c IN DE KRANTENTUIN
„De Zonnige Zeurpiet
JSFsfesï
F» U ROL
ZATERDAG 30 AUGUSTUS 1958
DE LEIDSE COURANT
PAGINA
Een raketvlucht
naar Mars
II.
OPEENS HOORDE IK LAWAAI en
daar kwam mijn zoon Anton te
voorschijn.
„Wat moet jij hier? Hoe kom jij in
de raket?" riep ik verbaasd uit.
„Vader, neem me niet kwalijk, maar
ik kon niet zonder u op de basis blijven
en daarom ben ik hier".
„Maar hoe kwam je door de zwaarte
kracht heen?"
,,Ik had een ruimtepak bij me vader".
„Nu we spreken elkaar wel nader.
We naderen Interluna".
„Kan ik u helpen vader?"
„Ja, 1 andingskleppen uit, remstoten
geven met de linkerraketjes".
Toen alles goed was uitgevoerd, land
den we op Interluna.
„Hallo, hoe gaat het hier, alles goed?"
„Best chef.... maar wie is die jon
gen. die uit de raket stapt?"
„Dat is mijn zoon Anton. Hij is zon
der mijn weten ingestapt. Hij kon niet
op de basis blijven zonder mij", zei hij.
„Willen jullie de tanks vullen?"
„Het is al gebeurd, mijnheer. Wilt u
nog eten?"
„Ja graag. We hebben honger".
„O, neemt u het me niet kwalijk mijn
heer, ik was heel uw zoon vergeten".
Om half één kwamen we op Inter
luna en om half twee gingen we weer
weg.
„We starten. Haal de landingskleppen
in. de startkleppen uit en rechts rich
tingstoten".
Anton deed zoals hem bevolen was.
„Vader, we naderen Thor II, met
Klaassen als gezagvoerder. Moet ik kon-
takt met hem opnemen?"
„Ja schiet maar op".
„Hallo, hier Havik I, hier Havik I,
over".
„Hallo Klaassen, hoe staat het bij
Jou?"
„Best. Von Braun is hier ook".
„Ik krijg hoi
Over en sluiten'
Ik keek op de snelheidsmeter en zag
dat we 1000 km. per uur gingen.
Even later naderden we Mars. Het
seintoestel begon te werken.
„Hallo, hier Thor I". hoorde ik roe
pen. Gespannen luisterde ik verder.
„Anton zeg even tegen je vader dat
aan hem de eer is gegeven!!!"
Even later zette vader de raket aan
de grond en als eerste aardbewoner
stapte hij uit de raket op Mars. De twee
andere raketten, die ons vlak op de
hielen zaten, landden nu ook en even
later stapten Klaassen en Von Braun
Uit. Daarna volgde Anton.
Hoe het met dat standje afgelopen is,
vermeld de geschiedenis niet, maar het
zal wel meegevallen zijn.
Correspondentie
CORRESPONDENTIE
Nico Luiten (Nieuwo-Weterlng)Je
briefje lag er nog van voor de vakantie.
Het was de eerste keer dat je meedeed.
We hopen Je nog heel dlkwijli te zien
Nico.
Lenie, Chris en Piet Koek (Zoeter-
woude). Dat was van alle drie goed.
Voortaan maar trouw meedoen, dun
winnen jullie vast wel eens eon prijs.
Truus de Jong (Zoeterwoude)Die
drukfout was lastig hè! Ondanks dat,
was de oplossing prima ln orde.
In» Keyzer (Lelmulden). Nu maar
Voortaan trouw de Krententuin lezen
en met ons meedoen. Dag Ina.
Bep en Greet Verburg (Rijnsater-
woude). Ook alles oké. Wie van Jul
lie Is de oudste?
Ellie Prins (Leiden) stuurde ons:
DE SNEEUWKABOUTERS
Voetje voor voetje liepen, onze twee
sneeuwkabouters, Vlokje en Pegeltje,
achter elkaar door de nauwe spleet van
de gletscher boven op de sneeuwbergen.
