HET LEIDEKVAK1980 'n Nieuwe stad wordt geboren GEHEIMEN DER DIEPZEE zal een nieuwe stijl vertonen Vrijere groepering van de huizen en meer groen ZWEMMENDE SCHOTELS VOOR DE WETENSCHAP N.r HUIBERS ZATERDAG 21 JUNI 1958 DE LEIDSE COURANT PAGINA 7 BOMEN EN RUIMTE OM UW HUIS. Architecten met veel fantasie heb ben zich in tekening aan toekomstbeelden gewaagd. Deze tekeningen zijn te zien op de tenoonstelling die de vijftigjarige Bond van Nederlandse Architecten in het bouwcentrum te Rotterdam. Hoge zonnige woontorens in bosachtige parken, met veel speelweiden en boven en ondergrondse banen voor het snelverkeer, veilige brede voetgangerspaden. Wij geloven dat deze fantasieën niet zonder zin zijn. Dat er inderdaad In de architectuur van de stad ingrijpende veranderingen plaats vinden. Dat men van het „straatjes-idee" langzamerhand afstapt en dat men vooral in de stedenbouw tot lossere groeperingen wenst te komen. De architecten Groosman en Rietveld uit Rotterdam hebben deze droombeelden van de stad van de toekomst getekend. Architect Groosman is geen onbekende voor Leiden, hij ontwierp bij voorbeeld de torenflat aan de Kanaalweg te Leiden en het Bevrijdingsplein in de 5 Meiwijk. Gesprek met de stedebouwkundige Voor een "blik op de toekomst be hoeven wij ook niet zo ver weg te kijken. Niet over de grens zie de ontwikkeling van Rotterdam in zijn centrum, maar zelfs niet buiten de gemeentegrenzen van de stad Leiden. Er zijn verschillende bouwwijzen hier die erop wijzen, dat men de vlucht naar licht en -uimte wil ondernemen. Wij hopen daar nog bijzondere voor beelden te geven. We zijn daartoe op bezoek gegaan bij ir J. C. H. Drost, hoofdingenieur van de afdeling Stedebouwkunde en Stadsontwikkeling van de gemeente Leiden, de man die sinds 1956 in de Moderner opvattingen. In de ontwikkeling van de stad ont dekt men vier fasen. Het zeer oude, afkeurenswaardige systeem, dat zo veel mogelijk huizen op zo weinig mogelijk vierkante meters trachtte te plaatsen. Men vindt voorbeelden van deze bouw aan de oude Leidse gracht- Sleutelstad verantwoordelijk is (via! jes: huisje tegen huisje, rug aan rug, b. en w., en in de laatste instantie] zodat in bepaalde gedeelten van het met de Raad) voor de ontwikkeling I huis geen licht kon doordringen. De van het toekomstige Leiden. woningwet maakte gelukkig een ein- Industrie. Een ware ramp voor de stad is de industrievestiging in de binnenstad geweest. Buiten Leiden was in de 19e eeuw geen ruimte voor de fabrieken, die in andere steden van ons land veelal aan de rand van de gemeente liggen. Deze fabrieken hebben de verkrotting van de binnenstad in de hand gewerkt. We vonden de ingenieur in zijn ka mer, die een dicht, kleurrijk behang heeft van Stadsplannen, ergens ach ter in het gebouw op de derde verdie ping van het Stadhuis. Ir Drost zit achter zijn stapel ontwerpen en hij voelt zich kennelijk in deze sfeer thuis. Hij zi?t ei niet naar uit, dat wilde irreële plannen zal lanceren, hij heeft een koel zakelijke betoogtrant, rechtlijnig, zoals het een ingenieur betaamt en toch toont hij geen spoor van afwijzing, als wij hem een mo dern ontwerp over een toekomstige stad voorleggen. „Daar moet het wel naar toe" zegt hij rustig. Vrije groepering van de huizenblokken geeft de stad een le vendiger aanzien. Dat wil niet zeg gen, dat ontwerpen als deze voor een kleinere stad als Leiden van toepas sing zijn. Men moet het huisje bij het schuurtje houden. Wat voor Rotter dam, binnen enige tientallen jaren