DE DOOD WAS METGEZEL bawe ijswoestenij l Iedere nacht bracht stormengevaren en onzekerheid Dramatische dagen in ijzige koude ZATERDAG 26 )UL1 1958 DE LEIDSE COURANT PAGINA 4 (Bijzondere medewerking). MAWSON is een station voor wetenschappelijke on derzoekingen in Antarctica. Australische geleer den vertoeven er. Eenzaam, koud en gevaarlijk is het leven daar. Toch waren vier mannen dolgelukkig, toen zij weer in Mawson kwamen na een expeditie naar de zowat 160 km ten oosten van Mawson gelegen Scullin Monoliet. Op 17 mei hadden die vier mannen Mawson verla ten. Het waren de leider van Mawson Bob Dovers, de geoloog Bruce Stinear, de marconist Bill Storer en de timmerman William Harvey. Hun namen verdienen eervol vermeld te worden, omdat het baanbrekende werk en de belangrijke ervaringen van die vier man nen voor altijd geboekstaafd moeten blijven in de ge schiedenis van de worsteling om Antarctica. Als „trekdieren" haden zij twee „wezels" (ijsmobie- len op rupswieleri), die een aantal sleden treinsgewijs voortrokken. Zij hadden benzine en levensmiddelen voor vijf maanden bij zich, daar het gevaar van te „stranden" verre van denkbeeldig was. Het was name lijk hun plan om als eersten in de historie de ge hele tocht te maken over het zee-ijs, dat zich in de zo mer tot op 30 km en in de winter tot op 300 km uit strekt voor de kust. Op daglicht konden zij nauwelijks rekenen. Zij wisten, dat zij in mei en juni bij maan- en sterrelicht zouden moeten trekken, alsmaar over de ijsvlakte, tussen ingevroren ijsbergen door en met het Zuiderkruis als enig baken. DE EERSTE GEVAREN. TOT OP EEN AFSTAND van 30 km van het reisdoel de Scullin Monoliet, een van de twee circa 300 meter hoge steile kale rotsen in de hechte muur van poolijs ging alles volgens de plannen. Het laatste deel van de tocht echter bracht veel onaangename verrassingen. De nacht was lang, koud en donker geweest. Bob Dovers had de vorige avond tegen zijn mannen ge zegd: „Morgen zijn we er!" Doch de volgende ochtend stieten de mannen op brede kloven fwatergeulen) in het ijs. Met behulp van meegevoerde bruggen gelukte het niettemin, de ijsmobiel en de sleden over het ge broken ijs verder te brengen tot op een afstand van 3 km van de Monoliet. Toen stak een hevige storm op, die een der bruggen meevoerde en deed verdwijnen in de aardedonkere poolnacht. Toch gingen de mannen verder en kwamen zij tot vlak bij de Monoliet. Fel flitsten de koplampen der „wezels" over de ijsvlakte, doch er was geen strand te zien, geen „landingsplaats". Het ijs begon verdacht te kraken. Er ontstonden steeds meer scheuren. Voor hen rezen een paar rotsige klip pen tot een hoogte van 300 meter steil uit zee op, doch „strand" zagen de mannen iet. De sleden slingerden door de druk van de wind als dollemannen over het ijs. De tweede en laatste brug viel eveneens ten prooi aan het geweld van de storm en verdween spoorloos in het donker. Toen de dag aanbrak, zagen Bob Dovers en zijn metgezellen, dat de spleten in het ijs veel breder waren dan zij gevreesd hadden. Snel poogden de man nen nog om de tanks hunner „wezels" vol te gooien met benzine, doch reeds begon het ijsvlak uiteen te vallen in ijsschotsen. De eigenlijke worsteling met de Dood nam toen een aanvang. BOB DOVERS VERTELT. ZO SNEL MOGELIJK", vertelde Bob Dovers, „koppelden we de sleden aan de wezels. De be doeling was, althans enige veiligheid te vinden n de oostelijke hoek van de baai, waar we waren. Het op pervlak van de grootste schots was toen nog maar nauwelijks 70 m2. De baai leek wel een cakewalk van deinende ijsschotsen. Langzaam kropen onze wezels elk voorafgegaan door een mijner mannen van de ene deinende duikelende, zinkende schots op de an dere. Ieder schots ging kopje onder, als