Wie puzzelt mee m De Snowende 5 ZATERDAG 10 AUGUSTUS 1957 HE LEIDSE COURANT PAGINA 9 1 2 3 4 6 7 8 9 10 11 12 14 15 16 11 IS 19 2o 21 22 23 24 25 2 6 2/ IS 29 3o 31 32 33 34 35 36 38 39 40 41 42 Jong, Noordeinde 24 te Roeloi veen won het sieraad en het boek werd door verloting toegewezen aan B. J. Hogenboom, Zuideinde 29 in Rijpwetering. Horizontaal: 1. 't grootste eiland van Griekenland, 5. tegenstelling van licht, 9. jongensnaam, 10. waterstand (afk.), 12. muzieknoot, 13. meisjes naam, 14. de Griekse letter p, 15. ho ge titel op Java, 17. tam, 19. zoon van Jacob, 20. hoeveelheid eten, 22. gem. in Zeeland, 23. voegwoord, 24. bij woord, 25. inwendig lichaamsdeel, 28. puntje, 31. telwoord, 32. teken in de dierenriem, 34. bastaarduitgang, 35. boom, 36. muzieknoot, 37. spil van een wiel, 39. afkorting van tantalium, 40. overoud wisselgebed, 42. meisjes naam, 43. alles wat men drinkt. Verticaal: 1. bindlat, 2. oude lengte maat, 3. doortochtgeld, 4. bijb. figuur, 5. teer, 6. drank, 7. algemeen kies recht (afk.), 8. bouwval, 11. plotse ling, 14. vogel, 16. welaan, 18. bij woord, 19. lidwoord, 21. wig, 22. vier voetig dier, 25. schoenvorm, 26. on bekende (afk.), 27. water in N.Brab., 29. voorzetsel, 30. plat stuk hout, 32. steenklomp, 33. korf, 36. aanwijzend voornaamwoord, 38. mijnheer (Eng.), 40. lidwoord (Fr.), 41. bekende afkor ting. Een taart, een sieraad en een boek staan deze week weer ter beschikking van allen, die vóór vrijdagmorgen een juiste oplossing op nevengaande kruiswoordpuzzel aan de Puzzelre- daktie van de Leidse Courant hebben doen toekomen. OPLOSSING VORIGE WEEK. Horizontaal: 1. al, 3. are, 5. Est, 8. Ems, 10. Po, 12. rat, 13. meter, J4. tin, 15. ma, 16. ees, 18. ren, 19. Ulm, 21. es, 22. Gambia, 25. kramer, 28. erbar ming, 32. k.o., 34. nl, 35. Ta, 36. in, 37. ar, 39. pi, 40. Oka, 43. tra, 46. ergo, 48. die, 49. toe, 51. eed, 53. ets, 55. voor dag en dauw, 56. Epe, 58. ree, 59. gek, 60. iep, 62. erg, 64. sla, 66. Oss, 67. on, 68. A.M., 70. at, 71. as, 73. A.B., 74. p.e., 77. erkenning, 82. Kansas, 84. moeder, 87. ha, 88. adi, 89, aas, 91. Ens, 92. om, 94. eis, 95. Malta, 96. ree, 97. nn, 98 aga, 99. Ida, 100. Pan, 101. Verticaal: 1. arm, 2. laag, 4. roebel, 5. eer, 6. steur, 7. ten, 9. malaga, 10. pier, 11. ons, 16. Em, 17. sir, 19. urn, 20 mm, 23. An, 24. abt, 25. kin, 26. es, 27. ik, 29. aat, 30. Mia, 31. Ni, 33. ooi, 34. na, 38. re, 39. pot, 41. kever, 42. morel, 44. regel, 45. pedel, 47. gewis, 48. Dee, 49. tor, 50. Ede, 51. eng, 52. dak, 54. sok, 57. pen, 61. esp, 63. ga, 64. sté, 65. aan, 66. Ob, 67. os, 69. Mes dag, 70. aks, 72. sim, 73. agenda, 75. en, 76. ba, 78. Rai, 79. naald, 80. Noë, 81. de, 82. Kaïn, 83. na, 85. D.S., 86. roem, 87. hen, 89. aai, 90. sta, 93. mee. De sigarettenkoker, die we de vo rige week hebben uitgeloofd, viel ten deel aan mevr. J. P. Cambier, Utrecht- Aetherklanken HILVERSUM I. 402 m. 8.00 VARA, 12.00 AVRO. 17.00 VARA 18.30 VPRO. 19.00 IKOR. 20.00—24.< AVRO. 8.00 Nieuws en postdiuivenber. 8.18 Visserman, een stervend beroep, caus. 8.30 Weer of geen weer. 10.00 Geestelijk leven, caus. 10.15 Gram. i 10.40 Voordr. en gitaar. 11.00 Gram. j 11.20 Cabaret. 12.00 Gevar.progr. v. d. strijdkrachten. 12.50 Gram. 13.00 Nieuws. 13.05 Meded of gram. 13.10 i Carillonmuz. 