Eigenlijk waren ze erg stout en onge
hoorzaam. want het was de sneeuwka
bouters verboden de ij «grotten te ver.
laten. Ze waren er stilletjes vandoor ge
gaan, de spleet ln, achter de paleistuin
ven de koning, 't Was hier heel erg
nauw, ook voor een kaboutertje, 't Was
hier echter ook donker, zodat ze hun
zonnebrilletjes, die hun oogjes voor het
felle geschitter van het ijs moesten be
schermen, moesten afzetten. Ze deden
ook hun schaatsjes uit, want de grond
werd nat en modderig. Gelukkig hadden
ze de lantaarntjes meegenomen, want
de spleet was diep en donker.
„Zeg Vlokje, willen we maar terug
gaan. Ik ben zo moe en mijfl laarsjes
zitten vol modder".
„Ik heb ook natte voeten, maar laten
we volhouden, eens komen we toch bui
ten de berg en onze vriend Marmot heeft
verteld, dat er zulke mooie bloemen op
de alpenweiden groeien. Kom, houd me
maar vast, dan gaat het misschien be
ter".
Vlokje kreeg weer moed en tippelde
achter Pegeltje aan, die veel ouder was
dan hij. Pegeltje zou het wel weten.
Af en toe zagen ze in de sneeuwwand
een glimbeestje zitten, die de weg ver
lichtte.
Stoer liep Pegeltje voorop, 't Ging nu
wat beter, de grond was niet meer zo
nat. Het gekletter van de schaatsjes, die
op hun rug bengelden, klonk als een
klokkenspel.
„Pegeltje, we zijn er. Ik zie licht.
Gauw je brilletje op", riep Vlokje ver
heugd. Ze liepen nog even door en kwa
men toen in de wijde wereld, waarover
de marmot hun verteld had. O, wat was
het hier mooi en zo groot. De lucht was
heel ver weg. In de ijsgrot van de
sneeuwkabouters was geen lucht, enkel
een kristallen zoldering met duizenden
lichtjes in allerlei kleuren. Ze moesten
even wennen aan het felle zonlicht.
„Nu opgelet, Vlokje. Je weet dat de
marmot ons verteld heeft dat we nu
aan een zandpad komen en dan moeten
we verder lopen tot een bank. Achter
die bank heeft hij zijn hol en daar gaan
we op bezoek".
Pegeltje wou wel eens zien hoe het er
boven het gras uit zou zien en klom
op een grote kei, die langs de weg lag.
Nu kon hij pas ver kijken.
„O, ik zie de mooie bloemen al. Het
lijkt wel feest hier. zo is alles ver
sierd".
„Kom mee, we moeten de bank zoe
ken. Straks gaan we de bloemen bekij
ken. Ik heb zo'n dorst. Je kan hier niet
aan de stenen likken, 't zit vol zand.
Bij' ons is alles ijs, lekker voor Je droge
tong".
Gehoorzaam liep Pegeltje mee, tot ze
werkelijk een bank zagen. De marmot
had het goed uitgelegd. Ze sprongen op
de bank en zagen toen vlak voor zich
de hoge bergen met de besneeuwde
toppen.
„Zouden daar ook kabouters wonen,
daar op die sneeuw?"
„Dat denk ik wel., misschien wel de
IJskoning".
.lik wou dat de marmot nu maar
kwam, ik heb zo'n erge dorst", klaagde
Vlokje.
„We zullen nu maar even wachten.
Hij had toch beloofd te komen".
De kleine sneeuwkabouters zaten hand
in hand te wachten. Ze werden bang.
Het gras was zo hoog en de bank zo
groot. Plotseling werden ze doodstil. Een
knagend geluid drong tot hen door.
Schichtig keken ze om en zagen een
grote bloemstengel duchtig heen en weer
bewegen. Het knagen bleef en daar
knakte de stengel middendoor. De ka
boutertjes gingen op het uiterste randje
van de bank zitten. Ze keken naar om
laag en daar zagen ze tussen het gras
een paar donkere oogjes schitteren. Het
waren de ogen van de marmot. Met zijn
felle kijkertjes zag hij Vlokje en Pe
geltje benauwd zitten kijken
„Leuk, dat jullie gekomen bent. Wacht
ik zal Je helpen om van die bank af te
komen".