een miljoenenstad, geschikt is, is nog niet altijd voor Leiden een stad die uit zal groeien misschien tot 300.000 zielen, geschikt. Krap. Leiden heeft zijn eigen ontwikke lingsproblemen. De stad heeft iets van een uit zijn krachten gegroeide jongeling, die zijn jasje niet meer aan kan. Het gevolg is dat de naden van het costuum openbarsten. Hiervoor is een historische verkla ring. Leiden heeft een veel kleiner oppervlak dan Zoeterwoude bijv. De stad heeft echter sinds haar stich ting (laten wij zeggen in 1294) nooit eigen grond in bezit gehad. Iedere uitbreiding van de stad, en er zijn er in de loop van de eeuwen verschillen de geweest vroeg nieuwe grond. De laatste grondverwerving dateert van 1920. Leiden heeft er sindsdien geen nieuw gebied bij gekregen. De laatste belangrijke uitbreiding geschiedde van af de singels va" Leiden. Alles wat buiten de singels lag Rijnsbur- gerweg, Herenstaat etc. behoorde aan de aangrenzende gemeenten. Dit heeft de stedekundige ontwikkeling voor bijzondere moeilijkheden geplaats. Ieder plan tot uitbreiding, iedere an nexatie kwam eigenlijk te laat, omdat de stedebouwkundigen in Leiden moesten woekeren met de grond die zij bezaten. Die benauwdheid uit zich in verdichtingen in de stad, die er niet zouden zijn, indien men iets meer lucht had gehad. Een typisch voorbeeld van de kwade gevolgen van Leidens krapheid is het nieuwe Leidse Houtplan. De Leidse raad had dit gebied gaarne gebruikt voor mid denstands- en welstar.dsbebouwing. Het was aan de rand van het bos hiervoor bij uitstek geschikt en het zou goed aansluiten aan de ruime, luxieuse bebouwing van een gedeelte van Oegstgeest. Het kon niet. Door gebrek aan ruimte heeft men in het verleden de fout moeten maken te weinig ruimte voor scholenbouw te reserveren. Leiden heeft als streek- centrum veel scholen nodig. Noodge dwongen heeft men deze gebouwen moeten situeren in de Leidse Hout, omdat hier de trams, bussen en trein een punt van uitgang hebben. de aan dit parasiteren op bouwgrond en op de gezondheid van de bevol king. Een tweede fase zou men kun nen typeren met de straatjesbouw. Vóór de oorlog werden zulke woon complexen gebouwd, dikwijls aardige huisjes in vrolijke straatjes, waarin het aantrekkelijk wonen is, maar het ideaal is nog niet bereikt. Op deze wijze zijn stadswijken als burgemees ter- en professoren wijk opgebouwd. Uit economische overwegingen werd echter dikwijls alle grond voor hui zenbouw gebruikt Ruimte voor toe komstige scholenbouw bleef niet over met het gevolg, dat de gemeente Lei den nu stroken van de kostbare bouw grond moet afnemen voor scholen, zo als aan de Oppenheimstraat en omge ving. Een aspect van de derde fase in de stedenbouw treft men aan in Lei- den-noord aan de zuidkant van de Willem de Zwijgerlaan. Hier zijn sin gels, brede straten, groen, kortom er is rpeer ruimte in het beeld gekomen, die hier en daar gecompenseerd wordt Kijkje in het moderner Leiden: de Juliana van Stolberghof in Leiden- Noord. door hoogbouw. Toch vindt men ook hier nog het huisjes-langs-de-straat- stramien, dat de architectuur van de ze tijd probeert te ontlopen. De stedebouwkundige wenst een vrijere groepering en voorbeelden van deze vierde en laatste fase vindt men in beginsel aanwezig in de woon blokken ten noorden van de Willem de Zwijgerlaan. Hier liggen de z.g. hoven en duidelijk ontdekt men in de samenstelling van de complexen het streven naar vrijere vormgeving. Voor hetzelfde kapitaal en met eenzelfde gegeven