DE ONDERGANG VAN
DE „ONZINKBARE"
Enorme scheepsramp markeerde de kentering der tijden
A
foö
Na 45 jaar is de
„Titanic" nog niet vergeten
ZO UIT T LEVEN GEGREPEN
Hij had veel kunnen doen
maar dat nu juist niet
ZATERDAG 26 JANUARI 1957
DE LETDSE COURANT
„TITANIC"
ZatgeCaaA gezetacftap zag het gevaat niet Ut
In april van dit jaar zal het 45 jaar geleden zijn, dat er op de Oceaan een
scheepsramp plaats vond, welke z'n weerga niet vindt in de geschiedenis,
n.l. de ondergang van de „Titanic". Nu bijna een halve eeuw later
spreekt men er nos wel over, want onder de oudere generatie is er geen,
die zich deze ramp niet herinnert. Het was niet alleen het record-aantal
slachtoffers, dat in de golven vaD de Oceaan omkwam niet minder dan
1400 a 1500, het juiste getal is niet bekend maar het waren ook de om
standigheden, welke deze tragedie op zee tot een gebeurtenis maakten van
legendarische grootte. In het licht van de twee jaar later volgende wereld
oorlog begon men de ramp van de „Titanic"' te zien als een voorbode van
het grote onheil dat de mensheid in 1914 overvallen zou en als de tragische
afsluiting van een heel tijdperk, het tijdperk n.l. van de zorgeloosheid en
het vanzelfsprekende overwicht van de deftigheid en de rijkdom.
De „Titanic" was het meest luxueuse schip, dat ooit gebouwd was; het
gold voor onzinkbaar en het scheen volkomen natuurlijk, dat de rijkdom
der aarde de eerste sensatie van de oceaanreis meemaakte, omringd van
alle comfort, dat slechts denkbaar was. Een miljoenen-schip, met talrijke
miljonairs in z'n luxe salons kon onmogelijk naar de kelder gaan als de
eerste de beste boot met landverhuizers. En toch ging ze naar de kelder,
opengereten door de scherpe flank van een ijsberg, in een heldere kalme
nacht, toen niemand zich van enig gevaar bewust was.
HET WAS EEN KALME, maar
koude avond, die avond van de
14e april 1912 op de Atlantische
Oceaan. De zee was glad en glanzend
als een spiegel en omstreeks half
twaalf hadden vele passagiers van
het reuzenschip hun comfortabele en
aangenaam verwarmde hutten reeds
opgezocht, terwijl anderen zich nog
vermaakten in de rooksalons. Zij, die
zich een luxe-hut van 4.350 dollar
konden veroorloven met een eigen
wandeldekje, prefereerden dit paleis-
kamertje boVen de luidruchtigheid
van de rooksalon, waar jongelui zich
uitbundig vermaakten met een spel
letje kaart en een whisky. Hofmees
ters en kelners waren druk in de
weer om de opvarenden behulpzaam
te zijn; zij wisten trouwens wel hoe
hun passagiers het hebben wilden,
want zij kenden hen van vroegere
reizen. Het internationale gezelschap
kende elkaar everf goed; zij waren
de upper ten van de uitgaande we
reld, die elkaar ontmoette zowel in
Cairo als in Baden-Baden, bij zeil
wedstrijden in Cowes en nu weer
op de „Titanic".
OM 10 MINUTEN OVER half 12
voelde men een gedempte stoot,
gevolgd door een knarsend geluid.
Sommigen gingen het dek op, om te
zien wat er aan de hand was; ande
ren geloofden het wel; een hofmees
ter dacht, dat één van de schroeven
een blad verloren had; slechts weini
gen zagen de ijsberg, die als een don-
Eén der luxe hutten op dit weelde
rig ingerichte schip.
stuurd om te zien of het schip ergens
averij had opgelopen. De timmerman
Hutchinson was inmiddels naar bene
den gegaan en riep: „Ze maakt wa
ter en hard ook".
De directeur- van de maatschappij,
Bruce Ismay, die de eerste tocht mee
maakte, verscheen in pyama en op
pantoffels op de brug en vroeg:
„Denkt u, dat het schip ernstige
averij 'heeft opgelopen?" De kapitein
antwoordde langzaam: „Ik vrees van
wel".