13.20 Gram. 14.00 Boek- j bespr. 14.30 Radio Filh.ork., Omr. koor en sol. 15.00 Toespraken en voordr. 15.45 Cellorecital. 16.05 i Strijkork. 16.30 Sportrevue. 17.00 Gram. 17.30 Voor de jeugd. 17.50 Nieuws en sportuitsl. 18.05 Sport- journ. 18.30 Ned. Herv. kerkdienst. 19.00 Voor de jeugd. 19.30 De open deur, caus. 20.00 Nieuws.-20.05 Amus. muz. 20.35 Offenbach en zijn Parijs, hoorsp. 21.00 Gevar.progr. 21.50 Act. 22.00 Dansmuz. 22.30 Gram. 23.00 1 Nieuws. 23.1524.00 Etherkoopjes. HILVERSUM H. 298 m. 8.00 KRO. 9.30 NCRV. 12.15 KRO. 17.00 IKOR. 19.00 NCRV. 19.45—24.00 KRO. 8.00 Nieuws. 8.15 Gram. 8.25 Hoog mis. 9.30 Nieuws en waterst. 9.45 Geestelijke liederen. 10.00 Gef'ef. kerkdienst. 11.30 Gram. 12.00 Kamer orkest, oratoriumver. en sol. 12.15 Gram. 12.00 Apologie. 12.40 Gram. 12.55 Zonnewijzer. 13.00 Nieuws en kath.nieuws. 13.10 Lichte muz. 13.25 Gram. 13.35 Dansende wilden, caus. 14.00 Vrouwenkoor en soliste. 14.25 Oost en West Berlijn klankb. 14.55 Clavichordrecital. 15.20 Gram. 16.15 Sport. 16.30 Vespers. 17.00 Zang- dienst. 17.45 De Kerk aan het werk. 18.30 FiLmrubriek. 18.40 Kerklied. 18.45 Pastorale rubriek. 19.00 Ber. 19.05 Bariton en piano. 19.30 Het Evangelie en het gewone leven, caus. 19.45 Nieuws. 20.00 Gram. 20.30 Act. 20.45 Gram. 20.50 Cabaret. 21.30 De Wet, hoorsp. 22.40 Gram. 22.45 Avondgebed en lit.kal. 23.00 Nieuws. 23.15—24.00 Gram. MAANDAG HILVERSUM I. 402 m. 7.00 VARA. 10.00 VPRO. 10.20—24.00 VARA. 7.00 Nieuws. 7.10 Gym. 7.23. Gram. 8.00 Nieuws. 8.18 Gram. 8.50 Voor cie vrouw. 9.05 Gram. (9.359.40 Waterst.). 10.00 Voor de oude dag, caus. 10.05 Morgenwijding. 10.20 Gram. 10.40 Lichte muz. 11.10 Vrou wenkoor. 11.30 Voor de jeugd. 12.00 Amus.muz. 12.30 Land- en tuinb. meded. 12.33 Voor het platteland. 12.38 Gram. 13.00 Nieuws. 13.15 Voor de Middenstand. 13.20 Omr.koor en orgel. 13.45 Voor de vrouw. 14.00 Altviool en piano. 14.45 Vlieg er eens uit. 15.10 Negro-spirituals. 15.30 Zes tig minuten voor boven de zestig. 16.30 Judas Maccabaus, oratorium (deel II). 17.15 Vakantietips. 18.00 Nieuws en comm. 18.20 Dansmuz. 18.55 Gram. 19.25 Act. 19.35 Gram. 20.00 Nieuws. 20.05 Promenade ork. en soliste. 20.45 Horen en bezorgen. 21.25 Gram. 21.50 Onderhoudsplicht, caus. 22.05 Met de plaat op reis, 22.35 Pianoduo. 23.00 Nieuws. 23.1524.00 Gram. --- mj 7.00 Nieuws. 7.10 Gewijde muz. 7.30 Gram. 7.45 Een woord voor de dag. 8.00 Nieuws en weerber. 8.15 Gram. 9.00 Voor de zieken. 9.30 Voordr. 9.50 Amus. muz. 10.20 Gram. 10.30 Esthetische etherleergang. 11.15 Gram. 11.25 Vossenjacht. 12.25 Voor boer en tuinder. 12.30 Land- en tuinb. meded. 12.33 Lichte muz. 13.53 Gram. of act. 13.00 Nieuws. 13.15 Amus. muz. 13.40 Gram. 14.15 Idem. 14.25 Vocaal ens. 14.45 Voor de vrouw. 15.16 Gram. 15.40 Sopr. en piano. 16.00 Bijbellezing. 16.30 Alt viool en piano. 17.00 Voor de kleu ters. 17.15 Amus. muz. 17.40 Beurs- ber. 17.45 Regeringsuitz.Rijksdelen overzee. Coronie, een district van Surinaime, door J. L. Wijngaarde. 18.00 Orgelspel. 18.30 Accordeon symf -ork. 18.50 Boekbespr. 19.00 Nieuws en weerber. 19.10 Muziek in huise lijke kring. 19.35 Metropole-ork. klein koor en sol. 19.50 Gram. 20.00 Radio krant. 20.20 Jeugdconc. 20.45 De Bos- se van het Josefsgilde, hoorsp. 