ruimte kan de bouwkundige de burgers van een stad méér woon- vreugde schenken. Een wat geprononceerder voorbeeld van moderne stedebouw biedt het plan Noord VI, dat alleen nog op de maquette te zien is er wordt op dit terrein in de buurt van de Zijl nog geheid waar men de woonblokken in groepen van drie aantreft. Zij zijn in een vrije schikking opgesteld, tus sen de huizen, is veel groen en, de straten zijn kennelijk niet op snelver keer berekend. Het is ook de bedoe ling, dat het snelverkeer in deze wij ken geen terreur uitoefent. Een stads gedeelte dient echter wel goed door brede toegangswegen ontsloten te worden. Dit is met Leiden-Noord straks ze ker het geval. De Willem de Zwijger laan sluit aan via een brug over de Zijl op de Provinciale weg, die straks ook een directe verbinding via de Rijksweg 4a met Amsterdam tot stand brengt. Aan de andere zijde geeft de Willem de Zwijgerlaan langs een brug over de Haarlemmertrekvaart aansluiting op de Bollenstreek. Twee brede wegen zullen Leiden-Noord met het stadscenvum verbinden. De Kooilaan bijvoorbeeld zal aanzienlijk verbreed worden. Het stadsdeel wordt hiermede ontsloten en dit is harde noodzaak. De Kooi bijvoorbeeld wordt aanzienlijk gedegradeerd door het feit, dat dit stadsdeel zo moeilijk te bereiken is. De industrie echter aan de noorzijde van de oude stad heeft echter ook aan de waardeverminde ring van Leiden-noord als woonwijk meegewerkt. Het is eens te meer een bewijs, dat industrie in de binnenstad niet thuishoort. Leiden-Noord echter zal van aan zien veranderen en de verschillende fasen in de bouwwijzen ener stad zijn er duidelijk terug te vinden. Leiden Zuid-West. Ook in Leiden Zuid-West kan men de verschillende ideeën van de mo derne stedenbouw terugvinden. Het is een zeer geleidelijke overgang. Van conservative bouw in de omge ving van de Frederik van Edenlaan komt men allengs in een lossere be bouwing. De Meerhof etc. zijn voor beelden van afgesloten woningbouw. Deze buurt geeft een ander beeld, en men treft er veel groenstroken aan, die de kinderen tot spelen noden. Moderner is de opvatting geweest Zo stellen zich de architecten Groos man en Rietveld de toekomstige stad voor. Op de achtergrond de woonto rens; links de werkruimten van de toekomstige grotestadsbewoners en voorts een luchtbrug voor het verkeer ten aanzien van de wooncomplexen aan de noodzijde van de 5 Meilaan, de flats van Gerrit Kasteinstraat, Mulderstraat, Boshuizerlaan, hebben niet de traditionele stand ten opzichte van de verkeersweg. Zij zijn als win kelhaken aan elkaar gebouwd en op deze wijze heeft de architect een ruimte geschapen, met groen en bin nenpleinen. Modern van aanpak zijn ook het ruime 5 Meiplein, let op de gekleurde tegels on op de ruimtege- vende overkapping boven de winkels? en het Bevrijdingsplein. Deze buurt moet nog %roeien. Nu ligt zij eigen lijk nog als een schiereiland in het polderland. Het Bevrijdingsplein bij voorbeeld zal afgesloten worden door een zeven verdiepingen flat naar het ontwerp van de architect Groosman. Dan zal dit plein, nu al onvolwassen pas goed tot zijn recht komen. Voorbeeld van een vrijere groepe ring zijn de complexen aan de Titus Brandsmalaan. Om het perspectief te breken en de idee van almaar wonin gen en almaar naamplaatjes en num mers op de deuren te doorbreken zijn de drie huizenblokken in een klein hoek op het straatrichting geplaatst. Kleinere huizen tussen de hoogbouw brengen de nodige variatie. Bezinning. Het toppunt van