HEI STitIJKORKEST
MUZIEK
de maedettaaL aan het haul J
Welke functies hebben diverse instrumenten
DE LEIDSE COURANT
ALS WLJ EEN ORKEST BELUISTEREN, onverschillig of dit een
symphonie-orkest, een harmonie- of een fanfareorkest, een man
doline- of accordeonorkest is, valt het ons op dat in ieder dier orkes
ten een aantal insrumenten bespeeld wordt dat min of meer gelijk
vormig is. Zo zien wij o.a. in een symphonieorkest een groep instru
menten die weliswaar verschillend van grootte zijn en gedurende het
spelen op verschillende wijze worden vastgehouden, maar die toch
alle met een strijkstok worden bespeeld. Deze insrumenten strijk
instrumenten genoemd vormen tezamen het strijkorkest.
Het strijkorkest bestaat uit eerste en tweede violen, alten, celli en
bassen. Hierdoor wordt door het strijkorkest het gehele toongebied
(de gehele door ons oor waar te nemen toonomvang van hoog tot
laag) beheerst. Zoals in een koor de sopraan, alt, tenor en bas alle
stemmen vormen, spelen in een strijkorkest de violen de hoogste
twee stemmen, de alt en cello de middenstemmen en de cello en de
bas de lage stemmen. We zouden dus kunnen zeggen dat de alt afwis
selend tweede en derde stem speelt en de cello afwisselend derde en
vierde stem. De mogelijkheden van een strijkorkest zijn zeer groot
en er bestaat een uitgebreide literatuur voor strijkorkest, welke een
grote ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Een andere vorm van samenwerking van strijkinstrumenten is het
strijkkwartet hetwelk bestaat uit een eerste en een tweede viool, een
alt en een cello, dus uit vier spelers. Voor het vormen van een strijk
kwartet zijn ook andere combinaties van vier strijkinstrumenten mo
gelijk, maar de geijkte vorm is toch de hierboven genoemde. Het ty
perende van een strijkkwartet is, dat de vier instrumenten volkomen
gelijkwaardig zijn wat betreft hun functie in het kwartet. Het is niet
zo, dat b.v. de eerste viool alleen de melodie speelt en de andere drie
begeleiden. In een strijkkwartet beweegt de melodie zich door alle
vier stemmen. Heeft bv. op een gegeven ogenblik de alt of cello de
melodie te spelen, dan hebben de andere een begeleidende taak.
Meestal is de eerste violist wel de aanvoerder van een strijkkwartet,
maar het komt veelvuldig voor dat hij de leiding aan een der drie
anderen overlaat. Dit hangt dus af van 't uit te voeren werk. Goethe
heeft eens gezegd dat 'n strijkkwartet bestaat uit vier verstandige
mensen die zich met elkaar onderhouden, en dat is een heel goede
karakterisering. Het strijkkwartet wordt vaak de meest ideale vorm
van samenspel genoemd en er bestaat een zeer rijke literatuur over
Iedere componist van enige betekenis heeft voor strijkkwartet ge
schreven.
Een andere groep snaarinstrumenten wordt gevormd door de zg.
tokkelinstrumenten. Als eerste en belangrijkste hiervan moet onge
twijfeld de harp genoemd worden. In het tegenwoordige orkest is het
een der oudste instrumenten. Reeds in de Bijbel wordt de harp ge
noemd, al was het daar bedoelde instrument van die naam dan ook
nog zeer primitief. In de loop der eeuwen heeft de harp een grote
technische ontwikkeling doorgemaakt; dit in tegenstelling tot de
strijkinstrumenten. Als orkestinstrument is de harp
echter pas van betekenis geworden toen in 1811 door
S. Erard het tegenwoordige pedaalstelsel werd uitge
vonden. De snaren der harp worden n.lr niet zoals op
de strijkinstrumenten door vingerdruk verkort om een
hogere toon te krijgen, maar de stemming der snaren,
wordt veranderd door middel van die pedalen, welke
met de voet worden bediend. Het tot klinken brengen
van die snaren geschiedt met de vingers der beide
handen door het tokkelen (aantrekken en weer los
laten daarvan). Door de zeven pedalen kunnen de sna
ren van de harp tweemaal worden verkort. Bij één
maal intrappen van een pedaal worden die snaren zo
danig verkort dat zij een halva toon hoger klinken, bij
tweemaal intrappen klink iedere snaar een hele toon
hoger. De grondstemming der harp is Ces, d.w.z. dat
zonder gebruik van pedalen op een harp de toonlad
der van Ces gespeeld kan worden. De toonomvang
van de harp is zeer groot, n.l. ruim acht octaven, wel
ke omvang met pl.m. 47 snaren bereikt wordt. Het is
zeer moeilijk dit grote aantal snaren steeds zuiver op
toon te houden, men ziet dan ook op een concert de
harpist of harpiste veelvuldig met stemmen bezig.