21.40 Amus.muz. 22.10 Gram. 22.20 Vocaal ens. en sol. 22.45 Avondoverdenking. 23.00 Nieuws en SOS-ber. 23.15 24.00 Gram, TELEVISIEPROGRAMMA AVRO: 20.30 Televizier. 20.50 Lilm- premières. 21.2022.00 Herinnerin geen van verschillende artisten aan htm eerste gramofoonplaat. De poëet. A: ,,Ik maak tegen woordig gedichten". B: „Al wat verkocht?" A: „O ja, mijn horloge, mijn vul pen en mijn fiets". Ook een manier. „Waarom zei u tegen die vreemdeling dat het vijf minuten was van hier naar het sta tion? 't Is toch wel 'n kwartier!" „Och, het was zo'n vriendelijke man en hij was zo warm en moe!" Liefderijk. Man: „Deze kleine is verdwaald, vrouwtje. Ik heb hem maar meegenomen, of hier nu veer tien of vijftien telgen zijn, dat merk je toch niet zo". Vrouw: „Maar man, het is onze jongste!" Rommel. Professor, die van een uitgever een boek toegestuurd ge kregen heeft, dat hij zelf had ge schreven, zei: „Eigenaardig, ik ge loof dat ik die rommel al eens eer der heb gelezen". Maar dat niet. „Piloten kunnen tegenwoordig méér dan vogels!" schepte een jonge Soesterberger op. „Zo," zei een toehoorder, „ga jij Geniet van televisie. Na deze aankoop jaren in beraad te hebben gehouden heeft Mac-Tavish een tele visie-toerei aangeschaft. Doch reeds de volgende morgen arriveert hij verontwaardigd in de winkel. „Functioneert het toestel niet?" wordt er gevraagd. „Dat wel", zegt MacTavish. „Maar het licht is zó slecht dat ik om m'n krant te lezen nog eens een aparte lamp moet ontsteken. Shaw. Een bewonderaar van Shaw vroeg hem eens: „Gelooft u j ook, dat mensen die op vrijdag trou wen verder nun leven lang onge lukkig zijn?" „Natuurlijk", zei Shaw, „waarom zouden mensen die op vrijdag trou- wen een uitzondering vormen?" Lui. Voorman: „Waarom draag jij maar één zak zand, terwijl de anderen er allemaal twee dragen?" Arbeider: „Ik denk, dat ze alle maal te lui zijn om tweemaal te lo pen!" Net als thuis. Meneer Pieterse zat in de trein en nam een sigaar uit zijn koker, maar vroeg toch eerst nog beleefdheidshalve aan de dame, die tegenover hem zat: „U heeft er toch geen bezwaar tegen, dat ik een sigaar opsteek?" Heel vriendelijk en goed bedoeld, antwoordde zij: „Maar meneer, doet u toch of u thuis bent!" „Jammer", mompelde meneer Pie terse en stak de sigaar weer in zijn koker. C IN DE KRANTENTUIN De kinderen vertellen Godefrida Bruyne heeft in haar va kantie nog een verhaal gemaakt over: DE LEVENSGESCHIEDENIS VAN EEN KIKKER. De lente is gekomen^ Nu komen de kikkers uit de sloten. Ze gooien hun bruin pakje uit en ze trekken zich een groen pakje aan. Dit is een beschutten de kleur, want als hij in het gras zit en er komt een ooievaar, reiger of ring slang of wie dan ook, dan zien ze hem niet zo goed zitten omdat het gras groen is en de kikker ook. In de lente legt hij wel 8000 eitjes. Als hij voor elk ei moes't kwaken had hij heel wat te doen. In kikkerdril zit een klein dikkopje. Het leeft van dril en als het uit het eitje komt leeft het van rottende waterplan ten en ander afval. Als het uit het eitje komt krijgt hij eerst een achterpootje en iedere keer als hij een pootje krijgt, wordt zijn staart kleiner net zo lang totdat hij he lemaal weg is. Zo lang groeien de poot jes. Als 's avonds één kikker begint te kwaken, beginnen ze allemaal. De kik ker