Nu houd ik van varkens! V r De „Stalinistische" censuur begint in Polen haar kop weer op te steken ><- y KROESTSJEF ONTKETENDE INTELLECTUELE OPSTAND Geen twijfel meer aan: De aarde is rond DE LEIDSE COURANT PAGINA 11 'A A. /n /iel /10/sf van de nacht moest ik mijn bed uit om flessen melk op te warmen voor de krijsende viervoetige babys in de bijkeuken HET NOODLOT schijnt er plezier in te hebben ons „betweterij es" af en toe een lesje te geven door ons op onze eigen woorden te vangen. Ik weet dat door een geschiedenis welke mij overkomen is. In mijn ge val betrof het varkens. Toen ik geslaagd was voor analiste, kon je alles wat ik over varkens wist samenvatten in een kleine alinea; en ik had er geen behoefte aan er meer over te weten. Als ik al eens over varkens dacht en dat gebeurde maar zelden kwalificeerde ik hen als volgt: modderige schepsels met wroetende snuiten, idiote gedachten- gang, stompzinnig karakter en een uitgesproken voorkeur met rust ge laten te worden. Ik had er geen idee van, dat het noodlot van mij wenste, dat ik eens al mijn vrije tijd aan var kens zou wijden, om de eenvoudige reden dat ik met een boer zou trou wen, wiens zeugen zonder mankeren steeds meer biggetjes ter wereld moesten brengen dan zij konden voeden. Vier jaar lang heb ik bij wijze van spreken, gegeten geslapen en geleefd tussen varkens en mijn theoriën wer den een voor een verbrijzeld. De enige die stand hield was die over de wroetende snuiten; mijn benen kun nen over de „wrijvende-neuzen-lief- kozingen" 'n hartig woordje meespre ken. Zijn varkens modderig? Neen! Een klein biggetje in fris droog stro is mogelijk de zindelijkste dieren. baby ter wereld. En stompzinnig? Nooit! Als een varken traag van be grip lijkt, heeft hij daar gewoonlijk een goede reden voor. Je kunt een varken nooit ergens heen jagen waar hij niet naar toe wil. Alleen als je een emmer oppakt en er mee weg loopt volgt hij je gewillig. Verschil lende keren heb ik me gevoeld als de rattenvanger van Hameien als ik omkeek en de hele kudde, achter me aan zag komen. En heeft u al eens geprobeerd een biggetje bij zijn moeder weg te ha len? Het maakt niets uit of zij diep in slaap is, bij de eerste kik van haar baby komt moeder zeug 500 pond heilige verontwaardiging woedend in actie. Mijn omgang met varkens begon een paar jaar nadat ik getrouwd was. De ooievaar had dertien gillende pak ketjes bij onze zeug afgeleverd. Jam mer genoeg had hij moeder natuur niet geraadpleegd voor hij neerstreek; er was maar plaats voor tien. De moeste boeren laten zoiets maar be tijen, zij passen de struisvogelpolitiek toe en laten het recht van de sterkste beslissen. Anderen doden de zwaksten zodat de grootste biggen voldoende ruimte hebben. Ofschoon ik spijkerhard was in mijn vooroordeel tegen varkens, was ik week als boter in mijn liefde voor tere hulpeloze schepseltjes. De aanblik van deze wezentjes-, vechtend voor hun leven, ontdooide mij. We zetten de drie kleinste bigge tjes in een doos en droegen ze naar huis. Vanaf die dag is mijn leven ver wikkeld geweest in de verzorging van deze beestjes en ben ik tot de ont dekking gekomen dat ik van varkens houd. DENKT U, dat het grootbrengen van deze eerste drie biggen van een leien dakje ging? In die tijd was mijn oudste dochter Annie nog geen half jaar oud en ik voedde haar met de fles. Daarom schafte ik nog drie flessen aan voor mijn weesjes en liet mijn vier baby's melk drinken. Mijn buren zeidien mij, dat ik mijn tijd verknoeide, maar een van hen ver telde mij vriendelijk, dat koemelk niet voedzaam genoeg was. Daarom