moderne stadsar chitectuur is hier nog lang niet be reikt. Wanneer trouwens wel? Want ideeën die vandaag nieuw lijken zyn morgen verouderd. Het belangrijkst is, dat goede, niet te grote woonge meenschappen gecreeërd worden, die rond wijkcentra geplaatst zijn. Want alles wat gezegd en geschreven is over groen en ruimte kan nog niet verhinderen, dat voor een gezellige en economische verdeelde wijk op de eerste plaats ook stadsverkeer nodig is. Daarom is ook de tuinstadbouw, met geweldige lappen groen, waar men straks geen raad mee weet, die de woongemeenschappen isoleren, het laatste woord in de stedebouwkun de nog niet gesproken. Maar naar méér ruimte, méér lucht en méér groen moeten we zeker toe. De meerdere ruimte, die hiervoor nodig is wordt gecompendeerd door hoogbouw. Ir Drost zegt tenslotte nog iets over de sanering van de binnen stad. Hij is van mening, dat hoogbouw hier in veel gevallen een oplossing kan zijn. Bezwaren zijn de hogere kosten. Op het probleem van de wo ningwetwoningen ook in hoogbouw is men nog niet uitgestudeerd. Ir Drost keert terug tot zijn schet sen die hij in ruwe ontwerpen van do stad maakt. Hij tekent de ontwikke ling van Leiden met de zwierige stre ken van een schilder, die een land schap in de verf zet. Fantasie is er nodig voor de toe komst van Leiden, en brede visie. 17 en bijzonder interessante ontdekking op zoölogisch terrein werd dertig -* jaar geleden in 1928 gedaan op een vismarkt in Durban. (Zuid-Afrika). Bij toeval ontdekte een jonge vrouwelijke geleerde daar een kwastvinnige vis, die nog behoorde tot de soort vissen, waarvan men meende dat deze al talloze jaren geleden uitgestorven was. Moderne zee-onderzoekers willen niets meer aan het toeval overlaten. Ook zij stellen zich thans erop in, de nieuwste snufjes op technisch gebied in dienst van hun werk te stellen. Twee van dergelijke technische wonderen staan op stapel, namelijk de onderzeehelicopter en de zogenaamde „zwem mende schotel". Wat wij tot nu toe weten van het leven in diepe wateren, is betrekke lijk weinig. Het is bekend, dat ravij nen in oceanen hier en daar tot 10.000 meter diep reiken, dat het rijk van Neptunus driehonderd maal groter is dan het vasteland en dat het grootste deel van dit rijk in eeuwige duisternis gehuld is. Veel is er ook bekend van de ont wikkelingsgeschiedenis der zeeschep sels. Van de bacteriën en oerdiertjes tot de hoger ontwikkelde beenvissen en zee-zoogdieren toe. Toch is de ont wikkelingsgang niet zo nauwkeurig te bepalen als bij de op het land voor komende dieren. In de oertijd moet er in de diepzee vrijwel geen leven geweest zijn. In meren en rivieren op het continent waren ongewervelde, trage stekelhuidige dieren de voor gangers van de vissen. Deze laatste schepsels waren in twee grote groe pen te verdelen, namelijk in de roof zuchtige kraakbeenvissen, zoals de haai en de rog en in de beenvissen, waartoe o.a. de haring, zalm, karper en bot behoren. Thans zijn er ruim 20.000 soorten bekend. Meer kennis dan in eeuwen daarvoor vergaard werd, is de laatste vijftig jaar opgedaan dankzij de net ten en de onderwatercamera's van de zee-onderzoekers. Een toch heeft de zee nog slechts zeer weinig geheimen prijs gegeven. Technici over de hele wereld bou wen tegenwoordig ook voor de weten schap de meest vreemdsoortige duik boten. In 1953 dook professor Piccard in zijn „Batyscaph" 3150 meter diep. Tweemaal deze diepte wil de Duise scheepsbouwer Hartimg bereiken met «zijn onderwater-helicopter. Minder