'n spelletje schaak WAAROM ZOUDEN WIJ NU NOG SPAREN? Stop het doorzakken van de gulden DB LEIDSE COURANT 9 Voor de twee mannen, die elkaar zo goed kenden, was het onschadelijk maken van 'n gevaarlijke indringer even eenvoudig als Het was donker en somber in het pakhuis. Charlie Tilton, die zijn ge bruikelijke middernacht-ronde maak te, scharrelde zachtjes tussen de gro te pakkisten, met zijn flashlight dan links, dan rechts in de duisternis prikkend. Eer gisternacht had een van de em- ployé's een ingedrukte ruit gesigna leerd aan de achterzijde van het ge bouw en Carlie had er geen verkla ring voor kunnen vinden. Nu was hij extra op zijn hoede. Steeds weer knipte hij het licht uit en stond stil in de duisternis om te luisteren. Maar er was niets te horen, geen breken van ruiten. Er was slechts een flauw licht in het kantoortje, toen hij terugkwam, maar het was een gezellige en aange name plaats, vergeleken bij de grote havenloods. Hij trok zijn jas uit en hing hem met de holster, die hij aan zijn rechter zijde gedragen had, in het toilet, in de hoek. Dan ging hij In zijn gemakkelijke stoel zitten, leg de zijn benen op tafel, stak zijn pijp aan en blies een lange rij van rook wolkjes in de richting van de afge schermde lamp. De wyzers van de klok liepen naar de een. Nu zou Bill Herkimer wel gauw komen. Charlie voelde zich on behaaglijk en een beetje schuldig als hjj dacht aan zijn oude vriend. Bill was een van de beste nachtwakers (beter: hij was dat geweest) die ooit bij de politie gediend hadden. Maar hij was uit de gratie geraakt. Zijn leeftijd was hem niet welge zind. „Mij ook niet", mopperde Charlie hardop. Omdat hij zo dikwijls 's nachts alleen was, had hij de eigen schap aangemeten om tegen zichzelf te praten. „Ze zullen er hem vandaag Of morgen wel uitschoppen, en ze zullen ook wel genoeg van mij krij gen. Die gebroken ruit ook, eergis- ternacht Het was niet zo plezierig om er over te mijmeren na zo'n lange tijd van samenwerken. „Als hij hier nou maar niet zo dikwijls kwam", dacht Charlie. Maar dat was een half-slach- tige gedachte want Billy was zijn beste vriend en tevens de enige man, die hem kon weerstaan in een spel letje schaak. Het nachtelijk schaken in het kan toor van de opslagplaats was zo lang zamerhand een ritueel geworden. Billy kwam altijd binnen om een uur of half twee voor een gezellig praatje en een spelletje of twee. Het was eigenlijk niet zoals het be hoorde, maar in het pakhuis was het rustig en hij vond het leuk om met Charlie te praten over vroeger tij den, toen ze beiden als seinhuiswach ter bij de spoorwegen hadden gediend en ze tussen twee treinen door be richten aan elkaar plachten te sei nen. Maar het was alweer hetzelfde lied je. De directie hield Bill in de gaten sinds het pakhuis van Sanders Krui denierswaren 's nachts geplunderd was, precies op het ogenblik dat Bill op bezoek was in de havenopslag plaats. Bill had zijn bezoeken een tijdje gestaakt maar toen was hij weer in zijn oude gewoonte hervallen. „Wat is het leven saai", dacht Charlie. „Een man moet wel een goede vriend hebben en een ver zetje En precies toen hij dat dacht, ging de buitendeur open en snauwde een stem: „Poten omhoog!..." Charlie trok zijn benen van de ta fel en veerde overeind alsof hij Wil de opstaan. Het flauwe nachtlicht scheen slapjes op een halve meter glimmend metaal, die door een don kere figuur in de deuropening op hem gericht werd. Zijn lichaam bleef ach terovergeleund in de gemakkelijke stoel maar zijn armen gingen uiterst langzaam omhoog. Toen sloop achter de dreigende tromp van een afgezaagde dubbel loops een lange, lenige man binnen. Zijn gelaatstrekken werden volledig gemaskeerd door een rode zakdoek die strak voor zijn gezicht gebonden zat, onder een zwarte vilthoed. De stem achter de zakdoek raspte: „Geef me de sleutel van het grote kantoor". Charlie likte zijn lippen: „Die heb ik niet". „Je liegt. Je hebt ze wel. Ik weet waar ze zijn. Jij bent waker hier en je weet hier