Wie puzzelt mee
m
De Snowende
5
ZATERDAG 10 AUGUSTUS 1957
HE LEIDSE COURANT
PAGINA 9
1
2
3
4
6
7
8
9
10
11
12
14
15
16
11
IS
19
2o
21
22
23
24
25
2 6
2/
IS
29
3o
31
32
33
34
35
36
38
39
40
41
42
Jong, Noordeinde 24 te Roeloi
veen won het sieraad en het boek
werd door verloting toegewezen aan
B. J. Hogenboom, Zuideinde 29 in
Rijpwetering.
Horizontaal: 1. 't grootste eiland
van Griekenland, 5. tegenstelling van
licht, 9. jongensnaam, 10. waterstand
(afk.), 12. muzieknoot, 13. meisjes
naam, 14. de Griekse letter p, 15. ho
ge titel op Java, 17. tam, 19. zoon van
Jacob, 20. hoeveelheid eten, 22. gem.
in Zeeland, 23. voegwoord, 24. bij
woord, 25. inwendig lichaamsdeel, 28.
puntje, 31. telwoord, 32. teken in de
dierenriem, 34. bastaarduitgang, 35.
boom, 36. muzieknoot, 37. spil van
een wiel, 39. afkorting van tantalium,
40. overoud wisselgebed, 42. meisjes
naam, 43. alles wat men drinkt.
Verticaal: 1. bindlat, 2. oude lengte
maat, 3. doortochtgeld, 4. bijb. figuur,
5. teer, 6. drank, 7. algemeen kies
recht (afk.), 8. bouwval, 11. plotse
ling, 14. vogel, 16. welaan, 18. bij
woord, 19. lidwoord, 21. wig, 22. vier
voetig dier, 25. schoenvorm, 26. on
bekende (afk.), 27. water in N.Brab.,
29. voorzetsel, 30. plat stuk hout, 32.
steenklomp, 33. korf, 36. aanwijzend
voornaamwoord, 38. mijnheer (Eng.),
40. lidwoord (Fr.), 41. bekende afkor
ting.
Een taart, een sieraad en een boek
staan deze week weer ter beschikking
van allen, die vóór vrijdagmorgen
een juiste oplossing op nevengaande
kruiswoordpuzzel aan de Puzzelre-
daktie van de Leidse Courant hebben
doen toekomen.
OPLOSSING VORIGE WEEK.
Horizontaal: 1. al, 3. are, 5. Est, 8.
Ems, 10. Po, 12. rat, 13. meter, J4. tin,
15. ma, 16. ees, 18. ren, 19. Ulm, 21.
es, 22. Gambia, 25. kramer, 28. erbar
ming, 32. k.o., 34. nl, 35. Ta, 36. in, 37.
ar, 39. pi, 40. Oka, 43. tra, 46. ergo, 48.
die, 49. toe, 51. eed, 53. ets, 55. voor
dag en dauw, 56. Epe, 58. ree, 59. gek,
60. iep, 62. erg, 64. sla, 66. Oss, 67.
on, 68. A.M., 70. at, 71. as, 73. A.B.,
74. p.e., 77. erkenning, 82. Kansas, 84.
moeder, 87. ha, 88. adi, 89, aas, 91.
Ens, 92. om, 94. eis, 95. Malta, 96. ree,
97. nn, 98 aga, 99. Ida, 100. Pan, 101.
Verticaal: 1. arm, 2. laag, 4. roebel,
5. eer, 6. steur, 7. ten, 9. malaga, 10.
pier, 11. ons, 16. Em, 17. sir, 19. urn,
20 mm, 23. An, 24. abt, 25. kin, 26. es,
27. ik, 29. aat, 30. Mia, 31. Ni, 33. ooi,
34. na, 38. re, 39. pot, 41. kever, 42.
morel, 44. regel, 45. pedel, 47. gewis,
48. Dee, 49. tor, 50. Ede, 51. eng, 52.
dak, 54. sok, 57. pen, 61. esp, 63. ga,
64. sté, 65. aan, 66. Ob, 67. os, 69. Mes
dag, 70. aks, 72. sim, 73. agenda, 75.
en, 76. ba, 78. Rai, 79. naald, 80. Noë,
81. de, 82. Kaïn, 83. na, 85. D.S., 86.
roem, 87. hen, 89. aai, 90. sta, 93. mee.