eerzuchtig om een record te breken is de Fransman Jacques Cousteau met zijn „Zwemmende schotel", 'n schild padachtig gevaarte. Het apparaat haalt slechts diepten van ongeveer ©00 meter. De schotel, die gemaakt ij uit twee op elkaar gelaste stalen scha len en uitgerust is met pijpen en vleu gelbladen is bijzonder goed bestuur baar. De eerste proefvaarten waren een groot succes Nu atoomkracht ook voor deze zwemmende schotel ge bruikt zal kunnen worden koestert men er grote verwachtingen van. Wanneer deze schotel dan een zeer grote diepte kan bereiken, hopen de onderzoekers op vele vragen ant woord te krijgen. Hoe oud kunnen by voorbeeld zeevissen worden? Tot nu toe weet men dat nog niet precies. Karpers en snoeken in zoet water bereiken vaak een leeftijd van 100 jaar. Kunnen zij slapen? Op welke diepten bestaan nog grotere zeebewoners dan de 140 ton zware waal, waarbij een vyf ton zware olifant nog maar een dwerg is? Hoe zal men de schat ten van de zee kunnen benutten, zoals de daarin voorkomende mest stoffen, metalen, aardolie en plan ten? Thans bedraagt de opbrengst uit de zee ongeveer 25 millioen ton vis en planken. Dit getal kan echter verveelvoudigd worden. Duizenden raadsels wachten nog op antwoord. Met ..zwemmende schotels" en on- derwaterhelicopters willen de onder zoekers in de toekomst naar de diep ten der zee afdalen, waar de duister nis slechts door lichtgevende organen van diepzeevissen even verbroken wordt. De schoolkinderen van morgen zul len meer omtrent de geheimzinnige diepzeedieren weten c'an thans me nig professor. Amerikaanse inge nieurs hebben een camera ontwik keld, waarmee lichtgevende dieren zichzelf in het donker van de oceaan fotograferen. Zodra het licht van hun lichtgevende organen een foto-elec- trische cel van de onderwatercamera treft, wordt de sluiter ontspannen. Tot nu toe konden camera's in de diepte der zee slechts op goed geluk bediend worden; de opbrengst, van goede opnamen was uiteraard gering. Haarlemmerstraat 1 23, Lelden voor Geboorteaankondigingen (Advertentie) Messentrekker voor de rechter „Een buitenstaander werd hier het slachtoffer en wel zodanig, dat het bijna zijn dood is geweest", al dus de Officier van Justitie bij de rechtbank te Rotterdam gisteren in zijn requisitoir tegen een 22-jarige zakkensorteerder uit Rotterdam. Deze was ten laste gelegd, dat hij een jon ge man op 6 april j.l. met een dolk mes dat een lemmet van negen cen timeter had, in de onderbuik had gestoken. Hij liep levensgevaarlijke wonden op en kon slechts door spoe dig chirurgisch ingrijpen van de dood worden gered. Het gebeurde op een soort fami liepartijtje, waar beide mannen wa ren, evenals de vrouw van verdach te, die met een ander samenwoonde. Er was een ruzie ontstaan, waar het slachtoffers niets mee te maken had. Maar op een gegeven moment had hij verdachte toch een klap gege ven. Deze liet zich niet onbetuigd en trok zijn mes, dat hij de laatste tijd altijd geopend bij zich droeg. „Ik was zo overspannen, ik wist niet meer wat ik deed" zei hij. De Officier wilde begrip tonen voor de gespannen situatie, waarin verdachte verkeerde. De anderen hadden ook tergende opmerkingen tegen hem gemaakt. Zijn eis was een jaar gevangenisstraf met aftrek, waarvan vier maanden voorwaarde lijk met drie jaar proeftijd. De raads man vroeg de rechtbank deze zaak niet te zien zonder de voorgeschie denis. Uitspraak over veertien dagen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1958 | | pagina 7