De twee kabouters waren zó blijdat
ze hun vriendje zagen, dat ze van lou
ter pret met een reuze sprong op de
grond vlak bij het hol terecht kwamen.
„Kom mee naar binnen", nodigde de
marmot vriendelijk uit.
„Bah. wat is het hier donker en 20
„Sta niet to zeuren. Met een borstel
maken we de boel weer schoon".
Ze stonden even later in het donkere
holletje van de marmot. De lantaarntjes
werden op tafel gezet en zo konden ze
de boel eens bekijken. „Niks mooi", dacht
Vlokje, maar de marmot was heel vrieh-
delijk. Hij zette bloemkelkjes klaar met
verse dauwdruppels. Later kregen ze
nog verse bloemenhoning op een klaver
blaadje. Dat wa9 heerlijk, zó iets fijns
hadden ze nog nooit geproefd.
„Nu blijven Jullie vannacht zeker hier
slapen?" vroeg de marmot, „Ik zal twee
bedjes voor jullie klaar maken", en met
een begon hij met zijn pootjes een hol
letje te graven. Daarna ging hij weg
en kwam even later met een mond vol
droge grassprietjes aandragen en zo
spreidde hij voor elk een bedje, maar
voor ze slapen gingen moest de marmot
van alles over de mensen vertellen, die
zo maar over de sneeuwbergen lopen
en 's winters met ski's de bergen af
springen. Onder het vertellen had hij
niet eens gemerkt, dat Vlokje zat te
knikkebollen.
„En nu naar bed", kommandeerde hij.
„Morgen vroeg Op. dan zal ik jullie de
mooie bloemen laten lien".
De marmot kroop ook diep ln zijn
holletje en weldra sliepen ze alle drie.
Door het gesjierp van de graskrekels
werden de kaboutertjes wakker.
De marmot had al voor het ontbijt
gezorgd. Voor ieder een bordje fram
bozen. die hij van een struik vlak bij
de bank geplukt had.
„En nu op stap".
„Moeten we da schaatsjes aan?"
„Die hebben we hier niet nodig. Kom
mee".
De kabouters liepen verrukt van de
ene bloem naar de andere. Zoiets
prachtigs hadden ze nog nooit gezien.
Opeens bleven ze allebei met open mond
naar boven staan kijken. Daar liep een
wagentje zonder wielen, over 'n sterke
stalen draad van de ene berg naar de
andere. Er zaten warempel mensen in.
„Hebben jullie zin in zo'n tochtje?"
vroeg de marmot.
„Ik wel. ikke wel", riepen ze blij.
„Nou dan maar mee. We gaan stil
letjes tussen de mensen in staan, zo'n
beetje achter hun tassen verborgen en
als ze instappen, dan wij, roets, er
achter aan. Goed oppassen, dat je niet
tussen de deur beklemd raakt, want die
gaat op slot".
Ze troffen het reusachtig. Drie dames
met grote zonnehoeden in hun handen,
stonden op het wagentje, téleferique, te
wachten. De kabouters sprongen ieder in
een zonnehoed en gingen zo mee naar
binnen. Eenmaal binnen, gingen ze on
gemerkt op een richeltje zitten en kon
den toen alles bekijken.
„Kijk eens wat griezelig, daar in de
diepte".
Pegeltje beduidde met de vinger op
de mond dat Vlokje moest zwijgen.
„Kijk eens. een marmotje", riep één
van de dames en nam het diertje op
haar schoot. Ze aaide en streelde het.
„Zullen we het mee naar huis nemen?"
zei er een.
„Jammer, we hebben niets om hem
in te doen".
Ze nam uit haar tas een biskwietje
en begon kleine stukjes er van aan de
marmot te geven.