de weg; er is een schep geld in de brandkast in het grote kan toor. Ik zal het er uit halen, als ik jou gebonden heb en de sleutel heb gevonden". De man met het jachtgeweer kwam dichterbij. „Wees nou maar verstan dig, voordat ik de tanden uit je hoofd sla". Het was pijnlijk voor Charlie te beseffen, dat zijn pistool in de hol ster zat, die aan de haak tegen de closet-muur hing. „In orde", zei hij. „De sleutels zitten in mijn jaszak, in dat toilet, daar". De inbreker ging ruggelings naar het toilet. „Houd je handen omhoog", waar schuwde hij. Van de rest van het verblijf afgezonderd, waren op het toilet nog een wasbak en een paar planken, waarop kantoor-ordners wa ren opgeslagen. Dan waren er nog een paar kleerhaken. De deur stond wagenwijd open en de man met het geweer Carlie zorgvuldig in het vizier houdend graaide in de zak ken van de jas, waarin hij op een gegeven moment de sleutels werke lijk vond. Ergens ver weg werd een deur geopend en weer gesloten en zware, afgemeten stappen naderden door de gang, die langs het kantoor leidde. „Wie is dat?" fluisterde de vreem deling. „Een smeris, een vriend van me", zei Charlie Tilton. „Hij komt altijd om deze tijd". De man met het ge weer aarzelde. „Luister", zei hij zachtjes, „blijf in die stoel zitten en beweeg je niet. Ik geef je tien minu ten om die knaap kwijt te raken. Als je me bedondert, schiet ik je aan stukken. Ik houd je onder vuur, al die tijd, en vergeet niet dat er één patroon in zit voor jou en één voor je vriend". Hij verdween in de kast, sloot de deur zover, dat er maar een smal kiertje Open bleef, waardoor Char liet nauwelijks een paar wan hopige ogen en de dubbele tromp van het jachtgeweer kon onderschei den. De kantoordeur ging open en daar stond Bill Herkimer. Hij grinnikte naar Charlie: ,Wat zit jij te doen? Houd je de generale voor als er een boef komt?" Charlie liet zijn armen zakken: „Nee, ik zat me wat uit te rekken". „Ik heb vannacht geen gebroken ruiten gevonden. Jij wel?" „Nee. Je had niet moeten komen". „Waarom niet?" „Je weet, dat de directie het niet goed vindt. Ze houden je toch al in de gaten. Vandaag of morgen wordt je eruit getrapt". Bill zetten zijn pet af en streek met zijn dikke vingers door zijn grijze haren. „Zeg, wat is er met jou aan de hand? Ik weet er alles van, hoe de baas er overdenkt, maar ik maak me er toch óók geen zorgen over, wel? En wat dan nog: ik kan er niet be roerder voor staan". „Het heeft geen zin om de dingen erger voor te doen komen, dan ze zijn". „Je zegt dat zo gek", meende Bill, terloops naar zijn vriend kijkend. „Je ziet er uit alsof je in de nesten zit, vanavond". „Ik voel me ook niet lekker; het was maar beter als je niet gekomen was". Bill glimlachte wat en trok een stoel naar de tafel. „Kom op, joh", drong hij aan. „Steek die pijp aan en pak het schaakbord. Ik heb meer tijd voor één spelletje en jij hebt me de laat ste keer verslagen. Ik moet revanche nemen". Charlie keek naar de wandklok. Hij had wel willen zeggen: „Bill er is een jachtgeweer op de achterkant van je schedel gericht, op vijf pas afstand maar. Je kon er maar beter snel van door gaan". Maar hij zag geen kans om hem te waarschuwen. Hij geeuw de hardop. „Goed dan. Maar het moet een snel spelletje zijn". Hij opende de lade van zijn bureau zonder op te staan en nam er een schaakbord en een doos met schaak stukken uit. Ze zaten naar elkaar overgebogen over het bord. Charlie dacht er aan een waarschuwing naar Bill te fluis teren maar hij vond het risico te groot. Als de man met het geweer het zou horen, of als hij Charlie's lippen geluidloos zag bewegen, zou hij al kunnen schieten. Hij trachtte zich op het spel te concentreren, hij wilde roekeloos spelen, zodat het spel gauw uit zou zijn. Bill zou na het spelletje weggaan. De zware politiepistool in Bill s holster bonkte zachtjes tegen zijn knie en Charlie kreeg de wilde aan vechting om het weg te grissen en de w.c.