TIEN JAREN
WINKELS
[onafhankelijk Israël 1
De thans achter ons liggende 10 jaren zijn geen jaren
zonder strijd geweest. Het zijn jaren geweest, waar
in de Israëliërs steeds met het geweer aan de voet héb
ben gestaan en a.h.w. gewapend hebben moeten wer
ken en gewapend zich te rusten begaven. Er werden
over en weer schoten gelost, er vielen aan beide
zijden doden en gewonden, er werden dorpen en ne
derzettingen in brand gestoken en mensen wegge
voerd. Maar óók werd er gewerkt en hard gewerkt.
Er werden onder de schutse der geweren steden, dor
pen en nederzettingen gebouwd. Er werden onder hun
bescherming pijpleidingen aangelegd en mijnen in ex
ploitatie genomen. Er werd een vloot gebouwd of aan
gekocht, een leger uit de grond gestampt, een lucht
macht gevormd, fabrieken gebouwd en fruit uitge
voerd. Zelfs werd er onder al die bedrijven door nog
nan cultuur gedaan (en niet zo weinig) en.... een
échte oorlog gevoerd tegen Egypte met schitterende
afloop, al wilde Amerika dat niet erkennen!
DE LEIDSE COURANT
CD 11 CD 11 CD 11 CD 11 CD II CD 11 CD 11011 CD II CD 11 CD 11 (ZD 11CZ
Veel strijd
In voorvaderlijk bedrijf
We hebben de Joden in hun eigen land leren kennen
van geheel andere zijde dan in de verstrooiing. Buiten
„De volksraad, vertegenwoordigende de Joden
van Palestina en de Wereld-Zionistische Or
ganisatie, proclameert het herstel van de Staat
van Israël".
70 staat het in de annalen en zó werd het op 14 mei
1948, tien jaar geleden, aan de gehele wereld be
kend gemaakt. Oók natuurlijk hoorden de Arabieren
dit en prompt vielen zü (t.w. Egypte, Irak, Jordanië,
Libanon en Syrië) de jongste Staat der wereld aan.
Dat de Ver. Staten op de dag der proclamatie Israël
de facto erkend hadden, deed weinig aan het gruwe
lijke feit der oorlogstoestand af.
De voorlopige Israëlische regering was beëdigd met
Ben Goerion als eerste minister, terwijl twee dagen
later Dr Weiszmann tot president werd verkozen.
Weiszmann was dè grote Zionist, die jarenlang geijverd
had voor terugkeer van de Joden naar Palestina. Het
Zionisme hield in, dat de Joden uit de verstrooiing
moesten terugkeren naar Palestina, dat in hun handen
diende gesteld te worden.
De Britten hadden van deze toen reeds levendige
gedachte gebruik gemaakt om in de eerste wereld
oorlog de Joden te paaien met prachtige beloften met
als belangrijkste lokmiddel: Palestina aan de Joden!
Maar de oorlog was voorbij en Engeland leek zijn be
lofte vergeten. Dat heeft men de Engelsen zeer kwa
lijk genomen.
Het zijn de Verenigde Naties geweest, die in haar
vergadering op 29 nov. 1947 besloten Palestina in een
Joodse en een Arabische staat te verdelen met als in
ternationale zóne Jeruzalem. Dit zou verwezenlijkt
worden op 15 mei 1948, wanneer het Britse Mandaat
ten einde zou lopen. Er werd vanaf dat ogenblik van
tijd tot tijd hard gevochten tussen Arabieren en Jo
den, waarbij de Joden al zódanig van zich af wisten
te bijten, dat men sterk de indruk kreeg, dat ze wel
tot iets in staat waren. Deze strijd heeft Israëliërs zélf
natuurlijk ook vertrouwen in eigen kracht gegeven
ende zwakheid en verdeeldheid der Arabieren
doen kennen.
011011 o 11 CDU oil 011 oil o 11 on 011011011 c
Nieuwe woonwijken in het oude „Beloofde Land".
Israëlieten weer boeren geworden.