noemen ze niet voor niets de Hol landse nagtegaal. De kikkers hoeven niet te drinken, want ze hebben een hele dunne huid, waar het water doorheen kan. Ze hebben ook uitpuilende ogen. De pad heeft heel dikke wratten op zijn huid. De waterkikker heeft drie gele strepen op zijn hug. In Nieuw Guinea zijn kikkers die zó groot zijn dat ze wel een kilo wegen. Ze kwaken dan ook geweldig hard De kikkers zijn heel nuttig omdat ze slakken, vliegen mug gen en allerlei kleine beestjes, die scha delijk zijn, opeten. Een beetje schadelijk zijn de kikkers wel. omdat ze kuit en jonge visjes eten. Als ze hun tong uit willen steken is dat heel gerqakkelijk omdat hun tong voor in de bek vast zit. Zo kan hij een heel lange tong maken. De landkikker heeft een bruin pakje aan, dit is ook heel veilig, omdat het zand ook bruin is. Hanny van Mullekom, Sassenheim doet voor de eerste keer mee er. stuur de al dadelijk een verhaaltje in, het heet: DAT KWAM ER VAN. „André!" riep Martien. „Ha, die Martien!" „Jó ga je mee?" „Waar naar toe?" „Dat zal ie wel zien". „Nee, ik ga niet mee. als ik niet weet waarheen". „Nou vooruit dan maar. omdat je mijn vriend ben. Moet je luisteren. Boer Knolleman heeft een boomgaard, dat weet je toch wel? Nou jó, daar zijn zo'n fijne appels. Ga je mee er een paar pluk ken?- Er hangen er toch genoeg". „Nee, beslist niet. Het is warempel nog stelen ook". „Ha, die is bang!" „Ik bang?" ..Ja Jij!" „Daar hoef ik toch zeker niet bang voor te zijn". „Nou waarom ga je dan niet?" ,„Nou vooruit dan". En daar-gingen ze, alle twee een beet je bang, maar dat lieten ze aan elkaar niet merken. Toen ze aankwamen zei Martien: „Klim jij er in of ik?" „Ik zal het wel doen", zei André, om te laten zien dat hij niet bang was. Maar hij was wèl bang. Hij klom er in, haalde een scheur in zijn broek en toen hij even uit wou rusten, gaf Martien opeens een gil. „Daar komt de boer aan!!" In z'n angst sprong André naar be neden en viel op de grond. De boer, die helemaal niet gemerkt had, dat er een paar kwajongens in de tuin zaten, kwam juist een paar appels plukken voor vrouw en kinderen. Hij kwam nu direkt op het geschreeuw af. „Wat mot dat?" riep hij boos. „André", fluisterde Martien. Maar André zei niets, hij lag stil op de grond. „Nou, wat mot dat?" riep hij nog een keer. „Baas we wilden een paar appels heb ben", zei Martien zachtjes. „Kun je die niet bij je moeder halen". „Die heeft er maar een paar". „Maar dan hoef je ze nog niet bij 'n ander weg te nemen", en toen hij bij de jongens gekomen was, vervolgde hij: ..Laten we nu een kijken, wat er met die jongen gebeurd is". Martien had zijn vriend helemaal vergeten, Hij zat vol schrammen en was nog steeds bewusteloos. „Haal een dokter", zei de boer tegen Martien. De dokter was er al gauw. Hij onder zocht hem en zei: „Een gebroken been". „Een gebroken been", riep Martien verschrikt. „Waarschuw zijn moeder", zei hij tot Martien „Ondertussen breng ik hem naar het ziekenhuis". Na vier weken kwam hij weer thuis en toen was hij op school een heel eind achter. Zijn vriendje kwam hem elke dag huiswerk brengen want hij mocht nog niet naar school. Nellie ZUerveld, Ter Aar heeft met haar zusje samen een versje gemaakt en nu moeten ze dat saampjes aan de kinderen voordragen. DE SLIMME