wij er over heen reden. Eigenlijk was het gemotoriseerd kruipen wat we deden! De mannen die vooruit liepen, had den zó met wind en koude te kampen, dat onze chauf feurs alleen maar konden gissen, welke schotsen de voortrekkers als de grootste aanwezen. Toch naderden we gestadig het oostelijke deel van de baai „En toen" vervolgde Bob „kwam de grote te- leursteUng. Want aan de rand van de schotsen scheid de ons een met kleine stukken ijs gevulde open wa tergeul van tien meter breedte van de „vaste" grond. Het scheen onmogelijk om onze wezels te behouden. Wij zagen elkaar aan en begrepen, dat deze tocht slechts konden overleven, als wij erin slaagden om de slede met mondvoorraad te redden. We vochten met de blanke vuist tegen de Dood en we bisten het alle vier. Kil staarde hij ons aan. En in stilte baden wij tot God. Een paar minuten in dat koude water zou voor elk Scullin Monolith, doel van de ontdekkingsreis die door Bob Dovers werd geleid. Het is een markant punt dat driehonderd meter hoog boven de kust van het vaste land van Antarctica uitreist. onzer de dood hebben betekend. Aan zwemmen viel dus niet te denken. Een onzer waagde de tocht over de kleine schotsen. Hij bevestigde een touw om een ijspiek. Wij bonden de einden aan de wezel en aan de voorraadslede vast. Doch juist, toen de wezel zou gaan trekken, schoot het touw van de piek af. Onze laatste hoop scheen in rook te zijn opgegaan." „Het werd nog erger. Het ijs was nu zó gebroken, dat we met onze wezels onmogelijk konden manoeu vreren. De schots, waarop een onzer ijsmobielen stond, brak in tweeën en wezel nummer een verdween voor altijd in de ijskoude diepten der Poolzee. Toch.ver saagden wij niet. Ons doel was, de voorraadslede „aan land" te brengen. En duim voor duim wormden wij hem over de open geul. Stormvlagen en een bombar dement van ijsfragmenten teisterden, wurgden en doorboorden ons. Stinear vond bijna de dood, toen een andere slede door de storm werd opgenomen en mee gevoerd,, rakelings langs zijn hoofd. Hoe we het daar uitgehouden hebben in die koude, is ons allen nog steeds een raadsel. Doch we hébben het uitgehouden!" DE NOOD STIJGT. ten we nog, dat er een gat was geslagen in onze caravan-slede. We konden hem dus niet van de schots waarop hij stond, naar de wal brengen. Wij stonden voor de keuze: Overnachten buiten op de wal of in de caravan op de wankele ijsschots. Het eerste zou enigen onzer het leven gekost hebben. Het tweede was heel gevaarlijk, doch geen wisse dood. Dus kozen wij het laatste. Die nacht was een der gruwelijkste, die ik ooit heb doorleefd. De schots met de caravan „reed" op de wind en lag onder een voortdurend ijsbrokken-bom bardement. Hierbij kwam nog het scheuren van de ijs schotsen tegen de dunne wand van de caravan. En tot overmaat van ramp het was twee uur 's nachts schoof de caravan van de schots af en kwam toen op het water terecht. Gelukkig bleek de gerepareerde plek waterdicht te zijn. Zo bleven we ronddrijven tot het aanbreken van de dag. Toen zagen wc, dat ook on- Een Zuidpooldrama: In de winter strekt de ijskorst rond het vasteland van Antactica zich tot bijna 360 kilometer uit. In het hartje van de zomer bedraagt deze afstand nog maar 36 kilometer Door afbreken van de ijslaag worden hier bij Mawson Station ijsber gen gevormd met een volkomen vlakke bovenkant. Dit is het onopgesmukte relaas van de levens gevaarlijke tocht per ijsmobiel van vier mannen over het zee-ijs aan de rand van het vasteland van Antarctica in de maanden mei en juni. Het was de eerste tocht van die aard, die ooit werd ondernomen. Hij bracht de deelnemers voort durend van aangezicht tot aangezicht met de Dood! ze tweede wezel gehavend was. Wel stond hij nog op zijn „parkeerschots", doch de