NIEMAND is een held M De kangoeroe: troetelkind en plaag van Australië DE LEIDSE COURANT ET een kleine denkrimpel op zijn i scheelde je minstens een half uur voorhoofd stapte Tim de stal bin-1 in tijd. nen. Hij had haast, want over een uurtje begon de verkoping en het was nog altijd een goed half uur rij den, maar het sigarettepeukje voor de deur had toch even zijn aandacht getrokken. De koeien vroegen echter zijn volledige belangstelling en daar na kwam Els de stal binnen om te vragen of ze koffie wilde zetten, voor hij met de tractor vertrok, zodat zij onmiddellijk kon startten, als ze klaar was. Tim glimlachte om haar opwinding en kreeg prompt daarop weer een peinzende uitdrukking op zijn ge zicht: „Waarom was Els feitelijk met hem getrouwd? Drie jaar geleden was ze als onderwijzeres van het dorpsschooltje naar deze streek geko men en het was hem nog steeds een raadsel hoe hij de moed had kunnen vinden om haar ten huwelijk te vra gen. Ze scheen het toen nog leuk ge vonden te hebben ook om met nem te trouwen en nog steeds, na ruim twee jaar, scheen zij iets in hem te zien, waar hij niet achter kon ko men. Els had iedere jongen kunnen krij gen hij keek haar met bewonde ring na, zoals ze over het erf naar de boerderij terugliep maar uitgere kend met hem was ze getrouwd om een leven van hard werken en weinig vertier te vinden. Zijn boerderij lag aan de uithoek van het district en er gingen soms weken voorbij, dat zij niemand op bezoek kregen. Els scheen daar geen last van te hébben. Als ze 's morgens in de keu ken bezig was, zong ze het hoogste lied en 's avonds ging ze samen met hem naar de stal om het vee te ver zorgen. „Ik ben nog steeds verliefd op haar!" constateerde Tim met lichte verbazing, „telkens als ik haar zie, is het alsof het die eerste keer is, toen ik m'n hart naar de keel voelde springen. Tim glimlachte in gedachte en klom op de tractor om. deze naar bui ten te rijden. Hij dacht aan de grote verkoping, waar hij een nieuwe maai- machine wilde kopen en ergens ach ter in zijn hoofd speelde hij met de gedachte om de 3-jarige ponnie te bemachtigen-. Els zou wel beweren, dat de kleine Tim nog veel te jong was voor een ponnie, maar het zou toch leuk zijn om voor dat kleine kereltje in zijn wiegje een ponnie op stal te hebben. Els zou later komen, omdat eerst het werk op de boerderij aan kant moest zijn en hij kon niet op haar wachten, omdat dan hoogstwaar schijnlijk de maaimachine verdwe nen zou zijn vóór hij kwam. FIE auto staat klaar en zit vol M^bemzine, riep hij even la ter de keuken in en Els maakte even het ovendeurtje voor hem open om een grote appeltaart te laten zien, die ze voor het middagmaal bereid had. Hij glimlachte en zij lachte terug; toen sprong hij op zijn tractor en reed het erf af. „Als de autoriteiten er ooit toe zouden kunnen komen om een brug over het ravijn te slaan, zou de af stand imet de bewoonde wereld aan merkelijk bekort worden", overdacht Tim, terwijl hij de tractor langs de kronkelige weg rond de afgrond reed. „Dit zou erg prettig voor Els zijn, dan kon ze eens wat meer naar de stad toe". In de verte hoorde hij het gesnor van een automotor en een beetje ver wonderd hield hij vaart in. Even la ter zag hy de sheriff van het district in zijn politiewagentje naderen. Hij stopte en ook de cheriff zette zijn wa gentje stil: „Op weg naar de verko ping, Tim?", informeerde hij. Tim knikte en hoorde, dat de sheriff ach ter groot wild aanzat: „Heb je hier in de buurt geen vreemde knaap ge zien met rood haar?", vroeg hij en toen Tim ontkende, volgde het ver haal. Ongeveer 80 kilometer stroom afwaarts was enkele dagen daarvoor een jonge misdadiger wegens moord gearresteerd. Terwijl twee politie mannen hem naar de stad overbrach ten en men onderweg in een cafétje