Rondom een Oegstgeester Priesterwijding in 1842 Moskou ziet de wereldheerschappij in het verschiet Priesterwijding in parochiekerk ZATERDAG 5 JULI 1958 DE LEIDSE COURANT PAGINA 8 DE PASTOOR. Zo reild-i en zeilde de statie in 1842 onder de bekwame leiding van pas toor Arnoldus Cornelis Quant, geas sisteerd door kapelaan W. F. Mehler Oegstgeest bezat toen één kapelaan en er kwam ongeveer ieder ander half jaar een andere, zdat de Oegst geester .pastorie in zijn functie van doorgangshuis voor vooruitstrevende kapelaans al op een oude traditie roe men kan. Na 1847 zou er, zoals ge zegd, helemaal geen kapelaan meer zijn en stond de ruime pastorie, die vermoedelijk om de jaren 1804 door pastoor Vinkenburg uit eigen midde len was gebouwd, verbouwd of gron dig opgeknapt, geheel ter beschik king van de pastoor. Over pastoor Quant ware veel te schrijven. Hij heeft heel zijn leven de roem meegedragen de eerste, maar dan ook de allereerste leerling van Van Bommels Hageveld te zijn geweest. Om precies te zijn was hij daar op vrijdag 2 mei 1817 met zyn valiesje aangekomen en heeft dus be hoord tot die Gideonsbende van vroe ge „Hagevelders", die zoveel voor het katholicisme in de Hollandse Missie hebben betekend: het is vol doende de namen te noemen van Lux, Broere, Beelen, Leesberg en Ber nard Harkenscheidt. Quont zelf was hog te Mechelena priester gewijd in 1826 en was na vier kapelaans jaren de eerste pastoor na de reformatie van Scheveningen ge worden. Van 1840 tot 1846 was hij pastoor in Oegstgeest, vandaar werd hij herder van de Petruskerk te Lei den en al spoedig deken van Rijn land, wat hij tot kort voor zijn dood in 1883 gebleven is. Het reeds vermelde missieverslag van 1842 roemt hem in karoenend latijn als „buitengewoon ijverig onder elk opzicht, die zijn ambt uitoefent op een wijze zoals men die niet beter kan wensen" en elders wordt hij in puntig latijn genoemd „corpore pu- sillus, non animo, bonus, zelosus". Geen wonder dat in dit eigenste jaar 1842 de apostolische vicaris van Breda hem als hoofd voor de Missie in Nederlands Oost-Indië hoopt te strikken. Gelukkig is hem deze pro motie ontgaan, want de man die het toen wèl geworden is mgr. Groof heeft enkele jaren later hooglopende onenigheid met de Gouverneur-Gene raal Rochussen gekregen en werd uit Indië verbannen: een „cause célebre',' die in katholiek Nederland enorm veel stof deed opwaaien. Pastoor Quant had vele en goede relaties o.a. met zijn oudleer-mees- ter, de Leidsche patriciërszoon Van Bommel, stichter van Hageveld en later bisschop van Luik, wat hij ook na de afscheiding gebleven is. Deze verdienstelijke en uiterst ca pabele prelaat zou in 1848 een-„tour de familie" door Noord-Nederland maken en werd daarbij in de loop van zes weken door 43 diner? ge sleept: 34 „grand diners" en 9 „diners de familie", waarbij de aristocrati sche gastvrouwen kosten noch keu kenmeiden spaarden om de ook op culinair gebied zeer competente évêque te gerieven. En één van de hoogtepunten van deze imponeren de reeks moet de maaltijd geweest zijn, die deken Quant op 31 augustus 1848 de kerkvorst te Leiden aanbood. Zestien personen zaten aan en nie mand minder dan Broere was tafel- praeses en verzorger der dichterlijke „menus plaisirs". Men veroordele der gelijke zeden niet te gauw. Ze waren in de tijd verankerd, óók bij de le ken. En deze grote eters waren ook grote vasters. Wie onzer zou nog, als zij, vier dagen van de week „zwart- dag" kunnen houden? DE KERKMEESTERS. MAAR evengoed als onder de „hau te volée" voelde Quant zich thuis temidden van zijn Oegstgeester tuin ders en boeren. Zijn gecultiveerde handschrift kan men nu nog bewon deren in het „Ontvangsten en Uyt- gaaf'boek, dat op 17 november 1771 onder bouwpastoor Rens begonnen, zonder onderbreking zou doorlopen totonder bouwpastoor Roozen in 1893. Quant heeft