mengde ik extra room door de drank. Een ander hield echter vol dat het te vet was en prompt verdunde ik het weer. Als ik aan het experimenteren was met magere en vette dieëten, wenste ik wel eens, dat ik een cur sus „voedingsleer voor dieren" ge volgd had inplaats van scheikundige lessen. Dat mijn pleegkindertjes dit alle maal overleefden vervulde mij met verbazing, maar zij presteerden het ondanks mijn tegenstrijdige dieëten. Zij woonden in een doos in onze bij keuken zij groeiden en groeiden en vormden een deel van het gezin. Geen kind ter wereld heeft ooit meer zorgen genegenheid om zich heen gehad.of zoveel last veroorzaakt. In het holst van de nacht moest ik soms mijn bed uit om een fles melk op te warmen. Niet voor mijn kind, zij sliep de hele nacht als een roos, maar voor mijn viervoetige pupil len. Dom? Misschien wel, maar ik Ik heb me wel eens gevoeld als de rattenvanger van Hameien, als ik omkeek en de hele horde achter mij aan zag komen. r. Mijn conversatie met de oude man werd plotseling onderbroken door de luidruchtige binnenkomst van een van de biggetjes. ben er van overtuigd dat iedereen die het oorverdovend gegil van hongerige varkentjes verdragen kan, doof is of bewusteloos. Sinds de dag die een abrubt einde maakte aan mijn vrijheid, heb ik al vele „hopeloze" varkentjes grootge bracht. Ik veronderstel dat mijn man, toen hij mij met tegenzin het eerste trio biggetjes liet zien, dat deed om zijn vrouwtje te amuseren. Hij scheen echter meer over mijn succes in zijn schik dan ik, maar ik moet er aan toevoegen meer om het onverwachte voordeel. Sinds die tijd ben ik de eerste die weet waneer de ooievaar zich verrekend heeft. Door vele vergissingen kreeg ik tenslotte een soort „feeling" voor varkens. Nu heb ik een prachtige verzameling regels, formules en er varing. Meer waardering' voor rqyn praktische kennis dan 'n zeker finan cieel voordeel, was het plezier welke het gehele gezin had als moeder weer met een biggetje thuiskwam. Annie, die nu vier jaar is, rent naar de kast om de straalkachel te halen zij weet, dat biggetjes veel warmte en veel melk nodig hebben terwijl ze ondertussen kwettert als een eend. „De ooievaar heeft moeder zeug weer teveel kindertjes gebracht". Vader haalt de doos met vers stro en in een ogenblik zijn de huiverende schep seltjes verwarmd en gevoed. Alles is rustigtot de schemering, want dan trilt door het huis een ontzettend gekrijs. VAN DE VELE biggetjes die ik „opgevoed" heb, zijn er verschei dene uit mijn geheugen verdwenen. Eén ervan herinner ik mij echter pre cies om de een of andere reden noemde Annie hem „Coopy" en zij zal Coopy nooit vergeten. Een buurman gaf hem mij op een lentedag; een zwak wezentje dat je gemakkelijk in de palm van je hand kon houden. Het groeide een paar dagen voorspoedig, toen plotseling, zonder aanwijsbare oorzaak, weigerde het te drinken en werd tamelijk „zwaarmoedig". Ik wist dat het in elk geval dood zou gaan als er geen verandering optrad, dus besloot ik een experiment te wa gen. Twee dagen lang gaf ik de rosige dreumes een mengsel van melk, wa ter en kindermeel met 'n theelepeltje. Of het nu het kindermeel was of ver waandheid, maar Coopy knapte zien derogen op en begon al snel zo rond te worden als een knakworstje. Maar hij was totaal verwend! Coopy begon te razen en te tieren toen hij naar buiten in het grote var kenshok moest. Met geweld moesten we hem weerhouden, naar huis terug te keren. Hij kon niet wennen in het varkenshok, hij distancieerde zich van de gewone varkens, hij vóelde zich een paar klassen hoger. Wanneer ik in