70 WAS HET INDERDAAD; op de
brug had men al spoedig een in
zicht in de gevaarlijke situatie, maar
onder de passagiers en de beman
ning overheerste de indruk, dat het
wel zo'n vaart niet zou lopen met
die averij. „Het schip kon toch niet
zinken". Om een paniek te voorko
men, werd trouwens alles vermeden
wat de mensen in alarmstemming
zou kunnen brengen. Zelfs toen het
schip een lichte slagzij begon te
maken, waren er velen, die slechts
aarzelend gevolg gaven aan de aan
sporing van de hofmeesters om liever
niet beneden te blijven, doch zich
aan dek te begeven en hun zwemvest
aan te trekken.
Op de brug werd snel gerekend.
De „Titanic" kon blijven drijven op
haar waterdichte schotten, als twee
van haar 16 waterdichte afdelingen
volliepen, onverschillig welke. Ze
bleef ook drijven, als er drie van de
vijf voorste afdelingen volliepen, on
verschillig welke. Ze kon zelfs blij
ven drijven, terwijl alle vier de voor
ste afdelingen vol water stonden.
Maar als de eerste vijf afdelingen vol
liepen, was het hopeloos. Uit de me
dedelingen, welke de brug bereik
ten, viel te constateren, dat er een
scheur van 100 meter in de scheeps
huid was gemaakt en dat de eerste
vijf afdelingen inderdaad volliepen.
QM 5 MINUTEN OVER 12 25
minuten na de botsing gaf ka
pitein Smith bevel de reddingsboten
klaar te maken en om hulp te sei
nen. De marconist Phillips was de
hele dag in 'touw geweest om allerlei
particuliere telegrammen van de pas-
Twee boten met schipbreukelingen
arriveren bij de „Carpathia".
ker gevaarte tegen de nachtelijke
hemel afstak en weldra in de duis
ternis verdween.
De eerste officier op de brug nam
onmiddellijk zijn maatregelen, hij
liet de machines stoppen en de wa
terdichte schotten zakken. De kapi
tein, die het schurende geluid ook
gehoord had, verscheen op de brug
en vroeg: „Wat was dat?". „Een ijs
berg, kapitein", antwoordde de eer
ste officier.
Kapitein Smith keek de duisternis
in, doch zag niets meer. Snel nam
hij nu zijn besluiten; Boxhall, de
vierde stuurman, die juist op de brug
dienst had, werd naar beneden ge-
&W A. - :vv
I
■hhmhmmii
De ijsberg, die de wand van de „Ti
tanic" openscheurde en de ramp ver
zaakte.
sagiers te verzenden; hij was om II
uur nog gepraaid door de marconist
van de „Californian", die zo dicht in
de buurt van de „Titanic" was, dat
men de lichten van het- schip zien
kon. De marconist van de „Califor
nian" had de telegrafist van de „Ti
tanic" toen geseind, dat zijn schip
door drijfijs was ingesloten. Zijn sei
nen waren evenwel nogal hard ge
weest en marconist Phillips had nij
dig teruggeseind: „Hou op met je
getoeter! Ik heb het druk". De man
van de „Californian" (een derde
rangs passagiersschip), die maar al
leen was, had daarop zijn toestel af
gezet en was naar bed gegaan. Zo
doende voltrok zich op een geringe
afstand van de „Californian" een
drama, terwijl niemand er iets van
bemerkte.
/~VP DE „TITANIC" zwierven de
mensen in de doordringende
kou rond over de dekken. Ieder
wachtte op de bevelen, welke komen
zouden. Men was niet bang, doch er
heerste een vaag gevoel van onrust,
wat men probeerde weg te schertsen
met grapjes.
Van het sloependek werden de
reddingsboten buiten boord gedraaid
en gestreken. Eerst de vrouwen en
de kinderen, luidde het bevel; doch
vele vrouwen wilden niet. Waarom
zou men het dek van de „Titanic",
waar alle lichten brandden, in de
steek laten om in het donker een
paar uur te gaan ronddobberen in een
roeiboot? John Astor, de multimil
jonair, vond het belachelijk. „We zijn
hier veel veiliger dan in dat bootje",
zei hij. Zodoende kon het gebeuren,
dat er heel wat tijd nutteloos verlo
ren ging en dat tenslotte verscheide
ne sloepen zee kozen hoewel ze nog
slechts half gevuld waren.
