eenza^mheiö Leiös missionARis sleet zeven moööecvette jARen in RIETEN ROKJES NIET DUUR, BESCHAVING NIET TE KOOP ZATERDAG 22 FEBRUARI 1958 DE LEIDSE COURANT PAGINA 7 Geachte Redactie, I T VROEG ME LAATST om in enkele korte trekken iets te vertellen van mijn werk gedurende de tien jaren, die ik in de Missie heb doorge bracht. Het doet me echt' genoegen dat U me daarom vroeg, want zó den derend is de belangstelling naar het leven van een missionaris niet overal hier in Nederland. Als ik begin met te vertellen, dat ik al die tien jaren op Kimaam heb ge zeten, zegt U dat waarschijnlijk nog niets, zoals het mij bij mijn benoeming ook niets zei: ik wist namelijk nog niet eens waar deze plaats lag. Dat over kwam me in november 1947, toen ik op weg was naar Nederlands Nieuw- Guinea en onderweg een telegram ontving van mijn Apostolisch Vicaris, waarin stond dat Pater Verhage benoemd was voor Kimaam. Met behulp van enkele kaarten, die zich aan boord van de KPM-boot be vonden, ontdekte ik toen dat Kimaam de hoofdstatie was van het Frederik- Hendrik eiland, 'n groot eiland gelegen aan de Zuidkust van Nieuw-Guinea. Het geluk was met mij, want ik was nog geen drie dagen in Merauke, de centrale plaats van Gouvernement en Missie in Zuid Nieuw-Guinea, of er ging toevallig een motorboot in de richting van het eiland. Zodoende zat ik nog voor Kerstmis 1947 in mijn nieuwe „parochie" en ik ben er gebleven tot mei vorig jaar, toen het hoog tijd werd dat ik mijn lijn weer eens ging bijspijkeren in het vaderland. U ziet derhalve dat ik niet te klagen heb ge had over een teveel aan overplaatsingen. dem heendringt. Die ondiepe water vlakte is vrijwel overal begroeid met ontelbare soorten waterplanten, die het geheel tot een ondoordringbaar moeras maken. In vroeger jaren (hoeveel eeuwen het geleden is, valt niet na te gaan), zijn er papoea-stammen dat grote moeras ingetrokken, wegens vrees voor koppensnellende nabuurstam- men, en hebben rechts en links hun zeer typische waterdorpen gebouwd, als men tenminste van „bouwen" kan spreken. Er wonen r.amelijk op heel het eiland jngeveer 6000 papoea's niet bij elkaar natuurlijk (was dat maar waar....), maar over heel het moe ras verspreid in plukjes van 100 of meer. Ik kreeg zodoende een „paro chie", die bestond uit een dertigtal dorpen, welke in grootte varriëerden van 40 tot 700 inwoners. En geduren de de eerste zeven jaren stond ik ge heel alleen voor al deze dorpen: al die jaren was ik de enige blanke te midden van deze primitieven. De eer ste jaren zijn daarom inderdaad nogal eenzaam geweest, er konden twee ja ren overheen gaa voor ik weer eens een blanke ontmoette en ik mijn moe dertaal kon gebruiken; het kon wel eens zes maanden duren voor er een motorboot arriveerde, die de verbin ding verzorgde tussen het eiland en Merauke. Enkele jaren geleden echter voeg de zich een jonge pater bij mij, om dat het werk zich tamelijk snel uit breidde. Bij mijn aankomst trof ik een heidens land met enkele gedoop- ten, omdat toen juist het werk van mijn voorganger, die de missie-arbeid op het eiland was begonnen, vrucht begon te dragen en de eerste doop feesten plaats konden hebben. Nu is het een christelijk eiland geworden met wat heidenen, van wien dan nog velen catechumeen. Bij mijn vertrek vorig jaar waren van de 6000 papoeas er reeds 5200 gedoopt, de resterende 800 oudjes zijn of te onverschillig of volgen nog steeds het onderricht. Iedere avond vinden de schaarse be zittingen van pater Verhage een be schermend onderdak tegen de regen in een grote kist. lijk nog harder belangstelling en steun. Het heeft mij namelijk altijd bevreemd dat wij nog steeds ge dwongen zijn om te missioneren op een manier gelijk de H. Willibrord placht te missioneren; van techni sche hulpmiddelen, waar deze eeuw toch van vol is, bemerken wij bitter weinig. Voor de verbinding met de buiten wereld was ik aangewezen op motor boten van het Gouvernement, omdat de Missie financieel niet sterk genoeg stond om eigen boten in de vaart te nemen. Die motorboten kwamen op zeer eigenlijk