de jaren van 1840 tot onder bouwpastoor Roozen in sierlijke handtekening staan die van zijn 6 kerkmeesters. (Het zijn er zo veel omdat de afzonderlijke gemeen ten of buurtschappen apart werden vertegenwoordigd. Voor 1842 tekenden: A. Koppers, Willem van Roon, J. H. Menneman, J. Ponsa, Pieter Doeswijk en W. van Steijn, namen die nu nog ten dele in de parochie voortleven en met zeer deskundige Gerard Brom wel in hoofdzaak juist zijn: „Van Wijker- slooth had zyn zwaarepunt meer in zijn hart dan in zijn hoofd". De juis te ligging van dit zwaartepunt in het midden latend kan men veilig vast stellen, dat hij in elk geval twee be langrijke steunpunten had: zijn ver mogen en zijn adellijke afkomst. Beide heeft hij voortreffelijk gehan teerd voor de goede zaak. Tegenwoordig spreekt dit niet meer zo aan, nu erfelijk vermogen en adel dom min of meer als een schande worden beschouwd, maar in die tijd kon men er voortreffelijk het Rijk der Hemelen mee verwerven en Van Wijkerslooth's hart zal altijd een ere plaats behouden in de geschiedenis der buitenlandse missie en binnen landse liefdadigheid. De baron dan was om 1842 zéér geaffaireerd, wat ten dele een gevolg was van de nieuwe koers, die door de nieuwe koning Willem II ingeslagen werd. Hy was amper bekomen van de vermoeienissen die het lidmaat schap van de commissie ter bestude ring van de grieven tegen de Onder wijswet van 1806 hem hadden ver oorzaakt en die de muis van het K.B. van januari 1842 hadden ge baard. Hij was in de onderwijsmaterie maar matig competent en wist dit zelf zeer goed en had ijverig geluis terd naar zijn bekwame souffleur Van Vree, de toekomstige bisschop van Haarlem. Van Vree was juist dat jaar afge treden als directeur van „Katwijk" om plaats te maken voor een Jezuiet. Men had deze mutatie voor de buiten wereld wat versluierd, want er was na 1831 al deining genoeg geweest toen de Katwijkse bezitting „Het Sandt" uit handen van Otto baron van Wassenaar tot Katwijk overge gaan was in roomse handen al wa ren het ook die van Cornelis baron van Wijkerslooth tot Schalkwijk en Weerdenstein. Jonkheer mr. Gevers van Endegeest had ijlings beslag menen te moeten legen op Oud-Poel geest om dat bezit niet in katholieke handen te laten overgaan en de ba ron-bisschop had enige moeite ge had wat onroerend goed te verwer ven in de omgeving van Leiden voor eigen residentie. Het was hem in 1834 eindelijk ge lukt met een „jolie campagne", die hij van de familie Lelyveld had ge kocht. Er werd een nieuw herenhuis ge bouwd, in de volksmond „het pa leis" genaamd en in 1836 kon hij er gaan wonen. Monseigneur bezot twee theekoe peltjes: één vlak bij huis, een ander op het terrein van de tegenwoor dige villa „Curium". Voeg daarbij nog het luisterrijke pastoorskoepeltje, dat op de plaats van de tegenwoordige jongensschool stond en men heeft een landelijke en Hollandse chinoiserie, waar wij, die alles zoveel beter weten, met een ze kere weemoed naar terugkijken als naar een verloren paradijs. De doorluche Oegstgeestenaar was voor de eenvoudige landbevolking ere! Zy schreven onbeholpen, maar tijdens zijn leven een bezienswaar zij schréven tenminste: een jaar of twintig terug waren er altijd nog geweest, die met een kruisje moesten bekrachtigen. Dit had de bij de roomsen beruchte schoolwet van 1806 dan toch maar bereikt. Die lange lijst van moeizaam geschreven handteke ningen en kruisjes, onafgebroken voortlopend over een tijdvak van veel meer dan een eeuw, is een ont roerend getuigenis voor de zorg en liefde waarmee deze eenvoudige landlieden de zaken van de aan hun zorgen toevertrouwde statie behartig den en aan hun opvolgens overdroe gen. DE BISSCHOP. NA de pastoor en zijn kerkfabriek de Baron: Cornelius Ludovicus van Wijkerslooth. Zijn naam komt men in iedere publicatie, die handelt over het ka tholicisme var. de