De sigarettenkoker, die we de vo
rige week hebben uitgeloofd, viel ten
deel aan mevr. J. P. Cambier, Utrecht-
Aetherklanken
HILVERSUM I. 402 m.
8.00 VARA, 12.00 AVRO. 17.00 VARA
18.30 VPRO. 19.00 IKOR. 20.00—24.<
AVRO.
8.00 Nieuws en postdiuivenber. 8.18
Visserman, een stervend beroep,
caus. 8.30 Weer of geen weer. 10.00
Geestelijk leven, caus. 10.15 Gram.
i 10.40 Voordr. en gitaar. 11.00 Gram.
j 11.20 Cabaret. 12.00 Gevar.progr. v.
d. strijdkrachten. 12.50 Gram. 13.00
Nieuws. 13.05 Meded of gram. 13.10
i Carillonmuz. 13.20 Gram. 14.00 Boek-
j bespr. 14.30 Radio Filh.ork., Omr.
koor en sol. 15.00 Toespraken en
voordr. 15.45 Cellorecital. 16.05
i Strijkork. 16.30 Sportrevue. 17.00
Gram. 17.30 Voor de jeugd. 17.50
Nieuws en sportuitsl. 18.05 Sport-
journ. 18.30 Ned. Herv. kerkdienst.
19.00 Voor de jeugd. 19.30 De open
deur, caus. 20.00 Nieuws.-20.05 Amus.
muz. 20.35 Offenbach en zijn Parijs,
hoorsp. 21.00 Gevar.progr. 21.50 Act.
22.00 Dansmuz. 22.30 Gram. 23.00
1 Nieuws. 23.1524.00 Etherkoopjes.
HILVERSUM H. 298 m.
8.00 KRO. 9.30 NCRV. 12.15 KRO.
17.00 IKOR. 19.00 NCRV. 19.45—24.00
KRO.
8.00 Nieuws. 8.15 Gram. 8.25 Hoog
mis. 9.30 Nieuws en waterst. 9.45
Geestelijke liederen. 10.00 Gef'ef.
kerkdienst. 11.30 Gram. 12.00 Kamer
orkest, oratoriumver. en sol. 12.15
Gram. 12.00 Apologie. 12.40 Gram.
12.55 Zonnewijzer. 13.00 Nieuws en
kath.nieuws. 13.10 Lichte muz. 13.25
Gram. 13.35 Dansende wilden, caus.
14.00 Vrouwenkoor en soliste. 14.25
Oost en West Berlijn klankb. 14.55
Clavichordrecital. 15.20 Gram. 16.15
Sport. 16.30 Vespers. 17.00 Zang-
dienst. 17.45 De Kerk aan het werk.
18.30 FiLmrubriek. 18.40 Kerklied.
18.45 Pastorale rubriek. 19.00 Ber.
19.05 Bariton en piano. 19.30 Het
Evangelie en het gewone leven, caus.
19.45 Nieuws. 20.00 Gram. 20.30 Act.
20.45 Gram. 20.50 Cabaret. 21.30 De
Wet, hoorsp. 22.40 Gram. 22.45
Avondgebed en lit.kal. 23.00 Nieuws.
23.15—24.00 Gram.
MAANDAG
HILVERSUM I. 402 m.
7.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20—24.00
VARA.
