WAT WETEN de Australiërs van Nederland De ttKALVERSTRAAT'1 van Alphen gezien vanaf de Pieter Doelmanstraat IS HET ETEN VAN RAUWKOST GEZOND? JViak met de faanóe &Cag.' gedaupt DE LEIDSE COURANT 1 PRAATJE Bil 'N OUD PLAATJE DEZAGEN EN BESCHREVEN WIJ bij een vorige gelegenheid de Van Mandersloostr. vanf de Aarburg, nu dersloostraat vanaf de Aarbrug, nu willen wijjjdeze belangrijke „Kalver- straat" van deze gemeente zien uit een ander gezichtspunt, namelijk vanaf de Pieter Doelmanstraat. De foto welke wij hierbij publiceren toont een deel van de linkerzijde van genoemde straat van omstreeks 1900. Dit beeld zal voor zeer velen al bij de eerste oogopslag de vraag doen opwerpen: Waar is dit toch? En terecht! Er is van wat de foto laat zien, voor wat de beneden ge deelten van de panden betreft, let terlijk niets meer hetzelfde, als wij nu door deze drukke winkelstraat wandelen. De meest spectaculaire verande ringen hebben in de loop van de laatste 55 jaren wel ondergaan de winkel welke wij op de voorgrond tien en welke het opschrift draagt „Manufacturen en gemaakte goede ren", alsmede het daarnaast staande gesloten huis. Het winkelhuis met de pilaren er voor is de manufacturen en dames- confectiehandel van de heer C. J. Winninghoff. Zo was de zaak van 1848 tot 1898, welke negen jaren te voren, in 1839 werd opgericht door de heren B. Kauling en B. Keus. In 1860 vertrok de heer B. Kauling en werd de zaak voortgezet door zijn mede-firmant, die in 1865 overleed, en opgevolgd werd door zijn zoon B. Keus Jr. Deze vertrok in 1869 naar Amerika, nadat hij de zaak had overgedaan aan zijn neef August Kauling. In 1888 veranderde de zaak opnieuw van eigenaars, toen ze werd overgenomen door de heren Ant. Winninghoff en zijn neef. B. Schier - mann. De zaak werd toen gevoerd onder de naam fa. Winninghoff en Co. Twintig jaren later, in 1908 ver trekt ook de neef naar het buiten land en de heer Winninghoff leidt de zaak als enige eigenaar, totdat hij zich in 1933 wegens een oogziekte genoodzaakt ziet de leiding van de zaak over te dragen aan zijn zoon. Vanaf de oprichting1 is deze zaak steeds van familie op familie over gegaan. In 1939 werd het eeuwfeest groots gevierd. Drie maal. Voor zover ons bekend werd de zaak in de periode van haar bestaan drie maal verbouwd. In 1898 verdwe nen de pilaren zie de foto en werd de pui naar voren gebracht waarin twee ruime etalages werden gemaakt. In 1946 werd het interieur in overeenstemming gebracht met de eisen des tijds, waarna in 1949 de voor-benedenzijde opnieuw een mo dernisering onderging. De bovenzij de is, behoudens een siersmeed-werk hekje voor de ramen, ongewijzigd gebleven. Ook de poort aan deze zij- ae van de winkel is er nog. De af scheiding aan de straat is nu van steen opgetrokken tot aan de gevel top van het aangrenzend perceel. Narigheid. Er is een zeer ernstig ongeval be kend waarbij een jongetje, dat met andere kinderen krijgertje speelde om de pilaren heen en daarbij uit gleed en met zyn hoofd tegen de scherpe hoek van de ijzeren rand botste, aan de gevolgen overleed. Blijkens het opschrift van de raambiljetten: „Uitverkoop wegens verbouwing", werd de foto kort voor de gedaanteverwisseling van dit pand genomen. Naast de winkel van de toenmali ge fa. Winninghoff en Co., later fir ma Winninghoff voorheen A. Kau ling, zien wij het woonhuis van de drogist Varossieau. Het werd voor hem gebouwd door zijn vader, de toenmalige burgemeester van Aar- landerveen Van Mandersloostraat was toen een