eerste helft der 19e eeuw, tegen, maar altijd als tegenspe ler, nooit als hoofdpersoon, want een monografie is helaas nog niet over hem verschenen. Wat jammer is, want als tegenspe ler wordt men toch altijd ietwat in de schaduw gelaten om de hoofdper soon des te helderder te laten stra len. Misschien leent de figuur van Mgr. van Curium er zich wel voor er een tikkeltje schaduw op aan te bren gen en zal de kenschetsing van de digheid en werd na zijn dood een mythe. Tot voor een jaar of vijftig wist de heer Bijleveld talrijke aantrek kelijke bijzonderheden uit zijn privé- leven door middel van oude Oegst- geestenaren te verzamelen. Men kon menen dat deze bron van monde linge overlevering nu was uitge- Mgr. Baron van Wijckerslooth, tit- bisschop van Curium. droogd, maar als aandoenlijke echo uit langvervlogen dagen bereikte de redactie nog zéér onlangs de brief van een oude dame, wier vader mis dienaar bij monseigneur geweest was. En haar overlevering was die van de anderen: de „bisschop" heeft in Oegstgeest ontzaglijk veel goed- gedaan Er was een tweede „question brü- lante" in 1842. Moest het concordaat met Rome uit 1827, dat lang een dode letter was gebleven nu niet uitgevoerd worden? Met andere woorden: moest de hiërarchie her steld worden in enige binding aan de regering? Er was veel menings verschil over, zowel tussen katho lieken en niet-katholieken. als bin nen het roomse kamp. Monseigneur was weifelend en de berg der ruzies baarde ook in dit geval haar „ridi- culus mus". Aan de bestaande toestand veran derde maar zeer weinig, alleen wer den een paar apostolische vicaris sen tot bisschoppen i.p.i. verheven, wat voor van Curium om het jaar 1842 ongeveer 5 bisschopswijdingen meebracht, die meteen een einde maakten aan zijn monopolie van „wijbisschop". Overigens waren be wijzen van erkenning van zijn vele verdiensten niet uitgebleven. Zijne Majesteit had hem, vlak na zijn troonbestijging in 1840 benoemd tot commandeur in de Orde van de Ne- derlandsche Leeuw en in datzelfde jaar was hij bij een bezoek ad limi- na door Zijne Heiligheid tot Huis prelaat en Assistent bij de Pauselijke Troon benoemd. Aldus geridderd en herpurperd heeft van Wijkerslooth zich gezet tot het wijden van de zes neomisten in Oegstgeest. DE WIJDELINGEN Om in de eerste helft van de 19e eeuw ingelicht te worden omtrent een of andere belangrijke katholie ke gebeurtenis kan men met kans op succes te rade gaan by de „Gods dienstvriend" van Joachim le Sage ten Broek, een van de belangrijkste, zij het ook roerigste figuren uit de incubatietijd van de katholieke pers. Hij was ook nu weer op zijn post geweest en had in het 49ste num mer van jaargang 1842 de namen der wijdelingen vermeld. Het waren A. Heuvels, N. Husings, H. Roekes, H. de Bruin, G. Schuyt en H. van Beek. Ook het jaar te voren had hij Oegstgeester nieuws te verslaan ge had, maar dat was geen statie-aan gelegenheid geweest, want op quater temperzaterdag 5 Juni 1841 „hield Z. D. Hoogw. eene ,/ijding in des- zelfs huis-kapel op Duinzigt, waar bij 28 Heeren tot de verschillende orden werden toegelaten. Deze plechtigheid is beroemd ge bleven omdat onder de 11 wijdelin gen uit het vicariaat van den Bosch zich de beroemde „Peerke" Donders bevond. Zó óvermaard is geen van de zes bovengenoemde wijdelingen gewor den, maar één onder hen trekt toch wel de aandacht, omdat hij het tot bisschop van Breda zou brengen. Henricus van Beek werd 24 maart 1816 te Amsterdam „uit eenvoudige maar brave en godvrezende ouders geboren. Van zijn vroegste jeugd af blonk in hem eene groote liefde voor de deugd en een bijzondere aanleg voor de wetenschapEn in deze trant zou men kolommen lang kun nen doorgaan, zoals in de Katholieke Illustratie van 1884 inderdaad ge schiedde, maar die ons nu niet meer ligt. Wat niet wegneemt dat Van Beek inderdaad