„Ik ga toch lekker niet met jullie
mee", dacht de marmot.
bleef tenslotte op de top van
een hoge berg stilstaan. De deur werd
geopend en iedereen stapte uit.
„Onze marmot is weg!" gilde één van
de dames.
Nergens was hij meer te zien. In een
hoopje zand achter stukken steen, had
hij zich gauw ingegraven. De kabou
tertjes verscholen zich achter een groot
stuk kei tot de weg weer veilig was
en de marmot weer tevoorschijn kwam.
t Was kaal bovenop de berg. Hier en
daar een stukje gras, maar verder kale
stenen.
„Niks mooi hier", bromde Vlokje.
„Hoe vonden jullie de rit naar boven.
Daar zeggen jullie niets van".
Ze moesten de marmot gelijk geven,
dat het tochtje buitengewoon mooi was
geweest, maar Pegeltje vertelde toen
niet, dat hij klamme handjes van angst
had gehad, 't Was ook zo hoog, boven
de afgrond. Hij was er duizelig van ge
worden.
De wagentjes liepen af en aan en op
een gunstig ogenblik zagen ze weer kans
om ongezien mee naar beneden te gaan.
„Gelukkig, we zijn er weer", zuchtte
Pegeltje.
„Maar we zijn nog niet thuis", riep
Vlokje.
„Willen jullie echt weer naar huis?"
vroeg de marmot.
„Ja graag", riepen ze alle twee en be
denkelijk keken ze naar hun vuile
laarsjes.
„Dan breng lk jullie naar de spleet
van de gletscher. Maar pluk eerst nog
wat bloemen voor de Sneeuwkoningin".
Dat deden ze. Ze namen afscheid van
de marmot, bedankten voor de gezel
lige dag. maar zeiden gelijk, dat
en moe van 't zoeken, bij elkaar zitten.
Dag allemaal!
Volgende week weer raadsels en dan
verwacht lk weer veel verhaaltjes over
de vakantie.
TANTE JO en OOM TOON.
KLAPPEN
Kleine Beppie mocht mee naar de
schouwburg, ofschoon ze het stuk nog
helemaal niet begrijpen kon. Na iedere
acte klapten de toeschouwers en Beppie
klapte ook ln haar kleine handjes en
klapte nog, toen de anderen allang op
gehouden waren. „Bevalt het stukje zo
goed^ 'Beppie", vroeg haar vader ver-
„Oh ja, Papal" antwoordde ze enthou
siast, „het U zo grapple, dat we alle
maal mogen klappen als het gordijn
zakt".
Beppie klapte dus, omdat ze het klap
pen leuk vond. anderen klappen, om de
toneelspelers te laten zien, dat hun spel
hun bevalt, en weer anderen klappen,
omdat ze daarvoor betaald worden.
Men zegt, dat Keizer Nero de eerste
geweest is, die van „klappers" gebfuik
DE KOLONIST DANIEL BOONE
3. De kolonisten in Boonesborough
volgden Boone's raad op en bleven bin
nen de palisaden, maar doordat ze ver
scheidene weken niet meer met de bui
tenwereld in contact kwamen, begon er
gebrek aan zout te komen. En zonder
zout konden ze niet leven. Ze gebruik
ten het om het vlees erin te bewaren
en voor het prepareren van huiden.
Daarom zocht Boone 30 moedige man
nen uit die met hem mee gingen om
ten daar een groot vuur onder grote
ketels. Die ketels hadden ze van tevoren
met zout water gevuld. Het water moest
zolang koken, tot het helemaal verdampt
was en alleen het zout nog in de ketel
was.
4, Intussen ging Boone alleen op
jacht. Hij schoot een buffel en toen hij
die nu aan zijn paard gebonden naar
het kamp wilde slepen, kwam er een
verschrikkelijke sneeuwstorm. Daniel
maakte. Hij trad graag op om te zingen
en om zeker te zijn, dat hij bijval kreeg,
huurde hij 5000 soldaten, die steeds
moesten klappen, als een lied uit was.