INTUSSEN TRACHTTE MEN aan
boord van de zinkende „Titanic"
in contact te komen met de „Cali
fornian", die op een afstand van nau
welijks tien mijl lag en door een kij
ker duidelijk te onderscheiden was
in de nacht. De vierde stuurman Box
hall probeerde de aandacht te trek
ken door seinen met een morselamp.
Hij scheen aanvankelijk succes te
hebben, want er flikkerde iets op de
„Californian". Hij kon er echter niet
uit wijs worden en kwam tenslotte
tot de conclusie, dat het een flikke
rende lantaren in de mast moest zijn
geweest.
Daarop werd 't geprobeerd met
vuurpijlen en deze werden inderdaad
op de „Californian"' gezien door de
leerling Gibson. Hij probeerde te sei
nen met een zaklantaren, en het
scheen, alsof er terug geseind werd
van de „Titanic". Maar hij gaf zijn
pogingen op, in de veronderstelling,
dat het wel een flikkerende lantaren
in de mast zou zijn geweest. Ook de
rugseinde: „Stommeling! Luister en
val me niet lastig"'. Hij ging door met
zijn noodseinen, zelfs toen kapitein
Smith voor de laatste maal in de
marconistenhut binnentrad en zei:
„Jullie hebben je plicht gedaan, man
nen. Ieder moet nu maar voor zich
zelf zorgen. Zo gaat het nu eenmaal
als het zover is".
Toen de laatste boot was
neergelaten, was het zover. Er
kwam een merkwaardige kalmte
over de „Titanic". Bij het grote trap-
Geredden van de „Titanic" aan boord
van de „Carpathia".
tweede stuurman op de brug van de
„Californian" zag de vuurpijlen en
dacht: „Gek, dat ze op een schip
's nachts vuurpijlen gaan afschie
ten. Rare lui op die „Titanic".
DIE „RARE LUI" GINGEN inmid
dels wel het gevaar beseffen, dat
zij liepen; vooral onder de derde
klas passagiers, die het laatst aan bod
kwamen voor de boten en om wie
niemand zich bekommerde, heerste
een grenzenloze verwarring.
De marconist seinde wanhopig en
kreeg tenslotte van verder verwijder
de schepen antwoord. Zij geloofden
het maar half. De „Frankfort" sein
de: „Wat is er aan de hand, ouwe
jongen?" waarop Phillips nijdig te-
penhuis speelde het orkest vrolijke
ragtime-melodieën. Later ging de le
gende, dat het orkest „Nearer my
God to Thee" gespeeld zou hebben,
maar het waarschijnlijkste is, dat het
orkest op het ogenblik, dat het sloe
pendek onder water verdween, de
Episcopaalse hymne „Autümn" ge
speeld heeft.
Hoe het ook geweest moge zijn, het
voorschip zonk steeds dieper, terwijl
het achterschip omhoog rees. Tege
lijkertijd scheen het schip zich naar
voren te bewegen. Door die beweging
rolde een grote golf water over het
dek. Gillend vlogen de mensen naar
het achterschip, dat steeds steiler
omhoog rees. Sommigen struikelden,
anderen waagden de sprong in het
ijskoude zeewater; doch er was nu
geen redden meer aan. Het achter
schip richtte zich omhoog als een
duikende eend en allen stortten in
Het trotse schip „Titanic", gekiekt op
de rede van Southampton vóór de
fatale reis.
het water tot één wriemelende hoop.
De lichten doofden uit op één enkele
olielamp na, die op de achtersteven
nog even bleef door branden. Met dof
gedreun en een gerinkel van brekend
glas begon alles in en op het schip te
verschuiven en naar voren te vallen.
De eerste schoorsteen sloeg neer on
der een regen van vonken en met
een klap, die alles overstemde. Enige
minuten duurde het geraas en toen
werd het stil. Het grote schip gleed
naar onderen. Het drama had zich
voltrokken. Het was 2.20 uur in de
nacht van de 15e april 1912.
Uren later verschenen de eerste
söhepen op de plaats van het onheil
en namen de verkleumde schipbreu
kelingen, die zich op de reddingsbo
ten in veiligheid hadden kunnen
brengen, en de enkele nog ronddrij
vende zwemmers op. De ramp had
ongeveer 1500 mensenlevens gekost.
