Banöen met het voorgeslacht
a
k war tieRst Aten,
pARentelen en
fAmiliewApens
I VOORQeslACht f
1, - f gl
kennis van het
f is qeen rjöelheiö
öe neöeRlAnöse
leeuw
't Hoorntje
ZATERDAG 12 JULI 1958
DE LEIDSE COURANT
PAGINA 4
O
f
i
J^JOEWEL onderzoekingen naar het voorgeslacht nu niet direct van van-1
daag of gisteren zijn, heeft de genealogie en mèt haar de heraldiek,
de kennis van het voorgeslacht en de wapenkunde, de laatste kwarteeuw
wel een zeer grote vlucht genomen. Vooral in de oorlogsjaren hebben velen
zich op de studie geworpen, waarbij het onloochenbare feit niet behoeft te
worden verdoezeld dat daaraan mede een grote stoot gegeven heeft de
noodzaak voor en de wens van velen om een z.g.n. arische afstamming te
bewijzen. Wij willen bij het begrip „arisch" niet stilstaan maar waar is dat
de noodzaak om de afstamming of niet-afstamming te bewijzen voor velen
aanleiding is geworden met de begonnen studie door te gaan.
Wij kunnen geredelijk de propaganda die daarbij van bepaalde zijde is
gevoerd voorbijgaan. Ras, bloed en bodem werden er in de oorlogsjaren
op een onbehaaglijke wijze mee verbonden en de gesmade naam „sibbe-
kunde" i.p.v. genealogie heeft nog een bijzonder bijsmaakje. Dat alles neemt
echter niet weg dat het onderzoek naar het voorgeslacht, ontdaan dan van
de genoemde bij-oogmerken, voor velen een hartstochtelijke maar ook een
wetenschappelijk-belangrijke liefhebberij is geworden.
\7ERENIGINGEN hier te lande die
zich bezighouden met deze studie
zijn onder meer Het Koninklijk Ne
derlands Genootschap voor Geslacht
en Wapenkunde en de Nederlandse
Genealogische Vereniging. Beide ver
enigingen geven een maandblad uit,
de Ned. Gen. Vereniging „Gens Nos
tra" (Ons Voorgeslacht) en het Ko
ninklijk Genootschap „De Nederland
se Leeuw".
Deze laatste vereniging viert dit
jaar haar 75-jarig bestaan hetgeen
als bewijs mag gelden van wat wij
in de aanhef reeds schreven dat de
studie van het voorgeslacht en wat
daarmee samenhangt niet van van
daag of gisteren is.
Ter gelegenheid van dit driekwart
eeuw bestaan is in het Delftse mu
seum „Het Prinsenhof" een genea-
logisch-heraldische tentoonstelling in
gericht onder de titel „De Neder
landse Leeuw", een tentoonstelling
die, zij het uiteraard niet uitputtend,
een zeer gevarieerd beeld geeft van
de beide wetenschappen genealogie
en heraldiek, hoewel de laatste het
meest spectaculaire deel daarvan uit
maakt.
„Dit wil geenszins zeggen", aldus
citeren wij de voorzitter van het ju
bilerende genootschap, jhr. dr. D. P.
M. Graswinckel, in diens Ten Ge-
Eenhoorn met wapen van Marnix
(albast). Deel van grafmonument van
Elisabeth van Marnix van St. Alde-
gonde in de Oude Kerk te Delft.
leide van de fraai uitgevoerde cata
logus, „dat de genealogie bij de he
raldiek zou ten achter staan, maar
het valt moeilijk deze wetenschap,
welker beoefening zich meer in het
stille studeervertrek afspeelt en min
der aan de weg timmert, op een ten
toonstelling als deze tot haar recht
te doen komen."
Maar dan schrijft de heer D. H. G.