wat gegeten had, was het vriendinne tje van de jongen er in geslaagd hem op de een of andere manier een re volver in handen te spelen. De beide politiemannen waren dood en het meisje, dat door demoordenaar als loon voor haar moeite als schild ge bruikt was, lag stervend in een na burig ziekenhuis. Van de moordenaar ontbrak ieder spoor. Tim voelde zich onbehagelijk wor den: „Is hij deze kant op gekomen"" vroeg hij. De sheriff wist het niet. Alle hoofdwegen waren onmiddellijk afge zet, maar tot nu toe had men de jon gen nog steeds niet kunnen vinden. DE sheriff startte zijn wagentje, wenste Tim veel succes op de verkoping en verdween in een bocht van de pas. Terwijl Tim zijn tractor weer op gang wilde brengen, moest hij plotseling aan het sigarettepeukje denken. Hy zelf rookte alleen maar een pijp en Els rookte nooit. Het was dagen geleden, dat iemand de boer derij bezocht had en het sigarette peukje leek nog tamelijk vers. Tim poogde de gedachte te verdrij ven. Waarom zou die vent nu juist hun boerderij uitgekozen hebben? Maar drie minuten later had hij zijn tractor in de berm van de weg gezet en begon hij voorzichtig de vallei af te dalen. Als jongen had hij deze klimpartij dikwijls uitgehaald, het Steeds haastiger zocht Tim zijn weg door de struiken. Als dat siga rettepeukje van de moordenaar was, dan had deze de nacht rond de boer derij doorgebracht Waarschijnlijk had hij dan vanmorgen het gesprek tussen Els en hem gehoord; hij had dan Tim zien vertrekken en Toen Tim zover gekomen was, had hij de overzijde van het ravijn be reikt en op een holletje legde hij de laatste honderden meters naar zijn boerderij af. Hy besloot echter onge zien te kijken of alles in orde was. Verbeeld je, dat er niets aan de hand was en dat Els hem zou zien. Ze zou hem hartelijk uitlachen en hoewel Tim overtuigd was, dat ze een stom miteit begaan had door hem te trou wen ,vond hy het onnodig haar daar extra aan te herinneren. Hond de boerderij heerste de meest volmaakte rust. Achter, in de zon, stond het houten bedje van de kleine Tim en de jongen scheen in de beste stemming. Toen zijn vader zich over hem heenboog, kraaide hij van ple zier en sloeg wild met zijn armpjes ten teken, dat hij zin had in een luchtreisje. Tim prikte hem met zijn grote wijsvinger in de maag en ver telde de baby, dat hij geen zin had om ruzie te krijgen met zijn vrouw, brengen. Als de auto op weg naar de stad toch aangehouden werd, was dat een bewijs, dat Tim de politie ge waarschuwd had en omdat de jon gen zoals hij zei dan toch op de electrische stoel zou komen, zou hij Els en de baby als gezelschap op zyn reis naar het hiernamaals meene men. Tim huiverde. Hij wist, dat alle hoofdwegen afgezet waren en hij zag niet in, waarom de politie juist zijn wagen niet zou controleren. De kans, dat zijn vrouw en kind levend de stad zouden bereiken, was wel heel erg klein. Voorlopig was er echter niets aan te doen. Hij voelde door zijn hemd heen, hoe Els een ijskoude hand op zijn arm legde en even later liep ze de keuken uit om boven een jurk te halen nadat de jongen haar gewaar schuwd had, dat als ze het minste deed, dat hem niet naar zin was, zij het doodvonnis van haar man te kende. zich te haasten op de jongen toeliep. Deze begon te krijsen, richtte de revolver op Tim, maar greep toen plotseling de kop koffie, die nog op de tafel stond en wierp die Tim naar het hoofd. De kop miste rakelings en het vol gende ogenblik lag de jongen kreu nend op de grond, een volle vuistslag had hem midden in het gelaat ge troffen. Een scherpe gil klonk van boven en met van angst verwrongen gezicht vloog Els enkele seconden later de keuken binnen: „Oh, Tim, heeft hy je wat gedaan", riep ze wanhopig, maar toen zag ze haar man bij het kronkelende lichaam van de