kwaliteiten gehad heeft. Na de obligatie kapelaans jaren zou hij in 1848 leraar en in 1851 regent van Hageveld worden waar hij orde zou stichten in veel verwar ring en het klein-seminarie een vast stempel zou opdrukken. Zijn ster steeg hoger na 1861, toen hij achter eenvolgens deken van Haarlem, ka nunnik, vicaris-generaal en kapit tel-proost werd. In 1874 besteeg hij de bisschoppe lijke zetel van Breda en heeft daar in de tien jaren van zijn regering veel tot stand gebracht. Men roemde zijn administratieve begaving en, be halve dat hy viif nieuwe parochies stichtte bouwde hij het klein-semina rie IJpelaar en het St. Elisabeths- OEGSTGEEST De eerw. heer H. de Groot, die morgen in de St. Willibrordus-kerk te Oegstgeest priester wordt gewijd door mgr. Roger Johan, bisschop van Agen (Frankrijk). De wijding vangt aan te 8.15. De volgende H. Missen zijn te 10.30 uur en 11.45 uur. gasthuis te Breda, dit laatste bediend door dezelfde zusters, die ook het Leidsche ziekenhuis bedienen. In zijn Haarlemse periode was hij 'n groot promotor van de belangen van de katholieke onderwijzers geweest. Hij had een -wetenschappelijke aard en publiceerde in „Tijd" en „De Katho liek". Dit laaste orgaan was in zijn wijdingsjaar door Van Vree gesticht. Bij zyn dood in 1884 gaf de „Katho lieke Illusttratie" een extra „Van Beek" nummer uit, met veel proza bijdragen o.a. van de convertiet H. Des Aimorie van der Hoeven en wat verzen van Van der Lans, Bernard van Meurs en het onvermijdelijke sonnet van J. A. de Rijk pr. Niemand minder dan doctor Schaepman sprak zyn lijkrede uit: een degelijk stuk proza, gemoduleerd om 's bisschops devies „leniter perfluit", maar dat ons bij lezing niet bijzonder meer ontroerd, daar dt stem, die het uit sprak Veeds lang verklonken is en alleen de wat holle nagalm gebleven. En met deze Henricus van 1842 be landen we weer na vele omzwervin gen bij de Henricus van 1858. Wan neer hij zijn oudere naamgenoot volgt in diens eenvoud, 1 almte, prac- tische zin en godsvruc.7,^J,beoefent hij daarmee deugden, die onze zo heel anders geaarde tyd nog steeds graag in zijn priesters waarneemt. N. B. Ofschoon het geen gewoonte is in een krantenartikel bronnen te vermelden, wilde ik hier toch een uitzondering maken voor het paro chiële archief van Oegstgeest, dat, op instigatie van de Zeereerw. heer Pastoor J. Looyaard, door de orde nende geest van de heer W. de Rooy dermate toegankelijk is geworden dat zonder moeite talrijke bijzonderheden hieruit konden worden geput. H. VAN WOERDEN De achtergronden van het top-conferentie-plan West- en Oost-Duitsland spelen een zwijgende, maar belangrijke rol /"\P DE ACHTERGROND van al de drukte over de „top-conferentie" en in het algemeen van de recente Sowjet buitenlandse politiek staat de gedachte van het Kremlin, dat het tijdperk van de Amerikaanse wereld macht voorbij is en dat de eeuw van het Russische wereldleiderschap is aan gebroken. Door de eenwen heen heeft de ene grote macht de andere opge- gevolgd als de dominerende factor in de gemeenschap der naties. Grieken land moest zijn plaats afstaan ^an Rome. Spanje werd verdrongen door En geland. Engeland zag zijn wereldrol overgenomen door Amerika. Altijd weer ging de suprematie naar een jnogere natie. De Russen zijn er van overtuigd, dat zij op het punt staan de plaats van de Amerikanen in te ne men en dat deze machtsovername gelijktijdig de overwinning betekent van het socialisme over het kapitalisme. He e Mgr. Van Beek, bisschop van Breda. ET FEIT ALLEEN reeds dat de eerste socialistische natie in de wereld ook het eerste land was dat een weg baande in de kosmos, bete kent een nieuw tijdperk in de evolu tie van de mensheid", schreef de „Mezjdoenaronaja Zjizn" in maart j.l. De Sowjet Unie, aldus Moskou, heeft de Verenigde Staten reeds voor bij gestreefd op wetenschappelijk ge