Bolten, directeur van het museum,
in dezelfde catalogus: „Wat een dorre
genealogische opsomming lijkt, is
voor iemand met een beetje begrip
voor hedendaagse en vroegere om
standigheden een veelzeggende reeks
van feiten, die opkomst en onder
gang, vreugde en droefenis onver
biddelijk weergeeft. De nu serieus
bestudeerde genealogie is van de
vroeger vaak rijkelijk bloeiende
fantasie ontdaan en daarmee is een
dikwijls onaangename ij dele en pra
lende kant weggevallen".
Genealogie en heraldiek zijn on
verbrekelijk met elkaar verbonden.
De studie van het ene brengt de be
oefenaar tevens op het vlak van het
andere; de twee begrippen vullen
elkaar aan en overlappen elkaar en
gedegen kennis van het ene is niet
mogelijk zonder bestudering van het
andere.
KENNIS VAN
HET VOORGESLACHT
HET vaststellen van een afstam
ming is niet zo gemakkelijk als
het misschien wel lijkt al behoeven
de moeilijkheden zeker niet te wor
den overschat. Met de invoering
van de burgerlijke stand hier te
lande in 1811 werd het al heel ge
makkelijk omdat men daardoor kan
putten uit de officiële gemeentelijke
registers. Voor de periode vóór 1811
wordt het echter anders, dan is de
onderzoeker aangewezen op de eer
ste plaats op kerkregisters van doop,
trouw en begrafenis en het gaat er
dan maar om of de toenmalige pas
toor of dominé dat alles goed en
leesbaar heeft bijgehouden en of die
boeken zijn bewaard gebleven. Ver
reweg de meesten bevinden zich
echter wel in de provinciale afdelin
gen van het Rijksarchief. Doch er
zijn nog meer moeilijkheden omdat
de officieel-geregistreerde achter
naam óók eerst in 1811 zijn intrede
deed. Weliswaar hadden vele fami
lies zich voordien reeds een van ge
kozen doch men sprong daar, vooral
in de noordelijke provincies, wel
eens heel gemakkelijk mee om. Wij
moeten ons in het bestek van dit
artikel er van onthouden om op een
en ander al te breedvoerig in te
gaan. Wij zouden het dan moeten
hebben over geslachtslijsten, paren-
telen en kwartierstaten, over man
nelijke en vrouwelijke lijnen. De
lezer die er graag meer van zou wil
len weten, zal er goed aan doen zich
te wenden tot het Centraal bureau
voor genealogie te 's Gravenhage,
waar men hem graag op weg zal
helpen.
HERALDUK OF WAPENKUNDE
r\E heraldiek vormde in de mid-
deleeuwen, meer bepaald in de
riddertijd een geheel samenhangend
systeem, waarop de maatschappij
berustte, zozeer, dat zelfs het rechts
leven afhing van het zegel, dus van
het wapen".
In die tijden werden de ridder-
schilden versierd met kleuren en
patronen, die de strijder herkenbaar
maakten ook als hij het vizier ge
sloten hield. Deze beschilderingen
werden in de twaalfde eeuw als er
felijke kentekenen van een geslacht
aanvaard, zij werden zozeer het
beeld daarvan dat zij ook buiten het
krijgs- of toernooibedrijf werden ge
bruikt in de vorm van een schild.
Om toch te differentiëren tussen de
dikwijls talrijke leden van de fami
lie ging men later variaties aanbren
gen in de wapens, de blazoenen.
Dat noemde men het breken van een
wapen door kleurverandering of toe
voeging van een nieuw beeld. Bas
taarden b.v. moesten het oude wa
pen breken, dat geschiedde door
een schuine balk over het veld te
plaatsen.