onvoorstelbaar dat je voori de Mis eerst vier vuurpotter rond het altaar moest plaatsen, in de hoop dat de rook de muskieten verre zou hou den, dikwijls ij dele hoop, zodat onder de H. Mis steeds één hand vrij moest worden gehouden om de muskieten van je af te slaan (met de andere hand sloeg je de bladen van het mis saal om). De aanwezige gelovigen (en heidenen) deden dikwijls ook niet veel anders dan op hun bodies slaan of bij elkaar de muskieten verjagen. In een dergelijk land is het dan ook gewoonte dat men onder een vriende lijk gesprek door nu en dan een lan ge uitgestoken vinger tegen de wang of neus van de buurman drukt: er zat dan een muskiet, die men even dood wilde drukken. Men deed dat zo te genover mij ook.en ik deed het bij hen eveneens. baar moeras die dorpen kon be reiken? In de loop der jaren heeft men wa terwegen door het moeras gemaakt d.w.z. over de breedte van één tot twee meter heeft de bevolking van de in de buurt gelegen dorpen water planten uit het moeras getrokken, zodat er een lange sloot ontstond, die zich van dorp tot dorp slingerde als een zich in allerlei bochten kronke lende slag van 20 ot 30 kilometer lengte; er waren ook afstanden van 50 kilometer. In de natte moesson, als er voldoen regen was gevallen, viel het reizen wel mee; gezeten i mijn eigen par ticulier jacht (uitgeholde boomstam, Michael geheten, omdat deze Aarts engel ook al tegen de duivel had ge vochten en ik dan niet veel anders deed) en voorgeroeid door enkele staande roeiers bereikte ik na onge veer zes uur varen altijd wel een vol gend dorp. In de droge moesson was varen meestal onmogelijk; het moeraswater verdampte (het is er echt warm tro pen gebied), drijfmodder kwam naar boven en dan was het „lopen" gebla zen. Dat betekende dan dat ik door de sloot moest lopen, waar ik anders kon varen. Helaas heb ik het nooit meege- ik niet, voor ik er aankwam. Dié aankomst was anders al vreemd ge noeg: zo ongeveer middernacht zat ik in een uitgeholde boomstam op de ri vier, die van de zeestraat voert naar het dorpje Kimaam. Na uren varen kwamen we bij een zeer gammele steiger zógammel dat de ebstroom regelmatig hele stukken van die steiger meesleurt en zagen echt geen kans er bovenop te komen, want bij eb dient men wel zeven me ter omhoog te klimmen om er boven op te komen. Toen wist ik nog niet dat het voor een missionaris zonder meer eis is. dat hij de moed weet op te brengen om tegen de modderwal op te krui pen: mijn roeiers deden dat wel, maar ik voelde er (toen) niets voor om ook kniediep door blubber te kruipen: tenslote hadden zij niets aan wat vuil kon worden.... Enfin, met. behulp van een heel lang stuk touw ben ik in Kimaam gekomen. BLUBBER. Die avond wist ik niet dat ik in de komende jaren nog heel dikwijls zon der blikken of blozen door de mod der zou stappen. Het bijzondere van het Frederik- Hendrik eiland is namelijk juist dat het een grote modderkoek is: het is niet eens land, het is zo maar een ge weldige lap modder, even groot als één derde van Nederland. Op die plak modder staat normaal één tot twee meter water, zoet water, want het is regenwater, dat niet weg kan stro men en ook niet door de modderbo- Die moerasdorpen bestaan name lijk uit ontelbare eilandjes, in de loop der eeuwen door ie bewoners met de hand gemaakt (men bezat geen werk tuigen) door uit et moeras modder op te diepen en die op een hoop te gooien. De grootste eilandjes gebruikt men als wooneiland. Men bouwt er een dagverblijf op, bestaande uit enkele stevige takken of kleine boomstammen, waarover een dak van bladeren. boomstammen door naar de bos gronden te trekken, die gelegen zijn aan de randen van het Frederik-Hen- drik eiland, en het hout-materiaal vandaaruit in soms dagenlange toch ten naar het dorp te vervoeren. Veel meer zorg besteedt men ech ter aan het bouwen van het nachtver blijf; een zeer grote bijeenkorf, in welks ronding zich helemaal onder aan de enige zeer kleine opening be vindt; op de buik er doorheen krui pend, dicht men 's avonds deze ope ning met een flinke dot moerasgras, aldus