het varkenshok ver scheen kwam Coopy voorzichtig naar mij toe. Hij hees zijn voorpoten op de schutting en begon met me te „pra ten". Ik denk, dat hij me probeerde te zeggen, dat hij ver boven deze or dinaire modderdieren stond en of ik het hek maar open wilde doen. Toen kwam de dag waarop Coopy naar de markt gebracht zou worden; Jiij scheen erg gelukkig toen men hem op de wagen laadde. Ik ver onderstel, dat hij dacht eindelijk er kenning te krijgen voor zijn bijzon dere kwaliteiten en dat hij naar de stad vervoerd zou worden om lezin gen te geven over babyvoeding. MAAR ALS HET om de mooiste herinnering gaat, moet ik de eer laten aan twee rakkers welke ik Pe ter en Pan gedoopt heb; zij kwamen bij ons midden in een bittere koude winternacht. Beiden waren zij mager en lenig als balletdansers en konden lopen als hazen. Gen enkele big voor hen had het gepresteerd uit de spe ciale doos te springen die bijna een meter hoog was. Peter en Pan wer- DOOR MARGARET HENDERSON den precies elke drie uur wakker en sprongen de doos uit als berggei ten. Zij negeerden iedereen, zij zoch ten naar de „vrouw met de flessen". De koppen naar beneden, neuzen langs de grond renden zij door het huis als bloedhonden. Op zekere dag had ik een oude heer, een goede kennis op theevisite, toen Peter het in zijn hoofd kreeg een scène op te voeren. De oude man was wat hardhorend, daarom merkte hij niet wat er bij de biggen gebeur de. Ik hoorde een bons, dat was Pe ter die uit de doos sprong; nog een bons, Peter in de eiermand; 'n plons, Peter in de emmer spoeling. Toen schoot, als een witte bliksemstraal, een klein druipend biggetje de kamer in, remde halverwege, slipte, maakte twee volledige salto mortales, slaak te een duivelse gil en verdween zoals hfj gekomen was. Mijn gast staarde de verdwijnende windhoos peinzend na, toen liet hij zijn blik weer op zijn kopje rusten. Achteraf heb ik mij wel eens afge vraagd wat de man van die vreemde verschijning gedacht zal hebben. Hij vertrok nooit een spier van zijn ge zicht. Als hij al eens de stilte verbrak, was het om met ouderwetse hoffelijk heid te vragen, „Mag ik nog zo'n kopje verrukkelijke thee?" Nadien vonden wij 't noodzakelijk met planken de toegang tot de bij keuken te barricaderen. Maar oh, de klachten die wij hoorden als twee stompe neusjes en vier gespleten hoefjes over de rand kwamen gluren! Annie aanbad de tweeling, ze speelde met hen als met jonge poesjes. Toen zij onder fel protest in hun „buiten verblijven" opgesloten werden, bleef er een onnatuurlijke stilte in het huis achter. Ik denk, dat dit mijn taak in de wereld is, of mijn hobby, of hoe u het ook noemen wilt. Het werk is Coopy was 'n schriel biggetje toen hij bij ons kwam, maar wij hadden er zowel in de letterlijke als fi guurlijke betekenis de handen vol aan. vermakelijk maar ook moeilijk men moet een volledig plaatsvervan ger voor de zeug zijn. De varkens hebben zich nog nooit beklaagd en mijn dochter Annie kijkt met bewon dering naar me op en zegt: .Mama, mag ik als ik groot ben ook varkens moeder worden?" En als mijn man aan de achterdeur staat met een schreeuwend bundeltje in zijn armen en zegt: „Liefste, ik heb weer een biggetje voor je", geef ik het noodlot 'n goedkeurend knikje omdat het mijn leven van analiste op een chemisch laboratorium heeft veranderd in die van „voedvrouw" op een biggenfarm. Na tijdelijke persvrijheid, publikatieverbod voor „Po Prostu'' Het publicatieverbod van het Pool se studentenweekblad „Po Pros tu" (oplaag honderdvijftig duizend exemplaren) in oktober van vorig jaar, heeft nogmaals