Maar het „klap-beroep" van tegen
woordig stamt uit de Franse tijd. De
genen. die zich voor het klappen laten
betalen, worden ook met een Frans
woord „claquers" genoemd (claquer
klappen). Omstreeks 1820 was het klap
pen een heel handeltje en je had zelfs
een „chef de claque". Hij zorgde er
voor, dat er ook een specialist in het
lachen in de zaal zat, met een aan
stekelijke lach, bovendien kon men nog
mensen huren, die hartverscheurend
huilden, als het om een treurig stuk
ging, dat was dan meestal een dame.
Dan had je ook nog een „biseur", dat
was de man, die „bis" moest roepen
(bis nog eens) als een van de aparte
nummers afgelopen was. En tenslotte
had je nog 'n tickler", dat was een
heel charmante meneer, die de taak
toebedeeld was om de toeschouwers, die
in zijn onmiddellijk nabijheid zaten in
goede stemming te brengen. Nog heden
ten dage worden op concerten en toneel
uitvoeringen overal in grote schouw
burgen af en toe claqueurs gehuurd en
misschien zfjn er ook werkelQk wel toe
schouwers, die zich door het betaalde
klappen mee laten slepen en zo in de
goede stemming komen.
jüs' O o
O
Boone kon geen hand voor zijn ogen
meer zien en omdat do wind hem om
de oren blies, merkte hij niet, dat hij
door zes Indianen gevolgd werd. Toen
ze heel dicht bij hem kwamen, greep
hij naar zijn zakmes om de riemën,
waarmee de buffel aan het zadel ge
bonden was, door te snijden. Maar het
mes was in de schede vastgevroren en
zo kon hij dus niet snel genoeg weg
komen. omdat het peard de buffel
sleepte en werd hij gevangen genomen,
(wordt vervolgd).
APPLICEREN
Je haalt de oude zakken met lappen
I en een groot stuk karton. Nu ga je
eerst eens goed na zitten denken, wat
voor een voorstelling je gaat maken,
het kan een sprookje zijn, of negertjes
en als je helemaal niets weet heb ik
hier een voorbeeld met de olifant. Je
knipt eerst de 3 stukjes stof. De kantjes
hoeven helemaal niet recht te zijn en
je plakt het met lijm vast. Denk eraan,
dat je de kleurtjes eerst naast elkaar
probeert, wat doet het beter, dit of
dat kleurtje, wol af katoen of misschien
een stukje fluweel. Kokosnoten zijn bol,
dus een stukje watten of lapje eronder.
Kan ik kraaltjes of koperen ringetjes
aannaaien. Enfin, je hebt zelf fantasie
genoeg.
WIE IS DE GELUKKIGE?
Huidgenezing
Huidiuivefheid Huidgeiondheid
Puistjes verdrogen door rurol-poeder
Hans en Peter zijn aan het hengelen
en allebei hebben ze wat gevangen.
Maar hun hengelsnoeren zijn 'n beetje
in de war geraakt, zonder dat ze het
weten; wie van de twee hoeft de groot-
Advertentie) 8tc vis gevangen?
tif
(48)
ïïoonNMPmm
meamnmiu
mciodimtsmn
mmriHTinKMnn
mlmiCKimvrm
mminimoiton
1000 wiaomimitv
'Mo! tmbabetrnwl metst mot <k
stoom? fnnt wotMomMeetakteode
knoken dn vend k houden f
hmM.ndm.Jku ver...
ver. verdrinkenJ
wet denk if trwn
Kom nn boord rran!
Ttxts moes
Aetherklanken
ZONDAG
HILVERSUM I, 402 M.
8.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.30 IKOR
13.00 AVRO. 17.00 VPRO. 17,30 VARA
20.00—24.00 NATIONAAL PROGR.
8.00 Nws. en postduivenber. 8.18
Weer of geen weer. 9.45 Geestelijk
leven, caus. 10.00 V. d. jeugd. 10.30
Kerkdienst. 11.80 Vragenbeantw.
