.00 V. d. jeugd. 10.30 Kerkdienst. 11.80 Vragenbeantw. 13.00 Amufl. muz, 12.30 Sportspiegel. 12.35 Sport. 12.40 Lichte muz. 13.00 Nws. en SOS-ber. 13.07 De toestand in de wereld, caus. 13.17 Meded. of gram. 13.20 Even bijdraaien. 14.00 Boekbespr. 14.20 Gram. 14.30 Kamer- ork. en soliste. 15.30 Gram. 15.40 Voordr. 15.55 Dansmuz. 16.30 Sport- revue. 17.00 Chicago 1958, rep. 17.15 De O.L.O. van de VCJC en de VCSB, cans. 17.30 V. d. Jeugd. 17.50 Nws., sportultsl. en sportjourn. 18.30 Caba ret. 19.00 Diskussie. 19.30 Zigeuner- ork. Nationaal progr.: 20.00 Nws. 20.10 Promenade ork. en solist 21.00 Logboek 1898. 21.40 Metropole ork. en sol. 22.15 Toespraak. 22.20 Kamer- ork. 23.00 Nws. 23.19 Gram. 23.30— 24.00 Dagsluiting. HILVERSUM II, 208 M. 8.00 NCRV. 8.30 IKOR. 9.30 KRO. 17.00 CONVENT VAN KERKEN. 18.30 NCRV. 19.45 KRO. 20.00—24.00 NATIONAAL PROGRAMMA 8.00 Nws. en weerber. 8.15 Orgel* conc. 8.30 Vroegdienst. 9.30 Nws. 9.45 Gram. 10.25 Hoogmis. 12.15 Gram 12.40 Lichte muz. 12.55 Zonnewijzer. 13.00 Nws. en kath. nws. 13.10 Grom, 13.30 Lichte muz. 13.45 Boekbespr. 14.00 Wereldmiiziekconcours Kerk- rade 1958. 14.45 Gram. 15.30 Groot koor, radiophilhêrm. ork. 15.55 Gram 16.10 Sport. 16.30 Vespers. Convent van kerken: 17.0C Leger des Heils- samenkomst. 18.30 Gram. 19.00 Nws. uit de kerken. 19.05 Schoolkoor. 19.30 De mens en lk: De pest in Oran, caus. 19.45 Gram. 19.50 Eur. zwem- kamp. 20.0024.00 Nationaal pro gramma: zie Hilversum I. TELEVISIEPROGRAMMA'S NTS: 16.45 Nationaal programma: Gelukwensen voor H.K.H. Prinses Wilihelmina. Gezamenlijk progr. v. AVRO, KRO, VARA en VPRO: 17.00 —18.00 Eurovisie! Sportrep, uit Frankrijk. RADIO VATICANA (25 m 67; 31 m 10; 41 m 21; 196 m.) Zondag 31 aug.: 22.15 60 jaren ge leden in Amsterdam: Kroning van Koningin Wilhelmina, HILVERSUM I, 402 M. 7.00—24.00 AVRO 7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram. 8.00 Nws. 8.15 Gram. 9.10 V. d. vr. 9.15 Gram. 9.35 Waterst. 9.40 Mor genwijding. 10.00 Gram. 11.00 Omr. ork. 11.45 Voordr. 12.00 Amus. muz. 12.30 Land -en tuinb. meded. 12.33 V. h. platt >land. 12.43 Hammondor gelspel. 13.00 Nws. 13.15 Meded. of gram. 13.20 Theatero'rk. 13.45 Euro pese zwemkampioenach. 13.55 Beurs- ber. 14.00 Gram. 14.30 Moderne le vensproblemen caus. 14.4C Altviool en piano. 15.15 Literaire caus. 15.30 Gram. 17.00 Idem. 17.50 Mil. comm. 18.00 Nws. 18.15 Regeringsuitz.: De gehuwde onderwijzeres, door O. Bot- tinga van het Ministerie van OKW. 18.25 Amateursprogr. 19.00 Kinder koor. 19.20 Klarinet en piano. 19.45 Licht progr. 20.00 Nws. 20.05 Cabaret 21.15 Europese zwemkampioensch. 21.30 Strijkkwint. 