-deur te doorzeven. Maar hij bleef stilzitten, snel en wanhopig denkend. Toen Bill in zijn stoel ging verzitten en het pistool weer zacht jes tegen zijn knie bonkte, kreeg hij een lumieus idee. Bill, snel de stukken van zijn te genstander overziend, riep uit: „Je bent er niet erg in, vanavond, Char lie. Dit spelletje kan ik in mftn zak stekenZeg, wat voor de.zijn stem stierf weg. Ze speelden zwijgend verder. Een minuut later stond Bill op. „Nou dat was het weer. Houd het Het probleem van de overbesteding en de daaruit voortvloeiende bestedingsbeperking, waarmee wij allen te maken hebben, vloeit voor een groot deel voort uit de onvoldoende besparingsdrang bij ons volk. De snelle groei van de sociale verzeke ring moge voor de enkeling alleen gunstige gevolgen hebben, voor de gehele volkshuishouding zijn er ook economische nadelen aan verbonden. In de eerste plaats is de spaardrang bij de jeugd er door verminderd. Men weet dat men op een bepaalde leeftijd en bij een mogelijk onzeker voorval over een bepaalde uitkering zal kunnen beschikken en men kan derhalve gemakkelijker een berekening maken van hetgeen voor aanvulling nodig is. IN DE MODERNE TIJD beschikt men over uitgeba lanceerde berekeningen betreffende de gemiddel de leeftijd van de mens. Men weet daarenboven hoe veel een mens per jaar nodig heeft om op een bepaald niveau te leven. De grote onzekerheid, die er voorheen bestond over de levensduur en de mogelijke armoede wanneer men niet over voldoende reserves voor de oude dag zou beschikken, zijn inmiddels weggevaagd. Met een zekere basis als uitkering voor de oude dag is bovendien de oudere burger gevrijwaard voor ge brek wanneer hij 65 jaar oud is geworden. Hoewel door de vrijwillige en gedwongen pensioen- maatregelen enerzijds de aanvullende spaardrang wordt bevorderd, stelt zij daaraan ook een limiet. Voorheen, zonder pensioen, was iedereen gedwongen voor de oude dag een onbepaald kapitaal te verzame len, dat iedereen zo groot mogelijk trachtte te maken, omdat men er geen notie van had hoe lang men ermee zou moeten toe kunnen. Ook de gevoelens omtrent de verplichting, die men vroeger meende te hebben om aan de kinderen wat na te laten na zijn dood, zijn in het nadeel van de besparingsdrang veranderd. De grootste VIJAND van het sparen is echter de geldontwaarding. Deze is na de oorlog steeds voortgewoekerd, aanvankelijk nog versterkt door een kunstmatig laag gehouden rente, die ook de besparin gen heeft afgeremd. Nadien is de vraag naar gemaakte besparingen zo toegenomen, dat de rentestand wel omhoog moest gaan. Wie echter meent ,dat de rentestand veel invloed uitoefent op de spaardrang komt bedrogen uit. Zeer zeker wordt men bij geldontwaarding in die verwach ting teleurgesteld. Na de oorlog is de koopkracht van de gulden met ruw weg een derde gedaald. Stelt men zich in op een spaarbankrente dan leidt een globale rekening tot de conclusie dat een gekweekte spaar bankrente in de jaren na de laatste oorlog niet opwoog tegen de geldontwaarding. Wie dus geld naar een spaarbank heeft gebracht, is daarmee in koopkracht nog achteruitgegaan, ondanks de winst aan rente. Het is duidelijk dat bij een dergelijke gang van za ken de liefhebberij tot vergroting van het gespaard inkomen niet bepaald groot is. Wil men de besteding verminderen ten gunste van het sparen, dan moet in de eerste plaats aan de geldontwaarding een halt wor den toegeroepen. Is dit mogelijk? De bankbiljettenpers. DALING VAN DE GELDSWAARDE ontstaat in de eerste plaats wanneer de verhouding goederen en geldvoorraad ten gunste van de laatste wordt ge wijzigd. Dit is de meest bekende vorm, ons welbekend uit de oorlog, toen er steeds meer bankbiljetten in om loop kwamen waar steeds minder goederen tegenover stonden. Niet alleen de centrale bank speelt hierbij een rol, ook de particuliere banken bevorderen de geldont waarding wanneer zij de kredieten aan haar klanten uitbreiden. Vooral in een tijd van gunstige conjunc tuur is de verleiding hiertoe erg groot. Door afspraken tussen de banken en de