Het land, dat Jahu/e gaf aan de kinderen Israels
Het oude Kanaan en
de nieuwe staat Israël
Tw/ist tussen de beide zonen van
Abraham zet zich voort tot in deze tijd
KERSTNUMMER
DE LEIDSE COURANT
ZATERDAG 22 DECEMBER 1956
IS ER WEL OOIT IN DE HELE GESCHIEDENIS van de we
reld een land geweest, dat meer de aandacht heeft getrokken en
die aandacht door de eeuwen heen heeft behouden dan het land van
Israel? Het kan met meer recht dan het grote Amerika aanspraak ma
ken op de titel van „Gods own country", Gods eigen land. Het is het
Beloofde Land geweest, het land van Gods belofte aan Abraham; het
is daarna het Heilige Land geworden, waarheen de kruisvaarders
trokken in de Middeleeuwen. Het is het land van de Bijbel en het
land van de Evangeliën, het land waar de Profeten heen wezen naar
de Messias, die in het midden van de tijden zou staan en wiens voet
stappen de grond hebben geheiligd. In deze dagen is het vóór alles
het land, waarin Bethlehem is gelegen, de stad van David. Maar als
wij aan Bethlehem denken, herinneren wij ons tevens, dat de velden
waarboven de engelen zongen, thans niet liggen binnen de grenzen
van de tegenwoordige staat Israel, maar in Jordanië, een staat, die op
voet van oorlog leeft met Israel. En dan zitten we meteen in de ver
warring van de politiek in het Midden-Oosten, in de storm die waait
om de oude muren van de heilige stad Jeruzalem, in het rumoer van
dreigende stemmen, in het geratel van machinegeweren en het dreu
nen van pantserwagens. Schrijnender tegenstelling is nauwelijks
denkbaar.
ALS WIJ NIET WISTEN, dat het
nutteloos is ons te verdiepen in de
raadsbesluiten van God, zouden wij
ons met reden kunnen afvragen,
waarom God juist dit plekje op de
grote aardbodem heeft uitverkozen
om het te plaatsen in het middelpunt
der wereld.
Het land, dat zich tooit met de
poëtische naam van het Morgenland,
is weinig meer dan een steppenge-
bied, slechts onderbroken door oasen
hier en daar en door vruchtbare ri-
viervlakten, zoals die van de Jordaan.
Het beste gedeelte is de kustvlakte,
welke zich uitstrekt langs de Mid
dellandse Zee, maar de bergen van
Judea, Samaria en Galilea zijn aal
en het zuidelijkste deel van Israël,
de Nege'u, is een woestijngebied. Dat
is thans zo en dat was vroeger ook zo.
Voordat de Joden in mei 1948 hun
nieuwe staat Israël stichtten, was de
toestand er precies zó als in alle an
dere streken van de Oriënt, vpl te
genstellingen tussen welvaart en ar
moede, met enige bloeiende steden
en vruchtbare streken, welke de
zwervende nomaden en half-noma-
den verleidden tot invallen en roof
partijen.
De geschiedenils van Palestina
spreekt herhaaldelijk van overvallen
en strijd tussen de „zandbewoners"
en de landbouwende bevolking. In
dit opzicht is er weinig verschil tus
sen de oude geschiedenis met z'n Fi
listijnen en de meer moderne ge
schiedenis. De tijden schijnen daar
v/einig veranderd te zijn.
Sinds de Joodse staat is ontstaan,
wordt er binnen de grenzen van Is
raël hard gewerkt om de bodem
vruchtbaarder te maken, worden
steden uitgebouwd en krijgt het land
schap meer en meer een modern en
Links: Over de plaats, waar eens
de kribbe stond, bouwde keizer Con-
stantijn een basiliek.
Rechts: De Grot der Geboorte onder
de basiliek van Constantijn.
Westers karakter, doordat men er ge
leidelijk aan alles ziet verschijnen
wat ook in de Westerse beschaving te
vinden is. De Joden brengen het
land tot bloei en vooruitgang, maar
anders zouden er nu nog dezelfde toe
standen heersen als in de dagen van
Christus en misschien mogen we
zelfs wel zeggen als in de dagen van
Abraham.
MET ABRAHAM BEGINT de ge
schiedenis van het Joodse volk
en met hem vangt ook de eeuwen
oude voorgeschiedenis van de staat
Israël aan. Zelfs is de tegenwoordige
strijd tussen Israël en de omringende
Arabische staten op deze aartsvader
terug te voeren. Want er staat ge
schreven, dat Abraham twee zonen
had, één van de slavin en één van
de vrije vrouw. Die van Agar, de sla
vin, was Ismaël en deze is de voor
vader van de Arabieren. Wanneer de
Joden zich er dus op beroepen, dat
zij eeuwenoude rechten hebben op
Erets Jisraëel, het land van Israël
en het land der vaderen, dan wijzen
de Arabieren er op, dat zij niet al
leen het land bewoond hebben in de
tijd toen de Joden sinds de verwoes
ting van Jeruzalem als ballingen
over de aarde rondzwierven, maar
dat ze eveneens zonen van Abraham
zijn en als zodanig minstens even
oude rechten hebben als de nakome
lingen van Isaac en Jakob.