Rechts: Eens weidde David schapen nu zijn de
Israël bewogen zij zich toch hoofdzakelijk op het ge
bied van de handel, van bepaalde takken van indus-
strie en voorts op het gebied van enkele vrije beroe
pen. In Israël zijn zij weer als in de Bijbelse tijd
in de eerste plaats agrariërs, boeren, kwekers van
vruchten en koren.
Wanneer men die tienjarige geschiedenis van de
jonge Staat eens doorbladert dan staat men verwon
derd over het vele werk, dat verzet werd. Het best
kan men het beoordelen aan de hand van het resul
taat, waarover wij hier iets laten volgen.
aten we met de cultuur beginnen: Israël telt 160
bioscopen, welke met elkaar 100.000 bezoekers een
plaatsje kunnen geven. Vorig jaar werden 26 miljoen
kaartjes afgegeven, waarbij dan nog komen de zeer
vele voorstellingen in de landelijke nederzettingen.
Veel wordt er aan sport gedaan en het populairst is
voetbal, basketbal, atletiek, hockey, tennis, handbal,
volleybal, gymnastiek, boksen, worstelen en schermen.
In 1952 heeft Israël voor de eerste maal aan de Olym
pische Spelen deelgenomen. De gehele lichamelijke
opvoeding wordt door het ministerie van opvoeding
geregeld (ook voor de studenten en ook voor de ar
beiders). Het grootste stadion is dat van Ramath-Gane
en kan 60 000 toeschouwers bevatten. Wat de pers be
treft: er zijn 12 dagbladen in het Hebreeuws, twee
avondbladen in een vreemde taal en 7 ochtendbladen
in een vreemde taal, benevens 8 kranten, welke 3 keer
per week verschijnen, doch óók in een vreemde taal.
Het krantenwezen laat wel duidelijk zien, hoe merk
waardig het Israëlische volk er eigenlijk (nog) uitziet.
Weliswaar is het Hebreuws de officiële taal. en ook
de taal om zich onderling verstaanbaar te maken, maar
voorlopig zullen vooral de oudere mensen zich nog
behelpen met hun moedertaal, waarvan de belang
rijkste zijn: Engels, Frans, Duits. Arabisch, Spaans en
Jiddisch. De jeugd spreekt natuurlijk, voorzover opge
groeid en opgevoed in de nieuwe staat, het Hebreeuws
vloeiend. Het is dus wel een merkwaardig internatio
naal volk, waarvan de leden blij zijn met een eigen
land, waar zij zich zelf kunnen en mogen zijn.
Per jaar wordt een mil
joen boeken gedrukt,
waarvan 3/4 originele
zijn en 1/4 vertalingen.
Het in 1936 opgerichte
Israëlische Fhilharmoni-
sche Orkest telt 87 musici
en geeft elk jaar 135 con
certen voor 19.000 abon-
né's. Er zijn 4 toneelge
zelschappen naast de vele
amateurclubs.
Veel werk wordt er
gemaakt van wetenschap
pelijke onderzoekingen
en het leidinggevende in
stituut is daarbij de He
breeuwse Universiteit te DAVID BEN GOERION
Jeruzalem met 6 facultei
ten en (in 1957) 3672 studenten, 46 professoren en 139
andere leerkrachten. De technische hogeschool staat
te Haifa. Het is een soort poly-technisch instituut, zo
als men die in de V. S. kent en waar naast de techni
sche vakken ooklandbouw gedoceerd wordt.
En zo zijn we dan bij deze nog steeds voor Israël zo
belangrijke tak van bedrijf aangekomen.
In Bijbelse tijden waren de Joden vnl. boeren en
Wél in de eerste plaats veehouders. De Bijbelse Jood
was verbonden met zijn grond en dit blijkt wel dui
delijk uit zijn beeldspraak en zijn feestdagen, zijn pa
rabels en zijn poëzie.
Reeds in 1870 werd er in Jaffa een landbouwschool
opgericht en bij vrijwel het merendeel der emigranten
of toekomstige emigranten (naar Israël) leefde de
vaste overtuiging, dat zij "in hun oude vaderland ook
weer de bodem zouden gaan bewerken. Dat was iets
vanzelfsprekends, al hadden zij zich elders nimmer
met de landbouw bezig gehouden!