jongen staan. „Zyn revolver was leeg!", hoorde zy Tim als in gedachten zeggen en ze zag de verbaasde trek op zijn gezicht. Snikkend viel ze hem om de hals, maar Tim had zijn gedachten alweer bij elkaar en glimlachte: „Hij had gisteren al zijn kogels verspeeld en hier in de buurt is het niet dik ge zaaid met wapenleveranciers". Maar Els had de verbaasde woor den gehoord, die Tim gesproken had, toen hij zich over de jongen heenboog en kuste hem hartstochtelijk: „Oh, Tim, hoe kan ik ooit genoeg van je houden om dit goed te maken; je hebt je leven gewaagd voor mij en de baby". „Doe nu niet zo onnozel", zei Tim ongemakkelijk, „die revolver was toch ongeladen". Maar hij begreep, dat Els wist, dat hij dit eerst ontdekt had, toen hij zich over de jongen heenboog. •"POEN Els de keuken verlaten had, keek de jongen Tim glimlachend aan. Hij voelde zich speler met de zwaarste troeven en begon geani- meerd. te vertellen, wat hij met Els I held was, dat hij het nooit gewaagd en de kleine Tim zou doen, als Tim zou hebben als hij alles met een nuch- de politie zou waarschuwen. ter verstand had kunnen overleggen. Tim keek hem met ondoorgronde-1 Maar op een onberedeneerbare wijze Bokser en geducht eter EEN groot geluksgevoel doorstroom de hem. Hij wist, dat hy geen die nu eenmaal niet wilde, dat baby tussentijds uit zijn bedje gehaald werd. Toen rook hy plotseling de scherpe geur van Egyptische sigaret ten. ALS hij even nagedacht had, zou hij het anders gedaan hebben, maar hij handelde volkomen in een opwel ling. Hij smeet de keukendeur open en zag daar Els voor de kachel staan met een kop hete koffie in de hand. Aan de tafel zat een klein mannetje met rood haar. „Hé, Tim, wat laat je me schrik ken; ik dacht, dat je al op de verko ping was. Dat is een zwerver, die...." Verder kwam Els niet en een vaal bleke kleur kwam over haar gezicht. De jongen aan tafel was op gesprongen en hield een revolver op haar gericht. „Als je wilt, dat je vrouw gezond blijft", zo sprak de man, „dan moet je voorzichtig naast haar tegen de muur gaan staan. Je weet het misschien niet, maar ik heb gisteren twee agen ten neergeschoten, die het me te las tig maakten, dus je weet, wat je te wachten staat, als jij me moeilijkhe den in de weg wilt leggen". Tim gehoorzaamde automatisch en de man liep, de revolver op hen ge richt, naar de kachel, waar hij zich bediende van de gereedstaande taart. „Zo nu gaan we eens praten", zei de jongen aan de tafel opgewekt, toen hij zijn maal beëindigd had en een verse sigaret opgestoken. „Jullie kunt kiezen: Of je ligt over een kwartiertje te zamen met de baby dood in deze keuken, of je helpt mij een handje en bewaart je gezond heid". Het plan van de jonge moordenaar getuigde van een scherpe geest. De politie zou, volgens hem, geen aan dacht schenken aan twee vrouwen, die te zamen met een baby naar de stad reden om daar de verkoping bij te wonen. Daarom wilde hij van Els vrouwenkleren hebben. Els moest dan achter het stuur van de Ford gaan zitten en hij zou, als vrouw ver. kleed, achter in de wagen plaatsne men, met de baby op zijn schoot. Als alles goed ging, zou hy in de stad de baby aan Els teruggeven^ en haar verder ongemoeid laten .Tim moest op de boerderij blijven om eventuele politiemannen op een dwaalspoor te lijke blik aan. Hij scheen verdoofd, maar zijn hersens werkten op topsnel heid. Hij wist plotseling zeker, dat hij .Els noch de baby levend terug zou zien, als hij hen met deze jon gen liet vertrekken. Deze knaap, die zelfs het meisje, dat hem wilde red den, niet had gespaard, zou zeker geen medelijden hebben met een vreemde vrouw eti als Els hem een maal naar de stad gebracht had en alles goed verlopen zou zijn, zou hij haar en de baby doden uit angst, dat zij inlichtingen zou verschaffen aan