7.00 Nieuws. 7.10 Gym. 7.23. Gram.
8.00 Nieuws. 8.18 Gram. 8.50 Voor
cie vrouw. 9.05 Gram. (9.359.40
Waterst.). 10.00 Voor de oude dag,
caus. 10.05 Morgenwijding. 10.20
Gram. 10.40 Lichte muz. 11.10 Vrou
wenkoor. 11.30 Voor de jeugd. 12.00
Amus.muz. 12.30 Land- en tuinb.
meded. 12.33 Voor het platteland.
12.38 Gram. 13.00 Nieuws. 13.15 Voor
de Middenstand. 13.20 Omr.koor en
orgel. 13.45 Voor de vrouw. 14.00
Altviool en piano. 14.45 Vlieg er eens
uit. 15.10 Negro-spirituals. 15.30 Zes
tig minuten voor boven de zestig.
16.30 Judas Maccabaus, oratorium
(deel II). 17.15 Vakantietips. 18.00
Nieuws en comm. 18.20 Dansmuz.
18.55 Gram. 19.25 Act. 19.35 Gram.
20.00 Nieuws. 20.05 Promenade ork.
en soliste. 20.45 Horen en bezorgen.
21.25 Gram. 21.50 Onderhoudsplicht,
caus. 22.05 Met de plaat op reis, 22.35
Pianoduo. 23.00 Nieuws. 23.1524.00
Gram.
--- mj
7.00 Nieuws. 7.10 Gewijde muz.
7.30 Gram. 7.45 Een woord voor de
dag. 8.00 Nieuws en weerber. 8.15
Gram. 9.00 Voor de zieken. 9.30
Voordr. 9.50 Amus. muz. 10.20 Gram.
10.30 Esthetische etherleergang. 11.15
Gram. 11.25 Vossenjacht. 12.25 Voor
boer en tuinder. 12.30 Land- en tuinb.
meded. 12.33 Lichte muz. 13.53
Gram. of act. 13.00 Nieuws. 13.15
Amus. muz. 13.40 Gram. 14.15 Idem.
14.25 Vocaal ens. 14.45 Voor de
vrouw. 15.16 Gram. 15.40 Sopr. en
piano. 16.00 Bijbellezing. 16.30 Alt
viool en piano. 17.00 Voor de kleu
ters. 17.15 Amus. muz. 17.40 Beurs-
ber. 17.45 Regeringsuitz.Rijksdelen
overzee. Coronie, een district van
Surinaime, door J. L. Wijngaarde.
18.00 Orgelspel. 18.30 Accordeon symf
-ork. 18.50 Boekbespr. 19.00 Nieuws
en weerber. 19.10 Muziek in huise
lijke kring. 19.35 Metropole-ork. klein
koor en sol. 19.50 Gram. 20.00 Radio
krant. 20.20 Jeugdconc. 20.45 De Bos-
se van het Josefsgilde, hoorsp. 21.40
Amus.muz. 22.10 Gram. 22.20 Vocaal
ens. en sol. 22.45 Avondoverdenking.
23.00 Nieuws en SOS-ber. 23.15
24.00 Gram,
TELEVISIEPROGRAMMA
AVRO: 20.30 Televizier. 20.50 Lilm-
premières. 21.2022.00 Herinnerin
geen van verschillende artisten aan
htm eerste gramofoonplaat.
De poëet. A: ,,Ik maak tegen
woordig gedichten".
B: „Al wat verkocht?"
A: „O ja, mijn horloge, mijn vul
pen en mijn fiets".
Ook een manier. „Waarom zei
u tegen die vreemdeling dat het vijf
minuten was van hier naar het sta
tion? 't Is toch wel 'n kwartier!"
„Och, het was zo'n vriendelijke
man en hij was zo warm en moe!"
Liefderijk. Man: „Deze kleine
is verdwaald, vrouwtje. Ik heb hem
maar meegenomen, of hier nu veer
tien of vijftien telgen zijn, dat merk
je toch niet zo".
