een onderzeeboot
negen overlevenden ontsnapten uit
die zichzelf torpedeerde
/"è-'
WE WISTEN, DAT WE NIET in het bemannings-
verblijf konden blijven want de achterste accu
batterij lag recht beneden ons en het zeewater dat
door de navigatiekamer binnen was gelekt, zou in de
batterijen druipen en er glorinegas ontwikkelen.
DOOR ONZE KOMST was de menigte in de ruimte
gestegen tot vijf en veertig wanhopige, teneerge-
slagen, drijfnatte mensen, samengepakt in een ruimte
die zeker niet groter was dan een normale keuken.
EEN NIEUWE BEPROEVING volgde: „brand in de
jockey: romantisch maar hard beroep
]UNI 1958
DE LEIDSE COURANT
PAGINA
een sterk maar
waar verhaal
BIJNA IEDEREEN HEEFT wel eens ogenblik
ken doorgemaakt van een wanhopige, alles
overheersende angst, waaraan de herinnering
hem zijn levenlang bij zal blijven.
Voor Jesse Da Silva, machinist aan boord van
de U.S. submarine (onderzeeboot) Tang, kwam
dat moment in een kille nacht, toen zijn schip
onder commando van luitenant ter zee Richard
O'Kane, op gevechtspatrouille was in de Straat
van Formosa en zichzelf torpedeerde. We laten
hierbij zijn verhaal, verkort, maar in eigen
woorden volgen.
Da Silva wist, dat de onderzeedienst waarbij
hij in San Diego zijn opleiding had gekregen, niet
de veiligste tak van dienst was. Het voortdurende
risico, dat eraan verbonden was, trok hem even
wel en hij rekende er helemaal op, dat zijn goede
gesternte hem door de gevaren van de onderzee
bootoorlog heen zou slepen.
Dat goede gesternte had hem in de hele oorlog
nog geen dag in de steek gelaten. Maar hij voer
ook onder O'Kane, die een vertrouwde naam had
in de onderzeedienst en die in vier succesvolle
gevechtspatrouilles duizenden tonnen Japanse
scheepsruimte had vernietigd.
DE OPDRACHT voor de vijfde patrouille, in de
nauwe en met mijnen bezaaide Straat van Formosa
tussen Formosa en de Chinese kust was, de aan
voer van voorraden en troepen naar de Philippijnen te
saboteren. Ze hadden er rake klappen uitgedeeld en
dwars door de convooibeveiligingen sluipend had de
Tang ten minste vier tankschepen, twee vrachtschepen
en drie troepen transportschepen tot zinken gebracht.
Ze had nog twee van de vier-en-twintig torpedo's over
en het laatste doel was een troepentransporlechip, dat
zwaar beschadigd ronddreef. O'Kane wilde de laatste
twee torpedo's niet verspillen en daarom voerde hij
de Tang weg van het strijdtoneel. Onderhand kreeg de
bemanning de opdracht, de torpedo's na te kyken.
Roeren en gyrotollen werden gecontroleerd, de bat
terij geventileerd en toen werden de laatste torpedo's
in de lanceerbuizen geschoven.
„We voeren nu boven water opnieuw naar het
beschadigde schip".
„Ik had juist enige minuten tevoren de machine
kamer verlaten om-een kop koffie te halen in de man-
schappencantine in het vooruit. Ik stond, mijn koffie
slurpend, in de gang tussen de cantine en het man
schappenverblijf. Er stonden twee man bij me. Een
van hen had een koptelefoon op, die aangesloten was
op de intercom, het interne radiosysteem van het schip.
Hij gaf ons aanwijzingen, door de bevelen uit de
commandotoren door te geven. „AfstandRich
tingStand bij vooruit Vuren, één", hoorden we
hem zeggen en we voelden het vertrouwde huiveren
van het schip, toen de drie-en-twintigste torpedo de
lanceerbuis verliet.
„Vuren, twee". Weer die huivering. Toen stille. Een
paar seconden maar. Ik herinner me, dat ik in mezelf
mopperde: „Mooi, dat is de laatste. Laten we nu zorgen,
dat we hier weg komen!"