alles hermetisch afsluitend voor de muskieten; enkele meegeko men muskieten worden met behulp van een klein rookvuur verdelgd. Op de andere vïel talrijkere eiland jes heeft men sago- en kokospalmen geplant, bananenbomen enz. Zo'n dorp is dus eigenlijk een grote wilde tuin, waarin de hutten en bijenkorf- woningen dermate verscholen liggen, dat men door een dorp varend nau welijks een hut opmerkt in deze wil dernis van groen Het spreekt vanzelf dat in dit eilandenrijk eenieder be schikt over een eigen prauw (uitge holde boomstam), zodat bij het getoe ter op de schelp links en rechts de prauwen komen aangeschoten uit de talrijke kreken en slootjes, op weg naar het eiland, waarop de school- kerk zich bevindt. SCHOOL-KERK. van een leien dakje gegaan, het l leven en werken was er niet zó ge- J makkelijk. Vooreerst de eenzaamheid; I zeven jaar op je dooie eentje zitten, is niet altijd even prettig, en vooral in de beginperiode mis je vrijwel alle I ervaring, en raad vragen is er niet I bij, want een naaste buurman had ik i niet. EEN RARE SCHUTTER. I Geen wonder dat ik even vreemd opkeek, toen reeds enkele maanden na myn aankomst mijn voorganger was juist twee weken tevoren ver trokken naar Nederland de eerste oijl op mij werd afgeschoten. Geluk kig was de schutter een zeer abnor- naal type. In de loop der jaren heeft nen mij daarna nog eenmaal van het brille leven trachten te beroven. Dat k toen het vege lijf heb kunnen red den door een onnozel doosje lucifers I is een verhaal apart, te lang om zo n Arm volk. Maar ieder Papoea heeft J maar te vertellen. zijn privé jacht. willekeurige tijden, zodat men soms maanden moest wachten op post (tijdschriften vormden mijn enige ontspanning bij gebrek aan een ra dio), aanvoer van levensmiddelen en wat dies meer zij. Lang uitstel van een boot betekend meteen gebrek aan petroleum, dus terug naar kaarslicht; er is ook een tijd geweest dat er geen H. Mis kon worden opgedragen, want zowel de miswijn als de hosties wa ren op. Maar overigens: de eenzaam heid valt wel te dragen, als er maar werk te doen is en werk was er ge noeg, te veel eigenlijk. Je leven als missionaris in zo'n moeras bestaat praktisch uit steeds weer opnieuw je uitgeholde boom stam instappen en je dorpen afgaan, zo'n vier tot zes weken achter elkaar. Wanneer je dan in ?n dorp arriveer de, vond je er voor jezelf alleen maar een hut, vrij dikwijls met een lek kend dak, zodat je elke avond al je spullen weer in je blikken koffers moest pakken, voor het geval het des nachts zou gaan regenen. Trouwens wie stapt in een moerasdorp 's nachts onder zijn muskietennet uit? Dat doet geen normaal mens, want in een moe ras heb je meer dan elders last van de verschrikkelijke muskietenplaag. Ja, eigenlijk was da', d» ergste be proeving, waaraan ik nooit helemaal heb kunnen wennen; vrijwel dag en nacht verging je er vai. de muskieten; 's nachts dook je onder het muskie-- tennet, maar overdag wilde je toch werken, al lukte dat niet altijd, om dat de wolken muskieten het je dik wijs onmogelijk maakten. Mennigmaal moest ik mijn maaltij den al lopend proberen te verorberen, want zodra ik zat, werd je dol van het gegons en steken van die menig- Naast de eenzaamheid mis je eigen- maal vervloekte muskieten. Het is maakt dat die sloten echt droog wa ren, zoals het geval kan zijn in een abnormaal droge moesson. DROGE MOESSON. Alle droge moessons, die ik heb meegemaakt, waren maar zo-zo droog; het gevolg was dat ik aldus enkele tientallen kilometers moest nemen, baggerend en plonzend door het vuile modderwater, struikelend over de wortels van moerasplanten, door drijfgras heentrappendnou ja, om het kort te zeggen: het is me me nigmaal overkomen dat ik me aan moerasplanten weer de modder moest uittrekken, omdat ik alsmaar dieper wegzakte en het leven me toch nog te lief was. Elke stap, die men dan zet, vraagt aandacht; je been moet bij elke stap hoog worden opgehaald, anders blijft de voet vasthaken achter wortels of slingerplanten en lig je languit in de modder voor je het weet. Ondertussen