KABOUTER- Er was eens. ja kijk maar niet raar. Een toverheks met piekhaar. Toen zei ze: „hokus, pokus, pas, Ik wou dat ik niet zo hongerig was. Maar ik ga, hiki, piki, pas. Eens naar de kabouters in het bos. Daar vang ik een kabouter zonder baard. „Dat is heus de moeite waard". In het bos ging ze hiki, hiki, paan. Achter een dikke boomstam staan, Totdat ze zo'n kabouter zag. Ze pakte het ventje, ach, En stopte hem paki, maki, sok. Meteen in een donker hok. Wat huilde de kabouter toen. Hij zag de heks het vuur aandoen. Toen pakte de heks alvast Een grote pan uit haar kast. Toen trok de kabouter heel ras, Zijn broekje uit. zijn muts en jas. En stopte alles vol met stro. Zo'n slimme kabouter toch, O! O! Dan haalde de heks uit haar trui, Een gele dikke ui. Wat kikkervet en een mier En kookte het toen een kwartier. Toen pakte ze de strooien pop. En deed hem in het kokend sop. Maar de kabouter ging heel vlug, Weer naar het bos terug. De heks nam toen een grote hap Van die lekkere dikke pap. Er vloog een dikke klont. Achter in haar mond. Nooit vangt de heks kabouters meer, Want haar keel doet nu nog zeer. EEN LEUK POPPENSPEL. Ik ga spelen met de poppen. Voor de poppen kousen stoppen, En een warm jasje maken. Want ik ga een sneeuwpop maken. O, wat een leuke sneeuwpop wordt dat. De pop vindt het ook heel wat. Nu is de winter weer voorbij. En de lente is weer nabij. En nu is het weer groot feest. Al de vriendinnen vierden feest. Er is nog nooit zo'n lol geweest. Van moeder kreeg ze een mooie ring. Ze dansten allemaal in de kring. Ze kreeg haar mooie jurk aan. En daarna zijn ze naar h,uis gegaan. Nu is het feest alweer voorbij. Maar met de ring bleef ze steeds blij. Nu moet ze weer gaan leren. Doch nu in haar gewone kleren. Net als op de andere dagen. Zonder er over te klagen. Barrie van der Meer R.A.veen heeft ook haar best gedaan op een verhaaltje en omdat het voor de eerste keer is. komt het in de krant. Je blijft je best maar doen Barrie. IN HET ZWEMBAD. Marijke en Annetje waren in het zwembad. Ze hadden veel pret die twee maar ze konden nog niet zwemmen en daarom gingen ze maar wat kunstjes doen. Marijke was de oudste, dus die moest alles voordoen. Marijke ging achterin springen en ging helemaal naar onde ren. „Zal ik dat ook doen?" vroeg haar zusje, maar net had ze het gezegd of er kwam een grote jongen en die duwde haar in het water. „Ben ik ook naar onderen geweest?", vroeg ze lachend toen ze weer boven was. Ze gingen nu een ander kunstje doen. Marijke zei: „Ik weet wat. Hier kan je nog net staan en als je op de grond staat, dan moet je je hand boven wa ter steken, dan kan ik zien hoe diep je staat". „Dat is goed", zei Annette. „Dat zal ik doen". Ze sprong er in en ging staan. Ja hoor, haar topjes van de vingers kwa men er boven uit. Ze liep nog wat ver der en toen zag je haar handje niet meer. „Heb ik het goed gedaan?" vroeg ze. „Voor 't laatste ben je nog wat te klein", ze'i Marijke wijs. „Wat zullen we nu gaan doen? Kijk eens naar dat meisje .die is aan het aardappelen koken. Dat gaan wij ook doen". „Mij best", vond Annetje. „Kijk dat hoort zo. Ik ga onder wa ter zitten en dan maar hard blazen, dan komen er allemaal borrels boven je hoofd". Dat gingen ze nu samen doen. Eerst deed Marijke het