Vrouw: „Maar man, het is onze
jongste!"
Rommel. Professor, die van een
uitgever een boek toegestuurd ge
kregen heeft, dat hij zelf had ge
schreven, zei: „Eigenaardig, ik ge
loof dat ik die rommel al eens eer
der heb gelezen".
Maar dat niet. „Piloten kunnen
tegenwoordig méér dan vogels!"
schepte een jonge Soesterberger op.
„Zo," zei een toehoorder, „ga jij
Geniet van televisie. Na deze
aankoop jaren in beraad te hebben
gehouden heeft Mac-Tavish een tele
visie-toerei aangeschaft. Doch reeds
de volgende morgen arriveert hij
verontwaardigd in de winkel.
„Functioneert het toestel niet?"
wordt er gevraagd.
„Dat wel", zegt MacTavish.
„Maar het licht is zó slecht dat ik
om m'n krant te lezen nog eens een
aparte lamp moet ontsteken.
Shaw. Een bewonderaar van
Shaw vroeg hem eens: „Gelooft u
j ook, dat mensen die op vrijdag trou
wen verder nun leven lang onge
lukkig zijn?"
„Natuurlijk", zei Shaw, „waarom
zouden mensen die op vrijdag trou-
wen een uitzondering vormen?"
Lui. Voorman: „Waarom draag
jij maar één zak zand, terwijl de
anderen er allemaal twee dragen?"
Arbeider: „Ik denk, dat ze alle
maal te lui zijn om tweemaal te lo
pen!"
Net als thuis. Meneer Pieterse
zat in de trein en nam een sigaar uit
zijn koker, maar vroeg toch eerst
nog beleefdheidshalve aan de dame,
die tegenover hem zat: „U heeft er
toch geen bezwaar tegen, dat ik een
sigaar opsteek?"
Heel vriendelijk en goed bedoeld,
antwoordde zij: „Maar meneer, doet
u toch of u thuis bent!"
„Jammer", mompelde meneer Pie
terse en stak de sigaar weer in zijn
koker.
C IN DE KRANTENTUIN
De kinderen vertellen
Godefrida Bruyne heeft in haar va
kantie nog een verhaal gemaakt over:
DE LEVENSGESCHIEDENIS
VAN EEN KIKKER.
De lente is gekomen^ Nu komen de
kikkers uit de sloten. Ze gooien hun
bruin pakje uit en ze trekken zich een
groen pakje aan. Dit is een beschutten
de kleur, want als hij in het gras zit
en er komt een ooievaar, reiger of ring
slang of wie dan ook, dan zien ze hem
niet zo goed zitten omdat het gras
groen is en de kikker ook.
In de lente legt hij wel 8000 eitjes.
Als hij voor elk ei moes't kwaken had
hij heel wat te doen.
In kikkerdril zit een klein dikkopje.
Het leeft van dril en als het uit het eitje
komt leeft het van rottende waterplan
ten en ander afval.
Als het uit het eitje komt krijgt hij
eerst een achterpootje en iedere keer
als hij een pootje krijgt, wordt zijn
staart kleiner net zo lang totdat hij he
lemaal weg is. Zo lang groeien de poot
jes. Als 's avonds één kikker begint te
kwaken, beginnen ze allemaal. De kik
ker noemen ze niet voor niets de Hol
landse nagtegaal. De kikkers hoeven
niet te drinken, want ze hebben een hele
dunne huid, waar het water doorheen
kan.
Ze hebben ook uitpuilende ogen. De
pad heeft heel dikke wratten op zijn
huid. De waterkikker heeft drie gele
strepen op zijn hug. In Nieuw Guinea
zijn kikkers die zó groot zijn dat ze
wel een kilo wegen. Ze kwaken dan ook
geweldig hard De kikkers zijn heel
nuttig omdat ze slakken, vliegen mug
gen en allerlei kleine beestjes, die scha
delijk zijn, opeten. Een beetje schadelijk
zijn de kikkers wel. omdat ze kuit en
jonge visjes eten. Als ze hun tong uit
willen steken is dat heel gerqakkelijk
omdat hun tong voor in de bek vast zit.