bied. Als bewijs hiervoor wordt dan verteld dat de Sowjet projectielen groter zijn dan de Amerikaanse en ook nog veel sneller gaan. Ondertussen is de Russische pers al enkele jaren bezig met aan Russen en niet-Russen het verhaal te verko pen, dat de Sowjetlcunst van wereld betekenis is. Ieder succes van de Sow- jetkunstenaar in het buitenland wordt uitvoerig beschreven. Ook op sport gebied menen de Russen, dat zij niet meer zijn te slaan sedert hun presta ties op de laatste Olympische spelen. En bij de volgende spelen zullen zij zeker nog beter voor de dag komen. Er is nog maar één gebied, waarop zij zich nog niet sterk genoeg voelen, en dat is op economisch terrein. Daar wordt de Amerikaanse voorsprong toegegeven, maar, wordt er aan toe gevoegd, het zal niet lang meer duren of ook hier staat Rusland aan de spits. „Wij zullen een hogere prestatie per hoofd van consumptiegoede ren bereiken, dan in het verstgevor- derde kapitalistische land. Wij ma ken onze berekeningen nu en bewe ren, dat het niet lang zal duren, voor dat wy de hoogste grens van de ka pitalistische landen zullen hebben overschreden en het productie-peil van Amerika zullen overtreffen", al dus Chroestsjef in april 1958. Ongetwijfeld gelooft de Russische partij-secretaris-premier in zijn eigen woorden. Voor deze geslepen, bekwa me maar primitieve mens, die van een onbekend partij-man in ongeloof lijk korte tyd opklom tot de hoogste macht, moet het wel niets bijzonders commissie en de Verenigde Naties in hun geheel als actieve instellingen te beschouwen. Hoewel de V.N. door Rusland gebruikt wordt als een pro- pagandaforum voor Sowjetideë en is dit internationale lichaam geen mid del om actief aan de wereldpolitiek deel te nemen, gezien de overheersing van het Amerikaans-Engelse blok. De overheersing is niet meer in overeen stemming althans volgens het Kremlin met de werkelijke verde-j ling van de macht in de wereld en daarom is de Sowjet Unie van me ning, dat het land op een top-confe rentie zich zal kunnen doen gelden, meer in overeenstemming met het nieuwe tijdperk, dat door de Spoetni- ki is ingeluid. voor ogen had toen het de bijeen roep van een top-conferentie begon te propageren, stond echter niet op de officiële agenda. Maar juist die omissie maakte de zaak belangrijker dan alle andere thema's. Deze kwes tie was de toekomst van Oost-Europa en Oost-Duitsland De Sovjet-rege ring wilde een top-conferentie van de grote vier, waarbij Oost-Europa en Oost-Duitsland niet ter sprake zou den komen, zodat er ook geen gele genheid zou worden geschapen om over deze aangelegenheid officieel van mening te verschillen. Wanneer de Westerse landen erin zouden toe stemmen Oost-Europa en Oost-Duits land niet ter sprake te brengen dan zou daarmee in alle stilte, maar niet minder efficient, een oud twistpunt van de baan zijn en zou het lot van zeven oostelijke landen in feite defi nitief zijn bezegeld. Deze ongewone procedure scheen nodig, omdat Moskou geen andere weg zag om van het Westen een er kenning van de status quo te verkrij gen. Vroeger zou Rusland deze sta ten eenvoudig hebben ingelijfd, zoals dat met de Baltische staten gebeurde, maar de nieuwe methoden van Sow- jet-imperium-bouw houden de schijn op van „souvereiniteit" en „gelijk heid". Wat Moskou wil, en tot nu toe heeft bereikt, is een combinatie van uiterlijke onafhankelijkheid en wer kelijke ondergeschiktheid. Om zijn overheersing officieel te maken, om iedere revolutie reeds bij voorbaat als onwettig te bestempelen en eventuele maatregelen zoals in Hongarije te rechtvaardigen en om het oostelijk blok te verstevigen, zou een top-con ferentie, waarbij de status quo de overeengekomen basis voor onder handelingen zou zijn, uiterst nuttig kunnen werken voor het Kremlin. Gedurende de voorbereidende onder handelingen heeft Chroestsjef her haaldelijk en zo nadrukkelijk de sta lij ken, dat zijn land binnen enkele ja ren niet alleen een grote achterstand zal inhalen, maar de oude-industrie landen zal overtreffen. 