Het landgebruik is vnl. in handen van de gemeen
schap in colonie-vorm. Dit is een logische ontwikke
ling der dingen. In hoeverre op de (lange) duur hier
uit zich nog particulier bezit zal ontwikkelen is niet
te voorzien, yoorlopig is het gemeenschappelijk bewer
ken en ontginnen van de bodem hèt aangewezen
systeem.
Men kent echter verschillende soorten landbouw-
colonies, terwijl de grond door de Staat wordt uit
gegeven.
Een der problemen: regen
Een probleem is zoals in zovele warme landen
het water! Is er op een bepaalde plaats onvoldoende
water dan kan men het er heen leiden. Ook Israël past
op grootse wijze dit middel toe om meer land in cul
tuur te kunnen brengen. De laatste 10 jaar is de ge-
irrigeerde oppervlakte verviervoudigd. Het kost echter
grote kapitalen aan arbeid en buizen.
Men heeft thans twee zeer belangrijke irrigatie-pro
jecten onder handen en wel die van Yarkone-Nèguev
met een ondergrondse buisleiding van 100 km en een
verwacht transport van 200 miljoen m3 water per jaar
en voorts dat van westelijk Galilea naar de vallei van
Kichone met buizen van 1.10 m diameter. Voorts staan
er nog twee grote plannen op stapel.
Land in cijfers
Tenslotte enige cijfers. Om te beginnen het aantal
inwoners van Israël bedraagt ongeveer 2 miljoen, waar
van 10 niet-Joden. Van de laatsten zijn de Moham
medanen verre in de meerderheid. En zijn ongeveer
50.000 Christenen en 20.000 Druzen (een aparte, nogal
roerige sekte). Jeruzalem telt 150.000 inwoners.'Het is
het geestelijk en cultureel centrum van het Joodse
volk, maar de oude, heilige stad is in handen van Trans-
jordanië.
Van de immigranten kwam het merendeel uit Polen
(36 Duitsland volgt met 12 en op de voet Rusland
met ruim 11 Dan Roemenië en (vooral) andere Bal-
kanlanden. Anders gegeroepeerd zeggen de cijfers ons,
dat Europa van de ruim 826.000 immigranten er on
geveer 350.000 geleverd heeft (43%), Azië 32j^ en
Afrika 24,4
Zo ziet men uit het verspreide volk weer en natie
ontstaan, groeien, zich ontwikkelen in het „Beloofde
Land". Weinig volken zuilen in zo korte tijd hun land
zó ver hebben gebracht Dat dwingt respect af, meer
dan een leger en vloot alleen kunnen doen. Helaas
moeten deze de arbeid van geest en handen bij voort
during nog ondersteunen.
Als Jacky (bij de doop kreeg hij de
naam Johannes) Kitty met een paar-
destaart, door een knikje met zijn
hoofd naar de dansvloer, te kennen
geeft, dat hij van plan is, de volgen
de „rock" met haar te „rollen", valt
dit waarschijnlijk niemand van de
aanwezigen op. Dans en bon-ton
schijnen nu eenmaal niet meer samen
te gaan, hoewel men op de dansscho
len zijn uiterste best doet, om het te
gendeel te bewijzen.
Nu is de hedendaagse dans niet
bepaald de beste toets, waaraan men
de wellevendheid van onze tijd
kan meten. Maar dansen en „manie
ren" zijn eigenlijk altijd zeer nauw
verwand geweest. Het lijkt er veel
~op, dat wij bezig zijn ze van elkaar
te vervreemden. Hoever reikt de in
vloed van de opvoeding en van cur
sussen en boeken over goede om
gangsvormen? Houden wij ons eigen
lijk nog wel op met de „bon-ton"?
Niet iedereen zal hetzelfde ant
woord op deze vragen geven. Maar,
hoezeer de schijn ook bedriegt, wij
zien het eerst niet zo somber in. Wat
wellevendheid betreft, is er in de
laatste honderd jaar bijzonder wei
nig veranderd. De nauwelijks meer
te volgen vooruitgangen op elk ge
bied, die uiteindelijk ons leven uit
maken, zijn bijna zonder noemens
waardige invloed op het schema van
maatstaven van fatsoen en verhou
dingen voorbijgegaan. De wetten van
wellevendheid, die onze voorouders
heilig waren, zijn bijna allemaal nog
van kracht.