de politie. Het stond bij Tim vast, dat hij iets moest doen, voordat Els in de keu ken zou zijn teruggekomen en ter wijl de jongen nog opgewekt tot hem sprak, viel hij hem met lage stem in de reden: „Jij denkt momenteel, dat je overwinnaar bent, maar je hebt het mis. Ik ga je tegen de grond slaan en geen tien kogels zullen mij dat beletten". „Ik ben gek!", dacht Tim ergens achter in zijn hoofd, toen hij tot zijn verbazing bemerkte, dat hij zonder v/ist hij ook, dat hij nu op een of an dere manier de liefde van Els meer waard geworden was. „Laten we opschieten, anders ko men we nog te laat op de verkoping", zei hij om de stilte te verbreken, die hem steeds minder op 'zijn gemak bracht. Door haar tranen heen moest Els glimlachen: „Daarom ben ik van je gaan houden en daarom zou ik' nooit van een andere man kunnen hou den", fluisterde ze hem in zijn oor. Tim wist het nu nog niet precies, maar hij begreep wel, dat het volko men onbelangrijk was om daar nog over te piekeren. „Ik kom eens even kijken, of de stem van de binnenstappende she riff stierf weg. Met een sprong was hij bij de jongen, die nog steeds ver doofd op de grond lag en een korte klik vertelde, dat ontsnapping ver der uitgesloten was. Drie gelukkige mensen en een baby reden een kwartier later naar de stad. (Van onze correspondent in Australië). De Engelse schrijver G. K. Ches terton vermeldt In één van zijn boe ken het gezegde van de Australische inheemsen: „God moet bepaalde die ren juist voor de grap hebben ge schapen. Want, grappig is hij, de kan goeroe, welke het troetelkind, de plaag en het symbool van Austra lië is. Het troetelkind vanwege de grap pigheid van het beestje; een plaag omdat er minstens vijftien miljoen rondhuppelen en het symbool, door zijn geschiedenis met het land ver bonden. De Australische kangoeroe heeft waarschijnlijk méér publiciteit aan dit land bezorgd, dan de schrijvers Ned Kelly en Donald Bradman sa men. Trouwens, menige postzegel draagt het beeld van de kangoeroe, waar door het tot het nationale dier is verheven. Er moge nog zoveel kwade woor den over de kangoeroe worden ge zegd, vooral door de boer, die z'n oogst door de vretende horde zag vernield, toch vindt hij altijd vrien delijke verdedigers en stelt men de kangoeroe-plaag niet op gelijke lijn met bijv. die van het konijn. Hoewel het de vraag is, welke plaag de ergste is! Juist: kangoeroe In Australië leeft nog steeds in vrij sterke mate de taal van de „abori ginals", de zwarte en oorspronkelij ke bewoners van dit land. De geschiedschrijvers verhalen, dat toen in 1770 de mannen van kapitein Cook vöor het eerst in dit land kwa men, zij heel vreemdsoortige dieren zagen, hetwelk toen nergens ter we reld bekend was. Zij informeerden bij de zwarten naar de naam. „Kangoeroe", mompelden zy, het geen in hun taal zoveel betekent als: „Dat kunnert we je niet verklaren". En daardoor blééf het juist: „kan goeroe", voor dat dier. Misschien is het nog wel een juiste naam óók, want het is moeilijk om te zeggen wat de kangoeroe nu eigen lijk is en wat van hem te denken. Het is een combinatie van een sier lijk geschapen kop met een echt dierlijke nek; gracieus gebouwd op perdeel vanu het lijf doch zwaar ge spierd achtergedeelte als van een overvoerd paard. De grote, zachte ogen, kleine neus en lippen als van een konijn; welhaast menselijke „handen", dik ke, vier voet lange staart en de merkwaardige buidel, waarin de moeder vier maanden lang haar jong mee voert. De zoölogen vonden uit, dat mil joenen jaren geleden dit soort dier vrijwel overal in de wereld leefde, doch later verdwenen en slechts in Australië zich heeft gehandhaafd, waarschijnlijk omdat hij op dit „eiland" van zijn vijanden was af gesneden. Hoe dan ook, zelfs de meest ge plaagde boer ziet wel graag