deel van de gemeente Aarlanderveen die zelf aan de Rijnkade woonde in het pand waar thans mevr. de Wed. Hazebroek nog woont. Gelijktijdig werd ook het winkel- en woonhuis ernaast opge trokken, waarin de drogisterij werd gevestigd. Het gesloten woonhuis zoals de fo to het toont, is er niet meer. Het werd afgebroken omstreeks 1930 en op de plaats verrees de moderne win kel met opslagruimte en woonhuis drie verdiepingen hoog van het kruideniersbedrijf Zijlstra. De drogisterij is er nog. Zelfs de „gaper" boven de ingang heeft het zolang uitgehouden, al werd hij wel eens een keertje van zijn „troon" ge stoten door voorbijrijdende voertui gen. Wel is het benedengedeelte van dit pand eveneens gemoderniseerd. Na de heer Varossieau is mej. Scholten als drogiste in de zaak ge komen, vervolgens de echtgenote van de muziekleraar de heer J. M. de Munnik, daarna twee dochters van de heer David van Dien (Jans en Judith). Zij werden opgevolgd door de heer M. Bezemer, die na de laatste wereldoorlog de drogisterij heeft overgedaan aan de huidige eigenaar, de heer C. Maartense. In het pand naast de drogisterij was destijds gevestigd de Rijnlandse di- licatessenhandel van de fa. A. J. Grobbe, nadat dit bedrijf, op beschei den schaal enige tijd aan de over kant van de straat was gevestigd in het pand waar thans de sigaren en cigarettenwinkel (en aanverwante artikelen) „De Toko" wordt gedre ven. Huizenrij. Dit pand op de foto nog een ge sloten huis werd door de fa. Grob be verbouwd tot winkel en werd een bovenverdieping rijker. De zaak is omstreeks 1930 overge gaan aan de heer J. Hazebroek, wiens zoon Cees de zaak nog voortzet en als wij goed zijn ingelicht ingrijpende verbouwingsplannen koestert, waar toe het, mi nog gesloten huis ernaast, zal worden bijgetrokken. In dit woonhuis woonde oorspronkelijk de heer Grobbe, later de heer Haze broek. Vervolgens werd de woning afgesplitst en door een tweetal ge zinnen bewoond. Thans staat de wo ning reeds leeg. Het witte huis dat hierna volgt is de vele jaren gedreven kapperszaak van de heer Joh. v. d. Louw. Toen deze in de dertiger jaren overleed, werd de kapperszaak opgeheven en zette zijn dochter de zaak in kap persbenodigdheden, byouteriën etc. voort en heeft juist dezer dagen het interieur van de winkel laten mo derniseren. Nieuw aanzien. Dan zien wij op de foto het pand waarin de laatste 25 a 30 jaren de heer B. F. G. Sporman zijn winkel dreef in horloges, zilverwerk enz. Dreef, want ae zaak is door hem opgeheven. In dit pand is men thans druk doende om het geheel een nieuw aanzien te geven t.b.v. de boekhandel van de heer J. M. Haas beek, die nu nog in de Raadhuis straat is gevestigd. Voordat de heer Sporman zich aldaar vestigde, be stond de winkel uit twee delen. In het ene was de grutterswinkel ge vestigd van de heer J. v. d. Kolk. Zijn beide zoons J. en G. J. v. d. Kolk hebben de zaak nog enkele jaren voortgezet en daarna geliquideerd. In het andere, kleine gedeelte van dit pand, het eerste vanaf de Pieter Doelmanstraat gezien, waren voor dat de heer Sporman het geheel tot zijn horlogerie zaak betrok, allerlei zaken gevestigd, veelal voor kortere duur. Voor zover wij hebben na gaan heeft daar gezeten zekere Kie kens (manufacturen), L. N. van Dien (eveneens manufacturen, welke zaak later werd gevestigd op de hoek Van Mandersloostraat-Aarkacle), vervol gens een clandestiene handel in vuurwapens, buitenlandse gelden enz, welker ontstaan en bestaan ver moedelijk sterk correspondeerde met