Zo kan hij een heel lange tong maken.
De landkikker heeft een bruin pakje
aan, dit is ook heel veilig, omdat het
zand ook bruin is.
Hanny van Mullekom, Sassenheim
doet voor de eerste keer mee er. stuur
de al dadelijk een verhaaltje in, het
heet:
DAT KWAM ER VAN.
„André!" riep Martien.
„Ha, die Martien!"
„Jó ga je mee?"
„Waar naar toe?"
„Dat zal ie wel zien".
„Nee, ik ga niet mee. als ik niet weet
waarheen".
„Nou vooruit dan maar. omdat je
mijn vriend ben. Moet je luisteren. Boer
Knolleman heeft een boomgaard, dat
weet je toch wel? Nou jó, daar zijn zo'n
fijne appels. Ga je mee er een paar pluk
ken?- Er hangen er toch genoeg".
„Nee, beslist niet. Het is warempel
nog stelen ook".
„Ha, die is bang!"
„Ik bang?"
..Ja Jij!"
„Daar hoef ik toch zeker niet bang
voor te zijn".
„Nou waarom ga je dan niet?"
,„Nou vooruit dan".
En daar-gingen ze, alle twee een beet
je bang, maar dat lieten ze aan elkaar
niet merken. Toen ze aankwamen zei
Martien:
„Klim jij er in of ik?"
„Ik zal het wel doen", zei André, om
te laten zien dat hij niet bang was.
Maar hij was wèl bang. Hij klom er in,
haalde een scheur in zijn broek en toen
hij even uit wou rusten, gaf Martien
opeens een gil.
„Daar komt de boer aan!!"
In z'n angst sprong André naar be
neden en viel op de grond. De boer,
die helemaal niet gemerkt had, dat er
een paar kwajongens in de tuin zaten,
kwam juist een paar appels plukken
voor vrouw en kinderen. Hij kwam nu
direkt op het geschreeuw af.
„Wat mot dat?" riep hij boos.
„André", fluisterde Martien.
Maar André zei niets, hij lag stil op
de grond.
„Nou, wat mot dat?" riep hij nog een
keer.
„Baas we wilden een paar appels heb
ben", zei Martien zachtjes.
„Kun je die niet bij je moeder halen".
„Die heeft er maar een paar".
„Maar dan hoef je ze nog niet bij 'n
ander weg te nemen", en toen hij bij
de jongens gekomen was, vervolgde hij:
..Laten we nu een kijken, wat er met
die jongen gebeurd is".
Martien had zijn vriend helemaal
vergeten, Hij zat vol schrammen en was
nog steeds bewusteloos.
„Haal een dokter", zei de boer tegen
Martien.
De dokter was er al gauw. Hij onder
zocht hem en zei: „Een gebroken been".
„Een gebroken been", riep Martien
verschrikt.
„Waarschuw zijn moeder", zei hij
tot Martien „Ondertussen breng ik hem
naar het ziekenhuis".
Na vier weken kwam hij weer thuis
en toen was hij op school een heel eind
achter. Zijn vriendje kwam hem elke
dag huiswerk brengen want hij mocht
nog niet naar school.
Nellie ZUerveld, Ter Aar heeft met
haar zusje samen een versje gemaakt
en nu moeten ze dat saampjes aan de
kinderen voordragen.
DE SLIMME KABOUTER-
Er was eens. ja kijk maar niet raar.
Een toverheks met piekhaar.
Toen zei ze: „hokus, pokus, pas,
Ik wou dat ik niet zo hongerig was.
Maar ik ga, hiki, piki, pas.
Eens naar de kabouters in het bos.
Daar vang ik een kabouter zonder
baard.