nationale bank kan aan dit verschijnsel paal en perk worden gesteld. In de achter ons liggende jaren heeft de moderne regeling van het internationale betalingsverkeer, zoals in het kader van de Europese Betalingsunie, de waar de van het geld eveneens aangetast. Elk land dat door een export-overschot vreemde betaalmiddelen zag toevloeien, concentreerde deze deviezen bij de centra le bank. De burgers, aan wie deze deviezen eigenlijk toebehoorden, kregen de tegenwaarde in eigen geld. Hoe groter dus het deviezenbezit van een land wordt, hoe meer geld er in omloop komt. Dit werkt vanzelf sprekend prijsverhogend en vermindert de waarde van het betaalmiddel op zijn minst nationaal. Meer riksen, meer rust. HET ZIJN DAARENBOVEN vooral de gemeenten, die de laatste jaren ten behoeve van de woning bouw schuldbekentenisen op korte termijn hebben af gegeven. Hierbij komt er niet meer geld in omloop maar het bestaande wordt alleen een keer extra voor betaling aangewend. De gemeenten kregen tegen de schuldbekentenis een bepaalde hoeveelheid geld ter beschikking en wendden die onmiddellijk voor beta ling aan. Niet de hoeveelheid maar de omloopsnelheid van het geld neemt toe; uiteraard met hetzelfde waarde - verminderende effect. Wanneer men tenslotte aandacht heeft geschonken aan de vele loonsverhogingen, die na oorlog zijn afgedwongen of toegestaan zonder dat hier een evenredige verhoging van de productie tegenover stond, dan zal men begrijpen dat de hiermee verkre gen sociale rust ten koste is gegaan van stabiliteit van de waarde van de gulden. Men kan hiérbij buiten beschouwing laten of een grotere sociale onrust met minder loonsverhoging minder ongunstig zou zijn uitgewerkt op de waarde van ons betaalmiddel, want bij grootscheepse stakin gen daalt de productie eveneens zeer sterk terwijl de consumptie vrijwel gelijk blijft. 1 Men kan trachten de geldontwaarding te verdedigen door te wijzen op de bevordering der economische activiteit, die ervan uitgaat. Het tekort aan kapitaal, dat na langere tijd ontstaat, doet dit voordeel teniet, waarbij aan de particuliere spaarlust een zodanige deuk wordt gegeven, dat er in geen jaren herstel mag worden verwacht en in dit stadium bevinden wij ons thans. Belastingverhoging. \700R HET STOPZETTEN der geldontwaarding zijn harde maatregelen nodig. Allereerst de erkenning dat een loonsverhoging geen kwestie is van loven en bieden tussen werkgevers en werknemers, maar alleen kan samengaan met toene mende productie. In dit verband is het onbegrijpelijk dat de huurver hoging wordt gecompenseerd met 2% loonsverhoging. Had men dit achterwege gelaten, dan zou met de huur verhoging een gedeelte zijn ingehaald van de te grote beloningstoeslagen, die in het verleden zijn gegeven. Nu zal het bijna niet te vermijden zijn dat wij in sep tember worden geconfronteerd met nieuwe belasting verhogingen, tenzij de overheid nog inziet dat haar uitgaven beslist omlaag moeten en dat er tot elke prijs evenwicht moet komen tussen overheidsuitgaven en -inkomsten. Evenmin zullen de gemeenten ontkomen aan een drastische beperking van de investeringsplan nen. Al deze maatregelen kunnen de welvaart van thans nog onaangetast laten mits men zich bij gestegen pro ductie voor uitbreiding daarvan hoedt, waardoor wij het tekort kunnen „inhalen". Mocht men besluiten tot belastingverhogingen in de sfeer van inkomsten en loonbelasting dan zal men, gezien de politieke ver houdingen, alleen de hogere groepen treffen en daar mee de besparingen, niet de bestedingen. Het bespa ringstekort remt onvermijdelijk onze verdere indus trialisatie. We kunnen dan nog enkele jaren eten uit de hoorn des overvloeds, maar dan zal de opgroeiende generatie jaren moeten zwoegen om liet groeiend ka pitaaltekort aan te zuiveren met het daaraan verbon den tekort aan werkgelegenheid. Voor de welvaart van morgen en herstel van het spaarevenwicht zal de geldontwaarding terstond moeten worden stopge zet. Met alle, ook impopulaire