de vele „bewoners zonder vaste woon- of verblijfplaats" van het drie tal logementen op de Aarkade; de Weduwe Zuidam had er haar ma- nuf acturenhandel in en de heer C. van Tol die eigenïijk van alles deed zijn groentenbandel. In la tere tijd verhuisde hij naar Amster dam. Of hij dit „in goede doen of in minder goede doen" heeft gedaan is niet met zekerheid te zeggen. Boffertje. Wel dat zijn zoon zo fortuinlijk is geweest om twee maal kort achter een de hoofdprijs uit de loterij te trekken en dat hij thans o.a. direc teur is van het Metropole-Tuschins- ki-Theater in Den Haag. Als laatste pand is op de foto nog net te zien de zaak van de klokken maker P. van Wijngaarden. Dit pand is omstreeks 1913 afgebroken en als twee winkelpanden opgebouwd, zonder dat er aanvankelijk enige bestemming hieraan was gegeven. Nog tijdens de bouw werd het even wel aangekocht door de firma Wijn- bergh en Co. het bekende kruide niersbedrijf, dat tot voor enkele ja ren in deze winkel met twee in gangen werd uitgeoefend. Na enige maanden leeg te hebben ge staan werd de winkel ingericht voor de firma Peltenburg's Radiohandel e.d. welke aanvankelijk in de Pieter Doelmanstraat en later op de hoek Van Mandersloostraat en Van Boet- selaersraat was. Helemaal links op de voorgrond is op de foto nog een hoekje te zien van de huidige kaashandel „De Kaas hal" van de heer J. C. van Muijen. Thans is ook hier een etalage in de pui. Gesloopt. In vroeger jaren woonde daar de schilder Frank de Jong, die tevens in koffie, thee enz. „deed". Zijn grootvader, de heer J. de Jong had destijds een boter- en kaashandel, benevens grutterswaren dit laat ste echter van geringe omvang in het pand in de Pieter Doelmanstraat, waar laatstelijk de slagerij van de heer F. Schmal en diens zoon was gevestigd. Deze woning is gelijk met de andere panden aan de noord oostelijke kant van de straat aan af braak ten prooi gevallen wegens de momenteel in uitvoering zijnde ver breding van de straat, de bouw van de nieuwe brug, en de verruiming van het hart van Alphen aan den Rijn. Deze mijnheer De Jong was des tijds nog enige tijd pachter van de Alphense brug. Verliezen we ons in nog wat oude re historie van de Van Mandersloo straat ,dan zien we, dat hier eens ook een of meerdere stenen pijpen- bakkerijen zijn geweest. In die rich ting wijzen n.l. de talrijke vondsten die men deed bij de verbouwings werkzaamheden welke nu worden verricht in- en achter het pand van de heer Sporman. Nadere bijzonder heden hebben wij bij destijds het bekend worden van de vondsten ge publiceerd. Het jochie met z'n vingertje in de dijk (Van onze correspondent in Australië). Men kan er de Australiërs niet te hard om vallen, dat zij weinig of niets weten van Nederland; indien er geen tachtigduizend Nederlanders hier zouden zijn, dan ware men ook in ons land practisch volmaakt on bekend met alles aan deze zijde van de evenaar. Middels woord en geschrift komt daarin wel wat verandering, hoewel allerminst kan worden gezegd, dat de emigranten die hier arriveren, zich reeds een klaar beeld omtrent hun nieuw vaderland hebben ge vormd. Wat zou men kunnen verwachten van de Australiërs, die weinig of niets uit de oude wereld vernemen? Het was op de dag der verjaring van onze Koningin, dat ik sprak met de secretaresse van een vrij grote onderneming. „Gunst", zei ze, „hebben jullie óók een Koningin; ik dacht dat de Ko ningin van Engeland tevens jullie koningin was. Nu moet ik hiebbij opmerken, dat deze jongedame wel