De eerste torpedo was, een fosforescerend spoor
achterlatend, recht op het doel afgegaan. Nummer twee
joeg uit de lanceerbuis tevoorschijn en O'Kane en de
anderen op de brug zagen in doodsangst hoe het pro
jectiel een boog naar links maakte van 180° en terug-
koerste naar de Tang. Het was, wat ze bij de onder
zeedienst noemen een „dwalende" of „cirkelbaan".
Plotseling gilde de man, die die orders doorgaf:
„Alarm! Alle hens naar het voorechip, roer stuurboord
aan boord".
Het volgend ogenblik werden we getroffen.
DE MENSEN IN HET ACHTERSCHIP moeten onmid-
delijk gedood zijn en als ik niet even een kopje
koffie was gaan halen, was ik bij hen geweest. Iemand
smeet de waterdichte schotten dicht tussen de achter
ste en de voorste machinekamer, waardoor de binnen
stromende zee ons niet kon bereiken. Ik greep een
scheepstrap om niet onderuit te glijden op het stijl-
hellende dek. Ik was willoos door een intense angst.
Mijn handen waren glad van transpiratie. Mijn adem
ging stotend en ik kon ternauwernood slikken: het was
of mijn keel werd dichtgeknepen.
Ik zag water binnenstromen door de deur, die de
manschappencantine verbindt met de navigatiekamer
In die midscheeps, precies onder de commandotoren.
„Daar moet iets aan gedaan worden" dacht ik lijdelijk,
toen er in de deuropening, half wadend, een officier
verscheen, „Help die deur sluiten" bulkte hij. Ik zag
dat hij een hevigbloedende hoofdwond had. Een paar
van ons sprongen hem bij. We grepen de deur en
schoven hem dicht; De stortvloed hield op.
Tot op dat ogenblik had de Tang met haar steven
naar beneden gehangen, in een scherpe hoek met de
waterspiegel. Het water was zestig meter diep en de
Tang meer dan honderd meter lang. De achtersteven
rustte dius op de zeebodem, terwijl de boeg nog steeds
boven water uitstak. Dan, plotseling, voelde ik dat de
boeg zonk en dat de Tang horizontaal ging liggen.
Later hoorde ik dat een van de officieren ijzig kalm
de voorste duiktanks had gevuld. Daardoor vormde
de boven water uitstekende boeg niet langer een dui
delijk doelwit voor de Japanners, die op de explosie
afkwamen. Het was beter, het wrak te laten duiken en
iedereen, die nog aan boord was een gelijke, doch
zeer geringe kans te geven, met behulp van de
„Momsenlong" te ontsnappen.
Binnen een minuut lag de Tang horizontaal en dood
stil op de bodem, zestig meter onder water. Alsof het
allemaal nog niet erg genoeg was, begonnen de Jappen
met dieptebommen te gooien. Steeds weer kwam het
gerommel van de ontploffingen nader en naderDe
lucht was gevuld met minuscule stukjes kurk, verf en
stof. De lichten flikkerden bij elke ontploffing en de
hogedrukluiken leken ingedrukt te worden en weer
naar buiten te veren. Iedereen klemde zich vast om
niet van de been geslagen te worden. Er gebeurde niets
en de aanval ging voorbij.
„Laten we bidden voor onze doden en voor hen, die
nog in leven waren" mompelde een van de mannen,
die met witte gezichten in de nauwe doorgang stonden
of stijfjes zaten op de rand van bun kooien.
3t"
Hjjl|
Ook wisten we dat onze enige, kleine kans om te
ontsnappen lag in de voorste torpedokamer, waar een
ontsnappingssluis was. Dat betekende, dat we de deur
naar de navigatiekamer moesten openen en iedereen
dacht, dat die ruimte onder water stond. Er was immers
water naar binnen gekomen, voordat de deur gesleten
werd? Toch moesten we het riskeren. Als zou blijken,
dat de navigatiekamer was overstroomd, konden we
nog een laatste wanhoopspoging .wagenWe zouden
dan naar buiten kunnen gaan door het zolderluik van
de navigatiekamer en zonder Momsenlong naar de
oppervlakte kunnen stijgen.
Iemand schoof de deur open. Water gutste naar bin
nen. Het steeg, koud en onheilspellend, langs onze
benen. Ik hield de adem in. Dan, geleidelijk aan, viel
de stroom stil. De navigatiekamer had slechts gedeelte
lijk blank gestaan. Een voor één stonden we op. We
stopdien tot onze knieën in het water.