De foto's laten enige gedeelten z?en van het
residentie-orkest. Willem van Otterloo, de diri
gent van dit prachtige symphonie-orkest staat
voor de alt-violisten. De eerste violisten van het
orkest zijn: Theo Olof (links) en Herman Kreb-
bers.
De derde foto laat de cellisten zien. De contra
bassisten bevinden zich aan de uitsterst linkse
zijde van het orkest.
De functie van de harp in het orkest is veelomvat
tend. Zij wordt veel gebruikt ter ondersteuning of ver
duidelijking der harmonie, maar komt ook voor als
solo-instrument. Bijzondere effecten worden verkre
gen door „arpeggio", d.w.z. de tonen snel na elkaar
aantokkelen, en „glissando", waarbij de vingers meer
langs de snaren glijden, 'n Eenmaal aangétokkelde
toon kan niet versterkt worden, en wordt door het
uitklinken vanzelf zachter. Wel kan natuurlijk een
enkele toon door meer of minder hard trekken aan een
snaar zacht of sterk te voorschijn worden gebracht.
Andere tokkelinstrumenten zijn mandoline, mando-
la, gitaar, banjo, ukelule en luit.
De mandoline wordt zij het sporadisch wel eens
in 'n symphonie-orkest gebruikt, is in een mandoline
orkest echter vhn grote betekenis evenals de andere
tokkelinstrumenten, met uitzondering van banjo, uke-
lele en luit. De mandoline heeft gewoonlijk viermaal
twee dezelfde snaren, gelijk aan die der viool, dus e,
a, d en g van boven naar beneden. De snaren van ge
lijke klank zijn zeer dicht naast elkaar gespannen.
Zij worden bespeeld met een plectrum d.i. een ebonie
ten of metalen plaatje met soms ook nog een uitsteek
sel er aan, welke om het eerste lid der duim wordt
geschoven. Met dit plectrum worden de twee dicht
naast elkaar gelegen snaren aangetokkeld, waardoor
„tremolo" verkregen wordt en een toon door dit voort
durend aantokkelen zolang men wenst kan worden
aangehouden. Zo kan ook met nuancering (d.w.z. meer
of minder sterk) worden gespeeld door meer of min
der sterk te tokkelen. De snaren zijn over een toets
gespannen, waarop overdwars door ingelegde metalen
staafjes de afstanden der tonen worden aangegeven.
De mandoline is min of meer peervormig, soms echter
met een vlak achterblad en is in het mandolineorkest
het melodievoerend instrument.
De mandola is, wat vorm en besnaring betreft, gelijk
aan de mandoline en wordt op dezelfde wijze bespeeld.
Het instrument is echter qua inhoud dubbel zo groot,
de snaren zijn dikker en langer en de tonen klinken
acht tonen lager dan die der mandoline. De taak wel
ke de mandola in het mandoline-orkest vervult, is
enigszins te vergelijken met die van de cello in het
symphonieorkest. Naast begeleiding komen in de man-
dola-partijen ook solotrekjes voor en is een tweede
(lagere) melodie vaak aan de mandola toevertrouwd.
De gitaar behoort weliswaar niet tot de mandoline
familie, maar is in 'n mandolineorkest onmisbaar.
Hierop zijn de snaren niet zoals op mandoline en man-
dola dubbel gespannen doch enkel. Zij worden ook
niet met een plectrum tot klinken gebracht, doch met
duim en vingers aangeslagen. De zes snaren zijn (van
boven naar beneden) gestemd in e, b, g, d, a en e. Het
instrument dient in het mandoline-orkest uitsluitend
voor begeleiding. Op de drie laagste snaren worden in
het algemeen de basnoten met de duim aangeslagen,
afgewisseld door accoorden die gewoonlijk met drie
vingers op de drie hoogste snaren worden gegrepen.
Ukelule, banjo en hiit zijn geen orkestinstrumenten
en worden individueel alleen voor begeleiding van een
zangstem "gebruikt.