'TER GELEGENHEID van de fees- telijkheden bij ~e viering van de veertigste verjaardag ran de revolu tie in november 1957, werd te Mos kou een internationale bijeenkomst gehouden van communistische kop stukken. Toen hebben de Russen wanhopige pogingen gedaan om hun leiderschap in de communistische we reld te herstellen. Het prestige van de communistische partij was niet groot meer na de onthullingen over de Stalin-practijken, de Hongaarse opstand, de Sowjet-Poolse crisis en de voortdurende oppositie van Tito. Communisten uit vele landen trok ken dan ook het Russische recht in twijfel om richtlijnen te geven en Chroestsjef moest een verbitterd ge vecht leveren om de oude leuze „on der leiding van de Sowjet Unie" weer wat op te rakelen. Nog meer moeite moet hij zich nu geven om aan te to nen, dat het leiderschap van de Rus sische communistische partij van es sentieel belang is voor het gehele so cialistische kamp Vandaar de activi teit, die direct na de november-bij- eenkomst startte met betrekking tot een top-conferentie. De eerste nota's gingen op 10 december 1957 in zee, gevolgd door een vloed van Boelga- nin-lectuur, in de vorm van persoon lijke brieven van de toenmalige pre mier aan diverse staatshoofden. De agenda-punten, zoals voorge steld door Boelganin, hadden hoofd zakelijk betrekking op atoom- en an dere wapens. Aangezien deze aange legenheden onder de jurisdictie vie len van de oude Ontwapenings Com missie van de Verenigde Naties was er geen enkele reden om aan te ne- men, dat een top-conferentie meeri tus quo gehanteerd, dat er geen twij- succes zou hebben dan deze commis- fel meer kan bestaan omtrent zijn be- sie. Maar de Sowjet-Unie had reeds doelingen. „Ons standpunt is en blijft lang opgehouden de Ontwapenings-1 dat wij niet van plan zijn bijeen te teren. komen om te spreken over de kwes tie van de volksrepublieken en de Duitse kwestie in de geest van de he ren Eisenhower, Dulles en Adenauer". (Prawda, 26 Jan. 1958). IN HET SOWJET-PROGRAMMA voor een top-c nferentie staan een aantal suggesties betreffende proe ven met atoom-wapenen, ontwape ning en het wederzijdse terugtrekken van strijdkrachten uit Oost- en West- Europa. Voor deze voorstellen heeft de Sowjet-Unie in de eerste plaats economische redenen. Want ondanks vele successen op het gebied van de economie vindt men hier nog altijd de zwakste plekken in het Sowjet- systeem en staat Moskou ook nu weer voor vele nieuwe problemen, die ver band houden zowel met de algehele reorganisatie van de productie als met de veranderingen op landbouw- terrein. In het Westen is zo dikwijls de nadruk gelegd op de vele moge lijkheden, die de Sowjetregering heeft als het er om gaat om zich fond sen voor bewapening te verschaffen, dat de andere kant van de medaille weinig wordt bqkeken. De Sowjet- Unie heeft inderdaad het voordeel, dat de levensstandaard van de bevol king zodanig kan worden gedrukt, dat geld voor uitbreiding van de zware industrie, voor bewapening en voor leningen aan buitenlandse vrienden kan worden gevonden op een wijze, die in de democratische landen niet mogelijk is. Maar ook aan deze moge lijkheden zijn grenzen. Er is een toe nemende vraag van grote bevolkings groepen naar een betere levensstan daard en vooral de jeugd wil einde- lyk wel eens de voordelen plukken van de heilstaat, waarin hun zo na drukkelijk is verteld dat zij leven. De budget-problemen van de Sowjet regering zyn dan ook zeer reëel en de kosten van de bewapening zullen dan ook gedrukt moeten worden. Maar tot dit laatste zal Moskou slechts overgaan als zijn militaire kracht in verhouding tot die van het Westen niet vermindert en het zijn voorsprong