Toen ik langs de kombuis kwam, zag ik op een plank
ongeveer een dozijn appeltaarten liggen, die de kok
juist gebakken had, voordat de torpedo ons trof. Het
was een ordelijk trekje, dat niet paste in de onvoor
stelbare chaos, die over het schip gekomen was. Een
voor een liepen we door de controlekamer, waar een
officier bezig was, radar, sonar en andere geheime
apparatuur te vernielen. Een ander stond twee pistool
bandelieren om te gespen met twee pistolen en een
bajonet. „Daarmee komt 'ie nooit boven. Die rotzooi
zal hem naar beneden trekken", schoot het door mijn
hoofd. Toen begreep ik, dat de arme man getroubeleerd
was, vermoedelijk ten gevolge van de ontploffing.
Ik was alleen gekleed in een dungaree-broek en zou
dus gemakkelijk stijgenals ik uit de Tang kwam.
We kwamen door de officiersverblijven bij de water
dichte deur naar de, voorste torpedokamer. De man
aan het hoofd van de stoet opende de deur. We gin
gen in de rij staan in de kamer en de deur werd achter
ons gesloten.
De gewonden lagen op kooien langs de wand. De
anderen stonden of zaten op de vloer met het gezicht
tussen de knieën. Een van de gewonden jammerde ver
schrikkelijk. De lucht was zwaar en ik voelde de druk
stijgen.
Een van mijn beste vrienden aan boord ook
machinist, stond dicht bij me. Voordat we vertrokken
uit Pearl Harbour, had hij een telegram ontvangen,
dat zijm vrouw een zoon had gekregen. Ik kon de angst
en de hopeloosheid van zijn gezicht aflezen.
Ik sloeg mijn arm om zijn schouders. „We komen
er wel levend uit" trooste ik, tussen twee benauwde
kuchjes. Maar ik geloofde het zelf niet. Tersluiks keek
ik naar de ontsnappingssluis. Het was een kamertje
van ongeveer een meter tachtig hoog en een meter
twintig in doorsnee, dat van de zoldering afhing, uit
lopend naar stuurboord. Het bood ruimte aan vier
mensen tegelijk en met een beetje moeite ging er een
vijfde bij.
Het water stond al enige centimeters op de bodem
van de torpedolpmer toen wij daar kwamen, want er
waren al drie ontsnappingspogingen ondernomen. Ze
waren niet allemaal succesvol verlopen.
In theorie was het ontsnappen niet moeilijk maar
de praktijk was een ware beproeving. In de sluis kreeg
je de grote druk van het water te verduren, de natte
kou, schrik en vrees. Een man was er ingegaan en
even later doodziek van de druk weer uitgekomen.
Een ander ging naar binnen, raakte in paniek en kwam
terug. Hoevelen er levend de oppervlakte hadden be
reikt wisten we in de verste verte niet.
voorste batterij!" Snel keek ik in de richting van
waar de stem kwam. Het was een zeeman, die stond
te loeren door het kijkgat in de deur naar het officiers-
verblijf, dat boven de batterij gelegen was. Het vuur
kon zijn aangestoken door de officier, die de geheime
acten aan het verbranden was, het kan evengoed ver
oorzaakt zijn door de dieptebom-aanval.
Het luik, dat ons scheidde van de accubatterij, werd
zo heet, dat de verf begon te bladderen. En toen opende
iemand om de een of andere raadselachtige reden het
waterdichte schot.
Voor hij het kon sluiten drongen rook en dampen in
de torpedokamer door en maakten onze marteling
volkomen. De mannen kuchten en hoestten; ze braak
ten en velen zagen eruit of ze het bewustzijn hadden
verloren. De wanhoop lag over ons al een natte deken.
Velen van de mannen vreesden de ontsnappingssluis
en de oceaan erboven méér, dan verstikking of ver
drinking. Ze weigerden zelfs een poging te wagen.
Waarschijnlijk waren hun vermogens om redelijk
te denken door de rook versuft. Maar redelijk of niet,
ze hadden hun lot gekozen.
Ik hervond mezelf, staande aan de voet van de
ladder naar de koker, toen iemand boven me zei: „wie
volgt". Voordat ik erover na kon denken, flapte ik
eruit: „Ik ben niet bang om het te proberen". Ik kom.