uitzonderlijk weinig omtrent ons Vorstenhuis wist, want de meeste Australiërs zijn daar van goed op de hoogte en tonen er interesse voor te bezitten. Nog dezer dagen zag ik in ver schillende bladen een artikel over prinses Beatrix. Doch in Ihet alge meen heerst er in Australië grote on bekendheid omtrent Nederland, on danks het feit dat onze immigranten in hun beperkte kring er wel over vertellen. Helaas zijn er immigranten, die menen bij de Australiërs een goede beurt te maken, indien zij royaal van hun eigen vaderland roddelen en al les van het nieuwe land prijzen. Dezulken gaat een goed vaderlan der schouderophalend voorbij! Die ene geschiedenis Er is eigenlijk maar één geschie denis over ons land in Australië be kend, n.l. die van het jongetje met z'n vinger in de dijk. U weet wel, het verhaal over dat knaapje, dat op een stormachtige avond water door een gaatje in de dijk zag druppelen en toen z'n vin gertje in dat gat stak en aldus een overstromingsramp wist te- voorko men. Het knaapje stierf daarbij de heldendood. Hoeveel maal heb ik dat verhaal hier reeds moeten, aanhoren, als be-' wijs dat men wel iets van Holland! wist. Ik kan er nimmer toe komen ga- noemde tragedie alle realiteit te ont zeggen; het zou zulk een teleurstel ling voor onze Australiërs beteke- nen! Nu ja, verder weet men natuurlijk alles van de tulpen; de molens; het water, en dat we allemaal op klom pen lopen. Veel verder gaat de al gemene kennis omtrent Nederland niet. Meermalen heb ik de vraag ho ren stellen, of we ook auto's hebben en trams en treinen; electriciteit on goede huizen. Eerlijk gezegd heb je dan wel eens de neiging een té duidelijk antwoord te geven, omdat je bloed dan gaat kruipen waar het niet gaan kan, doch de onnozelheid van de Austra liërs in dit opzicht, geeft alle reden tot matigheid. Want, wat wéét en wéét gij in Ne derland eigenlijk van dit nieuwe we relddeel? Dachten en denken? velen niet dat er hier in hoofdzaak een zwarte bevolking woont; dat er bijna niets te koop is wat op modern ge lijkt; er geen behoorlijke wegen zijn en eigenlijk alle verschijnselen van civilisatie ontbreken? En de Australiërs zijn kwaad Een Australische dame die Europa had „gedaan", vertelde mij dezer da gen zeer verstoord over de onbe kendheid welke zij, vooral in Enge land, had aangetroffen ten opzichte van haar land. „Ze wisten niet eens dat we hier Universiteiten hebben", toornde zij. Haar heb ik toen een en ander me degedeeld omtrent de vragen welke mij soms over Nederland worden ge steld, hetgeen de schaal van onbe kendheden weer in evenwicht bracht! En moge in dat alles enige veran dering komen, mede doordat een toe nemend aantal Australiërs reisjes naar Europa gaat maken, doch dit betekent lang niet, dat men weder zijds met elkaar goed op de hoogte raakt. Bij de verhalen omtrent eikaars domheden, speelt uiteraard het chau. vinisme een grote rol, die er de kleur aan brengt! Zoals iemand, die zo terloops in alle bescheidenheid den volke be kend wilde maken, dat hij „over zee" was geweest en daartoe als waarschuwing in een ingezonden stukje verhaalde, dat men in Europa op z'n koffers moet letten, omdat er zo vreselijk wordt gestolen. De man zou eens moeten praten met immi granten, die hier hun spulletjes thuis krijgen De ambassadeur en de krant. Bij beantwoorden van de vraag hoe het komt, dat men in Australië zo heel slecht over ons land is ge- informeerd, dient allereerst vastge steld, dat de kranten hier zich wei nig aan het nieuws