doet zuster zon ook haar best, want in de schaduwloze moerasvlakten doet zij echt wel haar best de laatste droppel vocht en ener gie uit je lichaam te persen. Weet men echter een paa* dagen door te zetten en het volgende dorp te berei ken, dan is men mogelijk overtollig vet weer volkomen kwijt Heeft men eenmaal een dorp be reikt, dan begint het eigenlijke mis sionaris-werk pas. Er wordt begon nen met biechthoren, «odra door het getoeter op een grote schelp heel de dorpsgemeenschap gewaarschuwd is dat de pater weer eens, na enkele maanden afwezigheid, op bezoek is. Er moet wel getoeterd worden omdat men een iorp binnen kan va ren (en meteen er weer uit) zonder dat ook maar iemand iets in de ga ten heeft. de kinderen, dit alles en nog zoveel meer moet hun worden geleerd. Nadat jarenlang het zusterhuis leeg stond, zijn begin van dit jaar einde lijk de eerste twee zusters hun werk in het moeras begonnenAls men niet de beschikking heeft over broe ders of leken-krachten, zal de primi tieve man geen betere tuinbouw le ren, noch leren hoe een goed huis te bouwen; er waren daar in het moeras geen broeders of leken om te helpen. Waar deze moeraspapoea's nu van leven? Vis behoort vrij algemeen tot het dagelijkse voedsel; staan de moe rassen te droog (met als gevolg een zeer grote sterfte onder de vis-stand van het moeras), dan zoekt men vis in de rivieren. Men kent vele middelen daarbij; van net en vishaakje tot giftige wor tels, waarmee men een bepaald stuk viswater lichtelijk vergiftigt, zodat de vissen boven komen zwemmen en het vangen geen moeilijkheid meer is. Jammer is wei dat dit visvergif ook wordt gebruikt voor het plegen van zelfmoord; een groot verdriet (de dood van een geliefd kind) of grote schaamte zijn wel eens de reden voor het plegen van zelfmoord. Wild is er ook, alhoewel weinig, want alleen in de bossen aan de ran den van het eiland, maar al die bos sen liggen ver van de moerasdorpen af, zodat men niet dikwijls vlees eet, slecht nu en dan is er een boutje van het wilde zwijn of de kangoeroe en dan is het een feestmaaltijd voor deze mensen. Bananen en kokosnoten heeft men in de meeste dorpen min of meer vol doende. Naast sagomeel wordt ook zoveel mogelijk de zoete aardappel gegeten. Het telen van deze aardappel-soor ten heeft zelfs bij de moeraspapoea's een zeer voorname plaats ingenomen en nog steeds wordt bij elk oogstfeest een naburig dorp uitgenodigd, dat bij dergelijke feesten de vaste partner is; men vergelijkt dan welk dorp de grootste knolgewassen heeft geoogst. Bij gelegenheid van deze groots op gezette oogstfeesten komt heel hun „kultureel" leven naar voren; rouw en kinderfeesten worden er mee ver bonden. Een beschrijving daarvan zou ons te ver voeren, al betreft het juist hier zeer interessante stof. De ervaring heeft namelijk in de Missie van Nieuw-Guinea uitgemaakt dat de zeer primitieve bevolking niet bereikbaar is dan via onderricht aan de jeugd; door de jeugd elementair beschavings-onderricht te verschaf fen, waarbij het godsdienstonderricht vanzelfsprekend een zeer voorname plaats inneemt, heft n en langzaam maar zeker althans deze groep op uit een allerprimitiefst bestaan, want dat de Papoeas van Nieuw-Guinea tot de primitiefste volkeren behoren, zal eenieder tegenwoordig wel bekend zijn. Binnen mijn parochie is in ieder flink dorp een inlandse onderwijzer gevestigd, die er de zorg heeft voor de drie-klassige dorpsschool. Is het aantal leerlingen bijzonder groot, dan is ook nog een hulp-onder wijzer aanwezig; onder de groep hulp-onderwijzers zijn reeds vele Pa poea's; zelfs van het Frederik-Hen- drik eiland zijn reeds een flink dozijn Papoea's in dienst van het missie-on derwijs. De opleiding voor inheemse onderwijzers heeft plaats in de cen trale plaats van de Missie: Merauke. Vanwege het gebrek aan plaats (elke centimeter droge grond is in een moeras kostbaar) bestonden in vrijwel alle dorpen geen aparte kerk jes; voorin binnen het schoolgebouw (een grote, lange hut) staat een al taar, dat is alles. Gezeten op een stoel of kist hoorde ik