„Dat is heus de moeite waard".
In het bos ging ze hiki, hiki, paan.
Achter een dikke boomstam staan,
Totdat ze zo'n kabouter zag.
Ze pakte het ventje, ach,
En stopte hem paki, maki, sok.
Meteen in een donker hok.
Wat huilde de kabouter toen.
Hij zag de heks het vuur aandoen.
Toen pakte de heks alvast
Een grote pan uit haar kast.
Toen trok de kabouter heel ras,
Zijn broekje uit. zijn muts en jas.
En stopte alles vol met stro.
Zo'n slimme kabouter toch, O! O!
Dan haalde de heks uit haar trui,
Een gele dikke ui.
Wat kikkervet en een mier
En kookte het toen een kwartier.
Toen pakte ze de strooien pop.
En deed hem in het kokend sop.
Maar de kabouter ging heel vlug,
Weer naar het bos terug.
De heks nam toen een grote hap
Van die lekkere dikke pap.
Er vloog een dikke klont.
Achter in haar mond.
Nooit vangt de heks kabouters meer,
Want haar keel doet nu nog zeer.
EEN LEUK POPPENSPEL.
Ik ga spelen met de poppen.
Voor de poppen kousen stoppen,
En een warm jasje maken.
Want ik ga een sneeuwpop maken.
O, wat een leuke sneeuwpop wordt dat.
De pop vindt het ook heel wat.
Nu is de winter weer voorbij.
En de lente is weer nabij.
En nu is het weer groot feest.
Al de vriendinnen vierden feest.
Er is nog nooit zo'n lol geweest.
Van moeder kreeg ze een mooie ring.
Ze dansten allemaal in de kring.
Ze kreeg haar mooie jurk aan.
En daarna zijn ze naar h,uis gegaan.
Nu is het feest alweer voorbij.
Maar met de ring bleef ze steeds blij.
Nu moet ze weer gaan leren.
Doch nu in haar gewone kleren.
Net als op de andere dagen.
Zonder er over te klagen.
Barrie van der Meer R.A.veen heeft
ook haar best gedaan op een verhaaltje
en omdat het voor de eerste keer is.
komt het in de krant. Je blijft je best
maar doen Barrie.
IN HET ZWEMBAD.
Marijke en Annetje waren in het
zwembad. Ze hadden veel pret die twee
maar ze konden nog niet zwemmen en
daarom gingen ze maar wat kunstjes
doen.
Marijke was de oudste, dus die moest
alles voordoen. Marijke ging achterin
springen en ging helemaal naar onde
ren.
„Zal ik dat ook doen?" vroeg haar
zusje, maar net had ze het gezegd of
er kwam een grote jongen en die duwde
haar in het water.
„Ben ik ook naar onderen geweest?",
vroeg ze lachend toen ze weer boven
was. Ze gingen nu een ander kunstje
doen.
Marijke zei: „Ik weet wat. Hier kan
je nog net staan en als je op de grond
staat, dan moet je je hand boven wa
ter steken, dan kan ik zien hoe diep je
staat".
„Dat is goed", zei Annette. „Dat zal
ik doen".
Ze sprong er in en ging staan. Ja
hoor, haar topjes van de vingers kwa
men er boven uit. Ze liep nog wat ver
der en toen zag je haar handje niet
meer.
„Heb ik het goed gedaan?" vroeg ze.
„Voor 't laatste ben je nog wat te
klein", ze'i Marijke wijs.
„Wat zullen we nu gaan doen? Kijk
eens naar dat meisje .die is aan het
aardappelen koken. Dat gaan wij ook
doen".
„Mij best", vond Annetje.
„Kijk dat hoort zo. Ik ga onder wa
ter zitten en dan maar hard blazen,
dan komen er allemaal borrels boven
je hoofd". Dat gingen ze nu samen doen.
Eerst deed Marijke het en Annette
moest kijken of de borrels groot waren.