Het voert te ver de gehele ont
wikkeling en later de generatie van
het geslachtswapen te volgen. Was
het eerst slechts een recht van de
adel, later gingen ook burgerlijke
families er toe over waarbij dikwijls
het huismerk of het uithangteken
werd gebruikt. Heel vaak werden
het zodoende sprekende wapens
omdat eerst de familie zich was gaan
noemen naar het huis en zich daar
na van zijn naam bediende om het
wapen te tekenen. De fam. Trip b.v.
voerde in hun uithangteken een trip
of muiltje, het wapen vertoont nog
drie trippen, de fam. ooft een men
senhoofd, de fam. Serf (le cerf: is
hert) een hertekop.
Er kwamen dekkleden, helmte
kens en schildhouders, de heraldiek
werd aan strenge regels gebonden
en heeft nog steeds en eigen „taal".
DE TENTOONSTELLING
r\E tentoonstelling die thans in
U Delft wordt gehouden bestaat uit
de 2 hoofdafdelingen genealogie en
heraldiek, de onderdelen „genealo
gie en heraldiek in de kunst" en
„Ridderorden", alsmede een docu
mentaire afdeling voor genealogie.
Zo vindt de bezoeker er geslachts
lijsten en kwartierstaten van oud
adellijke (Cuyck), burger-adellijke
(de Geer) en burgerlijke families uit
de 16e tot de 19e eeuw. Interessant
zijn de z.g. opgezworen kwartiersta
ten over de toelating tot de Ridder
lijke Duitse Orde, alle met gekleurde
wapens, waaronder van thans nog le
vende geslachten als Schimmelpen-
ninck, Van Limburg-Stirum, Van
Rechteren-Limpurg, e.a. De kwar
tierstaat van Willem de Derde, de Ko
ning-Stadhouder, telt niet minder dan
128 kwartieren, voor elke genealoog
een kluif om van te waterstanden,
en wie verder wil grasduinen kan
en passant kennis nemen van het feit
dat de Nederlandse familie Van
Diest verschillende zelfde kwartie
ren heeft als Prins Bernhard.
Een interessant onderdeel van de
heraldische afdeling zijn de zegels,
waaronder zeer goed bewaarde exem
plaren, en zegelstempels waarmee
de afdruk in de was werd gemaakt.
We zien er o.a. een zegel, uit de 14e
eeuw van de Abdij van Berne, van
Hertog Jan I van Brabant, Floris
van Holland en van Aleida van Hol
land uit 1260, het 14e eeuwse zegel
van Amsterdam met het koggeschip,
van Leiden uit 1273 met St. Pieter
als beeldenaar en van de Staten van
Holland uit 1585.
Bij de wapenboeken en andere af
beeldingen van wapens zijn zeer kost
bare en prachtig uitgevoerde hand
schriften. Wij mogen daarbij vooral
wijzen op een Frans wapenboek uit
het einde der 13e eeuw, het prach
tige „Remissorum Philippi" uit ca.
1450, een inventaris van het archief
der graven van Holland, samenge
steld voor Philips van Bourgondie,
en een 16e eeuws wapenboek van
Johan van Duvenvoorde, heer van
Warmond, van wie ook een Album
Amicorum aanwezig is. Er is er zelfs
een met niet minder dan 4403 wa
pens van vorsten, steden en families,
een monnikenwerk uit de 18e eeuw
van de Leidse stadsbode Gysbert
Ariëns van Ryckhuysen.
Schilders en beelhouwers hebben
dikwijls in opdracht van hun be
schermers heraldische onderwerpen
uitgebeeld en ook daarvan zijn op de
tentoonstelling zeer mooie voorbeel
den te bewonderen. Het Leids mu
seum „De Lakenhal" heeft b.v. en
kele fraaie specimina uit zijn verza
meling afgestaan waarvan wij alleen
maar willen noemen de prachtige
memorietafel van de familie Van
Zwieten, door een Leidse meester
omstreeks 1550 geschilderd. Ook een
tweetal kussens met het sleutelwa
pen, afkomstig uit het stadhuis van
Leiden zijn aanwezig.