uit andere lan den gelegen laten liggen. Een enkel buitenlands berichtje, liefst van wat pikante aard, vindt nog weieens een plaatsje, doch veel dieper gaat de belangstelling niet. En het is toch eigenlijk middels de krant, dat bewoners van diverse landen elkaar moeten leren kennen. Het was de directeur van het In ternationaal Persinstituut te Zürich, die tijdens het onlangs daar gehou den congres van Europees-Ameri kaanse verenigingen constateerde, dat dank zij de buitenlandse corres pondenten de bevolking van de ver schillende naties over elkaar worden ingelicht waardoor zij veel belang rijker werk in dat opzicht verrich ten althans wat de „goodwill" be treft dan de ambassaden doen. Waar de Australische bladen bijna geen eigen correspondenten in het buitenland bezitten, in elk geval weinig copy van informerende aard plaatsen, blijven de Australiërs on wetend omtrent hetgeen zich in an dere landen der wereld afspeelt. Een verhaaltje over „vrijerij op Volendam in oude tijden", zoals ik enige tijd geleden in een Australisch blad aantrof, kan men bezwaarlijk als „voorlichtend" beschouwen! In dit opzicht heeft t.b.v. de grote Franse inzending tijdens de ver maarde Paastentoonstelling in Syd ney, voor dat land goede reclame ge geven, hetgeen zich in ruimer han delsverkeer realiseerde. Nederland doet behalve dan middels de immigranten weinig van zich spreken. Wanneer een emigrantenschip ar riveert, treft men in de bladen vaak een verhaaltje aan, indien er iets „aardigs" valt te vermelden, doch algemeen informerend is iets derge lijks zeker niet! En de reizende Australiërs zijn lang niet altijd de meest betrouw bare informanten over Europa! Het feit dat de voorlichting over ons werelddeel grotendeels aan dit soort gelegenheids-informanten wordt overgelaten, werkt niet mee om het beeld duidelijker te maken. En daarom valt niet te verwachten dat het inzicht van de Australiërs in onze Nederlandse toestanden zich zo snel zal verbeteren, als zulks in om gekeerde richting het geval is. Vlees nauwelijks te overtreffen Alle plantenetende dieren zijn eigenlijk rauwkosteters. Zij bezitten vaak bizondere spijsvertegeringsor- ganen om dit plantaardige voedsel te verwerken. De graanetende vogels hebben een krop, de kip heeft een spiermaag en onze runderen ver schillende magen en een reusachtig darmstelsel. Al deze dieren zijn hiertoe op speciale wijze uitgerust. De vertering van rauwe plantaar dige kost is voor het organisme een zware taak, bovendien is plantaar dig voedsel een schrale energiebron en er moeten grote hoeveelheden van worden genuttigd om tot een voldoende hoeveelheid calorieën te komen. Het konijn zit daarom de ge hele dag te peuzelen en een klein t beestje als de zijderups is genood- j zaakt om twaalf kilogram voedsel tot zich te nemen om een gewicht van enkele grammen te bereiken. Bij de meeste plantenetende dieren draait het grootste deel van hun be staan daardoor om de voedselopna- me. Gekookt beter dan rauw. Ook de mens kan zijn behoefte met rauwkost dekken, alhoewel daar in de praktijk meestal enkele andere voedingsmiddelen zoals melk en I eieren aan worden toegevoegd. Wij hebben bij onze bespreking natuur lijk het oog gericht op gezonde men sen. Voor de geheel gezonde mensen zijn er eigenlijk nauwelijks goede gronden aanwezig, waarom het ge bruik van deze biologisch nu een maal minderwaardige kost aanbeve ling zou verdienen. Ook de vegetarische voeding be staat in hoofdzaak uit plantaardige producten, die echter