22.10 Act. 22.30 Wereldmuziekconcours Kerkrade. 23.00 Nws. 23.15 Koersen v. New York. 23.1624.00 Gram. HILVERSUM II. 298 M. 7.00—24.00 NCRV 7.00 Nws. 7.10 Gewijde muz. 7.50 Een woord voor de dag. 8.00 Nws. 8.15 Sportuitsl. 8.25 Gram. 9.00 V. d. 2ieken. 9.30 Waar voor uw geld. 9.35 Gram. 9.40 Voordr. 10.00 Gram. 10.15 Rondom het Woord, theologische etherleergang. 11.00 Gram. 12.00 ïnstr. kwint. 12.25 Voor boer en tuin der. 12.30 Land- en tuinb. meded. 12.33 Lichte muz. 12.53 Gram en act, 13.00 Nws. 13,15 Instr. trio. 13.40 Gram. 14.05 Metropole ork. 14.30 Gram. 14.45 V. d. vrouw. 15.15 Gram 15.40 Kamermuz. 16.00 Bijbelover denking. 16.30 Sopr. en piano, 17.00 V. d. kleuters. 17.15 Lichte muz. 17.40 Beursber. 17.45 Regeringsuitz.: Rijlw- delen Overzee: Problemen bij het onderwijs in Suriname, door J. Vol- hand. 18.00 Orgelspel. 18.30 Gram. 18.35 Aecordeonork. 19.00 Nws. en weerber. 19.10 Gram. 19.15 Kamef- muz. 19.35 Promenade-ork. 20.00 Ra diokrant. 20 20 Jeugdork. 21.00 Chè- que aan toonder, hoorsp. 21.30 Gram. 22.00 Boekbespr. 22.15 Mezzo-sopr. en piano. 22.45 Avondoverdenking. 23.00 Nws. en SOS-ber. 23.15 Gram. 23.<,X)24.00 Het evangelie in Espe ranto. TELEVISIEPROGRAMMA'S NTS: 20.00 journ. en weeroverz. 20.20 Sport. 20.40 Theater- en film-nieuws. 21.20 Filmpiogr. 21.30 Indonesische dans. 21.4522.00 Epiloog. GRAMMOFOONPLATEN (over de 4e lijn) I. Ernest Chausson: Concert in d gr. t. voor viool, piano en strijkkwartet op, 21.(Yehudi Menuhin, viool). II. Claude Debussy: 1. La mer; 2. Child ren's Corner (orch. André Caplet). III. Maurice Ravel: Daphnis et Chloé (Suites nr 1 en 2). RADIO VATICANA (25.67 m; 31.10 m; 196 m). 22.15 uur. Pauselijke missie-intentie voor sept.. „Mogen de universiteits studenten van Azië en Afrika Chris tus icrer. mennen en Be.T.m.Ln', Zes weken gevangenisstraf heeft de politierechter te Amsterdam geëist tegen een man, die in de nachtelijke uren plaids uit geparkeerde auto's stal. Hij gebruikte deze als dekens voor de bedden van zijn kinderen. Aangezien de man hartpatiënt is en bedlegerig was zijn vrouw naar de rechtzaal gekomen om haar man te vervangen. Toen zU het vonnis hoor de zakte zij in elkaar en politieman nen brachten haar weg. Verdachte is hartpatiënt, hij werkte niet overdag en 's nachts kon hij niet slapen, daar om ging hij de straat op en zocht vuil nisbakken na. Als hij zijn kans schoon zag vergreep hij zich echter ook aan de bezittingen van anderen. Het was de zevende veroordeling van verdach te, daarom meende de rechter con form de eis te moeten vonissen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1958 | | pagina 9