de vraag doen rijzen, zowel bij de Polen als in de rest van de wereld, of het beperkte democratiseringsproces, ingeleid door de gebeurtenissen van oktober 1956, zal voortgaan of integendeel tot stil stand zal worden gebracht. „Po Pros tu" was een slachtoffer dat door zijn scherpe critiek op Poolse toestanden de aandacht ook van West-Europa op zich had gevestigd. Daarom heeft het verbod meer indruk gemaakt dan b.v. het feit dat „Europa", een literair blad dat 1 rovember j.l. zou uitkomen en waaraan de staatsdrukkerij reeds alle medewerking had toegezegd, niet is verschenen. De proéven van het eerste nummer konden geen genade vinden in de ogen van de censuur en het blad, dat een regelmatig over zicht wilde geven van de literaire uitingen van het westen, zal wel een wensdroom blijven van de oprichters. Vier vooraanstaande schrijvers tra den als gevolg van het verbod uit de partij. Ook de merktekens, B-10, B- 27 e.d., die in kleine letters heel dis creet in week- en dagbladen zijn aangebracht en die men kan vinden op de laatste pagina van de Poolse boeken, wijzen er op dat de censuur nog steeds actief is. En al is die con trole zeker gedurende 1957 bijna ni hil geweest, toch kwam het ook in dat jaar nog herhaaldelijk voor dat artikelen niet konden gepubliceerd worden en dat vele manuscripten bleven liggen omdat de censuur deze als ongewenst markeerde. In ieder geval hebben de Poolse schrijvers de periode van grotere vrijheid uitgebuit. Zij hebben laten zien dat zij nog kunnen schrijven en laten horen wat zij van het regiem denken. De veranderingen in de Poolse li teraire wereld zijn heel voorzichtig begonnen. Het was in het najaar van 1953 tot het voorjaar van 1954 dat er voor het eerst wat meer vrijheid kwam, toen de schrijvers in een pers debat de gelegenheid kregen te zeg gen wat zij van het Poolse opvoe dingssysteem dachten. Zij vestigden toen vooral de aandacht op de ten- dentieuse cursussen op literair ter rein. Vandaar was het nog slechts een stap naar de herziening van de Stalin-'maatstaven voor letterkunde. In juni 1954 was er een congres van Poolse schrijvers, waar Mieszyslaw Jastrun en Antoni Slonrmski, beide reeds bekende auteurs voor de twee de wereldoorlog, openlijk de geves tigde Stalin-regels voor de kunst met ongekende hevigheid aanvielen. Kort daarop begonnen de radicaalste lite raire weekbladen satirieke schetsen te publiceren, waarin de politiek niet werd vermeden. Nauwelijks kwamen uit Moskou de berichten binnen over een gewijzigde koers in de literaire critiek of in Polen werd geen goed woord meer gevonden voor de Sta- lin-methoden. Was men tot dan toe altijd voorzichtig geweest en hadden vele artikelen en ook boeken slechts gecirculeerd in getypte exemplaren in zeer beperkte kring, men nam nu geen blad meer voor de mond. In januari 1955 begon „Nowa Kultura" critische artikelen te publiceren waarin de grote ontevredenheid van het gehele Poolse volk tot uitdruk king kwam. Ook de communistische schrijvers bleven niet achter. Adam Wazyk's „Poemat dia doroslych" (ge dicht voor volwassenen), dat in aug. 1955 verscheen en in Polen veel op schudding veroorzaakte, schilderde de ellende en de wanhoop van de Poolse arbeiders, uitgeput door het werk, levend in krotten en steeds maar wachtend en vergeefs hopend op rechtvaardigheid. Ondanks het feit dat de partij Wazyk op het matje riep ging deze voort met zijn ideeën te spuien. Een vervolg op de publi catie van augustus was een nog fel ler aanklacht van het systeem, waar onder „de mens leeft van dromen en waar leugen zijn dagelijks brood is