„Toen ik tegen de ladder opklom keek ik .naar bene
den en zag mijn vriend staan, wiens vrouw onlangs
een kind had gekregen. „Kom op jó, riep ik, jij kan het
ook!" Hij keek onzeker omhoog zonder zich te be
wegen. Hij leek bevroren. Toen stapte een ander naar
voren en klom in de koker. Het luik werd gesloten. Ik
heb mb'ri vriend nooit teruggezien.
We hadden een zaklantaarn* in de ontsnappingssluis
en in het zwakke licht, dat die verspreidde, kon ik op
enkele centimeters afstand drie strakke bleke gezichten
zien. Ook zag ik de zuurstofslangen die uit de muur
staken. We vulden onze Momsenlongen.
Op de duikschool had ik de long al eens eerder ge
bruikt maar dat was geweest in negen meter diep
water, in een oefenbasin. Nu was het in ruim zestig
meter diep ,en een kwestie van leven of dood. Nadat ik
mijn long gevuld had, zei een van de mannen: „Nu
kijken of. 'ie het doet" Ik nam het mondstuk tussen
mijn tanden en inhaleerde. Het bleek in orde. Een van
de mannen opende het, ventiel boven ons hoofd. De
koker liep snel vol. Toen het water ons tot de borst
kwam, dTaaide de man het ventiel weer dicht
.Alles O.K.?" informeerde hij. „Ja" bromden de an
deren. „Laat 'm maar vollopen". Het water rees tot
aan onze nekken en toen ging het zijluik open.
EEN VAN DE MANNEN KLOM eruit. Een tweede
en toen was het mijn beurt. Ik zette mijn tanden
stevig in het mondstuk, maakte de neusclip vast en
zette toen af, de diepe duisternis in.
Iemand, die vóór mij de ontsnappingskoker had ver
laten, had een lijn meegenomen met een gele boei
eraan. Ik greep de lijn en trok mezelf op, hand over
hand. Wanhopig probeerde ik helder te denken en me
de ontsnappingsprocedure te herinneren, die me op de
duikschool was geleerd. Doe het langzaam en op je
gemakLaat de drukvermindering geleidelijk ver
lopenIk steeg naar schatting drie meter, stopte
toen en telde tot tien. Nog eens drie meter.... wéér
tot tien tellen. Langzaam-aan, dan breekt het lijntje
niet.weer drie meter. Stop. Nog eens tellen
Ik zal ongeveer op een derde van mijn tocht naar
boven geweest zijn, toen er iets mis ging. Ik kon
nauwelijks meer lucht krijgen uit mijn Momsenlong.
Het was alsof het ding dichtgestopt was.
Bijna stikkend, zoog ik met alle macht. Ik raakte In
paniek. Maar dan, onverwacht als het kwam, verdween
het euvel weer. Ik kon ademen! Ik bleef voortgaan,
uiterst langzaam.
Het water was verschikkelijk koud. De kou leek Je
1 door het merg van je botten te snijden. Elk ogenblik
voelde ik iets langs me glibberen. Waarschijnlijk vis
sen. Maar in de Egyptische duisternis kon ik niets
onderscheiden. Streepje voor streepje ebde de duister
nis evenwel weg en, omhoogkijkend, zag ik licht in het
water. Het scheen me een eeuwigheid geleden, dat ik
de Tang had verlaten. Waarschijnlijk was het nèt vijf
minuten geleden.
Het water werd lichter en lichter en ik kon de be
weging van de golven voelen. Dan barstte ik plotseling
door de waterspiegel.
IK SLOKTE SCHIELIJK een teug verse lucht, greep
de boei en tuurde met de ogen knippend rondom me.
De dag was juist aangebroken. Aan een kant zag ik
de vage contouren van de Chinese kust, aan een andere
kant, veel dichter bij, de gapende boeg van een gezon
ken schip, waarvan de steven op de bodem rustte,
zoals ook wij gelegen hadden. Het was het troepen-
transportschip, dat we de genadeslag gegeven hadden,
voordat we met de 24ste torpedo onszelf te grazen
namen. In de' directe nabijheid zwemmend of aan de
boei hangénd zag ik vier mannen, die vóór me door
de sluis naar buiten Waren gegaan. Twee anderen kwa
men later nog maar een van hen kuchte verschrikkelijk
en stierf al gauw. De tweede kon niet zwemmen en
werd door de golven weggezogen. Er kwam niemand
meer. Ik was de laatste, cLie de Tang verlaten had.