niet alleen rauw, maar ook gekookt worden ge geten. Bij het koken van spijzen wordt door de verhitting een groot deel van de arbeid verricht die an ders geheel en al door de spijsver teringsorganen zou moeten worden gepresteerd. Het koken betekent voor het lichaam een enorme ener giebesparing; de eveneens calorieën- arme vegetarische voeding heeft hierdoor een veel groter nuttig ef fect dan rauwkost. Behalve plant aardige producten gebruiken veel vegetariërs ook melk, room, kaas en eieren plantaardig voedsel is een schrale eiwitbron en de eiwitbehoef te van het lichaam kan op deze wij ze naar behoren worden gedekt. Vlees en energie. Uit het oogpunt van energie is vlees een nauwelijks te overtreffen voedingsmiddel. Het plantenetende dier werkt voor de mens: in het dier lijk organisme worden de cellulose- rijke planteneiwitten reeds omge vormd tot stoffen die meer in het menselijk lichaam thuishoren. Door het eten van vlees voorziet de mens zich van bouwmaterialen, die prac tisch gebruiksklaar zijn, wanneer ze op hun plaats van bestemming aan komen. In dierlijk voedsel bevinden zich overigens nog tal van voor het leven zeer waardevolle bestanddelen en zo behoeft het ook geen verwondering te wekken, dat de vleesetende hond in tegenstelling tot het konijn, maar af en toe iets nuttigt. Het merendeel van de deskundigen op voedingsgebied is van mening, dat de mens het meeste profijt heeft van een kost die per dag 400 gram kool hydraten, 50 gram vet en 50 tot 70 gram eiwit bevat, een voeding, die men eigenlijk alleen kan samenstel len uit plantaardig en dierlijk voed sel beide. Vegetariërs brengen nu een groot aantal wetenschappelijke argumen ten in het midden, waaruit zou moe ten blijken, dat het gebruik van dier lijk voedsel voor de mens schadelijk is en dat de bouw van de menselijke spijsverteringsorganen meer op het gebruik van plantaardig voedsel in gericht is. Alhoewel het laatste woord in deze materie zeker nog niet is gesproken, moet toch worden ge zegd, dat de vegetariërs in hun we tenschappelijke bewijsvoering niet bijzonder sterk staan en het is eigen lijk niet helemaal begrijpelijk waar om zij juist op dit gebied steeds weer in het strijdperk treden! Ethische motieven. De kracht van het vegetarisme ligt immers geenszins op het terrein der wetenschap. De grote Aziatische voorgangers van het vegetarisme, verboden hun volgelingen het ge bruik van dierlijk voedsel uit ethi sche motieven cn ook de klassieke moralisten en vele anderen hebben nooit geleerd, dat de mens er licha melijk gezonder op zou worden, wan neer hij zich het gebruik van vlees ontzegde. Vele grote figuren waren vegeta riër, omdat zij het doden van een dier als een misdaad beschouwden. Shelly spreekt in verband met het vegetarisme niet over de menselijke gezondheid, maar over de menselijke waardigheid. Bij de bestudering van het vegeta risme laten de liefde tot het dier en de eerbied voor het leven een veel diepere indruk achter, dan de talrij ke zeer aanvechtbare wetenschappe lijke argumenten. WAAR GAAT DAT HEEN? Tijdens een feestje in de Marbeuf-bioscoop in Parijs heeft de Franse ko miek Jean Richard samen met Minou Drouet, het Franse wonderkind, waar van de gedichten zo'n opschudding hebben veroorzaakt, het elf maanden oude olifantje „Niok" gedoopt. Niok werd door Pierre Bertolio gevangen in Cambodja en treedt in diverse films op met de beroemdste Franse sterren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidse Courant | 1956 | | pagina 13