geworden". jl/faar het was allemaal nog niets 1*1 vergeleken met de nieuwe golf van intellectuele opstand, die op kwam nadat Kroestsjefs rapport over Stalin in Polen bekend werd. Geleer den, schrijvers en economen begon- hen de misdaden van de „voorbije periode" aan te klagen. Zelfs een aantal fundamentele stellingen van het marxisme-leninisme werden ge hekeld en belachelijk gemaakt. Leo pold Infeld, professor aan de univer siteit van Warschau en voormalig medewerker van Albert Einstein, ont hulde welke funeste invloed op de wetenschap was uitgegaan van de Sowjet-Unic en van de partijcontrole. Dichters, zoals Julian Przybos, maak ten de bureaucratische controle open baar, die het regiem uitoefende op culturele instellingen om „iedere cri tische gedachte te onderdrukken en de schrijvers te maken tot onzinnige instrumenten van het Propaganda- Bureau". De economen deden niet onder voor de kunstenaars. Zij bewezen dat de manier waarop zowel de industrie als de landbouw werd geleid volkomen dwaas was en dat de levensstan daard van de arbeiders nog nooit in de geschiedenis zo laag was geweest. De reportages in dag- en weekbladen schilderden de werkelijkheid in de steden en op het platteland en riepen een huiveringwekkend beeld op van de armoe van de grote massa, maar ook van de machtswellust van de plaatselijke partijmensen en van de volkomen onverschilligheid van de autoriteiten. Zelfs het lugubere ver haal van de Hongaarse revolutie vond in al zijn realiteit een weg naar de Poolse kranten. Het verbod van „Po Prostu" is een niet op zichzelf staand verschijnsel in het Polen van de laatste maanden. Ook op andere gebieden zijn er te kenen die er op wijzen dat de partij haar huid tracht te redden, zelfs als daarbij gebruik moet worden ge maakt van de macht, die de commu nisten nog steeds in handen hebben. Van de andere kant is nu voor de re gering een periode aangebroken waar het haar beurt is om voorzichtig te zijn. Gezocht wordt danook naar min der harde middelen om kunstenaars en geleerden aan zich te binden. On langs sprak de huidige minister van hoger onderwijs, Stefan Zolkiewski, zich uit voor „volledige vrijheid voor de kunstenaar". Gomulka daarente gen heeft een waarschuwend woord gericht tot de redacteuren van de pers in Warschau* „Het wordt tijd dat er eens een paar goede dingen gevonden worden om over te schrij ven. Wij zijn nu bezig met een zelf- critiek, die .ut zelf-vernietiging zal leiden". „Wij mogen ons zelf niet verder bedriegen. Onze macht is denk beeldig en nnze kracht is slechts schijn.... Wij hebben van de we reld een gevangenis gemaakt en een kerker. De catastronhe is on vermijdelijk. "Pr is geen geloof meer noch hoop. Wij hebben mensen ge broken hun geest en hun ziel ver nietigd. Wij worden gehaat en ver acht. Niets kan gered worden uit deze donkere krankzinnigheid. An dere wegen van zaligmaking moe ten gezocht worden. Wij zelf moe ten datgene vernietigen wat ge doemd is. Wjj kunnen onszelf niet langer bedriegen door te denken dat de fouten, die wij gemaakt hebben alleen moeten worden toe geschreven aan de methoden van het uitoefenen van macht". Jerzy Andrzejewski in de novelle „Ciemnosci kryja ziemie" (Duister nis bedekt de aarde), gepubliceerd in juni 1957. JVIocht men er aan twijfelen of de aarde rond is, dan is deze foto van Schiphol, die dezer maakt door de KLM-fotograaf, wel een overtuigend bewijs. De foto werd genomen met een een groter oppervlak bestrijkt dan een gewoon toestel. dagen werd ge. panoncamera, die

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1958 | | pagina 13