dan biecht totdat de zon onderging en dus de muskieten in aantal zo toe namen, dat iedereen overhaast zijn vuurtje gaat opzoeken, ik niet uitge zonderd. Wat nog geen kans heeft gehad om te komen biechten, komt de volgende dag, soms nog voor ik de moed kan opbrengen om het veilige muskieten net te verlaten en de sprong te ma ken naar een handdoek, die als mus kietenmepper dan dienst gaat doen. De paar volgende dagen worden de kleinen gedoopt, die in de loop der laatste maanden zijn geboren en nog in leven zijnJa, want nog steeds sterft de helft van deze kleinen voor zij 1 jaar oud zijn; gee.i wonder in deze omgeving. Huwelijken worden geregeld (daar over zou een half boek vol te schrij ven zijn, onderricht wordt gegeven, zieken en gewonden behandeld (kan per dag drie tot vier uur in beslag ne men), ruzies worden bijgelegd, de een of ander wordt aan zijn denkbeeldige jas getrokken, de schooladministratie i f eh de leerlingen worden eens gecon-L troleerd, spijbelaars berispt; kortom alles, wat de laatste maanden scheef mocht zijn gegroeid, wordt weer eens recht getrokken. Omdat elke inlandse onderwijzer van dag tot dag in een schrift moet bijhouden wat er aan goeds en kwaads in de dorpsgemeenschap geschiedt, blijft de missionaris wel tamelijk goed op de hoogte. In de loop van de middag pak ik een peddel, stap in mijn prauw en ga op „huisbezoek", speel voor arts bij zieken, wijs op de bende in en rond de hutten, aldus trachtend hen wat hygiëne bij te orengenmeestal zonder veel resultaat. Wat kan men tenslotte doen, als rren geheel alleen staat voor een dergelijk groot gebied en men maar eens in de paar maan den voor een paar dagen in elk dorp kan verblijven? A LLEEN als men de beschikking krijgt over de nodige hulpkrach ten, valt er in een dergelijk moeras met een dergelijke primitieve bevol-1 king iets te bereiken. Bij mijn vertrek vorig jaar stond er reeds sinds enkele jaren 'n zusterhuis klaar, want alleen zusters kunnen hier iets veranderen aan de mentali teit van de vrouwen en meisjes; ba by-verzorging hygiëne bij het berei- Als grote bijenkorven liggen de wo- den van voedsel en bij de zorg en ningen verscholen ir de „plantaees" netheid van eigen lichaam en die van1 op het hogergelegen gebied. HARD NODIG.... Het oorspronkelijke voedsel voor deze moeraspapoea's bestond echter in J^et meel, dat men uit de wortels van een moerasplant klopte, een zeer schraal voedsel, waartoe men in tij den van hongersnood nog zijn toe vlucht zoekt. Al te dikwijls helaas komt dit nog voor; de regen kan de tuinen fataal worden, als door te ve le regenval het moeraswater al te veel stijgt; ook de zee kan bij een vloedgolf de bij de zeekant gelegen tuinen doen verzilten; dan eet men ook wel torren en mieren Over een paar maanden vertrek ik weer naar Nieuw-Guinea. Sinds de komst van zusters gaat het Frederik- Hendrik eiland een toekomst tege moet, welke hopelijk beter zal zijn. Er blijven vele vragen over; wie zal er de huishoudschool bouwen, het in ternaat en de daarbij behorende la gere school? Dezer dagen ontving ik van mijn vervanger een brief; hij vroeg me of ik geen kans zag om aan een licht- aggregaat te komen, want het wordt heel hard nodigIk schrok, want zo iets komt op enkele duizenden gulden en de eerste gulden daarvoor moet ik nog zien te ontvangen. De vraag blijft ook hoe voor deze moe raspapoea's een menselijk leven op te bouwen? Vroeg of laat zal men aan een of ander economisch object moeten beginnen; een rokje van moerasriet kost niets, maar een goed kledingstuk of een kookpan wel; hoe zullen deze papoea's al dit normaal- menselijk materieël kunnen verdie nen?? De vragen en problemen zullen eerder toe- dan afnemen. Misschien dat U iets kunt helpen en doen voor dit uitzonderlijk zware missiegebied; het ligt immers in Nederlands Nieuw- Guinea. ANT. VERHAGE, M.S.C. Wie Pater Verhage wil helpen aan een licht-aggregaat, kan giften sturen op gironummer 229389, t.n. van C. G. Verhage, Uiterstegracht 37 Leiden.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1958 | | pagina 9