Tegenwoordig houden wij er ons
meer mee bezig, hoe wij ons bezig
moeten houden. Indertijd hadden
bijvoorbeeld de navolgers Baron
van Knigge hun grote zorgen be
treffende het gebruik van hand
schoenen.
Eén van hen schreef hierover: „De
jonge diplomaten nemen de vrij
heid, om hun handschoenen eenvou
dig in de ha ia te dragen. Een ge
bruik, dat niet aan te bevelen is."
Verder: „Zonder of slechts met één
handschoen te dansen, is zeer onwel
levend en geen heer mag het een
dame kwalijk nemen, wanneer zij
hem hierom de dans weigert."
Met lette bijvoorbeeld ook zeer
sterk op de netheid van portieken, op
het ameublement, voorschriften hier
over kon men reeds in 1857 in de
„Hoe-hoort-het-eigenJijk"-boeken le
zen. Het was absoluut onfatsoenlijk
om kaarten in de iijst van spiegel of
schilderij te steken en aan het ge
bruik van mes en vork werd een ge
heel hoofdstuk gewijd. Wat was er
eigenlijk nog, waarover geen regel
was opgesteld? Ock toen beston
den er al „teenagers"! „Ook op de
houding hebben jongedames zorgvul
dig te letten, zowel bij het gaan en
staan als bij het zitten. Een rechte
houding is een eerste vereiste, maar
mag niet in stijfheid ontaarden.
Treedt bij het staan na een lan
gere tijd vermoeidheid in, dan zal
niemand het kwalijk nemen, wanneer
u een steuntje zoekt, hetzij aan een
scherm aan een stoeheuing of op een
andere ongedwongen manier; met de
rug tegen een nr uur leunen is zeer on
gemanierd, nog afgezien van het feit,
dat de kleding daaronder lijden
kan
Voor de dames nog meer raadge
vingen: „Men loopt niet als 'n dienst
meisje, maar ook r.iet zo langzaam,
alsof men wil „kiueren" evenmin
blijft men voor winkels stilstaan."
En voor degene die in een drukke
straat woont: Het is anfatsoenlijk,
om van achter liet laam iets met een
toneelkijker te bekijken, allerminst
zou het passen, deze op personen te
richten, om zodoende hun doen en la
ten te bespieden.
Raadgevingen betreffende het voor
stéllen, het groeten, het a-zeggen, het
roken, het aanspreken, het gebruik
van de kamerjas en pantoffels wer
den tot in details gegeven.
Bijna een wetenschap op zichzelf
waren de verschillende hof-etiquettes.
Hoewel juist in c'ie tijd, ongeveer
honderd jaar gelede 1 gebruiken wer
den afgeschaft en men langzamer
hand meer waarde ging hechten aan
kennis en prestatie, dan aan afkomst,
moet het hofleven toch wel enorm af
mattend geweest zijn. Er bestonden
toen ontelbare hoven en hofjes en
ieder had zijn eigen reglement. Vele
moeilijke gebruiken ziin op het ogen
blik absoluut niet meer actueel.
De tijden van de „dames-coupes"
mensen van verschillend geslacht
in de treinen z:ijn voorbij. Gesprek
ken over de gevoelens tussen jonge
zijn niet meer verboden. Ook in ge
zelschap kan men tegenwoordig over
alle mogelijk dingen spreken, die
vroeger de grootste verontwaardi
ging zouden hebben gewekt. Eén
ding geldt echter in het dagelijks le
ven even streng als voor de recht
bank: „Onbekendheid met de wetten"
wordt niet geaccepteerd: om in het le
ven te slagen, zal iedereen op de
hoogte moeten zijn wat hij kan doen
en wat niet, wat hij kan zeggen of
niet en hoe hij zich moet gedragen
volgens de algemeen geldende regels.