Zo kunnen we nog lang doorgaan
want er zijn ook nog verzamelingen
zilver- en glaswerk, ceramiek, pen
ningen en meubelen met aan de he
raldiek ontleende motieven, rouw-
borden die in de kerken werden opge
hangen, kaarten en adelsbrieven, ter
wijl er voorts een zo goed als vol
ledige collectie Nederlandse erete
kenen ligt uitgestald. Vooral opmer
kelijk is een inzending van de Ko
ningin n.l. de versierselen van de
Orde van de Kouseband en een ori
ginele keten van de meest illustere
orde, die van het Gulden Vlies.
De documentaire afdeling voor
genealogie tenslotte geeft een aan
schouwelijke voorstelling van de wij
ze, waarop een genealogie kan wor
den samengesteld en van de bete
kenis der kwartierstaten en parente-
len. Daarbij zijn de bronnen aange
geven die voor genealogische onder
zoekingen ten dienste staan, terwijl
voorbeelden van deze bronnen zijn
geëxposeerd.
V - 1
De tentoonstelling blijft geopend
tot 10 augustus a.s.
Bord van Delfts aardewerk met
alliantiewapen NahuysVan Haicke.
Rouwbord (1761) uit de Nederl.
Herv. Kerk van Hogebeintum in
Friesland, voor Sophia, de laatste van
het geslacht Nysten.
lyjEN KaN EEN GOEDE KENNIS
een zwijn vinden en toch niet
minder over hem denken dan dat hij
alleen maar je vakantie heeft bezoe
deld. Dit ondervonden wij, toen we
laatst een toevlucht hadden gezocht
temidden van de Veluwse bossen. Op
een vroeg uur werden we gewekt
door het bekende gespetter tegen het
raam en door de drijfnatte hond van
onze gastheer. Het dier dreef aller
eerst onze hand, die luchtig langs het
bed omlaag hing, door de natte aan
raking binnenboord en vervolgens
onszelf tot het uiterste toen hij, be
zield van de vriendelijkste bedoelin
gen, tussen de lakens trachtte te pe
netreren.
Toen wij ons ter
rein hadden prijs
gegeven aan de
hond, een ruwhari
ge guit van een on
duidelijk ras, wer-
den wij door het
vensterglas gecon-
fronteerd 'met een
trieste vegetatie.
De vorige dag had de zon nog ge
straald tussen de stammen en door de
weelderige kruinen, deze ochtend
huilden de takken tranen met tuiten
en een merel zat zwijgzaam onder een
paarsbruin beukeblad te overpein
zen waarom hij eigenlijk zo vroeg uit
de veren was gekomen. De hele na
tuur was zichtbaar bezig zich te erge
ren over de grillen van Pluvius, die
zich van niets wat aantrok en ginds
dikkere en nog somberder donker
grijze wolkendekens samentrok om
voor nóg meer water te zorgen waar
in vakantieplannen al sinds mensen
heugenis plegen te vallen.
Wij bleven die dag geweldig opti
mistisch en zijn behangen met een
plastic jas de rimboe ingegaan met
haar, die wij de onze mogen noemen.
Ons doel was: tot elke prijs een wild
zwijn te ontdekken of op z'n minst
een zachtmoedige ree. Wij geloofden
onze ogen niet toen we, nadat wij met
de brijïge bladermassa één geheel wa
ren geworden na een urenlange kled
der-wandeling, eensklaps onder een
struik naast een complex bosbessen
een wild zwijn ontwaarden, traag
herkauwend. Bij het kraken van een
tak onder onze voeten draaide het
monster zich om en verstijfd van
schrik keken we recht in het blauwe
(van de bosbessen) gezicht van de al
omtegenwoordige Koos, onze obligate
huisvriend.... „Hé, houden jullie
ook zo van de Veluwe?" zei hij op de
toon van iemand, die dolgraag roet
in andermans vakantie) eten gooit.
We hebben ons late-* getroost met het
besef, dat onze vergissing ditmaal niet
eens zo erg groot was
EEK.