Daarna moest zij het ook doen. Zo ble
ven ze nog een tijdje fyn spelen tot het
fluitje ging en ze uit het water moes
ten. Toen ze thuis kwamen vertelden ze
alles in geuren en kleuren.
EEN LEUK SPELLETJE.
Als je met een stel kinderen eens echt
plezier wil hebben, moet je het volgen
de spelletje eens proberen. Je kiest één
van je vriendjes of vriendinnetjes uit en
laat hem op een stoel plaats nemen. Dan
neem je een klein geldstukje, maak het
ongemerkt nat aan één kant en druk
het met die natte kant tegen het voor
hoofd van het zittende kind, juist even
boven de ogen. Dan ga je weg en je
r.eemt ongemerkt het geldstukje mee.
Dan zeg je. dat hij of zij proberen
moet het geldstukje te doen vallen zon
der er met de handen aan te komen.
Het kind begint dan hevig met het hoofd
te schudden en het voorhoofd te fron
sen, want het heeft het gevoel dat het
geldstukje er nog altijd op zit. Ieder
een heeft natuurlijk reuze schik. Pro
beer het maar eens.
VERSTOPPERTJE
Alle kinderen verlaten de kamer, op
één na. Deze neemt het een of ander
klein voorwerp en verstopt het zó, dat
er nog een klein tipje te zien blijft.
Is dit gebeurd dan worden de anderen
binnen ge -oepen. Ze moeten nu alle
maal het verstopte voorwerp zoeken.
Je moet natuurlijk zeggen welk voor
werp je verstopt hebt b.v. een klosje of
een pijp enz.
Wanneer een kind het voorwerp heeft
gevonden mag hij niets zeggen of la
ten merken maar gaat op een stoel zit
ten Ten slotte zullen er nog maar een
paar overblijven en het is een grappig
gezicht hoe ze allemaal druk bezig zijn
met zoeken, om toch vooral maar niet de
laatste te worden.
HARINGSPEL.
Het aantal meespelende kinderen is
onbeperkt. Elk kind knoopt een touw
om zijn middel, dat tot op de grond
reikt. Aan het eind van dit trouwtje is
een papieren visje bevestigd, d.i. een
gewoon stookje papier dat ongeveer de
vorm heeft van een vis. Elk kind moet
nu proberen op de vis van een ander
te trappen en het zo af te scheuren
maar tegelijk moet hij oppassen dat
iemand zijn vis niet kwijt maakt. Wan
neer het visje is afgerukt verdwijnt het
kind uit het spel. Wie 't laatst over
blijft is winnaar.
VISNET
Hiervoor is nodig een stokje, waaraan
een vrij lang, dun touw is vastgemaakt
en de kinderen zitten allemaal om de
tafel. In het touw maken we een lus,
die dicht getrokken kan worden. Eén
van de kinderen is de visser, d.w.z. hij
heeft de stok in de hand en de lus ligt
wijd open en plat op de tafel.
Nu begint de visser te zeggen: „er ln"
en alle wijsvingers worden in de lus ge
zet. „Er „uit" alle wijsvingers verdwij
nen uit de lus. De visser zegt het nu
steeds sneller. Op een gegeven ogenblik
haalt de visser plotseling op en de lus
trekt dicht, terwijl er één of meerdere
vissen zijn gevangen. Wie gevangen is
geeft een pand. Twee keer mag de vin
ger gevangen zijn en dan is de speler
af.
Het spel eindigt als er nog één kind
over is en dat is dan de winnaar.
Beste neefjes en nichtjes, deze keer
is het niet: „tot de volgende week",
maar: „tot over drie weken", want we
gaan twee weken op vakantie.
Veel plezier dus allemaal.
TANTE JO EN OOM TOON.
(63)
ICltf mxkk unr m ummttm wit, onr mewut
1 miu x rmopmm xmurt