De naam Israël is, zoals men weet,
ontleend aan de aartsvader Jakob.
Toen deze na een langdurig verblijf
in Paddan-Aram was teruggekeerd,
had hij een ontmoeting met God, die
hem zegende en tot hem sprak:
.Voortaan zult gij geen Jakob meer
heten, maar Israël zult gij wordf»-*.
genoemd."
In herinnering aan deze gebeurte
nis werden zijn nakomelingen vaak
^A ZO 'UDLE EEUWEN heeft de
geschiedenis zich herhaald. Even
als de „kinderen Israëls" zich na de
onderdrukking in het land der Pha-
rao's onder voortdurende strijd een
eigen rijk verwierven, zo is uit de
ondergang van het volk der Joden
en uit de benauwenis der progroms
een nieuwe staat te voorschijn ge-
Aan de oevers van de Jordaan, waar Joannes doopte.
aangeduid als de „kinderen Israëls".
Het waren ook de „kinderen Israëls",
die onder aanvoering van Mozes uit
trokken uit Egypte dogr de Sinai-
woestijn. Toen zongen zij het over
winningslied, dat wij nog zingen in
de Vespers: „In exitu Israël de Egyp-
to, bij de uittocht van Israël uit Egyp
te, de uittocht van 't huis van Jacob
uit een barbaars volk". Wat zullen de
soldaten van Israël gedacht hebben bij
hun aftocht uit de Sinai langs de
zelfde weg als hun voorvaderen?
Toen was deze uittocht een bevrij
ding; thans zijn ze terug gewezen
door de Verenigde Naties.
Met de egyptenaren hebben
ide „kinderen Israëls" altijd veel
te stellen gehad. Dat is reeds begon
nen in de dageraad van hun historie,
toen de zonen van Jakob hun broeder
Jozef verkochten aan een Arabier,
die een voordelig sla venhandeltje
dreef op Egypte. Jakob was een van
die half-nomaden, zoals men ze te
genwoordig nog aantreft in het Mid
den-Oosten. Zij hadden weliswaar
een vaste woonplaats, waar hun ak
kers gelegen waren, maar een groot
deel van het jaar zwierven zij met
hun kudden rond op zoek naar
vruchtbare plekjes. Toen- vader Ja
kob oud was geworden, bleef hij
thuis in Kanaan en liet hij het zwer
versleven over aan zijn zonen. Maar
wat hij als een ramp beschouwde,
zou later een zegen blijken te zijn
voor hem en zijn onderhorigen.
Want Jozef bracht het ver in Egypte
en dank zij hem kon Jakobs nage
slacht zich tijdens een hongersnood
vestigen in een land, dat ook wel eens
magere jaren kende, maar daarnaast
ook bogen kon op vette jaren.
Daar in Egypte zijn de zonen van
Israël vier eeuwen gebleven en dat
v/as hun eerste ballingschap. Het
was toen een tijd, waarin net als
nu de macht der grote mogendhe
den in verval was geraakt in het Mid
den-Oosten. Die grote mogendheden
waren destijds niet Engeland noch
Frankrijk, maar het rijk der Pha-
rao's (Egypte), Eabylon en het He-
thietische rijk. In deze periode van
politieke kentering kregen de Joden
een kans om zich een plaatsje in te
ruimen in het oude land. Zij zochten
het beste gedeelte uit, nl. de laag
vlakte aan de Westkant van de Jor
daan, een land overvloeiend van
melk en honing.
komen in het oude land. Na een
ballingschap van bijna 19 eeuwen,
begonnen met de verwoesting van
Jeruzalem in het jaar 70 na Chr., heb
ben de Joden in 1948 de staat Israël
gesticht. Maar vrede hebben zij er
nog niet gekend; want nauwelijks
was op 14 mei 1948 de onafhanke-
lijksverklaring in de stad Tel Aviv
afgekondigd, of reeds de volgende
dag verklaarden vijf nabuurstaten
de oorlog aan Israël. Libanon rukte
met z'n troepen op uit het noor
den, Syrië en Irak uit het noord
oosten, Jordanië uit het oosten en
Egypte uit het zuiden. Terwijl Liba
non en Syrië zich vergenoegden met
overvallen op geïsoleerde Joodse ko
lonies aan de grens, drong Jordanië
Jeruzalem binnen en veroverde de
oude stad tussen de muren. Op het
ogenblik is de oude stad van Je
ruzalem nog altijd Jordaans bezit,
terwijl de nieuwe wijken van Jeru
zalem in handen van Israël zijn. De
Egyptenaren hadden nog meer suc
ces; zij bezetten Gaza, Berseba en
Hebron.
Dank zij het optreden van de Ver
enigde Naties werd echter een wa
penstilstand bereikt in juli 1948 en
deze wapenstilstand duurt nu nog
voort. Met de nodige uitzonderingen,
zoals het Joodse offensief tijdens de
Kerstdagen van 1948 en de recente
overval van de Israëliërs in de Sinai,
en met de nodige bestandsschendin
gen aan de grenzen. Een vredesver
drag is nooit bereikt alle pogingen,
o.a. van de bemiddelaar der Ver.