op bepaalde gebieden kan behouden. Een gedeeltelijke terug trekking van Sowjetstrijdkrachten uit Oost-Europa zou miljoenen roebels besparen en deze besparing is één van de bedoelingen van Moskou's we derzij dse „demilitar isatie"-schema. Wanneer een dergelijk program zou worden uitgevoerd, zou de balans tussen Sowjet en Westerse macht in Europa ten gunste van Moskou door slaan en als de Amerikaanse strijd krachten uit Europa zouden worden teruggetrokken, zou e»- een vacuum ontstaan, waarin de pro-Sowjet strijd krachten in de meerderheid zouden zijn, althans zo lang de Duitse mili taire macht zo gering is als nu. Van de eventuele nieuwe machtsverhou dingen zou West-Eerlijn wel eens het eerste slachtoffer kunnen zijn, ge volgd door West-Duitsland, zonder dat Bonn, Washington, Parijs of Lon don daarop snel genoeg zouden kun- reageren. IN EEN ANDERE VERMOMMING komt het Duitse probleem nog maals naar voren in het agendapunt het „Rapacki"-plan. Het Rapacki-plan, genoemd naar Polens minister van buitenlandse zaken Adam Rapacki, wil een Europese zóne in het leven roepen, waarin geen kern-wapens mogen worden opgeslagen. De zóne omvat Polen, Tsjechoslowakije en de beide delen van Duitsland. Men kan zich voorstellen, dat de Polen atoom bases gaarne zo ver mogelijk van hun grenzen verwijderd willen zien. Maar als dat hun bedoeling is, wekt het tocht wel enig wantrouwen, dat die verschuiving alleen in Westelijke richting een duizend kilometer be draagt, terwijl naar het Oosten, op nauwelijks honderd kilometer van Warschau, de Russen alle gelegenheid behouden om bases aan te leggen of te behouden. Was minister Rapacki misschien verplicht de Sowj et-these te aanvaarden, dat alleen A. en H. bommen van Amerikaanse of Engelse makelij gevaarlijk zijn? Er is nog een andere reden waarom het Rapacki-plan mogelijk beter Gromyko-plan genoemd zou kunnen worden. Het afstaan van atoom-wa pens en het meedelen van atoom-ge heimen aan bondgenoten is niet al leen een kwestie waarmee Washing ton en London te maken hebben. Vroeg of laat zal ook Moskou er mee worden geconfronteerd als de generaals uit de satelliet-landen om moderne wapens zullen vragen. Dat zou een minder prettige situatie scheppen, want nog geen twee jaar geleden stuurden de Polen een Rus sische generaal naar huis en richtten de Russische wapens van de Hongaar se troepen zich tegen de bezetters. Kan Rusland zijn „bondgenoten" ver trouwen met leze gevaarlijke wape nen? Voorlopig is daarom een zóne zonder kernwapens, waaruit ook alle buitenlandse troepen zijn verdwenen, een oplossing, die vooral voor Rus land interessant is. Ten slotte moet volgens de initatiefnemers het Rapac ki-plan berusten op internationaal vertrouwen. Van controle wil men niets weten. Op 10 april j.l. zei Chroestsjef: „Zij stellen controle voor. Wij zijn voorstanders van controle, maar zij willen een soort controle die neer zou komen op inmenging in bin nenlandse aangelegenheden, op schen ding van onze spuvereiniteit.De heersende klasse" van het Westen zegt: laten wij overeenkomen dat onze vliegtuigen over uw land zullen vlie gen en dat uw vliegtuigen over ons land zullen gaan. Maar wij willen niet over uw land vliegen en wij wensen zelfs de reuk van jullie niet boven ons land." (Prawda, 11 april 1958). OEDERT DE MOORD op de Hon- gaarse verzetsleiders zijn de kan sen voor een top-conferentie nog ge ringer geworden. Toch zal Moskou ondanks deze gebeurtenissen verder gaan met zijn pogingen er de volke ren van te overtuigen dat het Krem lin vrede wil en daarom gaarne be reid is op een top-conferentie alle moeilijkheden te bespreken, die ont wapening nu nog in de weg staan. Voor het Westen blijft een dergelijke conferentie een gok, die hét zich zo- langzamerhand niet meer kan permit-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1958 | | pagina 8