13.00 Amufl. muz, 12.30 Sportspiegel.
12.35 Sport. 12.40 Lichte muz. 13.00
Nws. en SOS-ber. 13.07 De toestand
in de wereld, caus. 13.17 Meded. of
gram. 13.20 Even bijdraaien. 14.00
Boekbespr. 14.20 Gram. 14.30 Kamer-
ork. en soliste. 15.30 Gram. 15.40
Voordr. 15.55 Dansmuz. 16.30 Sport-
revue. 17.00 Chicago 1958, rep. 17.15
De O.L.O. van de VCJC en de VCSB,
cans. 17.30 V. d. Jeugd. 17.50 Nws.,
sportultsl. en sportjourn. 18.30 Caba
ret. 19.00 Diskussie. 19.30 Zigeuner-
ork. Nationaal progr.: 20.00 Nws.
20.10 Promenade ork. en solist 21.00
Logboek 1898. 21.40 Metropole ork.
en sol. 22.15 Toespraak. 22.20 Kamer-
ork. 23.00 Nws. 23.19 Gram. 23.30—
24.00 Dagsluiting.
HILVERSUM II, 208 M.
8.00 NCRV. 8.30 IKOR. 9.30 KRO.
17.00 CONVENT VAN KERKEN.
18.30 NCRV. 19.45 KRO. 20.00—24.00
NATIONAAL PROGRAMMA
8.00 Nws. en weerber. 8.15 Orgel*
conc. 8.30 Vroegdienst. 9.30 Nws.
9.45 Gram. 10.25 Hoogmis. 12.15 Gram
12.40 Lichte muz. 12.55 Zonnewijzer.
13.00 Nws. en kath. nws. 13.10 Grom,
13.30 Lichte muz. 13.45 Boekbespr.
14.00 Wereldmiiziekconcours Kerk-
rade 1958. 14.45 Gram. 15.30 Groot
koor, radiophilhêrm. ork. 15.55 Gram
16.10 Sport. 16.30 Vespers. Convent
van kerken: 17.0C Leger des Heils-
samenkomst. 18.30 Gram. 19.00 Nws.
uit de kerken. 19.05 Schoolkoor. 19.30
De mens en lk: De pest in Oran,
caus. 19.45 Gram. 19.50 Eur. zwem-
kamp. 20.0024.00 Nationaal pro
gramma: zie Hilversum I.
TELEVISIEPROGRAMMA'S
NTS: 16.45 Nationaal programma:
Gelukwensen voor H.K.H. Prinses
Wilihelmina. Gezamenlijk progr. v.
AVRO, KRO, VARA en VPRO: 17.00
—18.00 Eurovisie! Sportrep, uit
Frankrijk.
RADIO VATICANA
(25 m 67; 31 m 10; 41 m 21; 196 m.)
Zondag 31 aug.: 22.15 60 jaren ge
leden in Amsterdam: Kroning van
Koningin Wilhelmina,
HILVERSUM I, 402 M.
7.00—24.00 AVRO
7.00 Nws. 7.10 Gym. 7.20 Gram.
8.00 Nws. 8.15 Gram. 9.10 V. d. vr.
9.15 Gram. 9.35 Waterst. 9.40 Mor
genwijding. 10.00 Gram. 11.00 Omr.
ork. 11.45 Voordr. 12.00 Amus. muz.
12.30 Land -en tuinb. meded. 12.33
V. h. platt >land. 12.43 Hammondor
gelspel. 13.00 Nws. 13.15 Meded. of
gram. 13.20 Theatero'rk. 13.45 Euro
pese zwemkampioenach. 13.55 Beurs-
ber. 14.00 Gram. 14.30 Moderne le
vensproblemen caus. 14.4C Altviool
en piano. 15.15 Literaire caus. 15.30
Gram. 17.00 Idem. 17.50 Mil. comm.
18.00 Nws. 18.15 Regeringsuitz.: De
gehuwde onderwijzeres, door O. Bot-
tinga van het Ministerie van OKW.