Naties graaf Bernadotte, die op 17
sept. 1948 misdadig werd vermoord,
stuitten af, op de onmogelijkheid
om een regeling te vinden, welke
alle partijen kon bevredigen.
rVE DIEPSTE OORZAAK van de
U- vijandigheid is natuurlijk gele
gen in het feit, dat de Arabieren
Israël als een vreemde indringer be
schouwen. Dat inzicht is niet plotse
ling gekomen op de 14e mei van het
jaar 1948, maar bestond al veel eer
der, vanaf het begin van de Joodse
immigratie, onder aanvoering van de
Zipnistische beweging.
Om te begrijpen, hoe het mogelijk
is geweest, dat de Joden konden im
migreren in een land, welks bevol-
king nun allesbehalve vriendelijk ge
zind was, dient men te weten, dat
Palestina tot voor de eerste wereld
oorlog onder Turks bewind stond.
Turkije was één der verliezers in
deze eersce wereldoorlog en Palesti
na werd onder toezicht gesteld van
de Volkenbond; Engeland kreeg het
mandaat erover. Nu erkende de En
gelse regering bij monde van haar
toenmalige premier Balfour het recht
der Joden om zich in Palestina een
nationaal tehuis te vestigen en men
meende, dat Engeland nu zou mee
helpen om systematisch een nieuw
rijk op te richten. Dat viel echter te
gen, want men stuitte op een grote
tegenstand van de zijde der Arabie
ren, die zich ook al konden beroe
pen op toezeggingen, welke Enge
land had gedaan (MacMahon in 1915)
om een groot onafhankelijk Arabisch
rijk te stichten. Nu schijnt Mac
Mahon niet bedoeld te hebben, dat
Palestina daar ook onder zou val
len, maar de Arabieren hadden dat
wel zo opgevat en dus zat Engeland
opgeschept met de verwezenlijking
van een tegenstrijdige belofte. Er
gebeurde derhalve noch het één noch
het ander. Maar dat verhinderde de
individuele Joden niet, om zich in
Palestina te vestigen en landerijen te
kopen. De Engelse regering verzette
zich niet tegen immigratie en zo kon
het gebeuren, dat er zich reeds tal
rijke Joodse koloniën hadden ge
vormd, voordat er van een Joodse
staat sprake kon zijn. Vooral tijdens
de Jodenvervolging in Duitsland
zochten talloze Duitse Joden hun toe
vlucht in Palestina, zodat de Joodse
bevolking dermate aangroeide, dat zij
zelfs eigen bewakingsdiensten kon
oprichten om zich te beveiligen te
gen de vijandigheid van de Arabie-
pEITELIJK WAS ER DUS reeds een
Joodse staat gegroeid, zonder of
ficiële erkenning. Deze volgde toen
de Algemene Vergadering der Ver.
Naties in 1948 zich uitsprak voor ver
deling van Palestina in een Joodse
en een Arabische staat, welke verbon
den zouden zijn in een economische
unie, terwijl Jeruzalem onder een
speciaal internationaal regiem zou
komen. Daarop volgde de onafhanke
lijkheidsverklaring van Israël in mei
van dat jaar. Van die economische
Unie is niets terecht gekomen, noch
van dat internationale regiem over
Jeruzalem.
Speciaal dit laatste is voor de Ka
tholieken een ernstige teleurstelling,
omdat zo'n internationaal statuut
een passende beheersvorm zou zijn
geweest over de H. Plaatsen, welke
steeds een bron zijn geweest van veel
onenigheid en getwist en thans, in
handen van Jordanië, nog altijd een
twistappel vormen tussen twee par
tijen, welke geen van beide tot de
Christenen behoren.
Ook Bethlehem, de plaats, waar
naar in deze dagen de gedachten der
Christenheid meer dan ooit uitgaan,
is in handen van Jordanië en onder
de tegenwoordige omstandigheden is
van een vrije pelgrimage naar deze
voor de Christenen van de gehele
wereld zo dierbare plek geen sprake.
Hoelang zal deze hoogst onbevre
digende toestand nog duren? Zal de
jongste uitbarsting van de reeds ja
ren aanwezige spanning, de uitval der
Israëliërs in Sinai, eindelijk de aan
leiding zijn voor de Verenigde Na
ties om een regeling te treffen in de
onhoudbare toestand daar in het Mid
den-Oosten?
Of zal men weer verder voortsuk
kelen met de wapenstilstand, zoals
men reeds meer dan acht jaren door
gesukkeld heeft, van het éne inci
dent naar het andere?
Voorspellingen kunnen wij niet
doen: wij kunnen slechts hopen, dat
de profetie van Isaias ;n vervulling
gaat: „Volk van Sion, zie de Heer
zal komen om de volkeren te verlos
sen".
Contrasten in Israël. Het aloude schip der woestijn naast een moderne mi
litaire motorrijder.