en Annette moest kijken of de borrels groot waren. Daarna moest zij het ook doen. Zo ble ven ze nog een tijdje fyn spelen tot het fluitje ging en ze uit het water moes ten. Toen ze thuis kwamen vertelden ze alles in geuren en kleuren. EEN LEUK SPELLETJE. Als je met een stel kinderen eens echt plezier wil hebben, moet je het volgen de spelletje eens proberen. Je kiest één van je vriendjes of vriendinnetjes uit en laat hem op een stoel plaats nemen. Dan neem je een klein geldstukje, maak het ongemerkt nat aan één kant en druk het met die natte kant tegen het voor hoofd van het zittende kind, juist even boven de ogen. Dan ga je weg en je r.eemt ongemerkt het geldstukje mee. Dan zeg je. dat hij of zij proberen moet het geldstukje te doen vallen zon der er met de handen aan te komen. Het kind begint dan hevig met het hoofd te schudden en het voorhoofd te fron sen, want het heeft het gevoel dat het geldstukje er nog altijd op zit. Ieder een heeft natuurlijk reuze schik. Pro beer het maar eens. VERSTOPPERTJE Alle kinderen verlaten de kamer, op één na. Deze neemt het een of ander klein voorwerp en verstopt het zó, dat er nog een klein tipje te zien blijft. Is dit gebeurd dan worden de anderen binnen ge -oepen. Ze moeten nu alle maal het verstopte voorwerp zoeken. Je moet natuurlijk zeggen welk voor werp je verstopt hebt b.v. een klosje of een pijp enz. Wanneer een kind het voorwerp heeft gevonden mag hij niets zeggen of la ten merken maar gaat op een stoel zit ten Ten slotte zullen er nog maar een paar overblijven en het is een grappig gezicht hoe ze allemaal druk bezig zijn met zoeken, om toch vooral maar niet de laatste te worden. HARINGSPEL. Het aantal meespelende kinderen is onbeperkt. Elk kind knoopt een touw om zijn middel, dat tot op de grond reikt. Aan het eind van dit trouwtje is een papieren visje bevestigd, d.i. een gewoon stookje papier dat ongeveer de vorm heeft van een vis. Elk kind moet nu proberen op de vis van een ander te trappen en het zo af te scheuren maar tegelijk moet hij oppassen dat iemand zijn vis niet kwijt maakt. Wan neer het visje is afgerukt verdwijnt het kind uit het spel. Wie 't laatst over blijft is winnaar. VISNET Hiervoor is nodig een stokje, waaraan een vrij lang, dun touw is vastgemaakt en de kinderen zitten allemaal om de tafel. In het touw maken we een lus, die dicht getrokken kan worden. Eén van de kinderen is de visser, d.w.z. hij heeft de stok in de hand en de lus ligt wijd open en plat op de tafel. Nu begint de visser te zeggen: „er ln" en alle wijsvingers worden in de lus ge zet. „Er „uit" alle wijsvingers verdwij nen uit de lus. De visser zegt het nu steeds sneller. Op een gegeven ogenblik haalt de visser plotseling op en de lus trekt dicht, terwijl er één of meerdere vissen zijn gevangen. Wie gevangen is geeft een pand. Twee keer mag de vin ger gevangen zijn en dan is de speler af. Het spel eindigt als er nog één kind over is en dat is dan de winnaar. Beste neefjes en nichtjes, deze keer is het niet: „tot de volgende week", maar: „tot over drie weken", want we gaan twee weken op vakantie. Veel plezier dus allemaal. TANTE JO EN OOM TOON. (63) ICltf mxkk unr m ummttm wit, onr mewut 1 miu x rmopmm xmurt

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 11