storm had de beide por tieren er uit geblazen. Op een andere schots stond het gehavende wrak van onze tweede slede. Zelf had ik een bevroren hand. Een mijner mannen had ernstige wonden aan zijn hand. Enige dagen en ze waren verre van aangenaam woonden en sliepen we op zo'n ijsschots, waarop we onze caravan weer hadden kunnen brengen. We konden het wegens de weersge steldheid niet wagen, de caravan naar de wal te bren gen. Ook wezel nummer twee hield stand op zijn par keerschots. Maar iedere nacht bracht nieuwe stormen, nieuwe gevaren, nieuwe onzekerheid. De eeuwige vraag, de, eeuwige angst: Behouden wij onze laatste wezel?, martelde ons. Want zonder wezel zou de te rugtocht vrijwel onmogelijk zijn." OP VASTER TERREIN. expeditie „slaagden wij er op de vierde dag van onze „overijzing" het was toen 24 mei bij een derde poging in om onze slede en tent los te wer ken uit het ijs. En drie dagen later hadden we het suc ces, onze caravan op „landvast" ijs, dus op aan de wal vastgevroren ijs te brengen. Op 30 mei konden we on- Leider van het onderzoek was Robert Dovers, chef van het Mawson Station", een nieuwe Australische neder zetting, die in het voorjaar van 1954 op het vasteland van de Zuidpool werd gevestigd. Twee „weasel" tractoren bewezen, gespannen voor een trein van sleden, de expeditie hun diensten: de een werd door de zee verzwolgen en de andere werd ver woest door brand. ze overgebleven wezel redden. We ontdekten een stukje „strand" en konden wezel nummer twee in vei ligheid brengen. Een ogenblik dregde er opnieuw ge vaar, toen namelijk op 2 juni het landvaste ijs onder onze caravan kraakte en wegzonk. Doch wij hadden hem stevig vastgemaakt, zodat hij bleef schommelen als een boot in de davits. De volgende dag het was een waagstuk om van te rillen! brachten we met de grootste moeite en met behulp van v ezel nummer twee onze caravan en onze slede binnen „En het doel van de tocht, Bob?" „Het doel was, wetenschappelijke waarnemingen te doen bij de Monoliet. Hiermede begonnen we op 4 juni en we waren er een week mee be .ig. Toen sloeg de wind opnieuw toe. En met een kracht, die heel wat groter was dan die van een tropische tyfoon. Harvey en ik sliepen in de cabine van de wezel en toen we met een schok wakker werden, ontdekten we, dat de storm hem gekanteld had. Meteen hoorden we een vage roep om hulp uit de caravan, waarin Storer en Stinear sliepen. Die was ook ondersteboven geblazen. We hielpen hen beiden zich te bevrijden. Toen de zon opging, aanschouwden we opnieuw een toneel van verwoestingen." NAAR HUIS. temper kunnen blijven. Eten genoeg. Maar na alle belevenissen gingen we liever te-ug. Wat we no dig hadden, was mooi weer en goed maanlicht. Dag licht was er toen nauwelijks. Doch het weer bleef slecht Toch gingen we op 13 juni terug naar Mawson. Ruim 130 km over pas bevroren zee'js bij beesteweer was geen prettig vooruitzicht. Ook op de terugweg hadden we niet over gebrek aan tegensleg te klagen. Soms dachten wij zelfs, dat de wezel de tocht niet zou halen, zó slecht was de ijsgesteldheid Doch we haal den Mawson wel. Ons gebed was verhoord. Op 19 juni om half elf des ochtends waren wij in Mawson terug". „Dat was een top-prestatie, Bob!" „Ja, dat zeiden ze in Mawson ook. Maar ik weet nu, wat de Zuidpoolgebieden zijn. Een >vonderlijk land. Mooi en woest endodelijk. Weet je, wie er toch nog gevallen is? Onze wezel. Acht uur na onze aan komst in Mawson vloog het trouwe beestje door tot dusver onopgehelderde oorzaak in brand. De motor vernield, de rest uitgebrand. Begrijp jij dat?" Ik knikte van neen. „De Zuidpool misschien?", vroeg ik toen. „Natuurlijk", zei Bob Dovers. NTVANO Nadruk verboden).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1958 | | pagina 6