SNEL SNELLER SNELST
Oiv snelheden in km per uur
Hardloper ca.18 km.
Regendrup!^^^
ca.27km.pu.
SS»®!®*,
Stormwind ca 180 km.
Loop van de maan
Haas ca.75kmp.u.
3.
Zwaluw ca. 200 km.
Zwaardvis <a.109km
't Was 'n avond vol voet
angels en klemmen.
Toen 't doek nog maar
nauwelijks 'n oud buff et je
en 'n paar bejaarde fau
teuils onthuld had, riep er
al iemand in de zaal: „Das
die meid van de hoek!".
Deze mededeling sloeg op
een vrouwspersoon, die de
eerste opdracht uit haar
tekstboekje in praktijk
bracht: „Zit in 'n hoek en
is bedroefd."
't Stuk was uit 't leven ge
grepen.
We delen dit even mee,
omdat er al 'n paar keer
brieven gekomen zijn van
mensen, die schreven: „D'r
zit 'n gat in 't leven!".
Goed gezien! 't Komt door
dat stuk, dat er uit gegre
pen is.
't Gegeven was doorzichtig.
Waarom was die vrouw
bedroefd? Om d'r man na
tuurlijk! En waar was die
man dan? In de kroeg na
tuurlijk!
Deze wetenswaardigheden
worden meestal in het eer
ste bedrijf uiteengezet,
maar eigenlijk is dat over
bodig. Als er onder de rol
verdeling een kastelein
voorkomt, weet je 't al
voor 't doek gehaald wordt.
Daardoor worden deze spe
len overigens niet zinloos.
Het is duidelijk, dat alles
weer goed moet komen en
juist om de manier te ach
terhalen, waarop dit ge
schiedt, betaalt men de en
tree-prijs.
't Verschijnen van 't dron-
kelapje was geen succes.
De-jongeman, die dit stuk
je karakterspel mocht
dat er iemand aan de deur
stond te morrelen.
Gezien de situatie was dat
nog niet zo vreemd, maar
al spoedig werd 't duide
lijk, dat er achter dit mor
relen meer zat dan dron
kenschap.
Benauwenissen
op laag niveau
vertolken, had last van
plankenkoorts en tenge
volge daarvan deed hij 't
enige, wat op 't toneel
nooit lukt. Hij poogde de
deur naar de toneelkant te
openen.
De eerste poging daartoe
deed hij, toen 't bedroefde
vrouwtje 't wachtwoord
x-iep: „Al half c°n en nog
is hij er niet!".
In de stilte, die daarna
viel, kon men vaststellen,
„Niet duwen, maar trek
ken!" riep 'n deskundige uit
de zaal, maar toen was 't
juist te laat, want de jon
geman had zich in paniek
tegen de deur aan gewor
pen en dank zij deze
krachtsinspanning viel er
'n zetstuk over het toneel.
De zaal bulderde van 't
lachen.
Maar in zulke omstandig
heden toont zich de ware
meester. De dronkelap be
gon gewoon te spelen, of er
niets gebeurd was.
„Zo Fie, daar ben ik", lal
de hij.
Nu had Fie ook wel kun
nen doen, of er niets ge
beurd was, maar ze was
bedolven onder 't gevallen
zetstuk en voorlopig uit 't
gezicht verdwenen.
Verbouwereerd keek de in
middels ontnuchterde uit
naar zijn Fie.
„Eigen schuld, jongen",
riep een grapjas uit de
zaal, „ze is er met de melk
boer vandoor!".
Tijdens de uitbundige pret,
die hierop volgde, gingen
de voorzitter en de secre
taris zich met 't geval be
moeien. Zij bestegen de
planken en zetten 't stuk
coulis weer op z'n plaats,
't Gelach zwol echter nog
aan en de reden daarvan
was, dat er nu een hele
andere Fie zat. Haar droe
ve, grijze kapsel bleek aan
een spijker van de geval
len coulis te hangen.
„Zie je nou wel, dat 't die
meid van de hoek is",
schreeuwde iemand boven
't tumult uit.
Na deze beslommeringen
is men maar meteen met 't
bal begonnen. Als er een
maal 'n stuk uit de coulis
sen gevallen is, is de sfeer
kapot voor 'n stuk, dat uit
't leven gegrepen is.