middelen. Drs. MTRRLO. konden de mensen reeds zeer vroeg HET BIER IS AL HEEL OUD. We moeten terug gaan tot 4000 vóór Chr., toen in het oude Babylonië langs de Tigris en Euphraat de graanbouw zich reeds in een vroeg stadium ont wikkelde en het bier de inheemse drank werd. In dit Mesopotamië was het bier, dat grotendeels in huis ge maakt werd, de dagelijkse drank. Deze uitgebreide bierindustrie werd door.vrouwen gedreven! Het wa ren de vrouwen, die zowel het bier maakten, als het verkochten. De be reidingswijze was vrij eenvoudig: ongerezen gebakken brood werd in water gelegd om te gisten. Het pro- dukt was een licht soort bier, dat een gering percentage alcohol bevatte. De graanvoorrraden, die in grote silo's werden verzameld en van daar uit gedistribueerd, stonden groten deels onder controle van de priesters. Zij vaardigden allerlei verordeningen uit met betrekking tot het bier. Eén ,van die verordeningen was, dat het verboden was in café's over politiek te praten en de vrouwelijke kastelein had er voor te zorgen, dat dit ook niet gebeurde. Ook Egypte, graanland bij uitne mendheid in de oudheid, produceerde omstreeks 3000 jaar vóór onze jaar telling bier. Een vijfde van de graan opbrengst werd tot dit geestrijk vocht verwerkt. Reeds het bieraccijns was hier bekend. Men verkocht papyrus- vellen, die verdeeld waren in een aantal bonnetjes. Wie nu bier wilde drinken, moest een of meer van die bonnetjes afgeven. Hoe de verdere controle werkte is helaas niet bekend. AL SPOEDIG GING men over tot het brouwen van verschillende biersoorten en zo waren omstreeks 2000 vóór Chr. reeds een twintigtal soorten bekend, waaronder ook me dicinale. Omstreeks 200 na Chr. begon het bier in Europa zijn intrede te doen. Uit Gallië en Spanje zijn gegevens bekend, dat het daar de volksdrank bij uitnemendheid was. Men dronk bier, omdat water besmet was. Van Karei I is bekend, dat hij wei gerde te overnachten in een plaats waar geen bier was te krijgen. Ook in de Middeleeuwen was het bier- brouwen een huisbedrijf, dat in de boerenhofst -•den, in de kastelen en kloosters werd beoefend. Aldus ont stonden veel brouwerijen, die bier accijnzen moesten betalen. Zo zou de 80-jarige oorlog grotendeels uit bier accijnzen gefinancierd zijn. De handel var. Amsterdam kwam uit het bier voort. De bisschop van Utrecht gaf in de 12de eeuw aan het dorpje Amsterdam vrijdom van in voerrechten op geïmporteerd bier om de graaf van Holland te Haarlem een stuk van de handel te ontfutselen. Vloten visserscheepjes togen nu Am sterdam uit om in Hamburg het bier te halen. De bierbrouwerij kon zich pas tot een grote industrie ontwikkelen toen in I860 het aan Louis Pasteur geluk te die gistcel af te zonderen, die bij 6 gr. C. kon groeien, waardoor men de kans kreeg om helder bier te produ ceren. „Hij komt alweer bij. Hij had al leen maar een schampschot langs zijn slaap. Ik geloof, dat ik dicht bij de roos zat!" Charlie hing de tefeloonhoorn op. „Ze zijn hier met een minuut", zei hij, pogend om „van zelfsprekend" te praten. „Dat was een prachtig schot, Bill". Bill grijnsde. „Niet half zo prach tig als jouw idee om morsetekens op mijn benen te gaan tikken met je pijp, om me aan het verstand te bren gen, dat die vent daar zat. Nou heeft die oude seinhuis-ervaring toch nog nut gehad, Charlie!" maar tegoed. Je zat er niet erg in en ik houd er niet van om zo gemak kelijk van je te winnen". Hij liep zachtjes naar de deur. „Ik kan maar beter weer een ronde gaan maken. Tot morgennacht, Charlie". Hij opende de deur en stapte de gang op. Dan sprong hij potseling terug en strekte een arm. Charlie dook in elkaar. Eén knal en een lange vlam. De w.c.-deur viel zachtjes open en slap jes zakte er een lichaam achter van daan op de vloer. „Ik heb 'em!" schreeuwde Bill, door de kamer op zijn prooi afren nend. „Bel het bureau, Carlie!" Hij gooide het afgezaagde jachtgeweer van zich af en boog zich over de ge maskerde figuur.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 6