nog en kele kangoeroes in de buurt, al is dat alleen maar uit curiositeit of, voor de grap Doch neem nu bijv. in 't zuiden van de staat Nieuw-Zuid-Wales, waar over een oppervlakte, bestemd voor 20.000 schapen, óók 6000 kan goeroes zich hebben te voeden. En één kangoeroe eet nét zoveel als twee schapen. In een paar weken tijds verwoes ten zy enige hectaren tarwe. Geen wonder dat de boeren in deze „kan goeroe-hoek", de plaag nog erger vinden dan die der konijnen. Sterk èn slim! De kangoeroe is sterk èn slim. Hoé sterk? Er wordt aangenomen dat een „kwaje" kangoeroe in staat is een Jack Dempsy of Joe Louis gemak kelijk „knock out" te slaan, want hij deelt harde klappen uit met zijn voorpoten. Op de wegen in het binnenland van Australië moet men vooral des avonds heel voorzichtig zijn, om niet in botsing te komen met kangoeroe's, waarbij je auto een lelijke duw kan oplopen! Er zijn exemplaren, zoals bijv. de „Old Men", of „Man of the woods", die de lengte en het gewicht van een man bereiken. Doch daar zijn ook de „Pademe- lons", die nog geen halve meter groot zijn. Behalve sterk, is de kangoeroe ook slim. Dat ondervinden de boeren, die proberen hun terrein te beschermen middels electrische draden. De kangoeroe graaft een gat in de grond, hierbij ook vaak gebruik ma kend van konijnenholen, en kruipt dan onder de draad door. Een ander voorbeeld van zijn be rekening is, dat bij achtervolging door een hond, hij naar de rand van een afgrond rent. Dan grijpt hij de hond met zijn krachtige voorpoten en slingert het dier in de diepte. Men ondervond dat een kangoeroe kans ziet het tegen vier, vijf hon den tegelijk op te nemen, met uitzon dering van de speciaal getrainde „kangoeroe-hond", die echter dan nog een harde strijd heeft te voeren en vaak nog het onderspit delft. De strijd tegen de kangoeroe. Behalve met behulp van honden, wordt de strijd tegen de kangoeroe gevoerd met het geweer. Doch de kangoeroe is hoe won derlijk het misschien moge klinken een beschermd dier. Slechts gedurende enkele maanden van het jaar wordt de jacht vrij ge geven, behoudens dan in een enkel district, waar de plaag tè erg is, zoals op het ogenblik in de buurt van Glen Innes (N.Z.W.) waar het winter graan door de kangoeroe's met ver woesting wordt bedreigd. De eigenaar van een schapenfarm te Nowra vertelde mij, dat vier ja gers op zijn bedrijf in twee weken tijds, vierduizend kangoeroe's had den geschoten. Er werd mij een grote schaal kan- goeroe-staartsoep voorgezet, welke uitstekend smaakte. Doch behalve de staart voor soep, benevens de huid waarvan tasjes e.d. wordt gemaakt, valt er met een dode kangoeroe wei nig te beginnen. Amerika informeerde onlangs naar de mogelijkheid om bevroren of in geblikt kangoeroevlees te ontvangen voor hondenvoer, doch verder dan informatie is het tot nog toe niet ge komen. Voor een kangoeroe-huid wordt van 510 per stuk betaald. Alleen de wilde honden zijn de na tuurlijke belagers van de kangoe roe's, doch waar die eveneens een groot gevaar zijn voor de schapen, wordt ook op die honden zwaar jacht gemaakt, aldus een bescher ming voor de kangoeroe! De kangoeroe blijft! Het is uiteraard mede aan de be scherming te danken, dat de kangoe roe zulk een vrij leventje in dit land kan leiden. Bovendien doorstaan zij bijna alle ziekten en de kangoeroe-kindertjes zijn kerngezond en blijven allen in het leven. In het noorden van Zuid-Australië springen naar schatting twee miljoen kangoeroe's rond in het westen van Nieuw-Zuid-Wales leiden minstens zes miljoen van deze dieren een on bezorgd leven en over heel Australië zyn er over de tien miljoen. Soms zie je hele horden kangoe roe's over de vlakten rennen; scha pen en lammeren mogen sterven van honger en dorst, doch de kangoeroe weet zich te handhaven. Het