18.25 Amateursprogr. 19.00 Kinder
koor. 19.20 Klarinet en piano. 19.45
Licht progr. 20.00 Nws. 20.05 Cabaret
21.15 Europese zwemkampioensch.
21.30 Strijkkwint. 22.10 Act. 22.30
Wereldmuziekconcours Kerkrade.
23.00 Nws. 23.15 Koersen v. New
York. 23.1624.00 Gram.
HILVERSUM II. 298 M.
7.00—24.00 NCRV
7.00 Nws. 7.10 Gewijde muz. 7.50
Een woord voor de dag. 8.00 Nws.
8.15 Sportuitsl. 8.25 Gram. 9.00 V. d.
2ieken. 9.30 Waar voor uw geld. 9.35
Gram. 9.40 Voordr. 10.00 Gram. 10.15
Rondom het Woord, theologische
etherleergang. 11.00 Gram. 12.00
ïnstr. kwint. 12.25 Voor boer en tuin
der. 12.30 Land- en tuinb. meded.
12.33 Lichte muz. 12.53 Gram en
act, 13.00 Nws. 13,15 Instr. trio. 13.40
Gram. 14.05 Metropole ork. 14.30
Gram. 14.45 V. d. vrouw. 15.15 Gram
15.40 Kamermuz. 16.00 Bijbelover
denking. 16.30 Sopr. en piano, 17.00
V. d. kleuters. 17.15 Lichte muz. 17.40
Beursber. 17.45 Regeringsuitz.: Rijlw-
delen Overzee: Problemen bij het
onderwijs in Suriname, door J. Vol-
hand. 18.00 Orgelspel. 18.30 Gram.
18.35 Aecordeonork. 19.00 Nws. en
weerber. 19.10 Gram. 19.15 Kamef-
muz. 19.35 Promenade-ork. 20.00 Ra
diokrant. 20 20 Jeugdork. 21.00 Chè-
que aan toonder, hoorsp. 21.30 Gram.
22.00 Boekbespr. 22.15 Mezzo-sopr.
en piano. 22.45 Avondoverdenking.
23.00 Nws. en SOS-ber. 23.15 Gram.
23.<,X)24.00 Het evangelie in Espe
ranto.
TELEVISIEPROGRAMMA'S
NTS: 20.00 journ. en weeroverz. 20.20
Sport. 20.40 Theater- en film-nieuws.
21.20 Filmpiogr. 21.30 Indonesische
dans. 21.4522.00 Epiloog.
GRAMMOFOONPLATEN
(over de 4e lijn)
I. Ernest Chausson: Concert in d gr.
t. voor viool, piano en strijkkwartet
op, 21.(Yehudi Menuhin, viool). II.
Claude Debussy: 1. La mer; 2. Child
ren's Corner (orch. André Caplet).
III. Maurice Ravel: Daphnis et Chloé
(Suites nr 1 en 2).
RADIO VATICANA
(25.67 m; 31.10 m; 196 m).
22.15 uur. Pauselijke missie-intentie
voor sept.. „Mogen de universiteits
studenten van Azië en Afrika Chris
tus icrer. mennen en Be.T.m.Ln',
Zes weken gevangenisstraf heeft de
politierechter te Amsterdam geëist
tegen een man, die in de nachtelijke
uren plaids uit geparkeerde auto's
stal. Hij gebruikte deze als dekens
voor de bedden van zijn kinderen.
Aangezien de man hartpatiënt is en
bedlegerig was zijn vrouw naar de
rechtzaal gekomen om haar man te
vervangen. Toen zU het vonnis hoor
de zakte zij in elkaar en politieman
nen brachten haar weg. Verdachte is
hartpatiënt, hij werkte niet overdag
en 's nachts kon hij niet slapen, daar
om ging hij de straat op en zocht vuil
nisbakken na. Als hij zijn kans schoon
zag vergreep hij zich echter ook aan
de bezittingen van anderen. Het was
de zevende veroordeling van verdach
te, daarom meende de rechter con
form de eis te moeten vonissen.