Een ander klein tokkelinstrument is de cither welke
in ons land weinig voorkomt maar in de Germaanse
landen een geliefd volksinstrument is. Zoals in ons
land mandolineclubs, heeft men in Duitsland, Oosten
rijk, Tirol en een deel van Zwitserland citherclubs.
Men kan zich een cither het best voorstellen als een
heel kleine vleugelpiano zonder toetsen, hamermecha
niek en poten. Het instriment wordt tijdens het bespe
len op een tafel gelegd. Ongeveer 2/3 der snaren zijn
melodiesnaren die met een plectrum worden bespeeld
en 1/3 zijn groepen van snaren die een accoord vor
men. Deze laatste worden met de duim der linkerhand
tot klinken gebracht. De snaren van een cither zijn
bevestigd als op een piano en worden ook met een
stemsleutel gestemd. Men kan op een cither dus met
de rechterhand een melodie tokkelen en die met de
linkerhand met voorgeschreven accoorden begeleiden,
hetgeen een heel bijzonder effect geeft. Een hoogst
enkele maal wordt een cither ook in het symphonie
orkest gebruikt.
Een veel belangrijker tokkelinstrument is het cla-
vecymbel dat ook vaak in het symphonieorkest ge
bruikt wordt. Het is een reconstructie van een der
vele voorlopers van de piano. Het tokkelen van de
snaren van een clavecymbel (dat uiterlijk op de piano
lijkt) geschiedt mechanisch, dus niet rechtstreeks met
de vingers. De toetsen zijn gelijk aan die der piano.
Hiermede houdt echter de vergelijking op. Wanneer
men een toets van een clavecymbal neerdrukt (aan
slaat) wordt in het instrument de overeenkomende
snaar door een pennetje aangetokkeld, d.w.z. uit de
ruststand getrokken en weer losgelaten, waardoor de
betrokken snaar tot klinken komt. Hierdoor ontstaat
een droge, typische en enigszins harpachtige klank,
welke bij die van geen enkel ander instrument ver
geleken kan worden. Meesters als Bach, Handel,
Hay dn met hun voorlopers en tijdgenoten hebben
veelvuldig van het clavecymbel in het orkest gebruik
gemaakt. Het clavecymbel wordt meestal als begelei-
dings-instrument gebruikt en is vooral in de passionen
uit dit tijdperk van zeer grote betekenis. Enkele grote
meesters hebben ook concerten voor clavecymbel met
orkestbegeleiding geschreven, deze worden echter zel
den meer gespeeld of op piano (vleugel) uitgevoerd.
Als laatste, maar daarom niet minder belangrijk
snaarinstrument moet dan nog de piano genoemd wor
den. De piano of vleugelpiano (kortweg vleugel) is
bij iedereen bekend en een groot aantal muzieklief
hebbers is in het bezit er van. In de piano zijn de sna
ren verticaal aangebracht, in de vleugel horizontaal.
Zowel bij de piano als bij de vleugel worden de sna
ren bij het neerdrukken of aanslaan van een toets door
een hamertje aangeslagen en zo tot klinken gebracht.
Op het moment dat door het neerdrukken van een
toets een hamertje de slagbeweging maakt, wordt een
demper van de snaar gelicht. Wordt de toets losgela
ten, dan komt de demper weer op de snaar en is aan
het klinken van die snaar een einde. Een piano en
een vleugel hebben twee pedalen (de Steinway-vleu-
gel heeft er drie). Het neerdrukken van de linkerpe
daal heeft tot gevolg dat alle hamertjes in de piano
wat dichter bij de snaren komen, waardoor de slag
ruimte korter wordt en de klank der aangeslagen sna
ren dus zachter is. Het gebruik van het rechter pedaal
stelt alle dempers buiten werking. Als men dus een
toets neerdrukt en 't rechter pedaal ingedrukt houdt,
klinken de snaren nog door als men de toets reeds
heeft losgelaten. Zo wordt het linkerpedaal vaak het
pianopedaal genoemd en het rechter pedaal het forte
pedaal, ofschoon die uitdrukkingen niet geheel juist
zijn.
Hoewel de piano een der meest gebruikte muziek
instrumenten is, wordt zij als orkestinstrument toch
weinig aangewend. Als solo-instrument met orkest
begeleiding komt zij echter meer voor dan enig ander
muziekinstrument. Ieder componist van enige beteke
nis heeft wel één of meer concerten voor piano met
orkestbegeleiding geschreven. Als begeleidingsinstru
ment voor soli van andere instrumenten of zangstem
men is de piano favoriet.
ELSENAAR.