is door dit lange verleden, het speciaal plaatsje dat de kangoe roe, ondanks alle ondeugden, toch in het Australische leven heeft gekre gen, dat hij voorkomt in het natio nale embleem. „Zonder Wierook", door Mi chel Quoist. Uitg. Lannoo, Tielt/den Haag. Deze jonge socioloog en apostolisch werker onder de arbeidersjeugd van Le Havre schreef een ontwapenend gebedenboek voor de moderne mens, onderwerpen bevattend, die zó uit. het leven zijn gegrepen en daardopr des te beter spreken. „Beeldenaren Gods", dóór Ida Fr. Görres. Uitg. Het Spectrum, Utrecht. Velen van ons lopen rond met een; wel erg scheve voorstelling van „de" heiligen. Onbekend maakt onbemiftó, zegt men wel, en het is de grote vei- dienste van de Duitse schrijfster, dat zij de onverschilligheid en het tradi tionele van de heiligenverering in het algemeen, wegneemt in een aan tal boeiende mijmeringen, meditaties om zelf over na te denken. Een inte- teressant hagiografisch boek, een ge sprek over de middeleeuwse beelde naar Gods, die aannemelijk en men selijk voor ons wordt. „Wie zullen zij volgep?", door Douglas Hyde Uitg. Het Spectrum, Utrecht. Wie zullen de volken van Afrika en Azië volgen, het westen of het oosten, Amerika of Rusland, chris tendom of communisme? Douglas hoofdredactie van de Daily Worker, een Engels communistisch dagblad. Hij ging echter in '50 over tot het katholicisme. De schrijver stelt de vraag of het overgangsproces dat nu aan de gang is, voor de beide wereld, delen en voor ons gunstig zal uitval len en hij geeft in talrijke zelf meege maakte belevenissen als een waar „inside-informationer" het antwoord. „Door de Sahara naar de Kongo", door Louis D. C. Joos. Uitg. Het Spectrum, Utrecht. Zonnewijzer-reeks. Liefhebbers van reisverhalen kun nen in dit door de schrijver „gezien" en-„beleefd" Afrika aan hun trekken komen. Het Afrika, dat in zijn over gangsstadium van nu weldra mis schien uitgroeittot een machtig we relddeel zoals Amerika thans is. „Prisma Taalschat", door G. A. Mesters. Uitg. Het Spectrum, Utrecht. Prisma- serie. Om geslaagde trefwoorden te vin- Hyde behoorde jarenlang tot de den kan men in een woordenboek niet terecht. Men kan alleen woor den opzoeken, die men al kent. Wil men een pittig aequivalent van een of ander woord, kan men in dit boek je terecht. Een karakteristieke uit drukking die U maar niet te binnen wil schieten kunt u in 'n alfabethisch opgesteld lijstje van gewone gang bare uitdrukkingen niet vinden, maar wel op de pagina's waarnaar verwe zen wordt en die een keur van woor den bevatten die u juist zoekt. Hier bij ons gebeurt immers nooit iets", door Martin Mons. Uitg. A. W. Sijt- hoff's Uitg.mij., Leiden. Een aanvankelijk wat „papperig", maar naderhand boeiend boek is dit boek van Martin Mons, de schrijver, die men al eens genoemd heeft als een Nederlandse Agatha Christie of Dorothy Sayers, detective-schrijvers van de eerste rang. Een spannend verhaal vinden wij het, met literaire pretenties. Het vertelt de belevenis sen van een Amsterdamse hoofdin specteur-op-vakantie, die de oorzaak van de plotselinge dood van de vrouw van een fabrieksdirekteur moet opsporen. „Het Kerstekind", door Stijn Streuvels. Uitg. Lannoo, Tielt/Den Haag. Al is de eigenlijke kersttijd al weer voorbij, dit Kerstverhaal van Streu vels dat hij in J911 schreef blijft voor lezing geschikt. Voor leerlingen van middelbare scholen, die aantekenin gen vinden bij in onze taal ongebrui kelijke woorden, maar die door Streuvels' prachtige woordkeus sap pig en tekenend zijn, is het uiterma te geschikt. Maar ook ouderen zul len ze kunnen gebruiken. Een vaak nagebootst meesterwerk, dat door de sprankelende, kinderlijke verteltrant steeds weer boeit

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1957 | | pagina 6