Bij elkaar waren er negen overlevenden van de
zeven en tachtig opvarenden. Een van hen was onze
kapitein, O'Kane. Hij was met drie gezellen van de
brug geblazen op het ogenblik van de explosie. Van de
dertien mannen, die nog uit de Tang waren gekomen,
verdronken er acht. Vijf overleefden de nachtmerrie.
Het was de eerste maal, dat er iemand uit een ge
zonken onderzeeboot ontsnapt was.
De overlevenden van de Tang werden door een Ja
panse jager opgevist en raakten in krijgsgevangen
schap. Toen ze eenmaal in de States terugkwamen,
bleek dat de Tang al een legende geworden was. Ze
had twee presidentiële vermeldingen gekregen en de
„Congressional Medal .of Honour".
Da Silva besluit zijn relaas met de verzuchting: „Het
was een goed schip, de Tang. Ik ben blij, dat ik erop
gediend heb. Maar blijer nog, dat ik het heb overleefd.
Maar ik heb altijd gezegd, dat je bij de onderzeedienst
een beetje extra geluk moet hebben".
Er zijn nog beroepen, die niets te
maken hebben met tractors en machi
nes, die omgeven zijn door de roman
tiek der ridderverhalen, waarin de
hoofdrollen worden' gespeeld door
mens en dier.
Daartoe behoort o.a. het.beroep van
de jockey. En denk niet dat het een
halfzacht beroep is vol rozengeur en
maneschijn, het is een keihard beroep
voor de man en 't paard.
De jockey, en kleine man, Altijd.
Als hij begint, mag hij niet méér
wegen dan 54 kilo en niet minder dan
40. En toch moet hij goed in elkaar
zitten, zo ongeveer als gewapend be
ton, maar dan met de souplesse van
natuurrubber.
En hij blijft in conditie op een dieet
van vlees, bruinbrood, eieren, veel
groente en vruchten. Roken en drin
ken zijn verboden. Zo begint hij, ter
wijl hij nog op de schoolbanken zit en
toekomstdromen koestert waarin hij
gelooft.
Dat is de start.
Om halfzes rammelt de wekker
hem uit zijn bed. De tijd dat zijn
vriend hem wacht. Het wordt zijn
eerste rendex-vous in de warme stal,
waar hij dagelijks zijn vierbenige
vriend zal verzorgen. Want dat is de
basis van hun samenwerking: zorg en
vriendschap. Daar groeit het ver
trouwen dat van man en paard één
geheel maakt, hetgeenlater in de
strijd op het parcours onmisbaar is.
Dag in, dag uit is de toekomstige
joykey met zyn paard in de weer.
Voederen, roskammen, verzorgen en
afistappen. En al naar gelang het weer
praktisch werk. Vijf minuten stappen,
vijf minuten draven, weer vijf minu
ten stappen en dan het snellere werk.
Maar dat gebeurt niet alle dagen.
Iedere trainer heeft zijn eigen me
thoden en hij houdt altijd rekening
met het soort weer en het soort paard!
Na een ruime pauze gaat het des
middags weer aan de gang. Daar-
napst krijgt de leerling jockey les in
zijn vak: anatomie, voedingsleer, het
aanleggen van verband en wikkels,
het bandageren, het gedrag voor de
start, in de renbaan, in het open
baar.
De basis wordt gelegd voor een
carrière van internationale allure.
Doorheen opleiding die drie jaar
duurt.
De 'joykey beoefent een Vak dat
vaccatures heeft. Onder de jeugd zijn
er niet genoeg om de openkomende
plaatsen te vullen. En toch wordt de
paardensport in heel West Europa
nog druk beoefent. Maar in de stal
len werken voor een deel meisjes,
terwijl voor hen het beroep van
Jockey niet eens openstaat.
„Mij zijn de kuren van viervoeters
liever, dan die van tweebenigen.
Het is een opvatting, ofschoon we
niet geloven in consequent gedrag
van deze meisjes-staljongens.
De jockey op stap met „Amour".
De liefde moet van twee kanten ko
men. Man en paard moeten één zijn,
wil de leerling een goede jockey wor
den.